4.3 Regionaal beleid
4.3.1 Regionaal structuurplan 2005 - 2015 (2005) en Uitvoeringscontract RSP (2007)
Het Bestuur Regio Utrecht (BRU) heeft op 21 december 2005 het Regionaal Structuurplan 2005-2015 (RSP) vastgesteld. Hierin staat in grote lijnen hoe de regio Utrecht zich in de komende tien jaar moet gaan ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, groen en bereikbaarheid. Het plan vormt de basis voor de in 2006 opgestelde uitvoeringscontracten tussen de gemeenten die samenwerken in het BRU. Navolgende tabel geeft de ambities en de opgaven, zoals deze zijn weergegeven in het RSP weer.
Tabel 4.3: Ambities en opgaven (bron: Regionaal structuurplan 2005 – 2015)
4.3.2 Regionaal Verkeers- en Vervoerplan 2005-2015 en Uitvoeringsafspraken RVVP (2007)
Het verkeers- en vervoerbeleid van het BRU (Bestuur Regio Utrecht) richt zich op drie thema's: bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Rode draad in het beleid is dat het BRU zich uitspreekt tegen het ongelimiteerd faciliteren van de vraag naar verkeer en vervoer en kiest voor 'selectieve bereikbaarheid'. Er wordt prioriteit gegeven aan een betere benutting van het bestaande net, verschuiving van verkeersdruk naar perioden buiten de spits en de bereikbaarheid van kerngebieden zoals het centrum van Utrecht.
In de uitvoeringsafspraken voor infrastructuur die het BRU met de gemeenten heeft gesloten, zijn voor het plangebied de volgende projecten te onderscheiden:
- kwaliteitsverbetering en toegankelijkheid haltes OV. Het overgrote deel van de haltes krijgt voor 2011 een kwaliteitsimpuls en wordt toegankelijk gemaakt voor alle OV-reizigers;
- verbetering Kwaliteitsnet goederenvervoer.
4.3.3 Regionaal Economische Ontwikkelingsstrategie (REOS)
De bedrijventerreinenmarkt is hoofdzakelijk een regionale, subregionale en lokale markt. De regio Utrecht kent een geschiedenis van samenwerking op het gebied van bedrijventerreinen. In de Regionaal Economische Ontwikkelingsstrategie (REOS) en de Regionale Agenda 2011-2014 worden de kwaliteit en de kwantiteit van werklocaties dan ook nadrukkelijk als speerpunten gezien. Efficiënt en zorgvuldig ruimtegebruik, het hanteren van de SER-ladder c.q. een regionaal uitgifteprotocol, het tijdig beschikbaar hebben van voldoende bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit en op de juiste locaties gelegen, herstructurering van verouderde bedrijventerreinen en het tegengaan van verrommeling zijn van regionaal belang.
De ontwikkeling van het BRU richt zich op:
- Een tijdig en adequaat aanbod van diverse typen werklocaties, afgestemd op de vraag van bedrijven en instellingen in kwantiteit en kwaliteit;
- Het zoveel mogelijk voorkomen van verdere congestie door toenemende mobiliteit, met vanuit de REOS specifieke aandacht voor de bereikbaarheid van werklocaties;
- In samenwerking met andere partijen uitvoeren van stimulerende acties gericht op:
-
1. versterking en profilering van enkele speerpunten van de Utrechtse kenniseconomie;
-
2. betere afstemming van de vele acties gericht op de onderkant van de arbeidsmarkt;
-
3. aanvullende mogelijkheden om toerisme en leisure te bevorderen door coördinatie van diverse activiteiten;
-
4. het faciliteren van veranderingen op de arbeidsmarkt (pendelrelaties, nieuwe woon/werkconcepten);
- Bevordering van de economische belangen van de regio Utrecht in overleggen met Rijk, provincie en gemeenten en het aantrekken van extra financiële middelen van Rijk/EU en private partijen, via gerichte, strategische interventies.
De SER ladder
Middels de SER-ladder wordt een selectief en doelmatig gebruik van de beschikbare ruimte nagestreefd als ook een verhoging van de ruimteproductiviteit. De SER-ladder kent de volgende stappen:
- Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor bepaalde functies en/of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden;
- Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen;
- Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde.
4.3.4 Convenant Bedrijventerrein BRU
Het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen legt afspraken, wensen en behoeften van de gemeenten vast en biedt een leidraad voor de toekomst. Het convenant ondersteunt een succesvol, duurzaam en economisch verantwoord bedrijventerreinbeleid voor de regio Utrecht. Onderstaand de belangrijkste artikelen van toepassing:
- Vraag naar bedrijventerreinen; Bij het voorzien in de planningsopgave zal volgens de gemeenten conform het gedachtegoed van de SER-ladder, uitgebreid gekeken worden naar de ruimtelijke mogelijkheden op bestaande bedrijventerreinen;
- Ontwikkeling nieuwe bedrijventerreinen; Naast de in het convenant zachte plannen worden vooralsnog geen nieuwe plannen voor de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen opgesteld. Voordat overgegaan wordt tot de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen, zal, in lijn met het gedachtegoed van de SER-ladder, eerst nadrukkelijk gekeken worden naar de mogelijkheden die het bestaande bedrijventerreinenareaal biedt;
- Segmentering belangrijker; De bestaande segmentering zal worden aangepast / uitgebreid waar nodig en/of gewenst. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het gegeven dat per bedrijventerrein meerdere segmenten mogelijk zijn;
- Monitoring; Partijen erkennen dat voor het volgen van ontwikkelingen in zowel de vraag als het aanbod, een gedetailleerd en betrouwbaar monitoringsysteem wenselijk is;
- Herstructureringsopgave; Gemeenten zullen alvorens over te gaan tot het vaststellen van bestemmingsplannen voor nieuwe terreinen herstructureringsplannen hebben opgesteld, waarbij de hoeveelheid nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein in redelijke verhouding staat tot de omvang van de herstructurering van bestaande terreinen. Een herstructureringsplan kan ook betrekking hebben op de transformatie van één of meerdere bedrijventerreinen;
- Herijking PRS/PRV; In overeenstemming met de afspraak in het landelijke Convenant Bedrijventerreinen om de (landelijke) planningsopgave in 2015 te herijken, zullen GS, na zorgvuldig inhoudelijk beraad en bestuurlijk overleg met de gemeenten, bij de eerstvolgende herijking bepalen of zij het noodzakelijk achten het programma aan nieuwe terreinen aan te passen.
4.3.5 Conclusie
Het verbeteren van de woon- en leefkwaliteit, behoud van archeologische waarden en behoud en versterking van cultuurhistorie zijn belangrijke beleidsuitgangspunten voor het plangebied.