direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Dorpskernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPdorpskernen-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals bedoeld in lid 1.12 sub b met daaraan onderschikt het als neventak van de bedrijfsvoering uitoefenen van intensieve veehouderij zoals bedoeld in lid 1.12 sub c;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': tevens een intensieve veehouderij zoals bedoeld in lid 1.12 sub c;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch loonbedrijf;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals windturbines, groen, water, nutsvoorzieningen, verkeers-, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per volwaardig agrarisch bedrijf is één agrarische bedrijfswoning toegestaan met dien verstande dat de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg waaruit het agrarisch bedrijf ontsloten wordt, maximaal 50 m bedraagt;
  • c. de bebouwing dient aansluitend op de bestaande bebouwing gerealiseerd te worden; indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • d. het oppervlak aan bijgebouwen per bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 650 m³;
  • f. de goothoogte van overige gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • g. de bouwhoogte van voedersilo's, hooibergen en windturbines bedraagt ten hoogste 15 m;
  • h. de doorsnede van mestsilo's bedraagt ten hoogste 25 m;
  • i. de inhoud van mestsilo's bedraagt ten hoogste 2.500 m³;
  • j. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt ten hoogste 6 m;
  • k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van een 2e agrarische bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf bij een omgevingsvergunning afwijken voor een tweede bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de 2e bedrijfswoning gebouwd wordt op hetzelfde bouwperceel als de 1e bedrijfswoning;
  • b. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien het een agrarisch productiebedrijf betreft;
  • c. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de aard, de inrichting, de omvang en de continuïteit van het betrokken bedrijf het arbeidsaandeel van ten minste twee arbeidskrachten vergt en huisvesting van deze tweede arbeidskracht in een woning op de bedrijfsgrond noodzakelijk is in verband met het toezicht;
  • d. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de 2e bedrijfswoning is bestemd voor de huisvesting van de persoon die daadwerkelijk als arbeidskracht als bedoeld onder sub b op het betrokken bedrijf werkzaam is;
  • e. een omgevingsverginning wordt uitsluitend verleend indien binnen het betrokken bedrijf nog geen 2e bedrijfswoning aanwezig is;
  • f. een verzoek om een 2e agrarische bedrijfswoning wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder b en c genoemde voorwaarden is voldaan.

3.3.2 Ten behoeve van voedersilo's

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de maximale bouwhoogte van voedersilo's zoals bepaald in lid 3.2 sub g, met inachtneming van het volgende:

  • a. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • b. de maximum bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 25 m;
  • c. de overwegingen van landschapsbelang dienen zich niet te verzetten tegen de verhoging;
  • d. een verzoek om verhoging van de voedersilo wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige en een natuur- en landschapsdeskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a en c genoemde voorwaarden is voldaan.

3.3.3 Ten behoeve van overschrijding agrarisch bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven, bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 3.2 onder a voor het overschrijden van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de overschrijding bedraagt ten hoogste 15 m;
  • b. het gezamenlijke oppervlak van het tot een bedrijf behorend bouwperceel bedraagt ten hoogste 1 ha;
  • c. overschrijding is alleen toegestaan ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden overeenkomstig de bestemming op de naastgelegen percelen mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. het agrarisch bouwvlak voorzien wordt van een goede landschappelijke inpassing;
  • f. een verzoek voor overschrijding van een agrarische bouwvlak wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder b, c en e genoemde voorwaarden is voldaan.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Wijzigingsbevoegdheid bedrijf

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in lid 3.1 genoemde gronden te wijzigen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. van de agrarische bouwpercelen mag de bestemming gewijzigd worden in 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf', 'semi-agrarisch bedrijf' of 'instelling van agrarisch belang' als bedoeld in lid 1.13, 1.62, 1.85 en met dien verstande dat:
    • 1. gebleken is dat de vestiging op een agrarisch bedrijventerrein onmogelijk is;
    • 2. per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning toelaatbaar is;
    • 3. als bedrijfswoning als bedoeld onder 2 wordt aangemerkt de binnen het betrokken bouwperceel reeds aanwezige woning;
    • 4. het oppervlak van de bedrijfsgebouwen niet groter mag zijn dan op de dag van tervisielegging van het ontwerp van de wijziging van het plan;

met dien verstande dat er geen afbreuk wordt gedaan aan een veilig en doelmatig functioneren van de verkeersvoorzieningen en voorts rekening gehouden wordt met landschappelijke en milieuhygiënische aspecten;

  • b. van de onder a bedoelde gronden mag, uitsluitend indien sprake is van bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf, de bestemming gewijzigd worden:
    • 1. ten behoeve van praktijk- en kantoorruimten tot een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
    • 2. ten behoeve van de vestiging van bedrijven geen detailhandelsbedrijven zijnde, welke voorkomen in de categorieën A en B1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', alsmede bedrijven welke niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' vermeld zijn maar die blijkens een daartoe strekkend advies van de milieudeskundige naar hun aard en hun invloed op de omgeving - de verkeersaantrekkende werking daarbij in aanmerking genomen - gelijkwaardig zijn aan de bedrijven genoemd in de categorieën A en B1;

met dien verstande dat:

      • de bedrijven qua aard en schaal en binding passen bij de kern en de omgeving;
      • geen afbreuk wordt gedaan aan een veilig en doelmatig functioneren van de verkeersvoorzieningen;
      • het bepaalde onder a sub 1 t/m 4 van overeenkomstige toepassing is;
      • geen vestiging elders in de gemeente c.q. op een gemeentelijk bedrijventerrein mogelijk is;
      • de bedrijfswerkzaamheden zich beperken tot uitoefening van een beroep-aan-huis of geringe opslag van materialen binnen bedrijfsgebouwen;
  • c. het college van burgemeester en wethouders vragen advies aan: de agrarische deskundige over de voorgenomen wijziging als bedoeld onder a; de milieudeskundige over de voorgenomen wijziging als bedoeld onder a en b; de natuur- en landschapsdeskundige over de voorgenomen wijziging als bedoeld onder b.

3.4.2 Wijzigingsbevoegdheid omschakeling bedrijf

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in lid 3.1 genoemde gronden op onderdelen te wijzigen ten behoeve van de (nieuw)vestiging dan wel omschakeling van een agrarisch bedrijf met dien verstande dat de in lid 3.2genoemde eisen in acht worden genomen en mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de (nieuw)vestiging betreft een grondgebonden veehouderij of een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: omschakeling is uitsluitend toegestaan naar een grondgebonden veehouderij of een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. voor een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf geldt dat deze zich uitsluitend mag vestigen op een bestaande agrarisch bedrijfslocatie;
  • c. de bedrijfseconomische noodzaak van de vestiging/verplaatsing/omschakeling dient aangetoond te worden;
  • d. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf, dan wel van een bedrijf met reëel perspectief om binnen enige jaren tot volwaardig bedrijf uit te groeien;
  • e. er dient een bouwvlak op maat te worden toegekend door middel van het opnemen van de aanduiding 'bouwvlak';
  • f. een nieuwe bedrijfswoning kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • g. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • l. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • m. vooraf dient omtrent het bepaalde onder d en e advies te zijn ingewonnen van een onafhankelijke ter zake deskundige.

3.4.3 Wijzigingsbevoegdheid vrijkomende agrarisch bebouwing

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in lid 3.1 genoemde gronden te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing', waarbij uitsluitend de volgende niet-agrarische bedrijven zijn toegestaan:

  • 1. bedrijven, te weten overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorieën A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', dan wel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn;
  • 2. agrarische hulp- en nevenbedrijven;

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarische hulp- en nevenbedrijven, behoudens loonbedrijven, zijn niet toegestaan in het gebied ten noorden van de Graafstroom, de Alblas en de Goudriaan;
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet meer dan 750 m² mag bedragen;
  • f. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. detailhandel is niet toegestaan;
  • l. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in lid 3.1omschreven waarden;
  • n. de regels van de bestemming 'Bedrijf' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.4.4 Wijzigingsbevoegdheid cultuurhistorische bebouwing

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in lid 3.1 genoemde gronden te wijzigen, voor zover de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek', teneinde ten behoeve van het behoud van deze panden, splitsing in meerdere woningen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging uitsluitend wordt toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • b. het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - behouden blijft;
  • c. de inhoud van het te splitsen gebouw minimaal 1.000 m³ bedraagt;
  • d. voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • e. voor het overige het bepaalde in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van toepassing is;
  • f. indien een in dit lid bedoeld pand wordt afgebroken of anderszins tenietgaat, vervalt deze wijzigingsbevoegdheid.

3.4.5 Wijzigingsbevoegdheid 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1'

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in lid 3.1 genoemde gronden te wijzigen, voor zover de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn voorzien van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1', in de bestemming 'Woongebied', met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen na wijziging ten hoogste 11 bedraagt;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste 6 m bedraagt;
  • c. voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd;
  • d. uit bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie(s);
  • e. de regels van de bestemming 'Woongebied' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.