direct naar inhoud van Artikel 17 Water-1
Plan: Corridor
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPcorridorBKL-VG02

Artikel 17 Water-1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. een waterweg ten behoeve van scheepvaartverkeer;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  • e. beschoeiing;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. bruggen, sluizen, duikers, coupures, dammen en overige kunstwerken;
  • h. straatmeubilair;
  • i. voet- en fietspaden;
  • j. groenvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van obstakelverlichting mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. de bouwhoogte van radarvoorzieningen voor de scheepvaart mag niet meer bedragen dan 20 meter;
  • c. de bouwhoogte van een brug mag niet meer bedragen dan 27 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgraven, vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het overkluizen van watergangen;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewater, oevers, kades en dijken;
  • e. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of (grond)waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
17.3.2 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in lid 17.3.1 alleen indien door de in lid 17.3.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.

17.3.3 Uitzonderingen

Het in 17.3.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bestemming;
  • b. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • c. werken en werkzaamheden, welke uit een oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • d. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.