direct naar inhoud van Artikel 30 Algemene afwijkingsregels
Plan: Kockengen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de regels van dit plan voor:

  • a. het afwijken van de gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 5 m, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft. Voor zover zulks van belang is voor een bouwtechnisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen mits:
    • 1. de oppervlakte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 6 m² bedraagt;
    • 2. de totale hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale(bouw)hoogte van het desbetreffende gebouw bedraagt;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m, onder de volgende voorwaarden binnen de bebouwde kom op sportparken;
    installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
    • 1. op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
    • 2. tegen gevels aan, wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
  • g. het bouwen van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m en de oppervlakte niet meer dan 25 m² mag bedragen;