direct naar inhoud van 5.7 Bodem
Plan: Dijkverzwaren Liesveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPdijkverzwarenLSV-VG02

5.7 Bodem

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden, als de bodem geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. Algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

In dit kader is een historisch onderzoek uitgevoerd conform NEN 2725. In het historisch bodemonderzoek is de verontreinigingsituatie per locatie beknopt weergegeven. De omvang van de verontreinigingen en de verontreinigingcontouren zijn niet bekend. Op basis van de (digitale) bodemkwaliteitskaart van de milieudienst Zuid- Holland Zuid blijkt dat de algemene bodemkwaliteit (onverdachte terreindelen) langs de dijktrajecten over het algemeen licht verontreinigd is met koper, lood, zink en PAK.

Op basis van bovengenoemde informatie is een bodemonderzoek uitgevoerd door Oranjewoud. Onderdelen van dit onderzoek zijn:

  • onverdachte watergangen/partijen zijn onderzocht conform NEN 5720;
  • grootschalige onverdachte gebieden zijn onderzocht conform het protocol BRL1000 (partijkeuring AP04);
  • onverdachte gebieden zijn onderzocht conform NEN 5740;
  • voor verontreinigde en verdachte gebieden zijn maatwerkonderzoeken opgesteld.

De resultaten van het bodemonderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 4. Op 15 % van de monsters is genomen op een sterk verontreinigde locaties, 14 % van de monsters is genomen op een licht verontreinigde locatie. In tabel 5.10 zijn de locaties opgenomen waar in het dijktraject matig tot sterk verhoogde gehalten zijn aangetroffen in grond en/of grondwater.

Tabel 5.10 Overzicht resultaten milieukundig bodemonderzoek

dijktraject (dijkpaal)   locatie VO   resultaten VO   omvang/vervolg   opmerkingen  
I (163-164)   V02   grond: lood >I, zink en PAK >T   voldoende afgeperkt, omvang circa 23 m3   veel puin, plaatmateriaal bevat asbest  
II (170-171)   V32   grond: minerale olie >T   onvoldoende afgeperkt, omvang onbekend   puin aanwezig  
II (171-173)   V04   grond: lood en zink >I   onbekend of voldoende is afgeperkt, omvang groter dan 25 m3: geval van bodemverontreiniging   veel puin  
II (175-176)   V05   grond: zink >T   niet in verticale richting afgeperkt, kwaliteit ondergrond onbekend (i.v.m. beton)   beton in ondergrond aanwezig  
III (181-182)   V07   grond: lood en zink >I, koper, zink en lood >T   omvang sterk verontreinigde grond is circa 35 m3, geval van bodemverontreiniging   veel puin, asbest aangetoond  
III (182-183)   V08   grond: lood en zink >I   onvoldoende afgeperkt, omvang niet bekend   geen toestemming van bewoners voor vervolg-onderzoek  
III (186-187)   V14   grond: lood, zink >T   onvoldoende afgeperkt, omvang niet bekend   veel puin, asbest aangetroffen  
III (188-189)   V16   grondwater: minerale olie >T   niet afgeperkt, omvang onbekend   veel puin, asbest aangetroffen  
III (190-191)   V17   grond: lood >T   onvoldoende afgeperkt, omvang niet bekend   verwacht: lokale verontreinigings-
spot  

Het nader afperken van vervuilde grond, alsmede eventuele procedures die volgen uit de Wet bodembescherming (Wbb) daarvan, wordt door het waterschap Rivierenland opgedragen aan de aannemer. Conform artikel 6.2c van de Wabo treedt een positief besluit op onderhavige aanvraag om omgevingsvergunning niet in werking, indien het bevoegd gezag een redelijk vermoeden heeft dat ter plaatse van het bouwwerk sprake is van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in de Wet bodembescherming, dan nadat:

  • vastgesteld is dat geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, in samenhang met artikel 37, eerste lid, Wbb ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is en het desbetreffende besluit in werking is getreden;
  • met een opgesteld saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 39, tweede lid, Wbb, is ingestemd en het desbetreffende besluit in werking is getreden, of;
  • een melding van een voornemen tot sanering als bedoeld in artikel 39b, derde lid, Wbb is gedaan en de termijn voor ontvangst is verstreken (BUS- melding).

Conclusie

De bodemsituatie is afdoende in beeld gebracht. Bij de uitvoering van het plan dient eventueel een procedure ingevolge de Wet bodembescherming doorlopen te worden. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het uitvoeren van het voorgenomen plan.