direct naar inhoud van Regels

Verzamelplan 2012

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.1926.bp00120073-4001

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bedrijvigheid;

  2. watergangen en waterpartijen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. bij een en ander behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. andere bouwwerken, waaronder begrepen (voeder)silo's, erf- of perceelafscheidingen, bruggen en duikers.

 

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte en bouwhoogte van de hierna genoemde bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. goothoogte

 

max. bouwhoogte

erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat

-

2 m

overige erf- of perceelsafscheidingen en waterbassins

-

1 m

overige andere bouwwerken

-

10 m

 

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.3.1 Wijziging naar 'Agrarisch - Glastuinbouw'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bestemmingsvlak de in lid 3.1 bedoelde bedrijfsactiviteiten niet meer worden uitgeoefend, de in dat vlak geldende bestemming te wijzigen in de bestemming 4, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. naar gelang de situatie ter plaatse en in aansluiting op aangrenzende gronden, wordt een bouwvlak aangeduid, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van glastuinbouw voor het milieu in de omgeving;

  2. op bestaande bedrijfswoningen wordt de aanduiding 'bedrijfswoning' aangegeven.

 

 

3.3.2 Wijziging naar 'Wonen' en 'Agrarisch - Glastuinbouw'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat:

  • een bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning dienst doet,

  • de in lid 3.1 bedoelde bedrijfsactiviteiten ter plaatse niet meer worden uitgeoefend en

  • de gronden, behoudens de bij de bedrijfswoning behorende gronden, zijn verkocht ten behoeve van schaalvergroting en/of herstructurering van glastuinbouw,

de bestemming 'Agrarisch' als volgt te wijzigen:

  1. van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en de als tuin of erf bij die woning behorende gronden, waaronder begrepen de gronden tussen die aanduiding en de weg, wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in bijlage 4 (Regels bestemming Wonen duurzame glastuinbouwgebieden); en

  2. van de overige gronden wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt een bouwvlak aangeduid;

  2. het aantal woningen mag per geval niet worden vergroot;

  3. vooraf dient vast te staan dat alle voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarde binnen het nieuwe vlak met de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in bijlage 4 (Regels bestemming Wonen duurzame glastuinbouwgebieden); worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen die als bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en voldoen aan de oppervlaktebepalingen genoemd in bijlage 4 (Regels bestemming Wonen duurzame glastuinbouwgebieden);

  4. de wijziging naar de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in bijlage 4 (Regels bestemming Wonen duurzame glastuinbouwgebieden) mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven, waaronder ook de bij de schaalvergroting en/of herstructurering betrokken bedrijven worden meegerekend, onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;

  5. op de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw wordt naar gelang de situatie ter plaatse en in aansluiting op aangrenzende gronden, een bouwvlak aangeduid, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van glastuinbouw voor het milieu in de omgeving.

 

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Glastuinbouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. glastuinbouwbedrijven;

  2. erftoegangs- en overige wegen, niet zijnde gebiedsontsluitingswegen;

  3. watergangen en waterpartijen;

  4. groenvoorzieningen, en

  5. bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. kassen en andere bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen warmte-krachtkoppelingsinstallaties en transformatoren;

  2. ten hoogste één bedrijfswoning met daarbij behorende aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', en

  3. andere bouwwerken, waaronder begrepen warmteopslagtanks, watersilo's, waterbassins, bruggen, duikers, erf- of perceelafscheidingen, bij wegen behorende lichtmasten, verkeerstekens en andere bij wegen behorende voorzieningen.

 

4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 4.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen, watersilo's, warmteopslagtanks en waterbassins mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de afstand van gebouwen en warmteopslagtanks tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b, mag de afstand van kassen en andere bedrijfsgebouwen tot enige bestemmingsgrens met de bestemming 'Wonen' niet minder dan 7 m bedragen;

  4. de afstand van waterbassins tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;

  5. de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  6. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende bedrijfswoning;

  7. de gezamenlijke oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende omgevingsvergunningplichtige aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder e;

  8. van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m;
    van aan- of uitbouwen mag de bouwhoogte in ieder geval niet meer bedragen dan 0,25 m boven de bouwvloer van de eerste verdieping;

  9. de goothoogte en bouwhoogte van de hierna genoemde bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. goothoogte

 

max. bouwhoogte

kassen en andere bedrijfsgebouwen

8 m

-

bedrijfswoningen

6 m

9 m

erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat

-

2 m

overige erf- of perceelsafscheidingen

-

1 m

waterbassins voor de voorgevelrooilijn

-

1 m

waterbassins achter de voorgevelrooilijn

-

2 m

warmteopslagtanks

-

12 m

overige andere bouwwerken

-

10 m

 

 

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.3.1 Afwijking andere agrarische bedrijvigheid als ondergeschikte nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1, ten behoeve van de uitoefening van andere agrarische bedrijvigheid dan glastuinbouw, zoals viskwekerij, als ondergeschikte nevenactiviteit van het glastuinbouwbedrijf, mits:

  1. het glastuinbouwbedrijf naar bedrijfsvoering en omvang de overwegende bedrijfsactiviteit blijft, en

  2. aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan, ter zake waarvan het advies van een onafhankelijke agrarische deskundige is ingewonnen, is aangetoond dat de aangevraagde andere agrarische bedrijvigheid uit oogpunt van duurzame bedrijfsvoering past bij het glastuinbouwbedrijf.

 

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.4.1 Wijziging verplaatsing bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien behoefte bestaat aan verplaatsing van de bedrijfswoning, de aanduiding 'bedrijfswoning' elders binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' op de gronden van het betreffende glastuinbouwbedrijf aan te geven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de aanduiding 'bedrijfswoning' mag niet dichter bij de aangrenzende verkeersbestemmingen worden aangegeven;

  2. vast dient te staan dat de bedrijfswoning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de oorspronkelijke aanduiding 'bedrijfswoning' worden gesloopt;

  3. het aantal bedrijfswoningen mag per geval niet worden vergroot;

  4. de wijziging mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.

 

4.4.2 Wijziging naar 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat:

  • een bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning dienst doet;

  • de in lid 4.1 bedoelde bedrijfsactiviteiten ter plaatse niet meer worden uitgeoefend;

  • de gronden, behoudens de bij de bedrijfswoning behorende gronden, zijn verkocht ten behoeve van schaalvergroting en/of herstructurering van glastuinbouw;

de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en de als tuin of erf bij die woning behorende gronden, waaronder begrepen de gronden tussen die aanduiding en de weg, te wijzigen in de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in bijlage 4 (Regels bestemming Wonen duurzame glastuinbouwgebieden), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. wijziging is uitsluitend toegestaan indien bij elk glastuinbouwbedrijf dat bij de wijziging is betrokken, ten minste één bedrijfswoning aanwezig blijft;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt een bouwvlak aangeduid;

  3. het aantal woningen mag per geval niet worden vergroot;

  4. vooraf dient vast te staan dat alle kassen en overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarde binnen het nieuwe vlak met de bestemming 'Wonen' worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen die als bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en voldoen aan de oppervlaktebepalingen genoemd in bijlage 4 (Regels bestemming Wonen duurzame glastuinbouwgebieden);

  5. de wijziging naar de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in bijlage 4 (Regels bestemming Wonen duurzame glastuinbouwgebieden) mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven, waaronder begrepen de bij schaalvergroting en/of herstructurering betrokken bedrijven, onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.

 

4.4.3 Wijziging goothoogte kassen en andere bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor zover betreft het bepaalde in sublid 4.2.2, onder i., ten aanzien van de maximum goothoogte van kassen en andere bedrijfsgebouwen, ten behoeve van het bouwen van kassen en andere bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 10 m, voor zover daaraan behoefte bestaat vanwege een doelmatige bedrijfsvoering, gericht op meervoudig ruimtegebruik of op een optimale klimaatbeheersing, mits daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.

 

4.4.4 Wijziging afstand bouwwerken en waterbassins tot zijdelingse perceelgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de minimum afstand tot de zijdelingse perceelgrens respectievelijk tot de bestemmingsgrens met de bestemming 'Wonen' als voorgeschreven in:

  1. sublid 4.2.2, onder b. (gebouwen en warmteopslagtanks);

  2. sublid 4.2.2, onder c. (kassen en andere bedrijfsgebouwen);

  3. sublid 4.2.2, onder d. (waterbassins);

per aangevraagde wijziging kan worden gesteld op minimaal 1 m, mits:

  1. is aangetoond dat daardoor de omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;

  2. is aangetoond dat deze verkleining van de afstand vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;

  3. is aangetoond dat de wijziging, in geval van verkleining van de afstand tot de bestemming 'Wonen', in vergelijking met de situatie vóór wijziging geen nadelige gevolgen heeft voor het woon-en leefklimaat ter plaatse van de betreffende woning;

  4. daardoor de afstand tussen kassen en woningen binnen de bestemming 'Wonen' nergens minder dan 12,5 m kan bedragen.

 

4.4.5 Wijziging naar 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bestemmingsvlak behoefte bestaat aan een watergang of waterpartij als oppervlaktewater, de in dat vlak geldende bestemming 'Agrarisch – Glastuinbouw’ te wijzigen in de bestemming 'Water'.

 

4.4.5.1 Wijziging naar 'Bedrijf' met aanduiding 'nutsvoorziening'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien behoefte blijkt te bestaan aan een schakelstation ten behoeve van een nutsbedrijf, de op de betreffende grond geldende bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'nutsvoorziening', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. voor de beoogde bebouwing wordt een bouwvlak aangeduid met een maximum van 120 m2;

  2. de wijziging mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven, waaronder begrepen de bij de schaalvergroting en/of herstructurering betrokken bedrijven, onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.

 

Artikel 5 Bedrijventerrein

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die hierna zijn aangegeven:

 

 

bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie:

 

ter plaatse van de aanduiding:

1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2

 

'bedrijf tot en met categorie 4.2'

 

  1. alsmede voor het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening ten dienste van de hoofdbestemming;

  2. voorzieningen ten behoeve van warmte-/koudeopslag;

  3. voorzieningen ten behoeve van thermische warmtewinning;

  4. water met daarbij behorende taluds en oevers;

  5. wegen met bijbehorende paden en bermen, en

  6. groen-, (halfverdiepte) parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen waaronder ook verstaan voorzieningen ten behoeve van warmtenet;

een en ander met uitzondering van:

  1. detailhandelsbedrijven, anders dan de onder b bedoelde;

  2. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

  3. bedrijven die voorzien in de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk, en

  4. bedrijven die een bevi zijn of een bevi omvatten.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Toegestane bouwwerken

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. gebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen, waarbij wordt voldaan aan parkeernomen uit de parkeernota die toegevoegd is als bijlage;

  2. voor zover gebouwen niet gericht in of gericht op de gevellijn, minimaal 5 meter uit erfperceeslgrens;

  3. andere bouwwerken, zoals palen, masten (niet zijnde zelfstandige antennemasten voor mobiele communicatie), verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties en erf- of perceelafscheidingen, duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, steigers en aanlegplaatsen;

  4. antennemasten voor mobiele communicatie zijn slechts toegestaan als deze worden gebouwd op of aan andere bouwwerken als bedoeld onder c.

 

5.2.2 Bouwen algemeen

  1. het bebouwingspercentage moet op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden minimaal 45% bedragen;

  2. in uitzondering van het bepaalde onder a. geldt, voor de gronden met de aanduiding ‘kantoor’ dat het bebouwingspercentage minimaal 30% moet bedragen;

  3. bij elke bedrijfsvestiging mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van kantoorrtuimten behorende bij het bedrijf, niet meer dan 50% of maximaal 3.000 m2 brutovloeroppervlakte van de totale bedrijfsvloeroppervlakte bedragen;

  4. de bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in lid 5.2.1, onder a., mag niet meer of minder bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. bij elke bedrijfsvestiging is 1 (één) reclamezuil toegestaan, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter;

  6. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

luifels, vlaggen- en andere masten

6 m

erf- of perceelsafscheidingen

3 m

warmtebuffer

12 m

overige andere bouwwerken

3 m

 

  1. in afwijking van het bepaalde onder f mag de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwwerkenregeling' niet meer bedragen dan 9 m, indien en voor zover die overige andere bouwwerken ten dienste staan van de groen inpassing van het hoofdgebouw;

  2. in het plangebied zijn maximaal 3 warmtebuffers toegestaan;

  3. voor zover een gebouw niet wordt gebouwd in de bestemmingsgrens, of de gevel van een gebouw niet wordt gericht op de gevellijn of op de bestemmingen ‘Groen’, ‘Verkeer’ of ‘Water’, moet de afstand van dat gebouw tot de erfgrens minimaal 5 meter bedragen.

 

5.2.3 Bouwen specifiek

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 5.2.2 de volgende bepalingen:

  1. indien binnen een bouwperceel een gevellijn is opgenomen op de verbeelding, moeten de gebouwen in de gevellijn worden gebouwd, waarbij per bouwperceel minimaal 75% van de gevellijn moet worden bebouwd;

  2. de afstand van gebouwen ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 9 meter;

  3. in uitzondering op het bepaalde in a. onder 2., mag de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens met 2,5 meter worden verkleind ten behoeve van de bouw van een luifel of overkapping; per gebouw is slechts aan één gevel een luifel of overkapping toegestaan;

  4. de gevellijn mag, ten behoeve van de perceelsontsluiting, uitsluitend worden doorsneden voor een langzaamverkeersontsluiting;

  5. erf- of perceelsafscheidingen voor de gevellijn zijn toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 1 meter;

  6. in uitzondering van het bepaalde in a. onder 1. tot en met 5., geldt, voor zover de gevellijn niet is gericht op de snelweg A12, het bepaalde in 3.2.3 onder b. onder 1. en 2.:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 2’ gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 5.2.2 de volgende bepalingen:

  1. indien binnen een bouwperceel een gevellijn is opgenomen op de verbeelding, mogen de gebouwen op maximaal 2,5 meter uit de gevellijn worden gebouwd;

  2. de hoofdtoegang van de gebouwen is gelegen in de voor- of zijgevel;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding -3’ gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 5.2.2 de volgende bepalingen:

  1. indien binnen een bouwperceel een gevellijn is opgenomen op de verbeelding, moeten de gebouwen op de gevellijn worden gebouwd;

  2. de hoofdtoegang van de gebouwen is gelegen in de voor- of zijgevel;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 4’ mag het maximaal brutovloeroppervlak aan bedrijfsgebonden kantoorruimte maximaal 4.000 m2 bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte boven 3.000 m2 in mindering wordt gebracht op de in lid 5.1 onder a. genoemde maximumoppervlakte ten behoeve kantoor.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 en 5.2 ten behoeve van de bouw van een miniwindturbine, mits per geval is aangetoond dat de miniwindturbine, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving op het gebied van beeldkwaliteit, geluidhinder en veiligheid redelijkerwijs kan worden toegestaan op de betreffende locatie.

 

5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de bouwhoogte van gebouwen, ter waarborging van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. een evenwichtig ruimtelijk beeld;

  3. de milieusituatie;

  4. het voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Het is verboden om:

  1. goederen niet overdekt of niet afgeschermd op te slaan;

  2. gebouwen te gebruiken als woning.

 

5.5.2 Specifieke bepalingen omtrent bedrijfsoppervlak en parkeren:

  1. bedrijven die vallen onder SBI-code 4677 (2008) , zoals bedoeld in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten, dienen een minimaal perceelsoppervlakte van 6.000 m2 te hebben;

  2. er moet worden voldaan aan parkeernormen uit de nota parkeernormen die toegevoegd is als bijlage bij deze regels.

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 5.1, onder a., ten behoeve van andere bedrijven, mits per geval is aangetoond dat het betreffende andere bedrijf, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de desbetreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 5.1 onder a.;

  2. het bepaalde in lid 5.5.2 onder a. ten behoeve van de vestiging van bedrijven die onder SBI code (2008) nummer 4677 in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten (autosloperij en overige groothandel in afval en schroot) zijn opgenomen, met een bouwperceel kleiner dan 6.000 m2, indien:

  1. uit een bedrijfsplan blijkt dat het bedrijf economisch levensvatbaar is;

  2. uitstraling en beeldkwaliteit passen binnen de gestelde kaders van het beeldkwaliteitsplan.

 

Artikel 6 Centrum - 3

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de hierna aangegeven doeleinden op de daarbij aangegeven plaatsen:

 

 

Doeleinden

 

In en onder de eerste bouwlaag

 

Boven de eerste bouwlaag

Bedrijven

Ja 1) of 3)

Neen

Detailhandel

Ja

Ja 1)

Publiekgerichte dienstverlening

Ja

Neen

Horeca

Ja 2)

Neen

Praktijkruimten

Ja

Neen

Kantoren

Ja

Neen

Ambachtelijke bedrijven

Ja

Ja1)

Sportschool

Ja 1)

Neen

Bij ter plaatse toegestane functies behorende werkplaatsen en atelier-, praktijk-, kantoor- en opslagruimten

Ja

Ja4)

Wonen, inclusief toegangen en bergingen

Ja

Ja

  1. uitsluitend daar waar op de verbeelding aangegeven;

  2. horeca op de locatie en in de categorie zoals deze op de verbeelding is aangegeven en in de Staat van horeca-activiteiten is opgenomen;

  3. bedrijven in categorieën 1 en 2 en zoals deze in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen of overeenkomstig specifieke categorieaanduiding op de verbeelding;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van centrum – werkplaatsen’.

 

 

  1. bij een en ander behorende binnenplaatsen, tuinen, en groenvoorzieningen;

  2. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen, en

  2. bijbehorende andere bouwwerken, zoals luifels, uitstalkasten, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten en beeldende kunstwerken.

 

6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  1. behoudens het bepaalde onder e mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in lid 6.2.1, mogen, met inachtneming van de bouwgrenzen, niet meer bedragen dan:

  • ten aanzien van dat hoofdgebouw is aangegeven op de verbeelding;

  • indien op de verbeelding ten aanzien van dat hoofdgebouw niets is aangegeven niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

  1. de goothoogte van aan-, uit-, en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2,7 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m;

  2. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. hoogte

licht- en andere masten en beeldende kunstwerken:

10 m

luifels

4 m

erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw

2 m

overige erf- of perceelsafscheidingen

1 m

overige andere bouwwerken

3 m

 

  1. gebouwen zijn zowel binnen als buiten de bouwvlakken toegestaan, met dien verstande dat:

  • niet voor de bestaande voorgevel gebouwd mag worden;

  • het bestaande brutovloeroppervlakte met maximaal 20 m2 vergroot mag worden tot een totale brutovloeroppervlakte van maximaal 150 m2.

 

6.3 Afwijking van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toelaten van horecabedrijven in categorie zoals deze in de Staat van horeca-activiteiten is opgenomen.

 

6.3.1 Procedure afwijking

Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van afwijking als bedoeld in artikel 6.3, wordt de procedure gevolgd, die is vervat in artikel 23

 

Artikel 7 Groen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen- en speelvoorzieningen,

  2. watergangen en -partijen,

  3. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen, en

  4. geluidwerende voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waaronder begrepen geluidwerende voorzieningen, bruggen, duikers, onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

luifels, vlaggen- en andere masten

8 m

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw

2 m

erf- of perceelafscheidingen – 1 meter achter de voorgevelrooilijn grenzend aan openbaar toegankelijk gebied, mits voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand zoals opgenomen in Welstandsnota

2 m

overige erf- of perceelafscheidingen

1 m

geluidwerende voorzieningen

6 m

speeltoestellen

6 m

overige andere bouwwerken

3 m

 

 

Artikel 8 Sport

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sportvoorzieningen, die hierna zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij aangegeven aanduiding:

 

adres

sportvoorziening

ter plaatse van de aanduiding

max. oppervlakte gebouwen

Oudeweg 62

manege

manege

3416 m2

 

  1. tuinen, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 8.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bedrijfsgebouwen zoals een rijhal,

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste één bedrijfswoning en daarbij behorende aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, en

  3. andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties, bruggen, duikers en erf- of perceelafscheidingen.

 

8.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 8.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot enige bestemmingsgrens met de bestemming ‘Wonen’ niet minder dan 7 m bedragen;

  4. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als in de tabel in lid 8.1, onder a., is aangegeven;

  5. de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 750 m3 bedragen;

  6. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende bedrijfswoning;

  7. de gezamenlijke oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende omgevingsvergunningplichtige aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder e.;

  8. van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m; van aan- of uitbouwen mag de bouwhoogte in ieder geval niet meer bedragen dan 0,25 m boven de bouwvloer van de eerste verdieping;

  9. de goothoogte en bouwhoogte van de hierna genoemde bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. goothoogte

 

max. bouwhoogte

bedrijfsgebouwen

6 m

9 m

bedrijfswoningen

6 m

9 m

luifels, vlaggen- en andere masten

-

6 m

erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat

-

2 m

overige erf- of perceelsafscheidingen en waterbassins

-

1 m

overige andere bouwwerken

-

5 m

 

  1. in afwijking van het bepaalde onder a., mogen bergingen, fietsenstallingen en andere ondergeschikte dienstgebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, tot bij elke voorziening een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m.

 

8.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.3.1 Wijziging naar 'Agrarisch - Glastuinbouw'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat:

  • binnen een bestemmingsvlak de in lid 8.1 bedoelde activiteiten niet meer worden uitgeoefend, en

  • de gronden zijn verkocht ten behoeve van schaalvergroting en/of herstructurering van glastuinbouw,

de bestemming 'Sport'' van de gronden van de betreffende vestiging te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. naar gelang de situatie ter plaatse en in aansluiting op aangrenzende gronden, wordt een bouwvlak aangeduid, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van glastuinbouw voor het milieu in de omgeving;

  2. op bestaande bedrijfswoningen wordt de aanduiding ‘bedrijfswoning’ aangegeven.

 

8.3.2 Wijziging naar 'Wonen' en 'Agrarisch - Glastuinbouw'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat:

  • een bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning dienst doet en

  • de gronden, behoudens de bij de bedrijfswoning behorende gronden, zijn verkocht ten behoeve van schaalvergroting en/of herstructurering van glastuinbouw,

de bestemming 'Sport' van de gronden van de betreffende vestiging als volgt te wijzigen:

  1. van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en de als tuin of erf bij die woning behorende gronden, waaronder begrepen de gronden tussen die aanduiding en de weg, wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Wonen', en

  2. van de overige gronden wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw',

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt een bouwvlak aangeduid;

  2. het aantal woningen mag per geval niet worden vergroot;

  3. vooraf dient vast te staan dat alle voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarde binnen het nieuwe vlak met de bestemming 'Wonen' worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen die als bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en voldoen aan de oppervlaktebepalingen zoals opgenomen in bijlage 4 (Regels bestemming Wonen duurzame glastuinbouwgebieden);

  4. de wijziging naar de bestemming 'Wonen' mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven, waaronder ook de bij de schaalvergroting en/of herstructurering betrokken bedrijven worden meegerekend, onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;

  5. op de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' wordt naar gelang de situatie ter plaatse en in aansluiting op aangrenzende gronden, een bouwvlak aangeduid, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van glastuinbouw voor het milieu in de omgeving.

 

Artikel 9 Tuin

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. aan een hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen, en

  2. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.

 

9.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 9.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken, behorende bij de aan de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. tot een diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. tot een oppervlakte van 4 m², en

  3. tot een bouwhoogte van 0,25 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw, mits, in geval van bouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw, de diepte van de voortuin tot de voorste perceelsgrens ten minste 4 m bedraagt;

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

luifels, vlaggen- en andere masten

8 m

pergola's:

3 m

erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw

2 m

overige erf- of perceelsafscheidingen:

1 m

overige andere bouwwerken:

3 m

 

 

9.3 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden als bedoeld in lid 9.1 is het parkeren van auto’s uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin – parkeren’ dan wel waar een in- of uitritvergunning is verleend.

 

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;

  2. bermen, groen- en grootschalige speelvoorzieningen;

  3. watergangen;

  4. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. ondergeschikte gebouwen, zoals abri's, telefooncellen, kabelkasten en gemaalgebouwtjes;

  2. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, straatmeubilair, speelobjecten, waartoe mede gerekend worden onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken.

 

10.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 10.2.1, gelden de volgende regels:

  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van licht- en andere masten, grootschalige speelvoorzieningen, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m.

 

Artikel 11 Verkeer - Wegverkeer

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen;

  2. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen;

  3. parkeerstroken en -voorzieningen;

  4. fiets- en voetpaden;

  5. bermen en andere groenvoorzieningen;

  6. watergangen , bruggen, fietstunnels en duikers, en

  7. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en gemaalgebouwtjes;

  2. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair, waartoe mede gerekend worden bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en/of glas en fietsenstallingen en –rekken.

 

11.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 11.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen,

  2. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m.

 

Artikel 12 Water

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 12.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen, en

  2. bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden.

 

12.2.2 Bouwen

De bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in sublid 12.2.1, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

Artikel 13 Wonen

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met inbegrip van beroep aan huis;

  2. tuinen, binnenplaatsen en parkeren ter plaatse van de aanduiding 'tuin'.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1 mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.

 

13.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 13.2.1, gelden de volgende bepalingen:

 

woningen

  1. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal woningen’:

  1. het totale bouwvolume mag niet meer dan 2.400 m3 bedragen;

  2. de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk 6 m en 9 m bedragen;

  1. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:

 

bouwwijze

ter plaatse van de aanduiding

alle woningen uitsluitend aaneen, in niet gestapelde vorm

'aaneengebouwd'

vrijstaand

'vrijstaand'

 

  1. binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;

  2. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  3. in afwijking van het bepaalde onder e mag de bouwhoogte van woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 1' meer bedragen dan de onder e toegestane bouwhoogte, waarbij uitsluitend sprake mag zijn van het onder dezelfde dakhellinghoek doortrekken van het bestaande dakvlak tot aan de naar de weg gekeerde gevel van de woning;

  4. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Nota parkeernormen.

 

bijbehorende bouwwerken

  1. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, buiten het bouwvlak, mag bij elke woning niet meer bedragen dan:

  1. 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden, buiten het bouwvlak, en gronden die als 'Tuin' zijn aangewezen;

  2. doch niet meer dan 50 m²;

  1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 2,7 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter doch in ieder geval niet meer dan 0,25 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw;

  2. in afwijking van het bepaalde onder h., i. en j., mogen bestaande bijbehorende bouwwerken, zoals bestaande erkers en ingangspartijen aan woningen, bergingen en carports, uitsluitend op dezelfde plaats en in ten hoogste dezelfde omvang opnieuw worden gebouwd;

  3. in afwijking van het bepaalde onder j., mag ter plaatse van de aanduiding 'afwijkende hoogte bijgebouw' de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan 4 m;

 

andere bouwwerken

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

max. bouwhoogte

pergola’s:

3 m

erf- of perceelafscheidingen – 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw

2 m

overige erf- of perceelafscheidingen:

1 m

overige andere bouwwerken:

3 m

 

brutovloeroppervlakte beroep aan huis

  1. De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in lid 13.3.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².

 

13.3 Afwijken van de gebruiksregels

 

13.3.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 13.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in sublid 13.2.2, onder n., niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m²;

  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt,

  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;

  4. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten, en

  5. voor het autoparkeren zijn normen gesteld, waaraan voldaan moet worden. Met betrekking tot het aantal benodigde autoparkeerplaatsen wordt verwezen naar de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Nota parkeernormen.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden onbebouwde gronden als bedoeld in lid 13.1, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren toegestaan’, te gebruiken voor het parkeren van auto’s.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

14.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a. en b. bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²; of

  4. een bouwwerk, anders dan onder a. en b. bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 50 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld,

en

  1. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 14.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 14.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 50 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

14.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 14.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 14.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

14.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 14.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

15.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; of

  4. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld,

en

  1. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 15.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

15.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 15.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 15.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

15.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 15.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

16.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²; of

  4. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 200 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld,

en

  1. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 16.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 200 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

16.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 16.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 16.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

16.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 16.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Bouwbepaling 'Waterkering'

In afwijking van het overige in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

 

17.2.2 Bouwbepaling samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 17.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

 

17.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallende bestemmingen

De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 17.1 mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.