direct naar inhoud van 4.2 Provinciaal beleid
Plan: Corridor
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPcorridorBKL-VG02

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Streekplan Utrecht (2005-2015) en Handleiding bestemmingsplannen 2006

De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid staan in het Streekplan Utrecht 2005-2015 van 13 december 2004 (vastgesteld door provinciale staten). Het streekplan is 'omgezet' naar een (verplichte) structuurvisie, maar is inhoudelijk niet gewijzigd. Het verwoordt het provinciale beleid voor wat betreft de ruimtelijke ordening van de provincie Utrecht. De provincie streeft naar zorgvuldig ruimtegebruik. Daarbij gaat het om efficiënt, intensief, duurzaam en meervoudig gebruik van de ruimte. Voor bestaand stedelijk gebied is de ambitie nadrukkelijk gericht op stedelijke vernieuwing en kwaliteitsvergroting. Dit heeft geleid tot een ruimtelijk beleid dat compactheid van bebouwingskernen nastreeft. Rode contouren zijn hierbij een belangrijk en doelmatig sturingselement.

Ontwikkelingen die binnen de rode contour passen en voldoen aan het kwalitatief en kwantitatief ruimtelijk beleid uit het streekplan (behoud van kwaliteiten en waardevolle structuren, voldoende ruimte voor groen en water), worden beschouwd als passend in het proces van vernieuwing en functieaanpassing van de kernen.

Het plangebied is in beperkte mate binnen de navolgende afbeelding aangegeven rode contour gelegen. Voor zover het plangebied is gelegen binnen de rode contour is sprake van reeds bebouwd gebied. Het deel dat is gelegen buiten de contour betreft in overwegende mate onbebouwd agrarisch gebied. De rode contour is aan de zuidzijde niet gesloten waardoor stedelijke uitbreiding mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.BPcorridorBKL-VG02_0011.jpg"

Afbeelding 4.2: Rode contour plangebied (bron: Streekplan Utrecht)

In de 'Handleiding bestemmingsplannen (2006)' is uitvoering gegeven aan het Streekplan. In het beleidsdeel van de Handleiding bestemmingsplannen (2006) worden richtinggevende beleidsuitspraken uit het streekplan verder uitgewerkt. Deze beleidsregels geven richtlijnen voor het maken van verantwoorde ruimtelijke keuzes. In het servicedeel van de Handleiding bestemmingsplannen is een verdere toelichting opgenomen.

Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening vormden het streekplan en de Handleiding bestemmingsplannen samen het beoordelingskader voor bestemmingsplannen en hierop gebaseerde uitwerkings- en wijzigingsplannen. Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is de directe doorwerking van deze plannen in de bestemmingsplannen vervallen. De provincie zal het streekplan en de Handleiding bestemmingsplannen echter blijven gebruiken als kader voor de beoordeling van ruimtelijke plannen.

4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht 2009

Het doel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De verordening bevat daartoe bepalingen die bij het opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen en beheersverordeningen, in acht moeten worden genomen. Provinciale Staten heeft de PRV op 21 september 2009 vastgesteld. In bijlage Nota van Uitgangspunten zijn de relevante beleidsonderdelen van het PRV voor het plangebied in beeld gebracht.

4.2.3 Visie recreatie en Toerisme 2020

De Visie Recreatie en Toerisme 2020 schetst de belangrijkste strategische opgaven voor de periode tot 2020:

  • 1. Realiseren van een recreatieve hoofdstructuur (met routes, poorten en TOP’s);
  • 2. Ruimte bieden voor de recreatiedruk rondom de steden Utrecht en Amersfoort (vervolg Recreatie om de Stad);
  • 3. Vernieuwing in de natuur (planologische ruimte voor recreatiebedrijven en natuurbehoud en versterking);
  • 4. Beter beleefbaar maken van het groenblauwe landschap;
  • 5. Ondersteunen van ondernemerschap (innovatie, kennisbevordering, ruimte voor nieuw ondernemerschap).

Met name de realisatie van een recreatieve hoofdstructuur is voor onderhavig plangebied van belang. De provinciale visie zegt hierover het volgende:

De provincie kent in 2020 een recreatief hoofdnetwerk (RHN). Het RHN is een samenhangend geheel van (boven) regionale routes voor wandelen, fietsen en varen, met als toegangspunten poorten en zogenaamde toeristische overstappunten (TOP’s). De structuur loopt door de afwisselende landschappen van de provincie Utrecht en sluit aan bij horeca, attracties, erfgoed, cultuurhistorie en bezienswaardigheden. Het recreatieve netwerk verbindt bovendien de stedelijke gebieden met de recreatieve landschappen.

Het recreatief hoofdnetwerk zorgt voor een bundeling van het publiek. Zo ontstaat een zonering van de provincie in drukke en minder drukke gebieden. Zonering biedt mogelijkheden voor het creëren van verschillende soorten recreatiebelevingen. Natuur- en stiltegebieden worden door deze zonering ontlast.

Poorten en TOP’s
Poorten zijn prominente en herkenbare toegangslocaties van de recreatie- en natuurgebieden. Deze poorten kunnen een eigen attractiewaarde hebben en trekken op die manier ook publiek aan. Poorten hebben verschillende thema’s en doelgroepen. Daarnaast is er een groter aantal toeristische overstappunten (TOP’s) die eveneens een goed startpunt bieden voor een recreatieve activiteit, maar een stuk bescheidener van opzet zijn. Doordat het model van poorten en TOP’s aansluit bij omliggende provincies ontstaat een eenduidige structuur die de herkenbaarheid voor recreanten vergroot.

Het gebied rondom het station van Breukelen en de Kortrijkse molen is aangewezen als mogelijke recreatieve OV-poort.

4.2.4 Strategisch Mobiliteitsplan Provincie Utrecht (SMPU)

Het verkeer- en vervoerbeleid van de provincie Utrecht is vastgelegd in het SMPU 2004-2015, dat is geactualiseerd in het SMPU+ (2007). De doelen van het SMPU zijn:

  • realiseren van een doelmatig verkeers- en vervoersysteem om de bereikbaarheid in en van de provincie Utrecht en de Randstad te waarborgen;
  • verbeteren van de veiligheid van het verkeers- en vervoersysteem voor gebruikers en omwonenden;
  • verminderen van de negatieve effecten van verkeer en vervoer op de kwaliteit van de leefomgeving.

De provincie wil de veiligheid en sociale leefkwaliteit in kernen verbeteren door provinciale wegen binnen de bebouwde kom in te richten als erftoegangsweg, dus een weg met een maximale snelheid van 30 km per uur. Een ander nieuw beleidsaccent is het verder verbeteren van de sociale veiligheid van fietspaden en bushaltes.

Het plangebied is onderverdeeld in verblijfsgebieden en verkeersgebieden. Hierdoor zijn zowel veiligheid als een goede doorstroming van het verkeer gewaarborgd.

4.2.5 Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en de Verordening

Vanaf 3 april tot en met 14 mei 2012 heeft het ontwerp van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en de Verordening ter inzage gelegen. Dit ontwerpbeleid is met name voor wat betreft het gestelde ten aanzien van kantoren relevant voor onderhavig plangebied. In het beleid, artikel 3.5 wordt ten aanzien van kantoren immers aangegeven dat de provincie in principe geen ruimte geeft aan nieuwe, nog niet gerealiseerde, kantorenlocaties. In de verordening is dit geconcretiseerd door te stellen dat ruimtelijke plannen niet meer mogen voorzien in kantorenbestemmingen indien kantoren leegstaan. Dit is alleen anders indien kan worden onderbouwd dat binnen de planperiode zicht bestaat op het gebruik als kantoor. Dit dient alsdan te blijken uit vastgestelde visies, onderzoeken of afgesloten contracten. Ten aanzien onderhavig plangebied geldt dat planologisch bestaande vierkante meter aan kantoorfuncties opnieuw opgenomen zullen worden, ten aanzien van de realisatie van de deze voorzieningen zijn immers contracten afgesloten met ontwikkelende partijen. Ten aanzien van de uitbreiding van het aantal vierkante meters aan kantoorvoorzieningen geldt dat dit op grond van onderhavige bestemmingsplan niet is toegestaan.

Van gemeentewege wordt overleg gevoerd met de provincie om zo doende te bepalen welke mogelijkheden er zijn voor onderhavig plangebied. Naar aanleiding van dit overleg en het gezamenlijk bepalen van het toekomstige beleid, worden te zijner tijd uitgangspunten geformuleerd voor het nieuwe bestemmingsplan.

4.2.6 Conclusie

Duurzaam en meervoudig ruimtegebruik, verbeteren van verkeers- en sociale veiligheid, behoud en versterking van cultuurhistorische en groene structuren zijn belangrijke beleidsuitgangspunten. Daarnaast is het voor het plangebied relevant dat er beperkte uitbreidingsmogelijkheden zijn aan de zuidzijde van de bebouwing in het plangebied. Ten aanzien van de mogelijkheden voor kantoorvoorzieningen geldt dat uitbreiding van het aantal vierkante meters op grond van het provinciaal beleid niet is toegestaan. Bestaande, nog niet gerealiseerde, vierkante meters kantoorvoorzieningen worden planologisch mogelijk gemaakt indien zicht is op realisatie.