Plan: | Kockengen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01 |
Het provinciaal ruimtelijk beleid dat voor Kockengen van toepassing is, is verankerd in de Structuurvisie 2005-2015. Deze structuurvisie betreft feitelijk het Streekplan Utrecht 2005-2015, maar ingevolge de Invoeringswet ruimtelijke ordening wordt het Streekplan nu aangemerkt als structuurvisie.
Op 13 december 2004 is de Structuurvisie Utrecht 2005-2015 vastgesteld. De visie bevat het ruimtelijk beleid voor de provincie Utrecht voor de periode 2005-2015. In de Structuurvisie worden de volgende hoofdbeleidslijnen onderscheiden, als uitwerking van het credo: kwaliteit, uitvoering en samenwerking:
Het ruimtelijk beleid is voor een belangrijk deel ingegeven door het principe van beheerste groei. De aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking dient zoveel mogelijk vermeden te worden. Daarbij dient de contrastwerking tussen stad en land te worden versterkt. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren.
De plangrens van het bestemmingsplan "Kockengen" komt niet geheel overeen met de rode contour zoals deze is weergegeven in het figuur. De bestaande bebouwing en de plangrenzen van de bestemmingsplannen Landelijk Gebied West" en "Vierde Kwadrant" zijn hiervoor het uitgangspunt geweest.
Figuur - Rode contour Kockengen (Provincie Utrecht)
De Structuurvisie streeft er daarnaast onder andere naar de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden en waar mogelijk te verbeteren. Dit kan worden bereikt door in te zetten op duurzame kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken. Leidend hierin is het vinden van een evenwicht tussen leefkwaliteit en de druk op de ruimte.
De Structuurvisie Utrecht is door de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 van rechtswege een structuurvisie geworden.
Op 21 september 2009 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. In de verordening is opgenomen hoe wordt omgegaan met provinciaal belang in bestemmingsplannen. De verordening bevat veel instructienormen. Bijvoorbeeld dat de waarden van natuur en landschap beschermd moeten worden, maar niet de wijze waarop. Het bestemmingplan Kockengen neemt waar mogelijk deze instructienormen in acht.
De provincie Utrecht is momenteel bezig met het maken van een nieuwe ruimtelijke structuurvisie. Hierin komt het ruimtelijk beleid te staan voor de jaren 2013 - 2025. Als eerste stap is een Kadernota Ruimte opgesteld. Daarin staan de hoofdlijnen voor de structuurvisie. Op dit moment is een ontwerp van de structuurvisie gereed. De betrokken gemeenten en maatschappelijke partners zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
In het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) worden keuzes gemaakt voor het milieu in de provincie Utrecht. Deze keuzes werken door in besluiten over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De ambitie in het Provinciaal Milieubeleidsplan richt zich vooral op het cluster duurzaamheid-klimaat-energie. Het plan richt zich op de mogelijkheden op dit terrein en het vormgeven van de mogelijkheden.
In de Beleidslijn Wro zijn op milieugebied twee bepalingen als ‘provinciaal belang’ benoemd, te weten: stiltegebieden èn de mogelijkheid een beperking op te leggen aan de bebouwingsdichtheid langs transportroutes van gevaarlijke stoffen. Verder is bij de vestiging van risicovolle bedrijven het locatiebeleid, dat ook benoemd is als provinciaal belang, van toepassing.
Figuur - Stiltegebied Provincie Utrecht
Ten zuidwesten van het plangebied ligt één van de veertien stiltegebieden in de provincie Utrecht. In deze gebieden zijn activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden in principe niet toegestaan. De aanwijzing van het stiltegebied heeft geen gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.
De Voorloper Groene Hart is een gezamenlijk document van de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland. De Voorloper bestaat uit een visie op het Groene Hart in 2040 en uit beleid voor de periode tot 2020. Het gezamenlijke beleid gaat over de kernkwaliteiten van het nationaal landschap, het afremmen van bodemdaling, het klimaatbestendig maken van het Groene Hart, landbouw, natuur en recreatie en over wonen en werken. Voor de provincie Utrecht blijven ook zogenoemde 'witte vlekken' in het beleid, die door de provincies zelf ingevuld kunnen worden.
Behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten landschappelijke diversiteit, (veen-)weidekarakter, openheid en rust & stilte staat voorop en vormt voor de drie provincies het uitgangspunt van het beleid. De belangrijkste ruimtelijke opgaven vanuit de kernkwaliteiten zijn:
Het gebruik van de in ontwikkeling zijnde Kwaliteitsatlas bij ruimtelijke ontwikkelingen is belangrijk en wordt geborgd in de provinciale structuurvisies. Kockengen maakt in de Kwaliteitsatlas onderdeel uit van het deelgebied 'De Venen' en wordt in de kwaliteitsatlas getypeerd als landschapstype 'veengebied'.
De Nota Belverdere is op provinciaal niveau uitgewerkt met de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en bijbehorende sturingsmechanismen ('veiligstellen' en 'eisen stellen'). De provinciale nota 'Niet van Gisteren, cultuurhistorische hoofdstructuur in de provincie Utrecht/ 2003' heeft de CHS vastgelegd. De nota heeft tot doel het bieden van een inspirerend instrumentarium ter behoud en versterking van cultuurhistorische waarden in de provincie. De cultuurhistorische samenhang in en tussen gebieden dient te worden versterkt, op basis van het gewaardeerde verleden. De ruimtelijke kwaliteit kan daarmee worden verbeterd.
Het toekomstperspectief voor de cultuurhistorische waarden wordt bepaald door de mate van bescherming die aan deze waarden worden geboden. Het bestemmingsplan zal voldoende aandacht moeten besteden aan het 'veiligstellen' van de cultuurhistorische waarden wat voor het Kockengen geldt als sturingsmechanisme.
Het Grondwaterplan beschrijft hoe de provincie Utrecht in deze periode de beschikbare voorraad zoet grondwater beschermt en beheert en het gebruik ervan onderwerpt aan wettelijke bepalingen en regelingen. Uitgangspunt hierbij is dat de hoeveelheid en kwaliteit van grondwater geschikt is voor duurzaam gebruik door mens en natuur.
Het plan speelt in op recente ontwikkelingen als veranderende wetgeving, Europese richtlijnen (Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn, Natura 2000), de aanpak van verdrogingsbestrijding (TOP-gebieden) en het toenemend gebruik van de ondergrond voor winning van energie.
Het Grondwaterplan bevat een uitvoeringsgerichte uitwerking van het beleid. De watertoets is één van de uitwerkingen die van toepassing is voor dit bestemmingsplan. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten opstellers van nieuwe ruimtelijke plannen een watertoets uitvoeren. Daarmee wordt al in een vroeg stadium, te weten de planfase, rekening gehouden met de consequenties van ruimtelijke maatregelen voor bodem en grondwater.
In het plangebied en in de omgeving ervan komen geen gebieden voor die in het grondwaterplan bestemd zijn als boringsvrije zone, 100 jaarszone, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Het voorontwerp van dit plan wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Eventuele opmerkingen zullen in dit bestemmingsplan worden opgenomen.
Op 28 oktober 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 ingegaan. In dit beheerplan geeft het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden aan hoe het zorgdraagt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem en daarmee een betere leefomgeving van mens, dier en plant. Het plan bevat een overzicht ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015 en de maatregelen die nodig zijn om deze doelen te halen.
Het Waterbeheerplan bestaat uit drie delen. In het deel Strategie is beschreven hoe ingespeeld wordt op (maatschappelijke) ontwikkelingen als klimaatverandering en verstedelijking, wat de visie voor de lange termijn is en welke ambities het waterraadschap heeft voor de planperiode. Dit vormt de basis voor de uitvoeringsstrategie. De kern daarvan is een proactieve opstelling: samen met de partners wil het waterschap in het gebied maatregelen realiseren. Hierbij is communicatie van groot belang. Het tweede deel, Beleids- en uitvoeringsplan, beschrijft voor elk beleidsthema de belangrijkste doelen en te nemen maatregelen. Het laatste deel is een achtergronddocument over de Europese Kaderrichtlijn Water.
Met betrekking tot beleid en uitvoering richt het hoogheemraadschap zich in de planperiode vooral op het uitwerken en uitvoeren van de opgaven die samenhangen met voldoende water. De beleidsthema's daarbij zijn:
Eén van de doelen van het hoogheemraadschap is actuele peilbesluiten vast te stellen voor zijn beheergebied. Dit vindt bij voorkeur plaats via de integrale, gebiedsgerichte plannen. Ook in de vorige planperiode (2003-2007) zijn al zulke watergebiedsplannen gemaakt.
Waar mogelijk moet het bestemmingsplan inspelen op het beleid uit het Waterbeheerplan.