direct naar inhoud van 5.4 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Dijkverzwaren Nieuw-Lekkerland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPdijkverzwarenNLL-VG02

5.4 Archeologie en cultuurhistorie

5.4.1 Archeologie

De Wet op de archeologische monumentenzorg beschrijft het beleid ter bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan wordt in ruimtelijke plannen het behoud van archeologische waarden meegewogen.

De voormalige gemeente Nieuw-Lekkerland, heeft een eigen archeologisch beleid in werking gesteld. Op basis van dit beleid kent de gemeente Molenwaard aan het gehele dijktraject een middelhoge archeologische verwachting toe voor de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Tevens geldt op sommige stukken, zoals Kinderdijk, een zeer hoge verwachting. Voor deze zones geldt, dat bij ingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht. In dit kader is door RAAP Archeologisch Adviesbureau een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd op het traject Kinderdijk - Schoonhovenseveer. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5 van deze toelichting.

Binnen het plangebied is op een groot aantal locaties historische bebouwing bekend en zijn archeologische vondsten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aangetroffen. Zowel de historische bebouwing als deze archeologische vondsten houden verband met de ontginningsas op/langs de Lekdijk daterend uit de Late Middeleeuwen en de historische kern van Streefkerk. Daarnaast zijn in Streefkerk bewoningssporen uit het Mesolithicum - Vroege Bronstijd bekend.

De dijkversterkingsmaatregelen kunnen een bedreiging vormen voor de bovenbeschreven archeologische waarden. Het gaat met name om het plaatsen van damwanden, het afgraven van op- en afritten langs de dijk, het aanbrengen van binnendijkse steunbermen, de aanleg van sloten en de sloop en herbouw van woningen.

Op basis van de archeologische verwachting en de aard en locatie van de verschillende ingrepen is een beeld verkregen van de gebieden waar (potentiële) archeologische waarden bedreigd worden. In tabel 5.4 is per ingreep een advies gegeven met betrekking tot benodigd vervolgonderzoek. Uitgangspunt bij de uitvoer van archeologisch onderzoek is, het streven naar behoud in situ. De advieszones zijn in de kaartenbijlage van het archeologisch bureauonderzoek op kaart weergegeven.

Tabel 5.4. Benodigd vervolgonderzoek

ingrepen dijkversterking   vervolgonderzoek  
Advieszone 1: geen ingrepen   geen vervolgonderzoek (bij ingrepen tot 30 cm beneden maaiveld)  
Advieszone 2: aanleg van sloten en/of het plaatsen van damwanden in gebieden waar geen oudere stroomgordels of donken in de ondergrond voorkomen en geen sprake is van historische bebouwing   karterend booronderzoek  
Advieszone 3: aanleg van vierkante dijk in combinatie met het afgraven van een deel van de historische Lekdijk   archeologische begeleiding  
Advieszone 4: plaatsen van diepwanden in recente dijktrajecten (van na 1985)   geen vervolgonderzoek  
Advieszone 5: aanleg van steunbermen in de historische kern of op ontginningsas waar historische bebouwing bekend is   aanvullend bureauonderzoek in combinatie met een booronderzoek  
Advieszone 6: plaatsen van damwanden tot in het rivierduinzand en/of in de afzettingen van oudere stroomgordels   karterend booronderzoek  
Advieszone 6: plaatsen van damwanden in de historische dijk of in de ontginningsas   archeologische begeleiding  
Advieszone 7: amoveren bebouwing binnen de historische kern of ontginningsas   archeologische begeleiding  

Op hoofdlijnen betekent dit, dat de buitendijkse werkzaamheden geen verder archeologisch onderzoek behoeven en dat bij binnendijkse werkzaamheden waar directe danwel indirecte bodemingrepen tot in de historische dijk of tot in de oevers van de Lek of dieper, mogelijk schadelijk zijn voor potentieel aanwezige archeologische resten. In het laatste geval wordt karterend onderzoek, aanvullend bureauonderzoek ofwel archeologische begeleiding geadviseerd. Dit onderzoek wordt voorafgaande aan de uitvoering van de dijkversterking uitgevoerd.

De archeologische begeleiding conform het protocol inventariserend veldonderzoek voor proefsleuven en een proefsleufonderzoek behoort conform de KNA versie 3.2 plaats te vinden op basis van een Programma van Eisen (PvE). Dit PvE is opgesteld en door de gemeente als bevoegd gezag goedgekeurd. Tijdens de uitvoering van dijkversterking vindt tevens de uitvoering van dit PvE plaats. Hierdoor wordt invulling gegeven aan de verplichtingen vanuit de Wet op de archeologische monumentenzorg.

In onderhavig plan is verder ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden in de regels een dubbelbestemming 'waarde-archeologie' opgenomen. Deze draagt zorg dat bij nieuwe ingrepen in de bodem de archeologische waarden voldoende beschermd worden.

Conclusie

Door archeologisch onderzoek, het goedgekeurde Programma van Eisen en de eisen voor de uitvoering die hieruit voortkomen, wordt invulling gegeven aan de verplichtingen vanuit de Wet op de archeologische monumentenzorg. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het uitvoeren van het voorgenomen plan.

5.4.2 Cultuurhistorie

De provincie Zuid-Holland heeft haar Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) in kaart gebracht. De provincie heeft daarbij als input voor de Structuurvisie zogenaamde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld, waarin het provinciaal belang is weergeven. De Alblasserwaard/Vijfheerenlanden is als één van zestien 'Topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland' benoemd: gebieden waar cultuurhistorische waarden in bijzondere mate en in onderlinge samenhang voorkomen.

Voor de topgebieden geldt de als sturingsstrategie 'continuïteit van karakter': behouden en versterken van de structuur door het herkenbaar houden van de ruimtelijke kenmerken hiervan (verkavelingsrichting, openheid, bebouwingsstructuur, profiel van kades, wegen en waterlopen). Als onderdeel van het topgebied is vervolgens het 'Panorama Kinderdijk' als 'kroonjuweel' benoemd. Hiervoor geldt het behouden en versterken van zowel de structuur alsook van fysieke elementen (gebouwen, waterlopen, kades, en degelijke) door het herkenbaar houden van de ruimtelijke kenmerken hiervan (verkavelingspatroon, openheid, bebouwingsstructuur, profiel van kades, wegen en waterlopen).

De negentien molens van Kinderdijk zijn aangewezen als molenbiotoop en zijn van zeer hoge waarde. Kinderdijk is dan ook een beschermd stads- en dorpsgezicht. Daarnaast is ook het dijklint zelf met de aangrenzende bebouwing beeldbepalend in het landschap.

Afbeelding 5.3. Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BPdijkverzwarenNLL-VG02_0011.png"

Cultuurhistorische elementen of structuren kunnen als gevolg van de dijkversterking onder druk komen te staan. Voor de bouwwerken langs de dijk is een cultuurhistorische waardebepaling verricht. Tevens is voor onderhavig plan een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Daarin wordt aandacht besteed aan onder meer de kernkwaliteiten, de openheid van het landschap, de dijk als herkenbaar element in het landschap en bebouwingskarakteristieken. Op deze manier worden de dijkversterkingsmaatregelen zo goed mogelijk in het landschap gepast.

Daarnaast is ten behoeve van de bescherming van de molenbiotopen in de regels de aanduiding 'molenbiotoop' opgenomen. Hierin worden regels gesteld over onder meer de bouwhoogte van omliggende bebouwing.