Plan: | Buitengebied Oostflakkee |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.LGBOostflakkee12-BP42 |
Het plangebied is een uitgestrekt poldergebied op de overgang tussen de zuidvleugel van de Randstad en de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta. Het Haringvliet en het Krammer-Volkerak vormen met de (voormalige) platen, slikken en gorzen, en in relatie met de binnendijkse gebieden de landschappelijke hoofdstructuur van het gebied.
Kenmerkende en structurerende landschapselementen van het poldergebied zijn de dijken en de kreekrestanten van het voormalige getijdenlandschap. De her en der aangebrachte boselementen (bijvoorbeeld dorpsbosjes) leveren een bijdrage aan deze hoofdstructuur voor zover zij aan de dijken of kreken zijn gekoppeld. Kenmerkend is de openheid van het gebied en het overwegende gebruik als bouwland.
De basis voor een duurzame en vitale ontwikkeling wordt gevormd door de landschappelijke kernkwaliteiten, de cultuurhistorie en de onderscheidende kwaliteiten van de bestaande bebouwing en dorpen in relatie met het water.
Kenmerkende structuurbepalende landschapselementen zijn de dijken en de kreken en kreekrestanten van het voormalige getijdenlandschap. De dijken rondom de polders delen door hun hoogte en boombeplanting het landschap in afzonderlijke eenheden in. Onderscheiden worden binnendijken (die niet aan water grenzen en niet altijd een waterkerende functie hebben) en buitendijken langs de omringende wateren. De binnendijken zijn veelal beplant met twee rijen populieren, soms op de dijk, soms aan de voet. Bij de afritten naar de boerderijen is soms een derde rij populieren aanwezig die het talud van de afrit volgt. De buitendijken zijn niet beplant.
Van oudsher is Flakkee altijd een uitstekend akkerbouwgebied geweest. Weliswaar waren de agrarische bedrijven vroeger gemengd, maar de veehouderij stond steeds in dienst van de akkerbouw (bemesting). Beweiding vond veelal plaats op buitendijkse gronden die minder geschikt waren voor akkerbouw. De overige gronden waren uitermate geschikt voor akkerbouw. Typische producten uit deze streek waren alternatieve landbouwgewassen zoals, vlas, meekrap en cichorei.
Onder invloed van een aantal factoren zoals de introductie van kunstmest, de stijgende graanprijzen en de verbetering van de ontwatering vond al vroeg ontmenging plaats. Akkerbouwers stonden bovendien in hoger aanzien dan veehouders in deze regio. De watersnoodramp van 1953 vormde het definitieve einde van de gemengde agrarische bedrijvigheid (akkerbouw-veehouderij) op dit deel van Goeree-Overflakkee. Het gebied is wel weer aantrekkelijk als vestigingsgebied voor grondgebonden veehouderijbedrijven. Oorzaken van deze ontwikkeling zijn onder andere de problemen in de akkerbouw en de ruimtebehoefte van veehouderijbedrijven die in de Randstad moeten wijken voor woningbouw.
Het grondgebruik in het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit akkerbouw. De vroeger aanwezige graslanden langs de kreken zijn vrijwel overal verdwenen. Op enkele percelen komen laagstamfruitbomen voor. Verspreid in het open akkerbouwlandschap liggen de boerderijen. Een aandachtspunt daarbij is de erfbeplanting. Op een aantal agrarische bedrijven komen fraaie erfbeplantingen voor. In veel gevallen is echter nauwelijks of geen erfbeplanting aanwezig of wordt de bestaande beplanting slecht onderhouden.
Op sommige bedrijven vindt opslag plaats van agrarische producten van derden en opslag van niet-agrarische producten. Het komt voor dat agrariërs ook caravans stallen. Het kleinschalig kamperen neemt de laatste jaren langzaam in omvang toe. Er is steeds meer vraag naar bedrijfsruimte voor niet-agrarische functies. De gemeente staat open voor dergelijke ontwikkelingen.
In milieukundig opzicht is duurzame landbouw, die economische continuïteit biedt, een optie voor bedrijfsontwikkeling. Een perspectieve ontwikkeling naar duurzame landbouw vereist echter wel bedrijfsaanpassingen (onder andere aanpassingen met betrekking tot bemesting en gewasbescherming, verruimde teeltplannen, overkapping van de teelt, betere opslagmogelijkheden voor producten). Met name in combinatie met een proces van schaalvergroting kan er ruimte ontstaan voor een zekere mate van extensivering waardoor ook voor de toekomst aan de hoge eisen ten aanzien van de milieukwaliteit is te voldoen. Dit biedt tevens beperkte mogelijkheden voor de eventuele ontwikkeling van natuurwaarden. Natuurproductie en zeker ook actief natuurbeheer door agrariërs kan een mogelijkheid zijn de bedrijfsvoering te verbreden.
Naast de (beperkte) mogelijkheden voor schaalvergroting, intensivering en specialisatie binnen de agrarische sector moet worden verwacht dat het aantal agrariërs dat naast het agrarisch bedrijf een niet-agrarisch nevenberoep of hoofdberoep zoekt, zal toenemen.
Verbrede plattelandsontwikkeling kan voorkomen in relatie met hoofdberoepsbedrijven, maar in veel gevallen ook op nevenbedrijven. In een aantal gevallen zal een neven- of hoofdactiviteit buiten de landbouw worden gezocht. Als het daarbij gaat om niet-agrarische nevenactiviteiten op het agrarisch bedrijf, dient de agrarische "poot" van het bedrijf hoofdzaak te blijven en mag er geen beperkende invloed van de niet-agrarische neventak op de omliggende agrarische bedrijven uitgaan.
De mogelijkheden voor niet-landbouwkundige activiteiten die bijdragen tot verbreding van de economische basis van het landelijk gebied omvatten:
Binnen het plangebied zijn vier glastuinbouwlocaties. De regels uit de provinciale verordening ten aanzien van glastuinbouw zijn in de planregels overgenomen.
Ook zijn in het plangebied twee intensieve veehouderijen te vinden. Aan de Tilsedijk zit een kippenhouder en aan de Tonisseweg zit een varkenshouderij.
Het plangebied beslaat een groot aantal polders. De polders worden allemaal afzonderlijk bemalen. Afhankelijk van de hoogteligging en de bodemopbouw wordt het oppervlaktewater op verschillende peilen gehandhaafd. Het waterpeil is in het overgrote deel van het plangebied afgestemd op de functie landbouw.
Het waterbeheer, zowel voor wat betreft de kwantiteit als de kwaliteit, is in handen van het Waterschap Hollandse Delta.
In het waterhuishoudingsplan van de provincie Zuid-Holland zijn functies toegekend aan het grondwater en het oppervlaktewater, gekoppeld aan waterkwaliteits- en waterkwantiteitsdoelstellingen. De hoofdfunctie van het water in het plangebied is gericht op de akkerbouw. De Groote Kreek (bij Oude Tonge), De Weel en Het Groote Gat zijn aangegeven als natuurgebieden.
Het binnendijkse oppervlaktewaterstelsel wordt gevormd door een stelsel van natuurlijke kreken, hoofdwatergangen en kavelsloten. Het buitendijkse deel van het plangebied bestaat uit het water van het Haringvliet en het Krammer-Volkerak met slikken en platen. Het overtollige water uit de polders wordt afgevoerd en via gemalen uitgeslagen op Volkerak en Haringvliet.
Natuur
De natuur zal niet veranderen. Er zal wel een (nieuwe) kudde (makke) runderen in de Hellegatsplaten gaan grazen. Het natuurgebied is ook toegankelijk voor extensieve dagrecreatie. Ten behoeve daarvan zullen informatieborden toegestaan zijn evenals andere kleinschalige voorzieningen, zoals bankjes en prullenbakken. Over het water kan van het reeds bestaande pontje gebruik gemaakt worden om verder door het natuurgebied te wandelen.
Binnen dit bestemmingsplan zijn, naast agrarische bedrijven, een aantal overige bedrijven aanwezig. Enkel bedrijven tot en met categorie 2 zijn hier toegestaan. Bedrijven in een hogere categorie kunnen zich vestigen op het bedrijventerrein nabij Oude Tonge.
Binnen het bestemmingsplan zijn enkele solitaire bedrijven aanwezig. Aan de huidige situatie veranderd niets. Daarnaast zijn bij de verschillende agrarische bedrijven activiteiten toegestaan die in een hogere milieucategorie dan categorie 2 vallen. Ook hier treedt geen verandering op van de bestaande situatie. Dit brengt dan ook geen knelpunten met zich mee.
Binnen het bestemmingsplan zijn verschillende woningen aanwezig. Qua inhoud van de woningen zijn er twee type woningen in het buitengebied te onderscheiden. De dijkwoningen en de overige woningen. De dijkwoningen zijn relatief kleinschalig van opbouw en vanwege het karakter van de dijken is de maximale inhoud van deze woningen beperkt tot 500 m3. Mocht er op dit moment al een grotere woning aanwezig zijn, dan mag deze behouden blijven. Deze woning zal dan niet onder het overgangsrecht komen te vallen. De overige woningen hebben een maximale inhoud van 750 m3. Er zijn echter wel twee verschillende woonbestemmingen voor opgenomen. Dit heeft te maken met de verschillen in goot- en bouwhoogte.
Voor wat betreft overige voorzieningen zijn er in het plangebied een begraafplaats en een zorgboerderij aanwezig. Daarnaast zijn er reeds twee campings aanwezig en enkele horecavestigingen. Ook is er aan het water een jachthaven aanwezig.