direct naar inhoud van 5.3 Ecologie
Plan: Dijkverzwaren Nieuw-Lekkerland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPdijkverzwarenNLL-VG02

5.3 Ecologie

In het kader van een nieuw bestemmingsplan dient het plan getoetst te worden aan de
vigerende natuurwet en -regelgeving. In Nederland is de natuurbescherming opgesplitst in:

  • de bescherming van gebieden, waarin de Ecologische Hoofdstructuur en de gebieden die onder de Natuurbeschermingswet '98 onderscheiden kunnen worden;
  • de bescherming van soorten, vastgelegd in de Flora- en faunawet.

Voor onderhavig plan zijn beide aspecten onderstaand verder uitgewerkt.

5.3.1 Gebiedsbescherming

Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet '98 en omvat de Natura 2000-gebieden. In de Natura 2000-gebieden zijn de beschermde natuurmonumenten alsmede de gebieden met de status Vogel- en/of Habitatrichtlijn gebied, opgenomen. Globaal kan gesteld worden dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied.

Het uiterste westen van het plangebied ligt nabij het Natura 2000-gebied Boezems
Kinderdijk. Dit deel van de dijkversterking betreft een dijkstrekking van ongeveer 1,5 km lengte en valt buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Enkel de reconstructie van twee bestaande uitritten vindt plaats binnen het Natura 2000-gebied. Zie voor de ligging en begrenzing van het Natura 2000-gebied en de voorgenomen ingrepen ten behoeve van de dijkversterking afbeelding 5.1.

Boezems Kinderdijk is tevens aangewezen als beschermd natuurmonument.

Afbeelding 5.1. Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BPdijkverzwarenNLL-VG02_0009.png"

Middels een natuurtoets is onderzocht of de geplande werkzaamheden een negatief effect hebben op de natuurwaarden, waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen. Hierbij is zowel gekeken naar de gebruiksfase als de aanlegfase. De natuurtoets opgesteld door Witteveen+Bos is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.

Gebruiksfase

Uit de natuurtoets is af te leiden, dat het bestaande gebruik van het plangebied niet verandert. Er treedt geen oppervlakte verlies van leefgebied op door de geplande binnendijkse dijkversterking.

Tevens is geen sprake van aantasting van het natuurschoon en de natuurlijke kenmerken van het beschermde natuurmonument 'Boezems Kinderdijk'.

In de gebruiksfase treden daardoor geen negatieve effecten op.

Aanlegfase

Tijdens de aanlegfase kan wel verstoring door beweging, geluid en licht optreden. Om de effecten te beperken worden de werkzaamheden buiten het broedseizoen van de aanwezige broedvogels uitgevoerd. Significant negatieve effecten zijn hierdoor uitgesloten op voorkomende broed- en niet-broedvogels die als instandhoudingdoel zijn aangewezen voor Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk. Uit de natuurtoets blijkt ook, dat significant negatieve effecten van de werkzaamheden op de noordse woelmuis uitgesloten zijn.

Tevens treedt geen schade op aan de planten en dieren die in het beschermde natuurmonument voorkomen.

In een bestuurlijk oordeel van de provincie Zuid-Holland, als bevoegd gezag, is de bovenstaande analyse bevestigd. Een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet is niet noodzakelijk, indien de werkzaamheden overeenkomstig de natuurtoets van Witteveen+Bos worden uitgevoerd. Een afschrift van dit oordeel is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.

Conclusie

De Natuurbeschermingswet 1998 vormt geen belemmering voor het uitvoeren van het voorgenomen plan.

Ecologische Hoofdstructuur

De dijk langs de Lek vormt op veel plaatsen de grens van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS het 'nee, tenzij-regime'. Dit betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS niet mogelijk zijn als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij geen reële alternatieven aanwezig zijn en sprake is van redenen van groot openbaar belang. In dat geval moet het verlies aan EHS wel gecompenseerd worden.

De huidige dijk maakt geen onderdeel uit van de EHS, de grens loopt aan de teen van de dijk. Buiten het profiel van de huidige dijk zijn veel gebieden die deel uitmaken van de
Ecologische Hoofdstructuur. Het gaat vooral om buitendijkse gebieden en om het binnendijkse Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk. De Lek zelf is ook onderdeel van de EHS.

De wezenlijke kenmerken van de EHS op landschapsniveau worden niet aangetast. Ook worden de randvoorwaarden en omgevingscondities niet aangetast. Wel vindt verlies van netto oppervlakte EHS plaats, hetgeen als een significant effect wordt beschouwd. Een oppervlak van 0,5 ha moeras, 0,6 kruiden- en faunarijk grasland en 0,79 ha rivier- en beekbegeleidend bos dient gecompenseerd te worden. Hierin is voorzien door een deel van de uiterwaarden, Binnen Nes geheten, bij Groot Ammers opnieuw in te richten. Het huidige weiland wordt omgezet naar een gebied met moeras en kruiden- en faunarijk graslan, in overeenstemming met de compensatieopgave.

Op afbeelding 5.2 is de locatie en de inrichting van het gebied Binnen Nes zichtbaar. De compenserende maatregelen zijn uitgewerkt en vastgelegd in het compensatieplan en een supplement hierop, dat is opgenomen in bijlage 3. Op de verbeelding wordt de inrichting van dit gebied gewaarborgd met de bestemming Natuur.

Afbeelding 5.2. EHS Compensatie Binnen Nes

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BPdijkverzwarenNLL-VG02_0010.jpg"

Conclusie

Door het uitvoeren van de compensatieopgave van de Ecologische Hoofdstructuur en dit gebied te bestemmen als Natuur, is geen belemmering aanwezig voor het uitvoeren van het voorgenomen plan.

5.3.2 Soortenbescherming

De bescherming van soorten is in Nederland geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. Op grond van de Flora- en faunawet is een groot aantal dier- en plantensoorten aangewezen als beschermde inheemse soort. Voor het instandhouden van de inheemse flora en fauna zijn in de Flora- en faunawet verbodsbepalingen opgenomen. Zo is het onder meer verboden vaste verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, individuen van beschermde diersoorten te doden of verwonden of beschermde plantensoorten te plukken. Daarbij geldt hoe zeldzamer en kwetsbaarder de populaties van bepaalde soorten zijn, des te strenger het beschermingsregime is. Voor soorten die vallen onder het zwaarste beschermingsregime (tabel 2- en 3-soorten) is bij negatieve effecten altijd een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Het aanvragen van een ontheffing voor het verstoren van broedende vogels of hun nesten is in principe niet mogelijk. Het alternatief is werken buiten het broedseizoen.

Bureau Waardenburg heeft in dit kader een natuurtoets uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde dier- en plantsoorten en rode lijstsoorten bij de dijkstrekking Kinderdijk - Schoonhovenseveer. Deze natuurtoets is opgenomen in bijlage 4 van de toelichting.

In tabel 5.2 zijn de beschermde dier- en plantensoorten opgenomen die voorkomen in het plangebied.

Tabel 5.2 Voorkomende beschermde dier- en plantensoorten

soortgroep   soort   functie plangebied   tabel  
flora   Spindotterbloem   groeiplaats   tabel 2  
ongewervelden   platte schijfhoren   leefgebied hele jaar door   tabel 3  
vissen   bittervoorn (binnendijks)
kleine modderkruiper (binnendijks)
rivierdonderpad (rivier)  
binnendijks: leefgebied hele jaar door
binnendijks: leefgebied hele jaar door
rivier: leefgebied hele jaar door  
tabel 3
tabel 2
tabel 2  
amfibieën   overwinteringsgebied heikikker   dijklichaam: potentieel overwinteringsgebied   tabel 3  
reptielen   x   x   x  
zoogdieren   foerageergebied bever   rivier: foerageergebied   tabel 3  
vleermuizen   dwergvleermuis (vliegroute en verblijfplaatsen)   vliegroute en verblijfplaatsen in aanwezige panden   tabel 3  
vogels   jaarrond beschermde nesten van steenuil en huismus, nesten en territoria van verschillende andere broedvogels   bomen: jaarrond nesten en tijdens het broedseizoen beschermde nesten
oeverzone: vegetaties bieden broedmogelijkheden voor aanwezige watervogels  
n.v.t.  

Door het nemen van mitigerende maatregelen kan het effect voor deze soorten worden beperkt. Voor verschillende soorten kunnen ondanks de te nemen mitigerende maatregelen effecten niet worden voorkomen. Gelet op de mitigerende maatregelen is enkel ontheffing vereist voor de platte schijfhoren en huismus. Een overzicht van de te verwachten effecten en de uit te voeren mitigerende maatregelen is opgenomen in tabel 5.3.

Tabel 5.3 Effecten en mitigerende maatregelen

soort   effect (verbodsbepaling)   mitigerende maatregel  
Spindotterbloem   beschadiging, verwijdering van groeiplaatsen (art. 8)   werkzaamheden uitvoeren volgens gedragscode  
platte schijfhoren   mogelijke doden individu (art. 9)
aantasting leefgebied (art. 11)  
ontheffing aanvraag  
Bittervoorn   geen   geen  
Kleine
modderkruiper  
beschadiging, doden (artikel 9)
aantasting verblijfplaatsen (artikel 11)
aantasting eieren (artikel 12)  
werkzaamheden uitvoeren volgens gedragscode
werkzaamheden uitvoeren volgens gedragscode
werkzaamheden uitvoeren volgens gedragscode  
heikikker

 
mogelijke doden individu (art. 9)

 
ongeschikt maken leefgebied voor aanvang overwinteringsseizoen, ontheffing aanvraag/positieve afwijzing  
bever   geen   voorafgaand aan werkzaamheden controleren op vestiging van bevers of voorkomen van burchten  
gewone dwergvleermuis

ruige dwergvleermuis  
geen


geen  
zekerheidshalve checken aanwezigheid in te kappen bomen en te slopen gebouwen
geen  
huismus

algemeen voorkomende broedvogels  
aantasting nesten, vaste rust- en verblijfplaatsen (artikel 11)
aantasting nesten (artikel 11)  
ontheffing aanvraag/positieve afwijzing
buiten broedseizoen werken en/of voor aanvang van werkzaamheden en ruim voor aanvang van broedseizoen plangebied ongeschikt maken voor vestiging van broedvogels (kort maaien/weghalen riet en/of oevervegetaties).  

Voor de platte schijfhoren en de huismus is een ontheffing noodzakelijk. Van belang is dat de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet in het geding komt. Voor deze twee soorten betekent dit het volgende:

  • de platte schijfhoren komt voor in sloten. In het kader van de dijkversterking dienen twee sloten gedeeltelijk gedempt te worden over een strekking van maximaal twintig meter. Daarnaast wordt de Bakwetering verlegd. Bij deze werkzaamheden kunnen platte schijfhorens worden gedood (artikel 9) en vaste rust- en verblijfplaatsen beschadigd (artikel 11). Voor de sloten geldt een compensatieplicht vanuit de Waterwet. Deze worden aldus ergens anders gegraven. Dit gebeurt alvorens de bestaande sloten worden gedempt. Voordat de bestaande sloten worden gedempt wordt een gedeelte van de watervegetatie overgezet naar de nieuw gegraven sloten. Door het overzetten van een groot deel van de watervegetatie blijft leefgebied beschikbaar en wordt nieuw leefgebied ontwikkeld. Eveneens wordt het doden van platte schijfhorens grotendeels voorkomen. De gunstige staat van instandhouding wordt met bovengenoemde maatregel niet in gevaar gebracht. Bovendien vinden slechts over een beperkte strekking van de sloten werkzaamheden plaats, het grootste gedeelte van de binnendijkse wateren wordt niet aangetast;
  • in het plangebied zijn 114 nesten van de huismus aangetroffen. Vier van deze nesten worden beschadigd of verwijderd. Voorafgaand aan de opvijzel- en sloopwerkzaamheden wordt alternatief leefgebied aan de huismussen aangeboden in de nabijheid van de huidige locaties. Gelet op de omvang van de te beschadigden nesten en het aanbieden van alternatieve nestlocaties komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar.

Bij de noodzakelijk ontheffing dient ook rekening gehouden te worden met het zwaarwegende belang van deze ingreep. Het niet versterken van de dijk leidt tot een te groot overstromingsrisico voor het achterland van de dijk met alle economische, sociale en veiligheidsrisico's van dien. Om te kunnen voldoen aan de wettelijke vereiste voor overstromingsrisico's is de dijkversterking noodzakelijk.

De verwachting is gezien de te nemen mitigerende maatregelen en het belang van de dijkversterking, dat de ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet verleend wordt.

Conclusie

Door het nemen van mitigerende maatregelen en het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet vormt de soortbescherming geen belemmering voor het uivoeren van het voorgenomen plan.