direct naar inhoud van 3.3 Luchtkwaliteit
Plan: Herontwikkeling voormalig kloostercomplex Rijksweg 8-18
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1903.BPPVM0001-OH01

3.3 Luchtkwaliteit

Nieuwe Wet luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen (Staatsblad 2007, nummer 414, 434). De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als "Wet luchtkwaliteit". Met het inwerking treden hiervan is het tot dan toe geldende "Besluit luchtkwaliteit 2005" ingetrokken. In de "Wet luchtkwaliteit" zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen. Verder voorziet de Wet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen.

Uitvoeringsregels

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit zijn een aantal uitvoeringsregels in werking getreden. Deze uitvoeringsregels zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (MR), dit betreft ondermeer:

  • Algemene Maatregel van Bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit nibm) (Stb. 2007, 440).
  • Ministeriële regeling: "Niet in betekenende mate" (regeling nibm ) (Stcrt. 2007, 218).
  • Ministeriële regeling "Beoordeling luchtkwaliteit 2007" (Stcrt. 2007, 220).
  • ministeriële regeling "Projectsaldering luchtkwaliteit 2007" (Stcrt. 2007, 218).


In het Besluit nibm en de Regeling nibm zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip nibm. Indien voldaan wordt aan deze regels dan kan een ruimtelijke ontwikkeling zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.


Voor de periode tussen het in werking treden van de "Wet luchtkwaliteit" en het inwerking treden van het NSL is het begrip "niet in betekenende mate" gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 (Besluit nibm, artikel 2). Nu het NSL in werking is getreden is de definitie van nibm verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling nibm is in artikel 4 invulling gegeven aan artikel 4 van het Besluit nibm en een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die nibm bijdragen aan de luchtverontreiniging.


Deze gevallen kunnen dus zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Echter ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project nibm bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.


Nibm, woningen

In de Regeling nibm is in artikel 4 aangegeven in welke categorieën van gevallen een project nibm bijdraagt en een toetsing dus achterwege kan blijven.

Voor woningbouwlocaties geldt dat deze nibm (< 3 %) bijdragen indien (voorschrift 3B.2): "een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat."


Projectlocatie

Gesteld kan worden dat het verkeer ten gevolge van de herontwikkeling van het kloostercomplex invloed heeft op de luchtkwaliteit. In dat kader is een analogie met het nibm-begrip voor woningen getrokken. Bij 1.500 woningen is er sprake van een bijdrage die nibm is, dit komt overeen met circa 12.000 verkeersbewegingen per etmaal. Gelet op het aantal woningen zullen de toegelaten bijdragen lang niet zo verkeersintensief zijn dat dit aantal overschreden zal worden. Gezien deze relatief lage waarden is een overschrijding niet te verwachten.

Conclusie

In artikel 5.16 van de Wm is onder b sub 1° aangegeven dat, indien aannemelijk is dat de concentratie in de buitenlucht per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, bestuursorganen hun bevoegdheden mogen blijven uitoefenen. Dat wil zeggen dat in die gevallen planontwikkelingen zonder belemmeringen doorgang mogen vinden.

Op basis van een globale beoordeling is aannemelijk dat er sprake is van een niet in betekenende mate invloed op de luchtkwaliteit, er is ook geen aanleiding om te veronderstellen dat er een overschrijding van normen zal optreden. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering.