direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij
Plan: Sierteeltgebied Randenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.Randenburg10-BP81

Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderijbedrijven, zoals bedoeld in artikel lid 1.9 sub b;
  • b. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  • c. de volgende niet-agrarische nevenfuncties:
    • 1. verkoop-aan-huis van (streek)eigen producten;
    • 2. natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen, promotie;
    • 3. agrarisch aanverwante activiteiten;
    • 4. kleinschalige recreatieve activiteiten;
    • 5. hoveniersactiviteiten;

met dien verstande dat het oppervlak aan gronden of gebouwen in gebruik voor de bovengenoemde nevenfuncties per nevenfunctie maximaal 100 m² mag bedragen;

alsmede voor:

  • d. behoud en bescherming van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de vorm van het cultuurhistorisch waardevolle bebouwingslint en het verkavelingspatroon van sloten en smalle percelen en het open weidegebied met weidevogels.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

4.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de minimale afstand van bouwwerken tot de bestemming Water dient 1 m te bedragen;
  • c. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient 3 m te bedragen;
  • d. de minimale afstand van bouwwerken tot andere gebouwen moet 3 m bedragen als de gebouwen niet aan elkaar gebouwd worden;
  • e. bruggen en dammen ter ontsluiting van het bouwperceel mogen geen bredere landhoofden dan 8 m hebben, het brugdek mag ten hoogste 4 m breed zijn;
  • f. overigens geldt ook het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max.
inhoud  
max. oppervlak   max. goothoogte   max.
bouwhoogte  
bedrijfswoning inclusief aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie   één, tenzij middels een maatvoeringsaanduiding anders is aangegeven   650 m³     4,5 m   10 m  
overige gebouwen en overkappingen       geen beperking   4,5 m   10 m  
terreinafscheidingen op bouwvlakken           2 m  
terreinafscheidingen buiten bouwvlakken           1 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde           3 m  

4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van overschrijding agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 sub a en begrenzing van een bouwvlak voor het overschrijden van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken;
  • b. de maatvoering mag niet verder worden overschreden dan vanwege milieuregels noodzakelijk is; indien overschrijding om andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak met niet meer dan 15% worden overschreden;
  • c. een verzoek om overschrijding van het bouwvlak wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige, omtrent de vraag of aan de in dit lid onder a genoemde voorwaarde is voldaan;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.

4.3.2 Ten behoeve van verbreding landhoofden en brugdekken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 sub e, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet de overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken;
  • b. de breedte van landhoofden mag ten hoogste 10 m bedragen, de breedte van het brugdek mag ten hoogste 5 m bedragen.

4.4 Aanlegvergunning
4.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch-Grondgebonden veehouderij zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • b. het aanleggen van verhardingen;
  • c. aanbrengen opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting);
  • d. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren.

4.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. de aanleg van ontsluitingspaden betreffen naar gebouwen binnen het bouwvlak, voor zover deze paden niet breder zijn dan 3 m;
  • d. binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken worden aangelegd of uitgevoerd.

4.4.3 Voorwaarde voor een aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
  • b. daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast; dan wel de aantasting voldoende wordt gecompenseerd;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen gewaarborgd wordt.

4.4.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 4.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Ten behoeve van nieuwe agrarische sierteeltbedrijven

De raad is bevoegd de bestemming Agrarisch - Grondgebonden veehouderij te wijzigen in de bestemming Agrarisch-Sierteelt en het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe agrarische bouwvlakken met de bestemming Agrarisch-Sierteelt, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging naar de bestemming Agrarisch-Sierteelt en ten behoeve van een nieuw agrarisch bouwvlak met de bestemming Agrarisch-Sierteelt is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig sierteeltbedrijf;
  • b. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
  • c. ten behoeve van een nieuw agrarisch bouwvlak mag de wijzigingsbevoegdheid tevens uitsluitend worden gebruikt in de volgende gevallen:
    • 1. indien er sprake is van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en landschapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling en milieuhygiënische knelsituaties;
    • 2. of wanneer het aannemelijk is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak met de bestemming Agrarisch;
  • d. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub b onder 1 en/of 2;
  • e. een besluit tot wijziging is pas toegestaan indien de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht over de benodigde compenserende maatregelen als gevolg van eventuele demping van sloten en/of toename van verharding;
  • f. per bouwvlak mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. voor wat betreft de bouw van de bedrijfswoning dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 12 Algemene bouwregels;
  • h. op de gronden en binnen de nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in artikel 3 Agrarisch - Sierteelt van overeenkomstige toepassing.

4.6 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan in een niet-permanent kampeermiddel op een minicamping, is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van gedeelten van bedrijfswoningen ten behoeve van de uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m2;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
    • 3. in de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. tenzij elders in deze regels anders is bepaald, is het aanbieden van meer dan 5 slaapplaatsen ten behoeve van logies met ontbijt per bedrijf niet toegestaan;
  • d. het verlenen van mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • e. het stallen van kampeermiddelen ter plaatse van een minicamping in het winterseizoen is niet toegestaan;
  • f. het realiseren van nieuwe paardenbakken is niet toegestaan;
  • g. bij een bestaande paardenbak is een geluidsinstallatie niet toegestaan;
  • h. lichtmasten en lichtreclame zijn niet toegestaan;
  • i. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  • j. de teelt van ruwvoeder is toegestaan, voor zover deze teelt overwegend voorziet in de behoefte van het eigen bedrijf;
  • k. het is verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 3 m.