Verzamelplan 2012
Status: | Vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.1926.bp00120073-4001 |
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven die hierna zijn aangegeven:
bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie: |
ter plaatse van de aanduiding: |
1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2
|
'bedrijf tot en met categorie 4.2' |
alsmede voor het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening ten dienste van de hoofdbestemming;
voorzieningen ten behoeve van warmte-/koudeopslag;
voorzieningen ten behoeve van thermische warmtewinning;
water met daarbij behorende taluds en oevers;
wegen met bijbehorende paden en bermen, en
groen-, (halfverdiepte) parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen waaronder ook verstaan voorzieningen ten behoeve van warmtenet;
een en ander met uitzondering van:
detailhandelsbedrijven, anders dan de onder b bedoelde;
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
bedrijven die voorzien in de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk, en
bedrijven die een bevi zijn of een bevi omvatten.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
gebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen, waarbij wordt voldaan aan parkeernomen uit de parkeernota die toegevoegd is als bijlage;
voor zover gebouwen niet gericht in of gericht op de gevellijn, minimaal 5 meter uit erfperceeslgrens;
andere bouwwerken, zoals palen, masten (niet zijnde zelfstandige antennemasten voor mobiele communicatie), verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties en erf- of perceelafscheidingen, duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, steigers en aanlegplaatsen;
antennemasten voor mobiele communicatie zijn slechts toegestaan als deze worden gebouwd op of aan andere bouwwerken als bedoeld onder c.
5.2.2 Bouwen algemeen
het bebouwingspercentage moet op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden minimaal 45% bedragen;
in uitzondering van het bepaalde onder a. geldt, voor de gronden met de aanduiding ‘kantoor’ dat het bebouwingspercentage minimaal 30% moet bedragen;
bij elke bedrijfsvestiging mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van kantoorrtuimten behorende bij het bedrijf, niet meer dan 50% of maximaal 3.000 m2 brutovloeroppervlakte van de totale bedrijfsvloeroppervlakte bedragen;
de bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in lid 5.2.1, onder a., mag niet meer of minder bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
bij elke bedrijfsvestiging is 1 (één) reclamezuil toegestaan, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter;
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
luifels, vlaggen- en andere masten |
6 m |
erf- of perceelsafscheidingen |
3 m |
warmtebuffer |
12 m |
overige andere bouwwerken |
3 m |
in afwijking van het bepaalde onder f mag de bouwhoogte van overige andere bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwwerkenregeling' niet meer bedragen dan 9 m, indien en voor zover die overige andere bouwwerken ten dienste staan van de groen inpassing van het hoofdgebouw;
in het plangebied zijn maximaal 3 warmtebuffers toegestaan;
voor zover een gebouw niet wordt gebouwd in de bestemmingsgrens, of de gevel van een gebouw niet wordt gericht op de gevellijn of op de bestemmingen ‘Groen’, ‘Verkeer’ of ‘Water’, moet de afstand van dat gebouw tot de erfgrens minimaal 5 meter bedragen.
5.2.3 Bouwen specifiek
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 5.2.2 de volgende bepalingen:
indien binnen een bouwperceel een gevellijn is opgenomen op de verbeelding, moeten de gebouwen in de gevellijn worden gebouwd, waarbij per bouwperceel minimaal 75% van de gevellijn moet worden bebouwd;
de afstand van gebouwen ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 9 meter;
in uitzondering op het bepaalde in a. onder 2., mag de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens met 2,5 meter worden verkleind ten behoeve van de bouw van een luifel of overkapping; per gebouw is slechts aan één gevel een luifel of overkapping toegestaan;
de gevellijn mag, ten behoeve van de perceelsontsluiting, uitsluitend worden doorsneden voor een langzaamverkeersontsluiting;
erf- of perceelsafscheidingen voor de gevellijn zijn toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 1 meter;
in uitzondering van het bepaalde in a. onder 1. tot en met 5., geldt, voor zover de gevellijn niet is gericht op de snelweg A12, het bepaalde in 3.2.3 onder b. onder 1. en 2.:
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 2’ gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 5.2.2 de volgende bepalingen:
indien binnen een bouwperceel een gevellijn is opgenomen op de verbeelding, mogen de gebouwen op maximaal 2,5 meter uit de gevellijn worden gebouwd;
de hoofdtoegang van de gebouwen is gelegen in de voor- of zijgevel;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding -3’ gelden, in aanvulling op het bepaalde in sublid 5.2.2 de volgende bepalingen:
indien binnen een bouwperceel een gevellijn is opgenomen op de verbeelding, moeten de gebouwen op de gevellijn worden gebouwd;
de hoofdtoegang van de gebouwen is gelegen in de voor- of zijgevel;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 4’ mag het maximaal brutovloeroppervlak aan bedrijfsgebonden kantoorruimte maximaal 4.000 m2 bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte boven 3.000 m2 in mindering wordt gebracht op de in lid 5.1 onder a. genoemde maximumoppervlakte ten behoeve kantoor.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 en 5.2 ten behoeve van de bouw van een miniwindturbine, mits per geval is aangetoond dat de miniwindturbine, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving op het gebied van beeldkwaliteit, geluidhinder en veiligheid redelijkerwijs kan worden toegestaan op de betreffende locatie.
5.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de bouwhoogte van gebouwen, ter waarborging van:
de verkeersveiligheid;
een evenwichtig ruimtelijk beeld;
de milieusituatie;
het voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Het is verboden om:
goederen niet overdekt of niet afgeschermd op te slaan;
gebouwen te gebruiken als woning.
5.5.2 Specifieke bepalingen omtrent bedrijfsoppervlak en parkeren:
bedrijven die vallen onder SBI-code 4677 (2008) , zoals bedoeld in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten, dienen een minimaal perceelsoppervlakte van 6.000 m2 te hebben;
er moet worden voldaan aan parkeernormen uit de nota parkeernormen die toegevoegd is als bijlage bij deze regels.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 5.1, onder a., ten behoeve van andere bedrijven, mits per geval is aangetoond dat het betreffende andere bedrijf, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de desbetreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 5.1 onder a.;
het bepaalde in lid 5.5.2 onder a. ten behoeve van de vestiging van bedrijven die onder SBI code (2008) nummer 4677 in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten (autosloperij en overige groothandel in afval en schroot) zijn opgenomen, met een bouwperceel kleiner dan 6.000 m2, indien:
uit een bedrijfsplan blijkt dat het bedrijf economisch levensvatbaar is;
uitstraling en beeldkwaliteit passen binnen de gestelde kaders van het beeldkwaliteitsplan.