Plan: | AckersWoude 2014 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1926.bp000130050-4001 |
AckersWoude is een van de gebieden die moet voorzien in een aanzienlijke woningbehoefte die er de komende jaren nog zal zijn in de regio. Het voormalige glastuinbouwgebied, dient te voorzien in een behoefte van 1.300 woningen. Hiertoe is in 2009 een bestemmingsplan vastgesteld. Gezien de veranderde economische omstandigheden, is gebleken dat het gebied niet meer kan worden ontwikkeld op de manier die is voorzien.
Om woningbouw daadwerkelijk te kunnen realiseren in het gebied, is maximale flexibiliteit gewenst. Het gebied zal in kleinere clusters gerealiseerd worden. Het kunnen inspelen op de marktvraag is daarbij essentieel. Hiertoe is onlangs een zogenoemde 'ruimtelijke essentiekaart' opgesteld waarin de (minimale) randvoorwaarden voor ontwikkeling van de wijk zijn opgenomen. Het gaat hier onder andere om de hoofdverkeersstructuur (die wijzigt ten opzichte van het eerdere plan), het hoofdwatersysteem en het (flexibele) programma.
Dit bestemmingsplan is de juridisch-planologische vertaling van de ruimtelijke essentiekaart en het omvat de ruimtelijke onderbouwing van het gehele project. Dit ontwerpbestemmingsplan zal dienen als toetsingskader voor afwijkingsprocedures die per cluster zullen worden gevoerd.
Het plangebied AckersWoude is gelegen aan de oostzijde van de Klapwijkseweg. Aan de noordwestzijde is het bedrijventerrein "De Boezem" gelegen, aan de zuidoostzijde de woonwijk "Klapwijk", gebouwd in de jaren '80. Aan de oostzijde van AckersWoude is het duurzame glastuinbouwgebied in de Oude Polder van Pijnacker gelegen. In de nieuwe woonwijk Ackerwoude liggen enkele percelen die behouden blijven (met name voormalige bedrijfswoningen bij glastuinbouwbedrijven). Deze percelen zijn uit het onderhavige bestemmingsplan gehaald. Daarnaast is een aantal percelen opgenomen waarop ten tijde van het vorige bestemmingsplan was voorzien dat hier ontwikkeling van een aantal verschillende functies zou plaatsvinden, maar die nu buiten de ontwikkeling van AckersWoude wordt gehouden. Deze bestaande woningen hebben een consoliderende bestemming gekregen ten opzichte van de huidige situatie.
Voor het plangebied vigeert thans het bestemmingsplan AckersWoude, dat op 26 maart 2009 is vastgesteld door de gemeenteraad.
In hoofdstuk 2 van deze toelichting is het relevante beleid opgenomen voor dit plangebied. Hierin wordt geanalyseerd welke plaats de beoogde ontwikkeling in dat beleid inneemt. In hoofdstuk 3 is een beknopte opbouw van de huidige situatie in het plangebied opgenomen, waarbij onder andere aandacht wordt besteed aan de historie van het plangebied. In hoofdstuk 4 komt de ruimtelijke essentiekaart aan bod, waarbij de programmatische uitgangspunten worden behaneld. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke verschillen er zijn ten opzichte van de voorgaande plannen. Hoofdstuk 5 gaat in op de sectorale aspecten die van belang zijn bij deze wijk. Hoofdstuk 6 bevat de juridische plantoelichting, waarin wordt ingegaan op de bestemmingssystematiek en de inhoud van de regels van het bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Barro
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Nationale belangen
Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:
Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (actualisering 2012)
De kern van de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Het plangebied is aangemerkt in de structuurvisie als nieuw stads- en dorpsgebied. De Zuidvleugel staat voor een grote woningbouwopgave. Intensiveren van het bestaande gebruik of herstructurering is binnen de gemeente niet op grote schaal mogelijk. De uitbreiding van AckersWoude past daarom in beginsel binnen het provinciaal beleid.
Om doorwerking van provinciale belangen te borgen, is een aantal beleidsuitgangspunten opgenomen in de Verordening Ruimte (zie hierna).
Verordening Ruimte
In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Wat er voor nodig is om dit te realiseren is opgenomen in de uitvoeringsagenda. Voor het plangebied zijn de volgende regels relevant
Regionale afstemming
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen voorziet in een aantoonbare behoefte en is gebaseerd op een regionale visie op het programma terzake of is ten minste regionaal afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
Op de behoefte en regionale afstemming wordt nader ingegaan in paragraaf 4.3.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen houdt rekening met de navolgende voorkeursvolgorde:
De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
De locatie is gelegen binnen de aangewezen bebouwingscontouren. Voor het overige wordt in paragraaf 4.3 nader ingegaan op de voorkeursvolgorde.
Pit! Structuurvisie anno 2009
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De Wro verplicht gemeenten om vanaf die datum over een vastgestelde structuurvisie te beschikken. De structuurvisie is het bestuurlijke document dat richting geeft aan de inzet van gemeentelijke juridische bevoegdheden. Op gemeentelijk niveau wordt de structuurvisie vertaald naar juridisch bindende bestemmingsplannen. De Structuurvisie vormt het kader voor verdere planologische ontwikkelingen en legt daarmee de basis voor het overleg met andere overheden.
Het hele plangebied staat aangegeven als woningbouwlocatie in ontwikkeling. In de structuurvisie is aangegeven dat het hier gaat om circa 1.300 woningen, 5.000 m2 kantoren en 10.000 m2 voorzieningen (multifunctioneel welzijnsaccommodatie). Sinds de vaststelling van de structuurvisie is gebleken dat het programma kantoren en voorzieningen te groot is. Dit is naar beneden bijgesteld.
Overigens zijn de voorbereidingen getroffen om een nieuwe structuurvisie op te stellen die de voormalige structuurvisie moet vervangen.
Het plangebied AckersWoude is gelegen op de grens van oude zeekleiafzettingen en het veengebied. Vanaf de late middeleeuwen is het plangebied ontgonnen en in gebruik genomen als landbouwgrond. De naam van de polder, "de Oude Polder van Pijnacker" verwijst naar deze vroege ontginning. De basis van de ontginning was de Klapwijkseweg, die - overigens nog steeds - als lint fungeerde waarlangs de boerderijen werden gevestigd.
Vanaf circa 1650 heeft in de omgeving van Pijnacker, met name rond Bleiswijk, Bergschenhoek en Zoetermeer uitgebreide veenwinning (vervening) plaatsgevonden. Deze vervening is doorgegaan tot circa 1850, toen elders reeds een begin was gemaakt met de grootschalige droogmaking van de door vervening ontstane plassen. Doordat de gronden in AckersWoude zelf vooral bestaan uit zeeklei, heeft de vervening hier niet toegeslagen. Direct ten noorden en oosten van het plangebied is het veen wel ontgonnen. Ook hier ontstonden plassen die later werden drooggemaakt. De "droogmakerij van de Oude Polder van Pijnacker" is een van de laatste droogmakerijen rond Pijnacker, en werd relatief laat drooggelegd. In deze droogmakerij, direct grenzend aan de noordwestzijde van het plangebied, is thans het bedrijventerrein De Boezem gelegen. Nog steeds is het hoogteverschil met de droogmakerij en het veel oudere landschap op het kleiplateau van AckersWoude goed waarneembaar, het hoogteverschil is bijna 2 meter. Over het algemeen zijn de kavels in de droogmakerijen wat smaller dan in de Oude Polder van Pijnacker. Door het huidige ruimtegebruik is dit verschil thans echter nauwelijks waarneembaar.
Het plangebied en de omgeving heeft eeuwenlang een agrarische functie gehad. Ook vandaag de dag wordt het gebied vooral agrarisch gebruikt. De uiterlijke verschijningsvorm van deze functie van het plangebied is echter ingrijpend veranderd. Vanaf ongeveer 1950 is er kassenbouw in het plangebied gepleegd. Ook heeft er een verdichting van het lint, de Klapwijkseweg, plaatsgevonden, waarbij ook niet-agrarische functies een plaats hebben gekregen aan de grenzen van het plangebied. Ruimtelijk is er vanaf de jaren '50 van de vorige eeuw dan ook sprake geweest van een verdichting, waarbij de landschappelijke leesbaarheid beduidend minder is geworden. Ten behoeve van de beoogde woningbouw is thans het merendeel van de kassen uit het gebied verwijderd.
Het plangebied was grotendeels in gebruik als kassengebied, waarbij opvalt dat de kassen over het algemeen wat kleinschalig waren. De verkavelings-, water- en wegenstructuur staat haaks op de Klapwijkseweg. Een groot deel van de kassen is inmiddels gesloopt, waardoor er nu veel open stukken aanwezig zijn, die vrijwel allemaal in gebruik zijn als grasland. In een aantal gevallen is naast het weiland een particuliere paardenstal met rijbak aanwezig. In het plangebied zijn verspreid liggend vrijstaande tuinderswoningen aanwezig. Bij de Monnikenweg is, aan weerszijden van een doodlopend erf, sprake van enige clustering van woonbebouwing (nrs. 5, 7, 11, 11c en 13). De bouwhoogte varieert nauwelijks en ligt rond de 6 à 7 meter voor woningen. De bouwhoogte van de kassen was in het algemeen iets lager: 4 à 5 meter.
AckersWoude wordt momenteel via de Klapwijkseweg haaks ontsloten door een drietal wegen: de Monnikenweg, een doodlopende aftakking van de Klapwijkseweg en de Lange Campen. De Monnikenweg en de Lange Campen lopen door tot buiten het plangebied.
De aftakking van de Klapwijkseweg (ter hoogte van nummer 27A) is te duiden als een typische tuindersweg. Een smal wegprofiel van ongeveer 4 tot 5 meter met aan één zijde een sloot en aan de andere zijde het voormalige kassengebied met incidenteel een tuinderswoning. De Lange Campen kent een wat breder profiel van 6 tot 7 meter. De Monnikenweg kent ook een profiel van 6 tot 7 meter, waarbij opvalt dat er sprake is van verkeersremmende maatregelen in de vorm van verkeersdrempels.
Aan de zuidzijde is de bebouwing van de woonwijk Klapwijk gelegen. De aansluiting met de woonwijk Klapwijk levert een dubbel beeld op. Aan de oostzijde van deze grens ligt een relatief grote plas met rietkragen en een groenstrook. Aan deze zijde wordt vrijwel geruisloos aangesloten op de woonbebouwing van Klapwijk (Corry Vonklaan). Aan de westzijde van deze grens, aan het begin van de Monnikenweg is het beeld heel anders.
Ten westen van het plangebied ligt het polderlint van de Klapwijkseweg met ten westen daarvan de RandstadRail. Ter hoogte van het plangebied is de halte Pijnacker Centrum gelegen. Aan de andere zijde van de RandstadRail liggen de oudere delen van Pijnacker, alsmede de kern Pijnacker zelf. De achterzijde van de woningen aan de Klapwijkseweg leveren een wat rommelig en rafelig beeld op.
Aan de noordzijde is bedrijventerrein De Boezem gelegen. Ook hier is sprake van een rafelig beeld. De rommeligheid van dit beeld wordt versterkt door het feit dat De Boezem lager is gelegen dan het plangebied. Een groot deel van deze rand bestaat uit grasland, met een relatief open zicht naar het noordoosten.
Aan de oostzijde van het plangebied wordt het kassengebied in de Oude Polder van Pijnacker voortgezet. Er is hier geen sprake van een duidelijk waarneembare ruimtelijke of functionele grens. De grens wordt ter plaatse gevormd door een doodlopende aftakking van de Lange Campen (richting nummers 8 en 10), de Hoogsewatering en het Hageveld. Dit laatste is een tuindersweg die haaks op de Monnikenweg staat.
De nieuwe woonwijk AckersWoude ligt direct naast het centrum van Pijnacker. Het wordt hiervan gescheiden door het bebouwingslint van de Klapwijkseweg-Vlielandseweg en de gedeeltelijk verdiepte RandstadRail. Ten noorden van het plangebied ligt het bedrijventerrein De Boezem, aan de oostzijde grenst het gebied aan het duurzame glastuinbouwgebied en aan de zuidzijde is de woonwijk Klapwijk gesitueerd. Ten behoeve van de herontwikkeling van AckersWoude is een ruimtelijke essentiekaart opgesteld. Deze wordt in dit hoofdstuk samengevat en toegelicht. De randvoorwaarden die hieruit voortkomen, vormen de basis voor de bestemmingslegging. In dit hoofdstuk is aangegeven wat de belangrijkste verschillen zijn van de ruimtelijke essentiekaart ten opzichte van het bestemmingsplan dat in 2009 is vastgesteld. Tot slot wordt een verantwoording gegeven van de woningbehoefte, de regionale afstemming en de ladder voor duurzame verstedelijking. Een en ander zoals is voorgeschreven in de provinciale ruimtelijke verordening.
Vanuit de kernwaarden is een nieuw concept opgesteld dat is gebaseerd op twee woonmilieus: dorps en landelijk. Dit betreft een dorps milieu dicht bij het bestaande centrum en een landelijk milieu daarom heen. Tussen het bestaande lint en het nieuwe gebied wordt daarbij een weefstrook gerealiseerd, zodat ten opzichte van de bestaande woningen een geleidelijke overgang naar het nieuwe gebied wordt gerealiseerd.
Op basis van dit concept is een ruimtelijke essentiekaart opgesteld (zie figuur 4.1). Belangrijke pijlers voor deze essentiekaart zijn de bestaande elementen in het plangebied, met name groen en water. Deze fungeren als structurerende elementen voor het de gehele ontwikkeling. Deze worden hierna beschreven. Daarna worden de beoogde structuur voor het langzaam verkeer en het landschappelijk raamwerk toegelicht. De verkeersstructuur komt vervolgens aan bod. Voor de verkeersstructuur wordt aangesloten bij de huidige wegen. Tot slot wordt ingegaan op de verschillende woonmilieus.
Figuur 4.1 Ruimtelijke essentiekaart
Water en groen
De kwaliteiten van de bestaande structuren van water en groen zullen zoveel mogelijk worden benut en op punten verder worden aangevuld (zie figuur 4.2). Dit zijn:
Het versterken van deze bestaande structuren en eventueel toevoegen van nieuwe structuren maakt het ruimtelijk kader krachtiger. Er wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk clusteren van groen met water, ecologie en spelen. De clustering zit vooral in de randen van AckersWoude. De op de ecologische kaart van de gemeente aangewezen gebieden hebben in het bestemmingsplan ene specifieke bescherming gekregen (zie ook Hoofdstuk 6).
De hoofdwatergangen zijn aan de noord-, oost-, en zuidrand van AckersWoude gesitueerd. De watergangen worden zoveel mogelijk gecombineerd met een groen- en recreatiegebied. De bestaande oost-west watergangen blijven gehandhaafd en maken onderdeel uit van de woongebieden. De oevers worden deels uitgegeven en blijven deels openbaar gebied. Het dorpse en landelijke milieu wordt gescheiden door een watergang in noord-zuidrichting. De precieze ligging hiervan wordt nader uitgewerkt.
De ruimte voor water, groen en spelen in de woonvelden zal verder worden uitgewerkt als het zich in de fasering aandient.
Figuur 4.2 Structuur water en groen
Langzaam verkeer
Ter bevordering van het fietsgebruik zal een goed netwerk moeten worden gerealiseerd (zie figuur 4.3). Het netwerk in AckersWoude wordt aangesloten op het bestaande fietsnetwerk; de vrij liggende fietspaden van de Klapwijkseweg en de toekomstige Oostelijke Randweg. Tevens zijn goede verbindingen nodig naar de halte van de RandstadRail.
In de woongebieden is een verfijnd fietsnetwerk, doordat gebruik gemaakt kan worden van de woonstraten, die in de gehele wijk worden ingericht als 30 km/uur.
De verbindingen zijn:
Figuur 4.3 Structuur langzaam verkeer
Ruimtelijke structuur
De ruimtelijke structuur bestaat uit een aantal landschappelijke dragers, waarbij water, groen, spelen, ecologie en langzaam verkeerroutes zo veel mogelijk geclusterd worden (zie figuur 4.4).
Centrale as AckersWoude
Door het midden van het plangebied loopt van west naar oost een bestaande watergang met daarnaast de toegangsweg naar de percelen. Deze lange lijn, voortkomend uit het onderliggende slagenlandschap, wordt benut om een centrale as door de wijk te maken, ingericht met water, groen en langzaam verkeer. De bestaande weg wordt gebruikt voor een vrij liggende fietsroute. De groenstructuur wordt uitgebreid met een kenmerkende bomenrij. De as doorkruist het plangebied en wordt daardoor tevens een verbindend element tussen het dorpse en landelijke woonmilieu.
Landschappelijke omkadering
Om de woonwijk vormen drie plekken een landschappelijke rand met ruimte om het te ontwikkelen tot een recreatief gebied:
Aan de oostkant van AckersWoude, de rand met het kassengebied, is een buffer vereist tussen het woon- en kassengebied. Door deze zone loopt tevens een hoofdwatergang. Het gebied wordt deels ingericht als een openbaar toegankelijk groengebied, deels wordt het bij het woongebied getrokken. Ter plaatse van de groengebieden ontstaat door het clusteren van water en groen met langzaam verkeer en spelen een gebied met recreatieve mogelijkheden. Daarnaast zal het dienen als ecologische route tussen bedrijventerrein De Boezem en Klapwijk. Op de Essentiekaart is de minimale maat aangegeven. In de uitwerking van de woonvelden ligt een ontwerpopgave om de groenbeleving visueel te verbreden door bijvoorbeeld de achtertuinen hier te realiseren.
De buffer aan de oostzijde sluit aan op het bestaande groen en water aan de zuidzijde. Dit gebied heeft al een enorme kwaliteit. De bestaande waterplas kan ecologisch versterkt worden (natuurvriendelijke oevers). Voorgesteld wordt om het gebied te verbinden met de Klapwijkseweg door de aanleg van een fiets-/voetpad en deze te voorzien van een landelijke inrichting.
Tussen de Boezem en het noorden van AckersWoude ligt een gebied dat geen onderdeel is van AckersWoude. Door dit gebied was de aanleg van de Zijdeweg bedacht en wordt een waterbuffer aangelegd. Door het vervallen van de Zijdeweg kan deze ruimte gebruikt worden om de landschappelijke omkadering rondom AckersWoude af te maken en de verbinding met de Groenzoom te versterken.
Figuur 4.4 Ruimtelijke structuur
Verkeerstructuur
Met het genomen uitgangspunt het bestaande te handhaven en te benutten, zal voor de hoofdontsluiting van AckersWoude gebruik gemaakt worden van de bestaande Lange Campen en Monnikenweg (zie figuur 4.5). Beide wegen worden aangesloten op de Klapwijkseweg en tevens op de nog aan te leggen Oostelijke Randweg. Er worden maatregelen genomen om sluipverkeer richting de Oostelijke Randweg te weren. Hiervoor wordt in beide wegen een knip opgenomen. De verschillende woonvelden binnen de wijk zijn wel onderling te bereiken, maar op deze manier wordt sluipverkeer tegen gegaan.
De gehele wijk wordt een gebied met een maximumsnelheid van 30 km/uur.
Figuur 4.5 Verkeersstructuur
Woonmilieus
In de gehele wijk worden twee woonmilieus gerealiseerd: dorps en landelijk (zie ook figuur 4.1). Dit is aangegeven in de essentiekaart. Het dorpse woonmilieu sluit aan op het centrumgebied van Pijnacker en heeft een hogere dichtheid. Het landelijke woonmilieu ligt hier omheen. Hierna wordt op deze twee woonmilieus ingegaan. Om een overgang tussen het bestaande lint en de nieuwe wijk te realiseren, wordt een weefstrook opgenomen. De uitgangspunten voor dit gebied komen eveneens aan bod. Tot slot wordt een aantal algemene uitgangspunten benoemd.
In dit bestemmingsplan wordt voor een groot deel van het gebied één bestemming opgenomen om maximale flexibiliteit te kunnen genereren. Op deze manier is het bestemmingsplan toekomstbestendig. De uitgangspunten van de essentiekaart worden gebruikt om na te gaan in hoeverre de gemeente mee wil werken aan ontwikkelingen. Aangezien de gemeente eigenaar is van de gronden, kan zij hierop goed sturen.
In zijn algemeenheid wordt uitgegaan van een hoge mate van flexibiliteit. Er moet voorzien worden in een brede behoefte met uiteenlopende woonwensen. Dit is vertaald door uit te gaan van:
Dorps
Het dorpse milieu ligt dicht bij het centrum en achter het lint. Dit milieu kenmerkt zich door smalle en korte straatjes, kleinschalige bebouwing (zoveel mogelijk grondgebonden), een wisselend straatbeeld met bomenrijen en hier en daar een pleintje. De straten die binnen het dorps woonmilieu worden gerealiseerd krijgen een intieme uitstraling. Om deze intimiteit te waarborgen, worden aan alle straten voorgevels gerealiseerd. Op hoeken van straten worden de woningen naar twee zijden georiënteerd. De voortuinen die worden gerealiseerd zijn minimaal en bedragen maximaal 1 m. Op deze manier wordt het intieme karakter gewaarborgd en is er wel ruimte voor een privacystrook.
Het dorpse karakter wordt daarnaast gewaarborgd door variatie in het straatbeeld aan te brengen. De rooilijn verspringt om de maximaal 45 m. De verspringing tussen de rooilijnen is minimaal 1 m. Binnen de stroken met dezelfde rooilijn wordt over een breedte van ten hoogste 25 m één type gevel of nokhoogte gerealiseerd.
Binnen dit gebied wordt een duidelijke aansluiting gezocht bij het bestaande dorp. Het is niet de bedoeling dat het een op zichzelf staand dorp wordt. Uitgegaan wordt van een woningdichtheid van maximaal 45 woningen per hectare. Hierbinnen kunnen enkele gestapelde woningen voorkomen.
Het parkeren zal met name op binnenterreinen (voor bewoners) worden opgelost en op enkele plaatsen als parkeerpockets. Hierdoor neemt het parkeren geen prominente plaats in in het straatbeeld. Ten behoeve van bezoekers kan op de straat worden geparkeerd. Aan maximaal één zijde van de straat worden hiervoor langsparkeerplaatsen gerealiseerd.
In het plangebied wordt de mogelijkheid geboden voor een aantal voorzieningen: maatschappelijke voorzieningen (zoals een basisschool) en commerciële voorzieningen. Het karakter van deze voorzieningen is duidelijk gericht op de wijk of de directe omgeving, maar zal geen centrumfunctie voor heel Pijnacker vervullen. De precieze invulling hiervan is nog niet bekend. Gezien de verschillende woonmilieus, ligt het wel voor de hand om dit te integreren in het dorpse milieu, het liefst zo dicht mogelijk bij de bestaande infrastructuur, zodat er sprake is van een goede ontsluiting.
Landelijk
Het landelijke milieu ligt om het dorpse milieu heen. Het kenmerkt zich door veel water in de vorm van lange watergangen en -plassen, een oost-west georiënteerde verkavelingsrichting, veel uitgeefbaar terrein, een lage bebouwingsdichtheid en veel groen. Hier en daar komen er knotwilgen en riet in het beeld, vooral langs het water. Binnen dit gebied wordt duidelijk aangesloten bij de beeldkwaliteit van het landschap. Er worden informele routes gecreëerd naar het omliggende landschap. Uitgegaan wordt van een woningdichtheid van maximaal zo'n 29 woningen per hectare. Alle woningen zijn grondgebonden woningen.
De openbare ruimte heeft een duidelijke groene uitstraling. Dit wordt mede gewaarborgd door ruime (voor)tuinen te realiseren. Op de kavel zelf wordt een grote mate van vrijheid gegeven, met veel flexibiliteit. Hierdoor zal een grote mate van variatie ontstaan, die past bij het landelijke woonmilieu. De inrichting van dit gebied is meer gericht op de individuele woning.
Weefgebied
Om de overgang tussen de bestaande woningen aan de Klapwijkseweg en AckersWoude vloeiend te laten verlopen, is een weefstrook geformuleerd in de directe nabijheid van de bestaande (burger)woningen in het lint. Voor deze woningen wordt aangesloten bij de bestaande woningen in het lint (uitsluitend vrijstaande of halfvrijstaande woningen en een goot- en bouwhoogte van 4 en 7 m). Hier wordt een dichtheid geformuleerd die aansluit bij de dichtheid van het landelijke woonmilieu. Voor deze uitgangspunten is gekozen om de ruimtelijke impact voor de bewoners van de bestaande woningen zo beperkt mogelijk te houden.
Algemeen
In dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met een aantal algemene uitgangspunten.
Het onderscheid tussen het dorpse milieu en het landelijke milieu is niet aangegeven. Er is hier sprake van uitwisselbaarheid: de precieze grens is nog niet duidelijk.
Verdere uitwerking
Belangrijke organiserende principes worden gevormd door de organisatie van de buitenruimte. De hoofdstructuren van verkeer, water en groen zijn richtinggevend voor de uitwerking van het hele gebied. Mede op basis hiervan worden de woonblokken gedefinieerd. Binnen de woonblokken wordt een grote mate van vrijheid gehanteerd, waarbij de uitgangspunten zoals hierboven onder de verschillende woonmilieus wordt aangehouden.
In deze paragraaf worden de belangrijkste verschillen van dit bestemmingsplan aangegeven ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan uit 2009.
Campus
Het voorgaande plan kenmerkte zich door een dominante stedelijke campus in het verlengde van de Oostlaan. Hiervoor was gekozen om de centrumlijn van de oostlijn door te trekken in AckersWoude. Onderzoek naar de marktmogelijkheden van het stedelijke campusgebied heeft uitgewezen dat zowel makelaars als corporaties op korte en middellange termijn onvoldoende mogelijkheden zien om de campus (appartementen) succesvol in de markt te zetten. De omvang en opzet sluiten niet aan bij de kwalitatieve marktvraag.
Verkeersstructuur
In het vorige plan was voorzien in een doorgaande verkeersstructuur door de wijk. De Oostlaan zou hiervoor worden verlengd, waarbij een nieuwe ontsluiting door de nieuwe wijk AckersWoude zou worden gerealiseerd. Deze nieuwe ontsluiting zou tevens fungeren als nieuwe doorgaande weg voor verkeer naar Zoetermeer. Op basis van recente verkeersgegevens, is gebleken dat de bestaande verkeersstructuren, inclusief de nieuwe oostelijke randweg, de verkeersstromen aankunnen. Er wordt daarom geen geheel nieuwe ontsluitingsweg meer gerealiseerd.
Typologie woningen
In het vorige bestemmingsplan was een onderscheid gemaakt tussen woongebieden ('erven' en 'straatjes'). Binnen deze twee typen gebied was onderscheid gemaakt naar oppervlakte van woningen. Dit is komen te vervallen in dit bestemmingsplan.
In het kader van de Provinciale Verordening Ruimte (zie paragraaf 2.2.) dienen gemeenten aan te tonen dat een bestemmingsplan met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wonen:
Het onderhavige bestemmingsplan AckersWoude 2014 voldoet aan deze drie criteria. Onderstaand wordt dit nader gemotiveerd.
Aantoonbare behoefte
Motivering als voorschot op regionale visie
De bestaande plancapaciteit van AckersWoude neemt af van 1.500 (vigerend bestemmingsplan) naar 1.300 (onderhavige bestemmingsplan). Dit past beter binnen de gewenste kwaliteit van het plan, maar zal uiteindelijk wel nodig zijn voor een haalbare uitvoering. De reden om een nieuw bestemmingsplan op te stellen is gelegen in de flexibilisering van gebruiksvoorschriften als onderdeel van vraaggericht ontwikkelen. Om het lopende project consequent te kunnen vermarkten wordt het bestemmingsplan met zo min mogelijk vertraging geactualiseerd. In dit geval nog lopende de afronding van de regionale afstemming. Daarom wordt hierbij ook alvast een zelfstandige motivering gegeven welke regionale behoefte wordt vervuld met dit plan.
In Pijnacker-Nootdorp lopen thans de uitlegprojecten Pijnacker-Zuid (nog ongeveer 1.500 woningen) en AckersWoude. Ontstaan vanuit respectievelijk de VINEX-periode, en de BLS-VINAC en RSP Haaglanden. Hoewel voor een deel deze projecten zich lenen voor het realiseren van een evenwichtiger lokale woningmarkt, dienen deze projecten vooral een regionaal doel. De projecten zijn een antwoord op een grote regionale behoefte aan goede en betaalbare grondgebonden woningen in veilige en kindvriendelijke wijken.
Regionale behoefte
In regionaal opzicht is vanuit de demografie een trend waarneembaar van trek naar het stedelijk gebied en groeiende vraag naar woningen voor kleine huishoudens. Uit onderzoek (o.a. WoON 2012) blijkt echter dat er vooral een groot structureel tekort is aan goede en betaalbare eengezinswoningen in de gewenste rustig stedelijke wijken. Aangezien in de gewilde wijken (veelal in Den Haag) onvoldoende bereikbaar nieuwbouwaanbod aan eengezinswoningen mogelijk blijkt, dienen in de regio alternatieve locaties de vraag op te vangen.
Uit onderzoek (Grote Woontest Haaglanden, 2012) blijkt eveneens dat er overaanbod is in de suburbane woonmilieus die worden gezien als “wijk met vooral eengezinswoningen” of “wijk met eengezinswoningen en appartementen”. De VINEX-wijken en naoorlogse uitbreidingswijken worden hiermee geassocieerd en gezien als monofunctioneel. Gewenst zijn rustig stedelijke, dorpsere (gemengde), landelijke en hoogwaardige woonmilieus (voorzieningen nabij of hoge kwaliteit). Door de ligging spelen de verschillende delen van AckersWoude in op een aantal van deze woonmilieubehoeftes, met een sterk accent op het dorpse/rustig stedelijke en op het hoogwaardige.
Regionaal aanbod
In de regio Haaglanden is volgens de WBR in de periode 2010-2020 behoefte aan ruim 48.000 extra woningen. Volgens de laatste actuele regionale overzichten is het geplande aantal opleveringen ruim 13.000 lager, met zo'n 35.000. Alle negen gemeenten bouwen te veel voor de eigen vraag, behalve Den Haag. Bij elkaar bouwen de negen gemeenten juist te weinig. Zeker als men verder kijkt. Van 2020-2030 is de WBR voor Haaglanden opnieuw hoog: 46.000 woningen zijn gewenst. De plannen die er tegenover staan, daarvan zijn er in het kader van de (ontwerp) regionale Woonvisie slechts 14.000 bekend. Daarbij moet aangetekend worden dat Pijnacker-Nootdorp de geplande projecten AckersWoude, Keijzershof en Tuindershof af zal maken en daarna geen uitbreidingen meer nastreeft. Conclusie is dat er in regionaal opzicht geen overaanbod is in totaal maar dat vooral het aansluiten op de vraag naar woonmilieus het centrale aandachtspunt is.
In regionaal opzicht lijkt namelijk getalsmatig sprake van overaanbod in eerdergenoemd suburbaan woonmilieu. Daardoor sluiten vraag en aanbod qua woonmilieus op basis van de locatie niet goed op elkaar aan. In het proces van de regionale afstemming blijkt dat dit vraagstuk wordt onderkend. Maar ook wordt onderkend dat onvoldoende locaties beschikbaar zijn voor de gewenste combinatie van woningkwaliteit en (rustig-stedelijk) woonmilieu. Vanuit de beschikbare locaties moet worden gewerkt en deze bieden voldoende mogelijkheden. Op de locaties wordt het woonmilieu beter aangesloten op de vraag. De komende jaren is daarbij sprake van een transitiefase waarin plannen worden herijkt en zonodig worden 'verkleurd' van suburbaan naar een gevraagd concept. AckersWoude is een voorbeeld van een gewenste herijking van het woonmilieuconcept.
AckersWoude: metropolitaan en dorps
Door de ligging naast het centrum en door het aangeboden dorpsere dan wel landelijker woonmilieu zal AckersWoude de lokale woningmarkt sterker aanspreken dan Pijnacker-Zuid. Maar nog steeds geldt dat het project zich grotendeels richt op de regionale markt. De regionale woonconsument wil grondgebonden, wil kwaliteit, bereikbaarheid en veiligheid, is vaak niet tevreden met het bestaande aanbod in de regio, en is mobiel en desnoods bereid een groot zoekgebied te hanteren. Dankzij de Stedenbaan-plus-locaties rondom Randstadrail, dankzij de N470 en goede aansluitingen op de A12 en A4, dankzij het kleinstedelijke lokale voorzieningenniveau en grootstedelijke voorzieningencentra op 15 minuten, en dankzij de eigen herkenbare identiteit van het dorp blijkt Pijnacker een realistisch en aantrekkelijk alternatief, gezien ook de recente succesvolle realisatie van Tolhek en vlotte start van Keijzershof.
Met de realisatie van AckersWoude, naast halte Randstadrail en kleinstedelijk winkelcentrum, wordt eerdergenoemde structurele tekort aan dit kwalitatieve woningaanbod verkleind in Haaglanden. De wijk draagt dankzij de in 2012/2013 herijkte ontwikkelvisie per segment bij aan gevraagd dorpse, hoogwaardige en landelijke woonmilieuaanbod, en speelt zo ook nadrukkelijk in op regionale tekorten die er op de markt zijn aan gevraagde woonmilieus en product marktcombinaties (Grote Woontest Haaglanden, 2012). Dankzij de Stedenbaan-plus-halte en de 200.000-400.000 bereikbare banen draagt AckersWoude bij aan de verstedelijkingsstrategie van de Zuidvleugel en de Provincie Zuid-Holland. Door deze bereikbaarheid en nabije voorzieningen is AckersWoude relatief sterk geïntegreerd in het stedelijk netwerk en is het gericht op een bredere markt dan de meeste suburbane en ov-luwe uitbreidingen in het zuidwesten van de regio Haaglanden.
Regionale afstemming
Los van diverse kleinschaliger projecten, voornamelijk inbreidingen gericht op de lokale behoefte, zal de resterende plancapaciteit van de twee genoemde uitlegprojecten nog zo'n 2.800 woningen zijn. Voor de planperiode 2014-2024 betreft de WBR voor Pijnacker-Nootdorp 2.063. De geplande woningbouwproductie van de gemeente voor alle plannen in de periode 2014-2024 is niet veel hoger dan de WBR, namelijk 2.100 als prognose en ongeveer 2.500 als streefscenario. Regionale afstemming is niettemin aan de orde.
De regionale afstemming die voortdurend plaatsvindt wordt neergelegd in een regionale woonvisie waarin de plannen voor AckersWoude zijn betrokken. Afgesproken opgave daarbij wordt het kwalitatief realiseren van de juiste woonmilieukwaliteiten. Nieuwe organiserende principes, zoals die al in AckersWoude zijn toegepast, gelden daarbij als voorbeeld. Door middel van jaarlijkse monitoring wordt ongewenste concurrentie hierbij voldoende vermeden.
Voorkeursvolgorde
AckersWoude wordt gerealiseerd, omdat in de regio binnenstedelijk structureel niet voldoende aan de vraag naar eengezinswoningen in rustige woonmilieus kan worden voldaan op deze schaal. AckersWoude ligt direct aan de kern vast en wordt aan drie kanten ingebed tussen bestaande wijken. AckersWoude ligt aan een stedenbaan-plus-locatie.
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
De verkeersstructuur rondom het plangebied wordt gekenmerkt door gebiedsontsluitingswegen in noord-zuidrichting, zoals de Klapwijkseweg/Vlielandseweg en de nieuw aan de leggen Oostelijke Randweg. Ter hoogte van het kruispunt Klapwijkseweg/Vlielandseweg sluit de Oostlaan aan, welke in westelijke richting naar het centrum van Pijnacker loopt. Via de Klapwijkseweg wordt in zuidelijke richting de N470 (Delft – Zoetermeer) bereikt. In noordelijke richting wordt via de Vlielandseweg de Katwijkerlaan bereikt. Deze wegen vormen gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h; de Oostelijke Randweg kent een maximumsnelheid van 60 km/h. Door het plangebied lopen de Lange Campen en de Monnikenweg. Deze wegen hebben in de huidige situatie een status als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h.
Verkeersstudie ontsluitingsstructuur
In het kader van de ontwikkeling van AckersWoude en de verkeersstructuur binnen Pijnacker zijn diverse varianten voor de ontsluiting van AckersWoude onderzocht. De berekeningen zijn uitgevoerd met het verkeersmodel van de gemeente Pijnacker-Nootdorp waarin tevens rekening is gehouden met de realisatie van AckersWoude en andere relevante ruimtelijke ontwikkelingen, zoals Keijzershof, kantoorbebouwing Centrumlijn, Boezem Oost, Oostelijke Randweg en diverse andere infrastructurele maatregelen. In eerste instantie is onderzocht of zonder aanpassingen aan de bestaande wegenstructuur het verkeer van de nieuwe ontwikkeling afgewikkeld kan worden. Uit de resultaten van het verkeersmodel blijkt dat de intensiteiten op de Katwijkerlaan, Vlielandseweg en Klapwijkseweg ook na realisatie van AckersWoude ruim binnen de normen voor dergelijke gebiedsontsluitingswegen blijven. Voorts blijkt uit het akoestisch onderzoek (zie paragraaf 5.2) dat er geen ongewenst akoestisch klimaat optreedt. De Monnikenweg vormt een aandachtspunt in relatie tot de nieuwe Oostelijke Randweg. Wanneer de Monnikenweg, en in mindere mate de Lange Campen, functioneel ingericht wordt als gebiedsontsluitingsweg, ontstaat er een doorgaande verkeersstroom tussen de Klapwijkseweg en de Oostelijke Randweg door het plangebied. Hierdoor neemt de woon- en leefkwaliteit binnen het plangebied af en vraagt de Monnikenweg relatief veel ruimte voor het wegprofiel. Om dergelijk doorgaand verkeer door het plangebied tegen te gaan, dient een barrière voor gemotoriseerd verkeer te worden aangebracht in de Monnikenweg en de Lange Campen. Deze barrière kan vormgegeven worden door een 'harde' knip (afsluiting) of inrichtingsmaatregelen om doorgaand verkeer te weren. Hierdoor krijgen de Monnikenweg en Lange Campen een verkeersluw karakter en wordt alleen gebruikt voor de ontsluiting van het plangebied. De wegen kunnen ingericht worden als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h.
Op basis van het verkeersmodel zijn ook andere varianten onderzocht. Een belangrijke variabele daarin is de verbinding tussen de Katwijkerlaan en de Oostlaan. Onderzoek is gedaan naar nut en noodzaak van een doorkoppeling tussen de Katwijkerlaan en de Oostlaan via AckersWoude (Zijdeweg). Deze variant is in het gemeentelijke verkeersmodel onderzocht op doelmatigheid en effectiviteit. Uit de modelberekeningen blijkt dat er geen verkeerskundige noodzaak bestaat om de Zijdeweg te realiseren. De intensiteiten op de Katwijkerlaan en Vlielandseweg blijven, zonder realisatie van de Zijdeweg maar inclusief de genoemde ruimtelijke ontwikkelingen, ruim binnen de normen voor dergelijke wegen.
Ontsluitingsstructuur AckersWoude
Ackerswoude wordt aangesloten op de bestaande structuren (Monnikenweg en Lange Campen). Deze wegen sluiten in westelijke richting aan op de Klapwijkseweg/Vlielandseweg en in oostelijke richting op de Oostelijke Randweg. Uit de resultaten van de verkeersstudie blijkt dat AckersWoude goed via de bestaande gebiedsontsluitingswegen afgewikkeld kan worden. Ook bezien in relatie met andere ruimtelijke ontwikkelingen, ontstaan er geen verkeersknelpunten op de belangrijkste gebiedsontsluitingswegen, zoals de Oostlaan, Klapwijkseweg, Vlielandseweg, Katwijkerlaan en Oostelijke Randweg. De Lange Campen en Monnikenweg moeten als erftoegangsweg 30 km/h worden ingericht om doorgaand verkeer te voorkomen. Realisatie van nieuwe infrastructuur, zoals de Zijdeweg, is niet noodzakelijk. De Monnikenweg en Lange Campen komen binnen de bebouwde kom te liggen en krijgen een maximumsnelheid van 30 km/h. Op beide wegen wordt een barrière aangebracht, zodat doorgaand verkeer tussen de Klapwijkseweg en de Oostelijke Randweg wordt geweerd. De maximale verkeersintensiteit bedraagt op deze wegen 2.500 mvt/etmaal. De vormgeving van barrière om doorgaand verkeer te weren staat nog open en kan variëren van een afsluiting voor gemotoriseerd verkeer tot een 'zachte knip', bijvoorbeeld de realisatie van verkeersdrempels.
Verkeersgeneratie
Binnen het plangebied van AckersWoude worden circa 1.300 woningen mogelijk gemaakt. Op grond van publicatie 317 (CROW 2012) kennen woningen een verkeersgeneratie van 6,5-8 mvt/etmaal per woning. Het gebied zal hierdoor een verkeersaantrekkende werking hebben van circa 8.500-10.000 mvt/etmaal. Wel zal verkeer voor de huidige (te amoveren) functie, voornamelijk glastuinbouw, verdwijnen. De omvang van dit verkeer is echter veel kleiner dan van de nieuwe ontwikkeling. Het verkeer zal via vier ontsluitingen het gebied verlaten: twee ontsluitingen richting de Klapwijkseweg en twee ontsluitingen richting de Oostelijke Randweg. Daardoor zal de intensiteiten op de uiteinden van de Monnikenweg en de Lange Campen maximaal 2.500 mvt/etmaal bedragen. Een dergelijke intensiteit past goed bij het karakter en de functie van de weg en leidt dan ook niet tot doorstromings- of leefbaarheidsknelpunten.
Kruispuntafwikkeling
Van belang is dat een goede verkeersafwikkeling op de omliggende wegenstructuur, ook na realisatie van AckersWoude gewaarborgd is. Hiertoe is de ontwikkeling van het woongebied in het gemeentelijk verkeersmodel doorgerekend en is een analyse van de verkeersafwikkeling op kruispuntniveau uitgevoerd ('Afwikkelingsanalyse 6 kruispunten', Goudappel Coffeng, 11 mei 2012). Hieruit blijkt dat de voorrangskruispunten van de Vlielandseweg/Lange Campen en Klapwijkseweg/Monnikenweg het verkeer ook in de toekomstige situatie goed kunnen afwikkelen. Aanpassingen aan deze kruispunten zijn niet noodzakelijk. Wel bestaat de mogelijkheid in het bestemmingsplan om de aansluiting van de Monnikenweg op de Klapwijkseweg verder richting het zuiden te verplaatsen. Dit leidt echter niet tot grotere verkeersstromen op de Monnikenweg of een grotere kruispuntbelasting op het kruispunt met de Klapwijkseweg.
Het belangrijkste kruispunt is de verkeerscirculatie rondom het plangebied is het kruispunt Klapwijkseweg/Vlielandseweg/Oostlaan. Het verkeer op dit kruispunt wordt geregeld door middel van verkeerslichten (VRI). Deze VRI kan het beste gehandhaafd blijven om een goede verkeersafwikkeling te waarborgen. Wel bestaan twee inrichtingsscenario's om de verkeersafwikkeling op het kruispunt te optimaliseren. Het bestemmingsplan maakt realisatie van beide scenario´s mogelijk. In scenario 1 wordt de hoofdroute gewijzigd. Op het bestaande kruispunt wordt de doorgaande route gevormd door de Oostlaan – Vlielandseweg. In scenario 1 wordt uitgegaan van de doorgaande route via de Oostlaan – Klapwijkseweg. In scenario 2 wordt het kruispunt zodanig gereconstrueerd, dat de Klapwijkseweg/Vlielandseweg de doorgaande richting is en de Oostlaan door middel van een T-aansluiting op dit kruispunt wordt aangesloten. In beide scenario's wordt het kruispunt met verkeerslichten geregeld. Een goede verkeersafwikkeling is in beide scenario's gewaarborgd. In figuur 5.1 en 5.2 zijn beide scenario's weergegeven.
Figuur 5.1 Kruispunt Oostlaan/Klapwijkseweg/Vlielandseweg scenario 1
Figuur 5.2 Kruispunt Oostlaan/Klapwijkseweg/Vlielandseweg scenario 2
Ontsluiting fietsverkeer
De Monnikenweg en Lange Campen zijn erftoegangswegen, waarop zowel in de huidige als toekomstige situatie fietsverkeer gemengd met autoverkeer wordt afgewikkeld. Dit is conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De Klapwijkseweg/Vlielandseweg kent, evenals de Oostlaan, vrijliggende fietspaden. Vanaf het kruispunt Oostlaan/Klapwijkseweg/Vlielandseweg wordt een fietsverbinding voorzien naar Ackerswoude (zie figuur 1). Deze fietsverbinding is ook op de essentiekaart voor Ackerswoude opgenomen. Hierdoor ontstaat voor fietsverkeer vanuit AckersWoude een geheel solitaire fietsstructuur naar het centrum van Pijnacker en het RandstadRailstation Pijnacker Centrum. De fietsverbinding met het centrum van Pijnacker is daardoor goed. De wegen voldoen aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig, waardoor een goede en verkeersveilige ontsluiting gewaarborgd is.
Ontsluiting openbaar vervoer
In de directe nabijheid van het plangebied ligt het Randstadrailstation Pijnacker Centrum. Dit station wordt bediend door rechtstreekse treinen tussen Den Haag Centraal en Rotterdam Centraal/Rotterdam Slinge. De treinen hebben een frequentie van 6x/uur per richting. Op station Leidschenveen kan overgestapt worden op de railverbinding met Zoetermeer. Tevens wordt Pijnacker aangedaan door een buslijn tussen Zoetermeer en Delft met een frequentie van 2x per uur per richting. De bushalte bevindt zich op circa 600 m van het plangebied. De ontsluiting per openbaar vervoer naar de omliggende steden is daardoor goed.
Verkeersveiligheid
De wegen rondom het plangebied zijn conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig ingericht, waarbij fietsverkeer via vrijliggende fietspaden wordt afgewikkeld. Vrijliggende fietspaden zijn aanwezig langs de Klapwijkseweg en de Oostlaan. Vanuit Ackerswoude wordt door middel van een nieuw fietspad aangesloten op deze fietsstructuur. De verkeersveiligheid binnen het plangebied is in voldoende mate gewaarborgd. De hoofdontsluiting voert via de Lange Campen en de Monnikenweg, waarbij doorgaand verkeer zal worden geweerd. De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling kan goed afgewikkeld worden op de omliggende wegen en leidt niet tot knelpunten met betrekking tot de verkeersveiligheid.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte dient aangesloten te worden bij de parkeernormen zoals vastgesteld in het document 'Nota Parkeernormen', gemeente Pijnacker-Nootdorp, 21 juni 2012. De parkeerbehoefte dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden opgevangen. In de Nota Parkeernormen is tevens opgenomen hoe omgegaan dient te worden met de parkeercapaciteit op eigen terrein bij het opstellen van de parkeerbalans.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de verkeersafwikkeling van en naar de nieuwe ontwikkeling goed is. Het verkeer kan goed en verkeersveilig afgewikkeld worden via het bestaande wegennet van gebiedsontsluitingswegen. Wijzigingen in de wegenstructuur binnen Pijnacker zijn niet noodzakelijk voor een goede verkeersafwikkeling van AckersWoude. Ook voor fietsverkeer is een goede ontsluiting via een solitaire fietsstructuur gewaarborgd. De ontsluiting per openbaar vervoer is goed, gezien de aanwezigheid van de RandstadRailhalte Pijnacker Centrum. Ten aanzien van parkeren dient altijd voldaan te worden aan de Nota Parkeernormen van de gemeente.
Binnen het plangebied worden geluidsgevoelige functies (woningen) mogelijk gemaakt. Deze woningen liggen binnen de wettelijke geluidszone van de Klapwijkseweg, Vlielandseweg, geprojecteerde Oostelijke Randweg en Oostlaan. Daarnaast zijn er 30 km/h-wegen in en rondom het plangebied. Deze wegen zijn niet-gezoneerd, maar worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening betrokken in het onderzoek. In het kader van het bestemmingsplan wordt ervan uitgegaan dat de Monnikenweg en de Lange Campen bij realisatie van het plangebied een maximumsnelheid van 30 km/h krijgen. Daarnaast is reconstructieonderzoek uitgevoerd naar de fysieke aanpassingen aan het kruispunt Klapwijkseweg/Vlielandseweg/Oostlaan. Ook is inzicht geboden in het uitstralingseffect op de aansluitende wegvakken.
Het akoestisch onderzoek is vastgesteld in de rapportage 'Pijnacker-Nootdorp, woningbouw AckersWoude, akoestisch onderzoek', Rho Adviseurs, 12 februari 2014 en is als bijlage 1 opgenomen.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Klapwijkseweg/Vlielandseweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter plaatse van het nieuwe woongebied wordt overschreden. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Ten gevolge van de Monnikenweg en de Lange Campen wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden. De maximaal aanvaardbare van 63 dB wordt niet overschreden. Bij deze woningen zal de gevelisolatie zodanig zijn dat geluidswaarde in de woningen voldoet aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Voor de interne wegen is een tabel opgenomen met afstanden waarbij de 48 dB contour (de richtwaarde) is vastgelegd. De Oostelijke Randweg leidt niet tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.
Op grond van het reconstructieonderzoek blijkt dat de woningen langs de Monnikenweg een significant uitstralingseffect kennen. De geluidstoename bedraagt maximaal 3 dB. Omdat de wegen opgenomen worden in een 30 km/h-gebied, is het vaststellen van hogere waarden niet aan de orde. Langs de andere bestaande wegen is geen sprake van een significant reconstructie- of uitstralingseffect.
Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting zijn niet mogelijk of doelmatig. Het onderzoek naar cumulatie of het gemeentelijk geluidsbeleid leidt niet tot bezwaren om hogere waarden vast te stellen. Daarom dient voor de woningen in de eerstelijns bebouwing ten zuiden van de Monnikenweg een hogere waarde te worden vastgesteld ten gevolge van de Klapwijkseweg.
In het verleden zijn voor de woningen binnen het plangebied van AckersWoude hogere waarden vastgesteld (Besluit hogere grenswaarde Wet geluidhinder, d.d. 17 maart 2009). Hiermee rekening houdend dienen de volgende hogere waarden te worden vastgesteld, zie tabel.
Tabel 5.1 Hogere waarden, rekening houdend met eerder vastgesteld hogere waarden
Bron | Hogere grenswaarde | Aantal woningen* | |
Klapwijkseweg | Geluidklasse: 48-53 dB | 20 | |
Geluidklasse: 53–58 dB | 12 | ||
Geluidklasse: 58-63 dB | 10 |
* Inschatting op basis van omvang gebied en ca. 40 woningen per ha (uitgaande van grondgebonden woningen).
Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Randstadrailspoorlijn Rotterdam - Den Haag. De berekeningen zijn opgenomen in het akoestisch onderzoek, zie bijlage 1. Uit de berekeningen blijkt dat ter plaatse van de eerstelijns bebouwing ten zuiden van de Monnikenweg sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. In andere delen van het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 57 dB.
Omdat maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting niet mogelijk of doelmatig zijn, dient voor de hier te realiseren 10 nieuwe woningen een hogere waarde te worden vastgesteld in de geluidklasse 55- 57 dB ten gevolge van de Randstadrail.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
Ten slotte is in 2012 de nieuwe Handreiking Watertoets vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking bestaat uit een procesdeel en een inhoudelijk deel. In het procesdeel wordt ingegaan op het watertoetsproces voor ruimtelijke planvorming. Het inhoudelijk deel bevat de vertaling van het actuele beleid van Delfland in ruimtelijke zin.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft in 2009 een geactualiseerd Waterplan Pijnacker-Nootdorp 2010-2013 “Helder over Water” opgesteld. De visie van dit waterplan is als volgt omschreven:
“Het integraal waterbeheer moet zorgen voor droge voeten (in 2021), een gezond watersysteem (in 2027) en een optimale beleving van het water zowel in het bebouwd gebied als in het buitengebied (in 2020).”
Doelstelling van dit waterplan is vijfledig:
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen ten oosten van het centrum van Pijnacker en omvat een gebied dat in het noorden wordt begrensd door het bestaande bedrijventerrein De Boezem. De zuidelijke grens wordt gevormd door de woonwijk Klapwijk. De westelijke grens is de Klapwijkseweg en het glastuinbouwgebied begrenst het plangebied in het oosten.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld.
Peilen en peilstijging
Waterhuishoudkundig ligt het gehele gebied binnen de Oude Polder van Pijnacker (peilgebied I). Het peil bedraagt 2,70 m -NAP en de maximale peilstijging bedraagt momenteel 20 cm. Deze relatief beperkte peilstijging betekent dat naar verhouding voor berging veel oppervlaktewater gerealiseerd moet worden. In het kader van het raamplan wateropgave Pijnacker zijn daarom maatregelen (in de vorm van het ophogen van een aantal weilanden) afgesproken die ertoe leiden dat een peilstijging van 23 cm kan worden gehanteerd.
Veiligheid en waterkeringen
In het plangebied loopt één waterkering. Deze waterkering is vastgelegd in het beleid van het Hoogheemraadschap van Delfland inzake veendijken. Op de bij dit beleid behorende kaart zijn kernzones aangegeven. Binnen het plangebied gaat het om een kernzone van 22 m. De afstand wordt gemeten vanaf de waterlijn. Naast deze kernzone moet ook een beschermingszone in acht worden genomen. De kernzone plus de beschermingszone wordt in het bestemmingsplan vastgelegd.
Hoofdwatergangen
Door het plangebied loopt een aantal hoofdwatergangen die in het bestemmingsplan ook als zodanig zullen worden aangeduid. Het gaat om de hoofdwatergangen in het noorden en zuiden van het plangebied. Deze watergangen dienen onder andere voor het doorvoeren van het water vanuit het oosten naar het westen. Aan de oostzijde is een noord-zuid hoofdwatergang gelegen die deels wordt uigebreid. Buiten het plangebied is aan de oostzijde van de RandstadRail een hoofdwatergang gelegen. Deze wordt mogelijk gedempt. Indien hiervan sprake is, wordt de capaciteit van de bestaande watergang aan de oostzijde van het plangebied uitgebreid. Dan wordt tevens de bestaande hoofdwatergang ten zuiden van de Lange Campen afgewaardeerd.
Stedenbouwkundige visie op het toekomstig watersysteem
Voor de ontwikkeling van dit gebied is de ruimtelijke essentiekaart opgesteld. Water heeft hier een expliciete rol in gekregen. Rekening wordt gehouden met een netwerk van water in plaats van het concentreren van water in grote eenheden in de wijk. Daarbij is het bestaande netwerk van watergangen als uitgangspunt genomen. De ligging van de watergang bepaalt het karakter: openbaar of privé.
Vanuit het Nationaal Bestuursakkoord Water heeft stedelijk gebied een beschermingsniveau van 1 x 100 jaar. Het watersysteem ter plaatse moet wordene ingericht op basis van deze norm.
De verdere invulling van de watergangen wordt niet precies vastgelegd. Het hele bestemmingsplan is flexibel van opzet, waarbij er sprake zal zijn van een gefaseerde ontwikkeling in kleine delen. Zodra een gedeelte wordt ontwikkeld, moet de toename van de verharding worden gecompenseerd. Dit wordt in de regels van het bestemmingsplan gewaarborgd. Het idee is om overige watergangen aan te leggen die van noord naar zuid lopen.
Het gebied dient te allen tijde een goede aan-, door- en afvoer te hebben. De oost-west verbindingen in het plangebied worden hierbij op de plankaart aangegeven. Door de bestemming Water aan deze gebieden te geven, wordt bestemmingsplanmatig geborgd dat deze watergangen als zodanig in gebruik blijven.
In de zuidoostelijke hoek van het plangebied ligt een aantal bestaande waterplassen. Deze zullen, inclusief oeverinrichting, gehandhaafd blijven. Aan de zuidelijke plas wordt het mogelijk om binnen de bestemming steigers en aanlegplaatsen te realiseren.
Hydraulisch onderzoek
Onderzocht is of de beoogde waterstructuur zoals hierboven aangegeven voldoet aan de normen voor verhang en stroomsnelheid van het Hoogheemraadschap van Delfland (zie hierbij bijlage 3 van de regels - omdat in de regels expliciet naar dit onderzoek wordt verwezen, is dit onderdeel gemaakt van de regels). De gemeente Pijnacker-Nootdorp wil naar de toekomst toe mogelijkheden behouden om het water af te voeren via een andere route dan nu het geval is, naar de westzijde van de Klapwijkseweg en het spoor van de RandstadRail. De wens van de gemeente Pijnacker-Noortdorp is namelijk om de watergang aan de oostzijde van de Randstadrail te dempen om ruimte te creëren voor ontwikkeling van het stationsgebied en een verkeersknooppunt. Daarom zijn twee varianten van de beoogde waterstructuur onderzocht. Eén variant voor de nieuwe waterstructuur voor AckersWoude met mogelijkheid tot afwatering aan de oostzijde van het spoor van de Randstadrail en één variant zonder deze mogelijkheid.
Voor beide varianten zijn hydraulische berekeningen uitgevoerd. Op basis van deze berekeningen is het ontwerp van de waterstructuur in beide varianten geoptimaliseerd, zodat er geen knelpunten ontstaan in stroomsnelheid en verhang. De daarvoor benodigde maatregelen (watergangen en kunstwerken) ten opzichte van de huidige situatie zijn weergegeven in het hydraulisch onderzoek. Uit het onderzoek is op te maken dat een groot deel van de bestaande waterstructuur gehandhaafd blijft, een gedeelte wordt gedempt. Daarnaast dienen er enkele nieuwe watergangen te worden gerealiseerd en enkele watergangen te worden verdiept. De nieuwe oost-west watergang aan de zuidzijde van het plangebied is een essentieel onderdeel van dit systeem (in beide varianten) en wordt daarom op de verbeelding aangegeven. De ligging hiervan ligt nog niet geheel vast.
Het beoogde watersysteem in variant 1 is robuuster dan de huidige situatie omdat het water zich in deze situatie beter kan verdelen over de noordelijke en zuidelijke onderdoorgang van de Randstadrail doordat de opstuwing bij de onderdoorgang minder groot is.
Waterhuishoudkundige visie op het toekomstig watersysteem
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de kwantitatieve wateropgave voor het plangebied. Daarbij wordt aandacht besteed aan het raamplan wateropgave Pijnacker en de concrete maatregelen die daaruit voortvloeien.
AckersWoude in het raamplan wateropgave Pijnacker 2006
In het te ontwikkelen deel van het bestemmingsplan AckersWoude is open water opgenomen. Om te voldoen aan de waterbergingseis moet het bergend vermogen 325 m3/ha bedragen. Er is voldoende ruimte voor water in het plangebied, onder andere door het vergroten van de maximaal toelaatbare peilstijging. Er zal sprake zijn van het ophogen van een aantal weilanden. Hierdoor kan een peilstijging van maximaal 23 cm worden gerealiseerd. Het is niet noodzakelijk om de peilstijging door middel van kunstwerken verder te beïnvloeden. Daarmee wordt voldaan het beleid van het Hoogheemraadschap van Delfland op dit punt. Met het Hoogheemraadschap wordt nog gesproken over een verdere peilsteiging tot 28 cm.
Bij het ontwerp van het watersysteem moet een verbinding aan de noordzijde naar de hoofdwatergang langs de Lange Campen en een verbinding aan de zuidzijde op de hoofdwatergang in het zuidelijke deel van het plangebied worden aangelegd. Hiermee wordt een watersysteem in de wijk verkregen dat onder normale situaties in open verbinding blijft staan met het hoofdwatersysteem. Doordat er een open verbinding blijft met de hoofdwatergangen wordt de doorstroming in het deelgebied behouden.
Het deel van AckersWoude ten zuiden van de Monnikenweg blijft eveneens in open verbinding met het hoofdwatersysteem. Dit heeft als voordeel dat het gemaal aan de noordzijde van Klapwijk, dat uitslaat op de grote waterpartij in AckersWoude, als (nood)gemaal kan blijven bestaan. In principe vormt Klapwijk een onderdeel van de Oude Polder, peilvak 2. Dit gemaal kan echter gebruikt worden voor de doorspoeling van dit peilvak gedurende droge periodes of als nooduitlaat als er binnen het watersysteem bijvoorbeeld werkzaamheden plaatsvinden.
Waterkwaliteit en ecologie
De ecologische verbindingen in de wijk zijn gekoppeld aan de wegbermen en de watergangen. Deze lopen veelal in oost-westrichting. Daarnaast zijn de twee plassen en de bijbehorende oeverzones ecologisch interessant. De noord-zuidlopende verbindingssloot en de bermen van de toekomstige Oostelijke Randweg verbinden alle bovenstaande elementen. Buiten de woonwijk vormt de kansenzone een opmaat naar de Groenblauwe Slinger (Groenzone Berkel-Pijnacker), een toekomstig gebied met een ecologische betekenis.
Afvalwater en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Om te waarborgen dat er sprake zal zijn van voldoende waterberging, worden bepalingen opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. In het algemeen wordt bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn gehanteerd dat ten miste het eerste deel van het verkennende bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op de bestemming waar een herinrichting wordt voorzien. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffend locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreinigingen dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
Binnen het plangebied zijn in 2010 verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Aanleiding tot het uitvoeren van de bodemonderzoeken was de (feitelijke) levering van de perceelslocaties aan de ontwikkelaars ten behoeve van de realisatie van woondoeleinden en verdere infrastructuur.
Algemeen
In een groot deel van het plangebied blijkt dat maximaal sprake is van lichte bodemverontreinigingen met de geanalyseerde parameters, waarbij geen van de geanalyseerde parameters de achtergrondwaarde overschrijdt. De bodemkwaliteit op deze locaties vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.
Plaatselijk zijn wel matige tot ernstige verontreinigingen aangetroffen.
Asbest
Binnen het plangebied zijn in de bodem op verschillende locaties verontreinigingen met asbest aangetroffen. Plaatselijk (ter plaatse van de Klapwijkseweg 13, de Lange Campen 4 en 7, de kruising Monnikenweg/Hageveld en de Monnikenweg 10, 11D en 16) zijn de gevonden concentraties lager dan de interventiewaarde waardoor geen sprake is van een “geval van ernstige bodemverontreiniging”. Wel wordt op deze locaties aanbevolen aanvullend asbestonderzoek uit te voeren om de precieze omvang van de verontreinigingen te bepalen.
Plaatselijk (ter plaatse van Klapwijkseweg 11, 16A en 17, de Lange Campen 9 en de Monnikenweg 5) zijn de aangetroffen concentraties dusdanig dat de interventiewaarde van 100 mg/kg d.s. wel wordt overschreden. Hier is sprake van “gevallen van ernstige bodemverontreiniging”. De verontreinigingen met asbest vormen een milieuhygiënisch risico voor toekomstig gebruik en dienen derhalve gesaneerd te worden. Alvorens de verontreiniging te verwijderen, dient aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden om de omvang van de verontreiniging te bepalen.
Overige overschrijdingen
Naast de bodemverontreinigingen met asbest zijn plaatselijk ook verontreinigingen met de overige parameters aangetroffen.
Ter plaatse van de Lange Campen 4 is sprake van matige verontreinigingen met minerale olie en matige tot sterke verontreinigingen met zink, nikkel, lood, koper en barium. Ter plaatse van De Lange Campen 9 is een tussenwaarde overschrijding met nikkel aangetroffen. Ter plaatse van de Klapwijkseweg 13 zijn sterke verontreinigingen met koper en PAK aangetroffen. Ter plaatse van de Klapwijkseweg 16A blijkt dat sprake is van een matige verontreiniging met PCB's en sterke verontreinigingen met zink en lood. Ter plaatse van de Monnikenweg 9A zijn tussenwaarde overschrijdende concentraties van de parameter PCB's aangetroffen. Ter plaatse van de Monnikenweg 10 is een sterke verontreiniging met PAK aangetroffen. Mogelijk is sprake van een “geval van ernstige bodemverontreiniging”.
De geconstateerde verontreinigingen vormen mogelijk een milieuhygiënisch risico voor toekomstig gebruik. Middels aanvullend onderzoek dient de ernst en omvang van de verontreinigingen bepaald te worden.
Conclusie
Door middel van verschillende bodemonderzoeken is inzicht verkregen in de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Plaatselijk is de bodem matig tot sterk verontreinigd en zijn aanvullende onderzoeken of saneringen noodzakelijk voordat de locaties herontwikkeld kunnen worden.
Voor het voorliggende bestemmingsplan is hiermee voldoende inzicht verkregen in de bodemkwaliteit ter plaatse. De aanvullende onderzoeken en saneringen vinden plaats in het kader van de omgevingsvergunning.
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 5.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2)1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg / m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg / m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg / m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10, of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).
Onderzoek
Binnen het plangebied worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt die vanwege de toename van de verkeersaantrekkende werking een effect hebben op de luchtkwaliteit. Om aan te tonen dat na uitvoering van het bestemmingsplan wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uit de de Wet milieubeheer is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd met behulp van het programma ISLII. In het onderzoek zijn berekeningen uitgevoerd voor toetspunten op maatgevende woningen langs de verschillende maatgevende wegen. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Uit dit onderzoek blijkt dat direct langs de Klapwijkseweg/Vlielandseweg, Lange Campen en Monnikenweg zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie ruimschoots aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.
Conclusie
Omdat direct langs de verschillende wegen aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan is dat ook in de rest van het gebied het geval. Concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Geconcludeerd wordt dat de Wm, onderdeel luchtkwaliteit, de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek en conclusie
Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en op het nabijgelegen bedrijventerrein geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn.
Er vindt binnen het plangebied of de directe omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor of door buisleidingen plaats. Er zijn dan ook geen PR 10-6 per jaar contouren die voor dit plan van belang zijn. Het plangebied ligt ook niet binnen de effectafstand 1% letaliteit (invloedsgebied) van transportassen voor gevaarlijke stoffen. In dat kader kan een verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven.
Ten zuiden van de ontwikkellocatie ligt overigens wel een OCAP-leiding. Via deze leiding wordt CO2 onder verhoogde druk getransporteerd. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is niet op deze leiding van toepassing. Het invloedsgebied van de OCAP-leiding ligt overigens op grote afstand van de beoogde woningbouwontwikkeling.
Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de beoogde woningbouwontwikkeling.
Toetsingskader
Binnen het plangebied kunnen bedrijven gevestigd worden. In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich bovendien een aantal bedrijven (en een paardenstal). Bestaande en nieuwe functies dienen op elkaar te worden afgestemd. Uitgangspunt daarbij is dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van bestaande en nieuwe woningen en dat de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven niet wordt beperkt. Afstemming van de functies is mogelijk door het aanhouden van de zogenaamde richtafstanden (milieucontouren) van de bedrijven.
Onderzoek
Algemeen
Om er zorg voor te dragen dat bedrijven geen overlast voor de omgeving veroorzaken, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in het verleden het zogenaamde "groene boekje" uitgebracht, in dit boekje staat voor elk bedrijfstype (aan de hand van de SBI-codes zoals die ook worden gehanteerd door het CBS) aangegeven welk milieueffect van de bedrijfsvoering de grootste ruimtelijke werking heeft (bijvoorbeeld stof, geluid of geur). Deze ruimtelijke werking is vervolgens omgezet in een richtlijn voor de in acht te nemen afstand tussen gevoelige functies zoals woningen en ziekenhuizen. Dit systeem is beter bekend als het systeem van de milieuzonering op basis van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" en wordt landelijk gebruikt. In deze Staat wordt met behulp van een indeling in categorieën aangegeven op welke afstand de milieubelasting van een bedrijf of een bedrijfsactiviteit ten opzichte van een hindergevoelige functie toelaatbaar kan zijn. Aan de categorieën (en daarmee aan de in acht te nemen afstanden) worden bepaalde omgevingstypen en/of richtafstanden gekoppeld, die gerelateerd zijn aan een rustige woonwijk als omgeving.
Bedrijventerrein De Boezem
Op het bedrijventerrein "De Boezem" aan de noordzijde van het plangebied zijn bedrijven toegestaan. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan tot maximaal categorie 3.2 (Boezem II), waarbij een afstand tot de rustige woonwijk "AckersWoude" minimaal 100 m moet bedragen. Aan deze afstandsmaat wordt ruim voldaan, zodat de bedrijfsvoering op De Boezem geen beperkingen oplevert voor de ontwikkeling van AckersWoude.
Glastuinbouw
Ten oosten van het plangebied is een glastuinbouwgebied gelegen. Voor glastuinbouw geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) een richtafstand van 30 m tot een rustige woonwijk in verband met het aspect geluid (en 10 m in een gemengd gebied). Met deze richtafstand wordt bij de inrichting van het plangebied rekening gehouden. Door een afstand in de regels voor te schrijven van minimaal 30 m tussen de beoogde woningen en de kassen zal er ter plaatse van het plangebied sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en worden de aanwezige bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Paardenstal
Tot slot is er op de hoek van de Monnikenweg en Hageveld een paardenstal aanwezig. Om te voorkomen dat er geurgevoelige objecten worden gerealiseerd op een afstand die minder is dan de huidige afstand van het emissiepunt tot het dichtstbijzijnde geurgevoelige object, worden binnen een afstand van 50 m vanaf het emissiepunt in beginsel geen woningen mogelijk gemaakt (behoudens via afwijking met een omgevingsvergunning en uitsluitend indien gebleken is dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn). De afstand van het emissiepunt tot het dichtstbijzijnde geurgevoelige object neemt dan niet af.
Nieuwe bedrijven binnen het plangebied
Binnen het plangebied zijn nieuwe bedrijven toegestaan in maximaal categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (tot een totale vloeroppervlakte van 1200 m2).
Tussen woningen en bedrijven dient een richtafstand van 30 m te worden aangehouden op basis van de milieuzonering zoals hiervoor beschreven onder het kopje 'Algemeen'. Deze afstand is gewaarborgd in de planregels.
Conclusie
Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuhinder de uitvoering van de beoogde herontwikkeling niet in de weg staat.
Binnen het plangebied of de directe omgeving daarvan liggen geen planologisch relevante kabels en leidingen.
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Bestaande situatie
Het gebied is een voormalig kassengebied. Voor een deel zijn de kassen aanwezig, een groot deel is gesloopt en is grasland. De woonbebouwing in het plangebied bestaat uit verspreid liggende tuinderswoningen op grote kavels.
Beoogde ontwikkelingen
Er zullen woningen worden gerealiseerd. Om dit te kunnen realiseren, zijn de volgende werkzaamheden gepland:
Toetsingskader
Flora- en faunawet
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
De locatie ligt direct ten oosten van het centrum van Pijnacker en vormt geen onderdeel van en ligt niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een Natura 2000-gebied. Ook ontbreken provinciale ecologische verbindingszones in de nabijheid van het plangebied.
In het gemeentelijk ecologiebeleid (ecologische kaart gemeente Pijnacker-Nootdorp 2012) zijn wel enkele uitgangspunten voor het plangebied opgenomen. Het gebied is namelijk aangewezen als gebied waar water en moeras geïntegreerd moeten worden bij nieuwe ontwikkelingen.
Figuur 5.3 Uitsnede kaart 'ecologische structuur bebouwd gebied (Pijnacker)'
Handvatten hierbij zijn:
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat voornamelijk uit kassen, gebouwen, grasland, bomen en struiken. De actuele natuurwaarden zijn beschreven op basis van regionale verspreidingsgegevens, een veldinventarisatie in 2005 (Koeman en Bijkerk bv, 2005) en www.floraenfaunacheck.nl.
Vaatplanten
Het plangebied wordt gedomineerd door grasland met soorten als engels raaigras, fioringras, ruwe smele en pitrus. Ook zijn kruipende boterbloem, grote vossestaart, ridderzuring en speenkruid waargenomen. In de sloten groeit grof hoornblad, smalle waterpest, grote lisdodde en pijlkruid. De laatste soort wijst op kwelinvloeden. Daarnaast werd in de sloten op drie plaatsen de beschermde zwanenbloem aangetroffen (Koeman en Bijkerk bv, 2005).
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn. Ook de zwaar beschermde waterspitsmuis komt mogelijk voor (floraenfaunacheck).
De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen. Volgens de floraenfaunacheck kan in ieder geval de gewone dwergvleermuis voorkomen.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, groene kikker complex, kleine watersalamander en gewone pad kunnen vaste verblijfplaatsen hebben binnen het plangebied. Tijdens veldonderzoek is alleen de groene kikker complex in enkele sloten aangetroffen. Zwaar beschermde amfibieën worden niet verwacht binnen het plangebied, daarvoor zijn de voorkomende biotopen niet geschikt.
Vogels
In de tuinen, bebouwing en op het grasland leven onder meer merel, winterkoning, fazant, koolmees, kraai, huismus en ekster. In de bredere watergangen aan de randen van het plangebied broeden wilde eend, meerkoet, waterhoen, kuifeend en fuut. Bij het veldbezoek werden in 2005 tevens foeragerende huiszwaluwen aangetroffen (Rode Lijstsoort). In het plangebied worden ook vaste verblijfplaatsen van de huismus verwacht (floraenfaunacheck).
Vissen
Tijdens het veldbezoek (Koeman en Bijkerk bv, 2005) is alleen de algemene tiendoornige stekelbaars aangetroffen in de watergangen. Volgens de floraenfaunacheck kunnen ook de kleine modderkruiper en bittervoorn voorkomen.
Insecten en overige soorten
In en nabij het water binnen het plangebied zijn goede voortplantingsmogelijkheden voor insecten, maar gezien de voorkomende biotopen zijn van deze soorten geen vaste verblijfplaatsen te verwachten binnen het plangebied.
In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten in het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 5.3 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime
Nader onderzoek nodig bij concrete ontwikkelingen | |||||||
Vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | zwanenbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de groene kikker complex |
nee | ||||
Ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | Ja | ||||
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn waterspitsmuis |
Ja | ||||
bijlage IV HR | alle vleermuizen | Ja | |||||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus | Ja |
Toetsing
Gebiedsbescherming
In en nabij het plangebied is geen EHS of Natura 2000-gebied gelegen. Negatieve effecten zijn dan ook uit te sluiten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Het gemeentelijk beleid gaat uit van integratie van water en moeras in de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. In de planvorming wordt rekening gehouden met een wateropgave van 325 m3/ha water. In het bestemmingsplan is een deel van dit water rechtstreeks bestemd. Het resterende water wordt binnen de woonbestemmingen gerealiseerd. Ten noorden van het plangebied wordt ook een groene bufferzone met waterberging gerealiseerd.
Soortenbescherming
De mogelijke sloop van bebouwing, grondwerkzaamheden, wijzigingen van watergangen en verwijderen van vegetatie, kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
De bomen, kavels en gebouwen binnen het plangebied moeten in principe in het plan worden ingepast. Bij kap van bomen of sloop van gebouwen (binnen het plangebied) dient eerst nader onderzoek plaats te vinden naar de eventuele aanwezigheid van vleermuizen en broedvogels met vaste nesten. Bij werkzaamheden aan of het dempen van watergangen is nader onderzoek naar beschermde vissen en waterspitsmuis noodzakelijk. Het nieuwe waterrijke karakter van het plangebied betekent overigens dat het leefgebied van vissen, waterspitsmuis en amfibieën verbeterd wordt.
Conclusies
In of nabij het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden of ecologische verbindingszones aanwezig. Voor de Flora- en faunawet geldt dat er, bij sloop van gebouwen en/of het kappen van bomen en/of werkzaamheden aan watergangen, eerst nader onderzoek dient te worden verricht naar beschermde soorten. Tevens dienen de sloop- en bouwwerkzaamheden in de voor vogels minst ongunstige periode (broedseizoen is globaal van 15 maart t/m 15 juli) uitgevoerd te worden.
Regelgeving en beleid
Wet archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Valetta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek
Op de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Pijnacker-Nootdorp komen binnen het plangebied middelhoge en hoge verwachtingswaarden voor (zie figuur 5.4). De beschreven verwachtingszones zijn op de archeologische beleidskaart vertaald naar concrete beleidslijnen. Hiervoor is gebruik gemaakt van een zogenaamd vrijstellingsregime, waarbij ruimtelijke ingrepen tot een bepaalde omvang en diepte worden ontheven van archeologisch onderzoek.
Figuur 5.4 Fragment gemeentelijke archeologische beleidskaart
In het kader van het bestemmingsplan AckersWoude uit 2009 is er reeds een archeologisch inventariserend veldonderzoek door ARC uitgevoerd (ARC-Rapporten 2004-15, Groningen). De conclusie van het onderzoek is, dat uit de boringen is gebleken dat geen aantoonbare archeologische vindplaatsen in het plangebied aanwezig zijn. Daarom hoeft er verder geen rekening te worden gehouden met archeologische vindplaatsen. Dit onderzoek is ter toetsing voorgelegd aan het vakteam Archeologie van de gemeente Delft en heeft de gevraagde instemming gekregen.
Conclusie
Gelet op het uitgevoerde onderzoek is het niet noodzakelijk om op de verbeelding en in de regels een beschermende regeling op te nemen.
Op 27 november 2008 heeft de gemeenteraad ingestemd met het Beleidsplan "Duurzaam Pijnacker-Nootdorp". In dit beleidsplan zijn de milieuambities van de gemeente verwoord. Deze ambities hebben betrekking op energiebesparing, gebruik van duurzame energie en de reductie van broeikasgassen. In dat kader zal de gemeente zich inspannen om, in samenspraak met de projectontwikkelaars in AckersWoude, een experiment op te zetten om in onder meer deze wijk een beperkt aantal van bijvoorbeeld 10 woningen te realiseren die door vergaande maatregelen op een EPC van 0,4 of 0,3 komen of energieneutraal worden. Tevens zal de gemeente zich inspannen om met de projectontwikkelaars van AckersWoude af te spreken dat deze op hun meerwerklijst een ruime hoeveelheid duurzaamheidsopties opnemen.
In dit hoofdstuk wordt een koppeling gemaakt tussen de in hoofdstuk 4 beschreven elementen en de verbeelding met bijbehorende regels. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en de legenda.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele aanlegregels, uitwerkingsregels, nadere eisen, afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Uitgangspunt voor de regels zijn de standaardregels van de gemeente Pijnacker-Nootdorp 2012.
Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen.
De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de bestemmingsregels zijn eventuele nadere eisen, afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Onderstaand volgt een toelichting per bestemmingsartikel.
De in het plangebied aanwezige nutsvoorzieningen zijn bestemd als 'Bedrijf' met de aanduiding 'nutsvoorziening'. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, de maximale bouwhoogte is per locatie aangeduid op de verbeelding.
Binnen het plangebied is de groenhoofdstructuur bestemd tot 'Groen' Behalve voor beplantingen zijn de gronden ook bestemd voor speelvoorzieningen, watergangen en -partijen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen, en geluidwerende voorzieningen.
Op de gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd.
Deze bestemming is bedoeld voor de zone aan de noordzijde van het plangebied. Behalve een recreatieve functie, heeft dit gebied een expliciete functie voor waterberging. Dit is eveneens aangegeven in de bestemmingsomschrijving. Tevens is het gebied bestemd voor extensieve recreatie en behoud van natuurlijke en landschappelijke waarden. Bebouwing is hier alleen toegestaan voor zover noodzakelijk voor het waterbeheer. Ten behoeve van het eventueel aanbrengen van verharding is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden nodig.
Artikel 6 Tuin en artikel 10 Wonen
Op een aantal locaties wordt de begrenzing tussen de erven van de woningen die behouden blijven en de bestemmingen uit het vorige plan (beperkt) aangepast op basis van eigendomsgrenzen. Voor de betreffende stroken zijn de bestemmingen Tuin en Wonen opgenomen. Hierin worden uitsluitend de correcties opgenomen.
Daarnaast wordt een aantal woningen opgenomen waarop in het bestemmingsplan AckersWoude uit 2009 een mix van functies was voorzien, maar die nu buiten de ontwikkeling worden gehouden.
De regeling van de bestemmingen Tuin en Wonen is afgestemd op de regeling uit het bestemmingsplan AckersWoude dat in 2009 is vastgesteld en op de huidige modelregels van de gemeente. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. Hierbinnen kunnen woningen vrijstaand of half-vrijstaand worden gebouwd (conform de huidige situatie). De maximale goot- en bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding. Buiten de bouwvlakken zijn ook bijbehorende bouwwerken toegestaan. Voorts is een regeling opgenomen om beroepen aan huis mogelijk te maken. Met een afwijking zijn tevens bedrijven aan huis toegestaan.
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied en Artikel 8 Verkeer - Wegverkeer
In dit bestemmingsplan is een onderscheid gemaakt naar de twee bestemmingen: de bestemming Verkeer - Wegverkeer is opgenomen voor de doorgaande wegen. Dit is in het plangebied uitsluitend de Klapwijkseweg van toepassing. De overige wegen zijn 30 km/uur-wegen en hebben een duidelijke verblijfsfunctie. Deze hebben daarom de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gekregen. De bedoeling is om de bestaande Monikkenweg en de Lange Campen niet volledig doorgaand te maken, maar van een knip te voorzien. Dit is met een specifieke aanduiding opgenomen. Omdat de precieze locatie nog niet bekend is, is een brede aanduiding opgenomen.
De hoofdwatergangen en de bestaande watergangen worden bestemd als water. In de planregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Water te kunnen wijzigen in de bestemming Woongebied of een gedetailleerde bestemming, indien blijkt dat de gronden niet nodig zijn voor het realiseren van de hoofdwaterstructuur.
Deze bestemming is opgenomen voor het hele gebied waar nieuwe woningen zijn voorzien. Gekozen is voor een globale bestemmingslegging, waarbij geen onderscheid is gemaakt naar de verschillende woonmilieus. Naast het woningen zijn ook in beperkte mate commerciële en maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, bedrijven en horeca toegestaan.
Een aantal zaken is nader bepaald:
Voor bijbehorende bouwwerken zijn algemene bouwregels opgesteld. Deze sluiten aan bij de regels die in zijn algemeenheid gelden binnen de gemeente. Zo dienen de bijbehorende bouwwerken op ten minste 1 m achter de voorgevel te worden gebouwd en gelden bepalingen ten aanzien van de hoogte en de maximale oppervlakte per gebouw. Hierbij wordt opgemerkt dat inmiddels gebleken is dat in bepaalde gevallen de maat van 50 m2 aan toegestane (vergunningplichtige) erfbebouwing, die voortkomt uit de regels die in zijn algemeenheid gelden binnen de gemeente, niet toereikend is. Teneinde het stedenbouwkundig beeld van de wijk AckersWoude te kunnen bewaken, ligt het niet in de rede generiek meer erfbebouwing toe te staan. Middels een buitenplanse afwijking ('kruimelgevallenregeling') is medewerking aan meer erfbebouwing mogelijk. Op basis van een positief stedenbouwkundig advies kan dan in voorkomende gevallen met een relatief eenvoudige procedure aan dergelijke bouwinitiatieven medewerking verleend worden. Daarnaast kan het in sommige gevallen wenselijk zijn om bijbehorende bouwwerken te realiseren in de zone voor 1 m achter de voorgevel, bijvoorbeeld op het moment dat er sprake is van woningen die aan de achterzijde aan elkaar worden gebouwd. Voor deze gevallen is een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan opgenomen. Van deze afwijkingsmogelijkheid kan alleen gebruik worden gemaakt op het moment dat er geen ruimte is in het gebied op 1 m achter de voorgevel om deze bijbehorende bouwwerken te realiseren en de bebouwing stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
In het bestemmingsplan zijn rechtstreeks beroepen aan huis toegestaan. Om te voorkomen dat het woonkarakter wordt verdreven, moeten beroepen aan huis ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Dit is gekwantificeerd door aan te geven dat ten hoogste 30% van het vloeroppervlakte van de woning gebruikt mag worden voor beroep aan huis. Daarnaast zijn onder voorwaarden bedrijven aan huis toegestaan. Dit is met een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, omdat bedrijven aan huis een grotere ruimtelijke impact kunnen hebben dan beroepen aan huis.
Waterberging
Van belang is dat de bescherming tegen overstroming voldoende is gewaarborgd. Hiervoor worden specifieke regels in het bestemmingsplan opgenomen. Per hectare ontwikkeld gebied dient 325 m3 waterberging aanwezig te zijn. Ook indien een gebied kleiner dan een hectare wordt ontwikkeld, dient gewaarborgd te zijn dat een naar verhouding evenredige hoeveelheid waterberging aanwezig is bij ingebruikname. Zo wordt gewaarborgd dat tijdens het gefaseerd ontwikkelen van de wijk voldoende waterberging beschikbaar blijft. Voor zover er niet voldoende water aanwezig is in het plangebied, kan dit worden gerealiseerd door het toevoegen van extra water of door een peilstijging in bestaand water te realiseren.
Er is overigens een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om van de hoeveelheden af te wijken. Dit is alleen mogelijk indien op basis van nieuwe inzichten is gebleken dat de genoemde hoeveelheden niet meer actueel zijn of indien de bescherming tegen water voldoende is gewaarborgd. Afwijken kan alleen na uitdrukkelijk overleg met de waterbeheerder.
Voorts zijn bepalingen opgenomen om te waarborgen dat het watersysteem goed functioneert. Hiervoor is het Waterstructuurplan AckersWoude in de regels opgenomen en is bepaald dat aan de hydrologische normen uit dit rapport moet worden voldaan. Tevens is een aanduiding op de verbeelding opgenomen waar een nieuwe watergang moet worden gerealiseerd ten behoeve van een goede waterhuishouding. De exacte ligging kan variëren. Daarom is in de regels opgenomen dat deze watergang 50 m naar het noorden of naar het zuiden kan worden verplaatst.
Wijzigingsbevoegdheid
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarin de mogelijkheid wordt geboden om het bestemmingsplan te wijzigen tot een gedetailleerdere regeling. Op deze manier kan het ontwikkelingsgerichte bestemmingsplan worden gewijzigd in een bestemmingsplan dat gericht is op het beheer. De bouw- en gebruiksmogelijkheden mogen niet worden verruimd (er mogen dus geen nieuwe functies worden toegestaan en de bouwwerken mogen niet groter worden of op een kleinere afstand tot bijvoorbeeld perceelsgrenzen worden gebouwd). De wijzigingsplannen mogen niet beperkend werken ten opzichte van de verschillende omgevingsvergunningen die worden verleend. Het ligt overigens in de rede om extra bestemmingen toe te voegen (zoals Wonen en Tuin) om zo een beheersbestemmingsplan te maken dat is opgesteld conform de algemene systematiek binnen de gemeente.
De gronden die op de gemeentelijke ecologiekaart voor ecologische waarden staan aangegeven, hebben de dubbelbestemming Waarde-Ecologie gekregen. Deze gronden komen, ongeacht de onderliggende bestemming, slechts beperkt voor bebouwing in aanmerking en werken en werkzaamheden zijn aan een omgevingsvergunning verbonden.
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
Dit artikel is bedoeld om de belangen van de waterkering (kernzone) en de naastgelegen beschermingszone planologisch te regelen. Het artikel behelst een bouwverbod voor de onderliggende bestemming. Via een afwijkingsbevoegdheid kan bebouwing worden gerealiseerd, vooropgesteld dat advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene gebruiksregels, wijzigingsregels en afwijkingsregels.
Ten aanzien van enkele specifieke wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen in de algemene regels wordt het volgende opgemerkt. De betreffende bevoegdheden om het bestemmingsplan aan te passen zijn van toepassing op locaties die op de verbeelding zijn aangeduid met 'wetgevingszone-wijzigingsgebied 1 t/m 4'. Het betreft:
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
De gronden binnen het plangebied zijn nagenoeg geheel in eigendom bij de gemeente. Een aantal percelen moet nog worden verworven. Er is echter geen sprake van nieuwe aangewezen bouwplannen in de zin van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening. De aantallen woningen die mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan worden immers niet verruimd ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Dit betekent dat het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is.
Het plangebied zal in kleine delen worden ontwikkeld. Voor de gehele ontwikkeling is een globale grondexploitatieraming opgesteld. De kosten hiervoor zijn opgenomen in de gemeentelijke begroting. Per half jaar wordt de stand van zaken opgemaakt en wordt bekeken in hoeverre de begroting hierop moet worden aangepast.
De kosten van ieder wijzigingsplan, dan ten behoeve van elke deelontwikkeling wordt opgesteld, komen voor rekening van de ontwikkelende partij. Dit wordt geregeld in te sluiten overeenkomsten.
Onderhavig bestemmingsplan is in grote lijnen in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan AckersWoude. Er is daarom geen uitgebreide informatiecyclus georganiseerd. Wel is het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd (inspraak) en toegezonden aan de overlegpartners (conform het gestelde in artikel 3.1.1. Bro). De resultaten van de inspraak en het overleg zijn weergegeven in een afzonderlijke notitie Inspraak en Overleg van 29 oktober 2013 (zie bijlage 4). Aanpassingen die uit de Nota voortvloeien zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens zes weken tervisie gelegen. Op het ontwerpbestemmingsplan zijn zienswijzen binnengekomen. Deze zijn weergegeven in een afzonderlijke notitie Zienswijzen van 7 juli 2014 (zie bijlage
Op basis van het ontwerpbestemmingsplan zullen omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan worden verleend. Deze zullen zes weken ter visie liggen.