Plan: | Dijkverzwaren Nieuw-Lekkerland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1927.BPdijkverzwarenNLL-VG02 |
In het kader van een nieuw bestemmingsplan dient het plan getoetst te worden aan de
vigerende natuurwet en -regelgeving. In Nederland is de natuurbescherming opgesplitst in:
Voor onderhavig plan zijn beide aspecten onderstaand verder uitgewerkt.
Natuurbeschermingswet 1998
De gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet '98 en omvat de Natura 2000-gebieden. In de Natura 2000-gebieden zijn de beschermde natuurmonumenten alsmede de gebieden met de status Vogel- en/of Habitatrichtlijn gebied, opgenomen. Globaal kan gesteld worden dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied.
Het uiterste westen van het plangebied ligt nabij het Natura 2000-gebied Boezems
Kinderdijk. Dit deel van de dijkversterking betreft een dijkstrekking van ongeveer 1,5 km lengte en valt buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Enkel de reconstructie van twee bestaande uitritten vindt plaats binnen het Natura 2000-gebied. Zie voor de ligging en begrenzing van het Natura 2000-gebied en de voorgenomen ingrepen ten behoeve van de dijkversterking afbeelding 5.1.
Boezems Kinderdijk is tevens aangewezen als beschermd natuurmonument.
Afbeelding 5.1. Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk.
Middels een natuurtoets is onderzocht of de geplande werkzaamheden een negatief effect hebben op de natuurwaarden, waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen. Hierbij is zowel gekeken naar de gebruiksfase als de aanlegfase. De natuurtoets opgesteld door Witteveen+Bos is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.
Gebruiksfase
Uit de natuurtoets is af te leiden, dat het bestaande gebruik van het plangebied niet verandert. Er treedt geen oppervlakte verlies van leefgebied op door de geplande binnendijkse dijkversterking.
Tevens is geen sprake van aantasting van het natuurschoon en de natuurlijke kenmerken van het beschermde natuurmonument 'Boezems Kinderdijk'.
In de gebruiksfase treden daardoor geen negatieve effecten op.
Aanlegfase
Tijdens de aanlegfase kan wel verstoring door beweging, geluid en licht optreden. Om de effecten te beperken worden de werkzaamheden buiten het broedseizoen van de aanwezige broedvogels uitgevoerd. Significant negatieve effecten zijn hierdoor uitgesloten op voorkomende broed- en niet-broedvogels die als instandhoudingdoel zijn aangewezen voor Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk. Uit de natuurtoets blijkt ook, dat significant negatieve effecten van de werkzaamheden op de noordse woelmuis uitgesloten zijn.
Tevens treedt geen schade op aan de planten en dieren die in het beschermde natuurmonument voorkomen.
In een bestuurlijk oordeel van de provincie Zuid-Holland, als bevoegd gezag, is de bovenstaande analyse bevestigd. Een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet is niet noodzakelijk, indien de werkzaamheden overeenkomstig de natuurtoets van Witteveen+Bos worden uitgevoerd. Een afschrift van dit oordeel is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.
Conclusie
De Natuurbeschermingswet 1998 vormt geen belemmering voor het uitvoeren van het voorgenomen plan.
Ecologische Hoofdstructuur
De dijk langs de Lek vormt op veel plaatsen de grens van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS het 'nee, tenzij-regime'. Dit betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS niet mogelijk zijn als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij geen reële alternatieven aanwezig zijn en sprake is van redenen van groot openbaar belang. In dat geval moet het verlies aan EHS wel gecompenseerd worden.
De huidige dijk maakt geen onderdeel uit van de EHS, de grens loopt aan de teen van de dijk. Buiten het profiel van de huidige dijk zijn veel gebieden die deel uitmaken van de
Ecologische Hoofdstructuur. Het gaat vooral om buitendijkse gebieden en om het binnendijkse Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk. De Lek zelf is ook onderdeel van de EHS.
De wezenlijke kenmerken van de EHS op landschapsniveau worden niet aangetast. Ook worden de randvoorwaarden en omgevingscondities niet aangetast. Wel vindt verlies van netto oppervlakte EHS plaats, hetgeen als een significant effect wordt beschouwd. Een oppervlak van 0,5 ha moeras, 0,6 kruiden- en faunarijk grasland en 0,79 ha rivier- en beekbegeleidend bos dient gecompenseerd te worden. Hierin is voorzien door een deel van de uiterwaarden, Binnen Nes geheten, bij Groot Ammers opnieuw in te richten. Het huidige weiland wordt omgezet naar een gebied met moeras en kruiden- en faunarijk graslan, in overeenstemming met de compensatieopgave.
Op afbeelding 5.2 is de locatie en de inrichting van het gebied Binnen Nes zichtbaar. De compenserende maatregelen zijn uitgewerkt en vastgelegd in het compensatieplan en een supplement hierop, dat is opgenomen in bijlage 3. Op de verbeelding wordt de inrichting van dit gebied gewaarborgd met de bestemming Natuur.
Afbeelding 5.2. EHS Compensatie Binnen Nes
Conclusie
Door het uitvoeren van de compensatieopgave van de Ecologische Hoofdstructuur en dit gebied te bestemmen als Natuur, is geen belemmering aanwezig voor het uitvoeren van het voorgenomen plan.
De bescherming van soorten is in Nederland geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. Op grond van de Flora- en faunawet is een groot aantal dier- en plantensoorten aangewezen als beschermde inheemse soort. Voor het instandhouden van de inheemse flora en fauna zijn in de Flora- en faunawet verbodsbepalingen opgenomen. Zo is het onder meer verboden vaste verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, individuen van beschermde diersoorten te doden of verwonden of beschermde plantensoorten te plukken. Daarbij geldt hoe zeldzamer en kwetsbaarder de populaties van bepaalde soorten zijn, des te strenger het beschermingsregime is. Voor soorten die vallen onder het zwaarste beschermingsregime (tabel 2- en 3-soorten) is bij negatieve effecten altijd een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Het aanvragen van een ontheffing voor het verstoren van broedende vogels of hun nesten is in principe niet mogelijk. Het alternatief is werken buiten het broedseizoen.
Bureau Waardenburg heeft in dit kader een natuurtoets uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde dier- en plantsoorten en rode lijstsoorten bij de dijkstrekking Kinderdijk - Schoonhovenseveer. Deze natuurtoets is opgenomen in bijlage 4 van de toelichting.
In tabel 5.2 zijn de beschermde dier- en plantensoorten opgenomen die voorkomen in het plangebied.
Tabel 5.2 Voorkomende beschermde dier- en plantensoorten
soortgroep | soort | functie plangebied | tabel |
flora | Spindotterbloem | groeiplaats | tabel 2 |
ongewervelden | platte schijfhoren | leefgebied hele jaar door | tabel 3 |
vissen | bittervoorn (binnendijks) kleine modderkruiper (binnendijks) rivierdonderpad (rivier) |
binnendijks: leefgebied hele jaar door binnendijks: leefgebied hele jaar door rivier: leefgebied hele jaar door |
tabel 3 tabel 2 tabel 2 |
amfibieën | overwinteringsgebied heikikker | dijklichaam: potentieel overwinteringsgebied | tabel 3 |
reptielen | x | x | x |
zoogdieren | foerageergebied bever | rivier: foerageergebied | tabel 3 |
vleermuizen | dwergvleermuis (vliegroute en verblijfplaatsen) | vliegroute en verblijfplaatsen in aanwezige panden | tabel 3 |
vogels | jaarrond beschermde nesten van steenuil en huismus, nesten en territoria van verschillende andere broedvogels | bomen: jaarrond nesten en tijdens het broedseizoen beschermde nesten oeverzone: vegetaties bieden broedmogelijkheden voor aanwezige watervogels |
n.v.t. |
Door het nemen van mitigerende maatregelen kan het effect voor deze soorten worden beperkt. Voor verschillende soorten kunnen ondanks de te nemen mitigerende maatregelen effecten niet worden voorkomen. Gelet op de mitigerende maatregelen is enkel ontheffing vereist voor de platte schijfhoren en huismus. Een overzicht van de te verwachten effecten en de uit te voeren mitigerende maatregelen is opgenomen in tabel 5.3.
Tabel 5.3 Effecten en mitigerende maatregelen
soort | effect (verbodsbepaling) | mitigerende maatregel |
Spindotterbloem | beschadiging, verwijdering van groeiplaatsen (art. 8) | werkzaamheden uitvoeren volgens gedragscode |
platte schijfhoren | mogelijke doden individu (art. 9) aantasting leefgebied (art. 11) |
ontheffing aanvraag |
Bittervoorn | geen | geen |
Kleine modderkruiper |
beschadiging, doden (artikel 9) aantasting verblijfplaatsen (artikel 11) aantasting eieren (artikel 12) |
werkzaamheden uitvoeren volgens gedragscode werkzaamheden uitvoeren volgens gedragscode werkzaamheden uitvoeren volgens gedragscode |
heikikker |
mogelijke doden individu (art. 9) |
ongeschikt maken leefgebied voor aanvang overwinteringsseizoen, ontheffing aanvraag/positieve afwijzing |
bever | geen | voorafgaand aan werkzaamheden controleren op vestiging van bevers of voorkomen van burchten |
gewone dwergvleermuis ruige dwergvleermuis |
geen geen |
zekerheidshalve checken aanwezigheid in te kappen bomen en te slopen gebouwen geen |
huismus algemeen voorkomende broedvogels |
aantasting nesten, vaste rust- en verblijfplaatsen (artikel 11) aantasting nesten (artikel 11) |
ontheffing aanvraag/positieve afwijzing buiten broedseizoen werken en/of voor aanvang van werkzaamheden en ruim voor aanvang van broedseizoen plangebied ongeschikt maken voor vestiging van broedvogels (kort maaien/weghalen riet en/of oevervegetaties). |
Voor de platte schijfhoren en de huismus is een ontheffing noodzakelijk. Van belang is dat de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet in het geding komt. Voor deze twee soorten betekent dit het volgende:
Bij de noodzakelijk ontheffing dient ook rekening gehouden te worden met het zwaarwegende belang van deze ingreep. Het niet versterken van de dijk leidt tot een te groot overstromingsrisico voor het achterland van de dijk met alle economische, sociale en veiligheidsrisico's van dien. Om te kunnen voldoen aan de wettelijke vereiste voor overstromingsrisico's is de dijkversterking noodzakelijk.
De verwachting is gezien de te nemen mitigerende maatregelen en het belang van de dijkversterking, dat de ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet verleend wordt.
Conclusie
Door het nemen van mitigerende maatregelen en het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet vormt de soortbescherming geen belemmering voor het uivoeren van het voorgenomen plan.