direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sneek - Harinxmaland - Oerdyk Fase 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2017oostBPharinxOe-vast

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 28 februari 2006 is het bestemmingsplan Harinxmaland vastgesteld. Het bestemmingsplan Harinxmaland heeft tot doel de aanleg van dit nieuwe woongebied aan de noordkant van Sneek mogelijk te maken. In de 'Structuurvisie 2020 Sneek en Wymbritseradiel Noord' is een voorbeeld van een mogelijk ontwerp gegeven van het plangebied in de vorm van een indicatieve schets. Tevens is een Nota van Uitgangspunten opgesteld en door de raad op 5 juli 2005 vastgesteld waarin op hoofdlijnen een aanzet is gegeven voor de aanpak van het gebied. Het bestemmingsplan Harinxmaland sluit aan op deze schets en de nota van uitgangspunten en bevat de juridische en planologische vertaling van het (ruimtelijk) beleid. Het bestemmingsplan Harinxmaland heeft een globaal karakter. Voor het nieuwe woongebied heeft dit in dit plan vorm gekregen in een uit te werken bestemming.

Het nieuwe woongebied Harinxmaland wordt gefaseerd ontwikkeld. De eerste fase omvat het gebied ten oosten van de spoorlijn Leeuwarden - Sneek. Ook deze eerste fase wordt in delen ontwikkeld, waarbij inmiddels ruimtelijke plannen zijn vastgesteld voor fase 1A tot en met 1E. Er blijft veel vraag naar woningen in Sneek. Daarom kan op korte termijn worden gestart met het gebied aan de Oerdyk, ten noorden van fase 1E.

De voormalige grasdrogerijlocatie langs de Leeuwarderweg is door de gemeente aangekocht om de ontwikkeling van Harinxmaland als woongebied mogelijk te maken. In 2006 is de bedrijfsvoering als grasdrogerij, inclusief aanverwante activiteiten, beëindigd. De locatie is echter buiten de planvorming van Harinxmaland gehouden. Wel bestaat er een financiële relatie tussen de locatie Grasdrogerij en Harinxmaland. De aankoop van de locatie is gerelateerd aan de exploitatie van Harinxmaland. Er is besloten de locatie van de voormalige grasdrogerij te herontwikkelen met een bijzonder woonprogramma.

Dit bestemmingsplan voorziet in beide voornemens en omvat zodoende twee plandelen, namelijk de locatie ten noorden van Harinxmaland fase 1E, waarin negen à twaalf woningen zijn voorzien, en de voormalige grasdrogerijlocatie waar vijf woningen mogelijk worden gemaakt. Voor het realiseren van de plannen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

Op basis van de notitie 'Rol van de raad in RO-procedures 2017-2019' stelt de gemeenteraad voor RO-procedures een startnotitie vast, waarin de uitgangspunten voor het plan worden vastgelegd. Om het plandeel ten noorden van Harinxmaland fase 1E reeds is bestemd voor de ontwikkeling van woningbouw, is het formeel niet noodzakelijk om hiervoor een startnotitie vast te stellen, terwijl dat wel het geval is voor de locatie voormalige grasdrogerij. Nu deze twee deelgebieden in één bestemmingsplan zijn opgenomen, is ervoor gekozen om de raad de kaders te laten vaststellen voor beide gebieden. De startnotitie is op 5 oktober 2017 door de gemeenteraad een vastgesteld. Dit bestemmingsplan is opgesteld om een juridisch-planologisch kader te bieden waarbinnen de voorgestelde woningbouw mogelijk is, overeenkomstig de kaders uit de startnotitie.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat de twee, aan elkaar gekoppelde plandelen, die in het noorden van de wijk Harinxmaland en aan de overzijde van de Swette liggen. De begrenzing is afgestemd op de grens van het geldende bestemmingsplan, die van het bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Súdwest-Fryslân en die van de eerdere fasen van de ontwikkeling van Harinxmaland. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017oostBPharinxOe-vast_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied

(1= locatie noordelijk van fase 1E, 2= de voormalige grasdrogerijlocatie)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in twee verschillende bestemmingsplannen. De voormalige grasdrogerijlocatie valt onder de regeling van het bestemmingsplan Sneek - Buitengebied, van de voormalige gemeente Sneek. Het is hierin bestemd als bedrijfslocatie.

Voor het plandeel ten noorden van Harinxmaland Fase 1E geldt het bestemmingsplan Harinxmaland, dat door de raad is vastgesteld op 28 februari 2006 en door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd op 20 juni 2006. In dit bestemmingsplan zijn globaal de planologische en juridische kaders voor de woonuitbreiding aangegeven. Het heeft hierin de bestemming 'Woondoeleinden - Uit te werken woondoeleinden'. De gronden met deze bestemming zijn onder andere bestemd voor woondoeleinden, bepaalde soorten bedrijvigheid en voorzieningen. Hiervoor is een uitwerkingsplicht opgenomen.

Vanwege het feit dat de wetgever er vanuit gaat dat een bestemmingsplan na een planperiode van 10 jaar wordt herzien, is hier niet gekozen voor een uitwerkingsplan maar voor een nieuw bestemmingsplan specifiek voor de twee plandelen.

1.4 Leeswijzer

De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een korte toelichting gegeven op het plangebied en komt het plan aan de orde. In dit hoofdstuk zijn tevens de uitgangspunten vanuit het bestemmingsplan Harinxmaland opgenomen. Daarna volgt in hoofdstuk 3 een uiteenzetting van het relevante beleid. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot een weergave gegeven van de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten en planbeschrijving

2.1 Ontstaan en ontwikkeling

Sneek is gelegen aan de zuidzijde van het oude Middelzeegebied, waardoor op de verspreid liggende gebiedstyperende terpen verschillende dorpen zijn ontstaan. Ten noorden van de stad waren vruchtbare kleigronden gelegen, afgezet langs de oevers van de voormalige Middelzee. Aan de zuidkant strekte zich een moerasvlakte uit met talloze plassen, poelen en meren. De vruchtbare kleigronden in het noorden werden door de Hemdijk beschermd tegen het water uit het zuiden.


Sneek zelf is ontstaan op een landtong in de oude Middelzee waar de vaarweg naar het noorden de zuidelijke dijk van de Hempolder Scherhem kruist. Deze vaarweg naar het noorden werd noodzakelijk, omdat transport over de Middelzee door dichtslibbing onmogelijk was geworden. Een exacte datering van het ontstaan van Sneek is niet bekend, maar wel is bekend dat de stad in de 11de eeuw al bestond.


Vanaf de 13de eeuw verkreeg Sneek diverse stadsrechten, die in 1456 officieel werden bestendigd, waarmee Sneek één van de Friese elf steden werd. Als handelsstad was dit tevens het begin van een bloeiperiode die tot circa 1550 zou duren. In 1492 werd begonnen met de aanleg van een grachtengordel en stadsmuur, waardoor Sneek vanaf die tijd de enige ommuurde stad van Friesland was. Van deze historische vestingwerken resteren thans nog het Bolwerk en de Waterpoort.


De stad zelf heeft een historische kern met een radiale structuur, die is ontstaan vanuit de toegangswegen en de zes waterelementen, waaronder de Frjentsjerter Feart. Uitbreidingen hebben zich rondom deze basisstructuur voortgezet. Tot het eind van de 19de eeuw werd de stad binnen de stadsgrachten steeds voller gebouwd. Hierna verrezen aan de overzijden van de stadsgrachten de eerste woningen en vervolgens werd in een hoger wordend tempo de verschillende wijken aangelegd. In de loop van de tijd heeft Sneek zich hierdoor ontwikkeld tot een compacte stad binnen de rondweg, waarbij in de laatste decennia ook de rondweg is overgestoken, zoals in het zuiden van de stad de wijk Tinga en Duinterpen. De wijk Harinxmaland is de eerste woonuitbreiding aan de noordzijde van de stad buiten de huidige stedelijke rondweg.

2.2 Huidige ruimtelijk-functionele structuur

Harinxmaland is een woonwijk waarin een gedifferentieerd programma van woningen wordt aangeboden. Centraal door het plan is een brede watergang aangelegd, die een deel van de woningen via het water ontsluit. De watergang sluit aan op De Swette. Dit is een belangrijke historische vaarwatergang, die deel uitmaakt van de Elfstedenroute. De wijk wordt in verschillende fasen ontwikkeld, waarbij de ontwikkelingsrichting van oost (met De Swette als begrenzing) naar west is. Het deel ten de spoorlijn Sneek – Leeuwarden, die op ongeveer 280 meter westelijke van het plangebied ligt, hoort allemaal bij de eerste ontwikkelingsfase van Harinxmaland. Dit gebied wordt ook gefaseerd ontwikkeld, om versnippering te voorkomen. De hoofdopzet van de oostelijke rand is inmiddels aangelegd.

De noordelijke rand van de wijk wordt gevormd door de Oerdyk. Dit is oude weg uit de 19e eeuw, waaraan verschillende agrarische bedrijven waren gelegen. Deze boerderijen hebben nu een woonfunctie. Een aantal van deze boerderijen, waaronder de boerderij binnen het plangebied (Oerdyk 6) zijn in het geldende bestemmingsplan als beeldbepalende bebouwing aangeduid. Het gaat om stelpboerderijen, waarvan het inpassen ervan in de wijk een uitgangspunt is geweest.

Aan de oostzijde van Harinxmaland ligt een besloten groene zone die is ingesloten tussen de Swette en de Leeuwarderweg. Deze zone is extensief bebouwd. In het zuidelijk deel (noordelijk van de rondweg) is een dierenopvang aanwezig en in het noordelijke deel, ter hoogte van de Noardwei (die in het verlengde van de Oerdyk ligt), staat een woning. Op het perceel ten noorden hiervan was in het verleden een grasdrogerij aanwezig. De bebouwing die hierbij hoorde, is in het begin van de 21ste eeuw gesloopt. De kavel ligt nu al enige tijd braak.

Het plangebied bestaat uit twee plandelen die in dit bestemmingsplan worden aangeduid als het gebied ten noorden van Harinxmaland Fase 1E en de voormalige grasdrogerijlocatie. Het gebied ten noorden van Harinxmaland Fase 1E vormt de noordelijke begrenzing van het reeds aangelegde deel van de nieuwe wijk en de voormalige grasdrogerijlocatie ligt aan de overzijde van de Swette, buiten de ruimtelijke structuur van Harinxmaland. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017oostBPharinxOe-vast_0002.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (2017)

2.3 Planbeschrijving

Het plan omvat de invulling van beide plandelen met woningbouw. In deze paragraaf wordt per plandeel een beschrijving gegeven van de voorgenomen ontwikkelingen.

2.3.1 Locatie ten noorden van Harinxmaland fase 1E

Beschrijving plandeel

De locatie ten noorden van Harinxmaland fase 1E is een relatief kleine afronding van het reeds ingerichte deel van de wijk, in de bocht van de Oerdyk/Noardwei. De begrenzing is zo bepaald dat het oostelijk deel van de wijk tot aan de Oerdyk ontwikkeld kan worden. Binnen het plandeel staat een stelpboerderij uit omstreeks 1900. De woonkavel is omgeven door een watergang, die doorloopt langs de Oerdyk. Ten westen en zuiden van de boerderij zijn bouwwegen aangelegd.

Het plandeel sluit aan op fase 1D en 1E van de wijk. Ten zuidwesten is in 2017 een rij van acht woningen gebouwd. Ten oosten hiervan zijn in noord-zuid richting twee stroken met daarin twee-aaneen gebouwde woningen gerealiseerd. Langs de rand van de wijk staat vrijstaande woningen. Binnen dit 'kader' van vrijstaande woningen zijn ook twee-aaneen gebouwde woningen aanwezig.

Voorgestelde inrichting

De hiervoor beschreven stedenbouwkundige opzet en het bebouwingsbeeld in de wijk wordt in dit plandeel doorgezet. De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 11 woningen. Het uitgangspunt is om 9 vrijstaande woningen te realiseren, maar de ruimte (flexibiliteit) wordt gegeven om in de zuidwestelijke binnenrand vier twee-onder-een-kapwoningen te bouwen. Aan de Oerdyk zelf komen de vier vrijstaande woningen. De kavels hiervan zijn breed en ruim opgezet. De woningen dienen op afstand van de perceelgrens te worden gerealiseerd om zodoende een goede overgang tussen de woonwijk en het open buitengebied te bewerkstelligen. De hoofdvorm van alle gebouwen is kantig, hebben een hoge gootlijn en zijn uitgevoerd in twee bouwlagen met kap of drie bouwlagen met een plat dak. De maatvoering en situering van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn ondergeschikt aan de hoofdvorm. Het hoofdmateriaal is metselwerk. De kleur van het metselwerk is gedekt dan wel neutraal.

Voor wat betreft de openbare ruimte blijft de Oerdyk gehandhaafd en vormt de erfontsluiting voor de daaraan te realiseren woonkavels en de nieuwe straten van Harinxmaland. De woningen aan de binnenrand liggen aan een bestaande straat. Voor deze omgeving worden daarom geen nieuwe voorstellen gedaan ten aanzien van openbare ruimte, maar wordt het huidige beeld van de openbare ruimte van Harinxmaland hier doorgezet.

De voorgestelde verkaveling van dit plandeel is weergegeven in figuur 2.2. De gearceerde kavels kunnen zowel met twee vrijstaande als met vier twee-onder-een-kap woningen worden ingevuld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017oostBPharinxOe-vast_0003.png"

Figuur 2.2 Voorgestelde verkaveling ten noorden van Harinxmaland fase 1E

Sloop boerderij Oerdyk 6

De gemeente heeft besloten de thans aanwezige stelpboerderij niet in plan in te passen. In deze keuze hebben vooral de bouwkundige staat van de boerderij en de oriëntatie van het woonhuis op het zuiden een rol gespeeld. De boerderij is met de achterzijde op de Oerdyk gericht en past daarmee niet binnen de stedenbouwkundige opzet van de wijk. Bovendien is de boerderij gelet op de situering en uitstraling geen behoudenswaardig agrarisch erfgoed. Een aanzicht op de boerderij is weergegeven in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017oostBPharinxOe-vast_0004.png"

Figuur 2.3 Aanzicht op Oerdyk 6 vanaf de weg

Ruimtelijke kwaliteit

Als uitgangspunt geldt dat een woonwijk met een eigen identiteit en een hoge kwaliteit wordt gerealiseerd. Specifieke kwaliteiten zijn met name een duidelijke structuur, een eigen identiteit van onderscheiden delen en een hoge belevingswaarde.

Naast hetgeen hierover reeds in de plantoelichting is opgemerkt, wordt een beeldkwaliteitsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan dient als richtlijn bij de vormgeving van de bebouwing. Het beeldkwaliteitplan is opgenomen in Bijlage 1.

2.3.2 Voormalige grasdrogerijlocatie

Beschrijving plandeel

De voormalige grasdrogerijlocatie is een bijzonder onderdeel van de uitbreiding Harinxmaland aan de noordkant van Sneek, in die zin omdat deze aan de overzijde van De Swette ligt. De locatie ligt hiermee buiten de ruimtelijke structuur van Harinxmaland. Het gebied is onderdeel van de strook tussen de Swette en de Leeuwarderweg. Aan de zuidzijde van de Noardwei staat aan het water een vrijstaande woning met aanbouw in de rand van een zone met opgaand groen. Op de locatie zelf stond vroeger een grasdrogerij. De bebouwing is gesloopt en de gronden liggen braak.

De locatie is vanaf de Noardwei met een langzaam verkeersbrug naar de Oerdijk verbonden met de grote woningbouwlocatie aan de overzijde van de Swette. Gezien de meer landelijke ligging en de directe ligging aan het doorgaande vaarwater is hier een bijzonder woonmilieu bedacht. De Swette loopt van Leeuwarden tot aan de Leeuwarderkade in de stadskern van Sneek en is voor het plangebied met een meer landelijk karakter een natuurlijke hechting aan de stad.

Voorgestelde inrichting

De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van vijf vrijstaande woningen in een landelijke setting. De woningen krijgen via een kleine binnenhaven een directe verbinding met de Swette. Het gaat om de realisatie van een min of meer gekromde rij woningen. De woningen worden door een korte woonstraat ontsloten op de Noardwei. Aan de westzijde van dit straatje wordt een wal aangelegd van ongeveer 2,5 meter hoog. Hierdoor ontstaat voldoende luwte ten opzichte van de Leeuwarderweg en worden de woningen landschappelijk ingepast. Een doorsteek in deze wal leidt naar een tweede aansluiting, direct op de parallelweg langs de Leeuwarderweg.

De vrijstaande woningen bestaan uit elk drie aaneengebouwde en samenhangende volumes van hoofdvorm, een boothuis en garage. Het rijtje met woningen bestaat uit twee bouwlagen met kap, min of meer haaks op het water en de woonstaat. Voor wat de detaillering en materiaalgebruik, is de uitvoering in de basis in hout of daarmee gelijkende hoogwaardige materialen. Daarbij wordt uitgegaan van een donkere kleurstelling. Detaillering zoals kozijnen in de gevel in wit, hout of metaalkleur en voor de dakbedekking geldt een matte rode- of antracietkleur.

 

Voor wat betreft de openbare ruimte, hebben de toegangsstraten een zeer eenvoudig profiel en wordt aangelegd van asfalt of betonklinkers in een rustige (grijze) kleurstelling. Verder is sprake van een groene inrichting. Het gebied ten oosten van de geluidwal krijgt een parkachtige inrichting die de kwaliteit van het woongebied verhoogt.

In figuur 2.4 en 2.5 is de verkaveling en een impressie van de bebouwing weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017oostBPharinxOe-vast_0005.png"

Figuur 2.4 Voorgestelde inrichting voormalige grasdrogerijlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017oostBPharinxOe-vast_0006.png"

Figuur 2.5 Impressie ontwikkeling op de voormalige grasdrogerijlocatie

Ruimtelijke kwaliteit

Als uitgangspunt geldt dat een woonwijk met een eigen identiteit en een hoge kwaliteit wordt gerealiseerd. Specifieke kwaliteiten zijn met name een duidelijke structuur, een eigen identiteit van onderscheiden delen en een hoge belevingswaarde.

Naast hetgeen hierover reeds in de plantoelichting is opgemerkt, wordt een beeldkwaliteitsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan dient als richtlijn bij de vormgeving van de bebouwing. Het beeldkwaliteitplan is opgenomen in Bijlage 2.

2.4 Verkeer en parkeren

Bij het opstellen van een bestemmingsplan waarin een nieuwe ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht worden besteed aan de parkeerbehoefte en de verkeersafwikkeling.

Verkeersafwikkeling

Het deelgebied ten noorden van Harinxmaland fase 1E betreft een afronding van een in ontwikkeling zijnde woonwijk. De ontsluiting van deze wijk vindt plaats op de rondweg. Bij het ontwerpen van de infrastructuur van de wijk is rekening gehouden met de invulling van het plangebied.

De woningen op de voormalige grasdrogerijlocatie worden ontsloten via een doodlopend deel van de Noardwei, op de parallelweg langs de N354. Via deze parallelweg is de N354 circa 200 meter noordelijker op te rijden.

Parkeren

Voor de leefbaarheid in de wijk is het verder van belang dat er voldoende parkeergelegenheid is. Dit is onder andere vastgelegd in het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP). Er wordt in het GVVP niet ingegaan op normen en aantallen. De gemeente heeft (nog) geen parkeerbeleid vastgesteld. Daarom wordt gebruik gemaakt van de (maximale) parkeerkentallen zoals opgenomen in CROW-publicatie 317. Sneek is aangewezen als een matig stedelijk gebied en het plangebied valt buiten de centrumschil, in de 'rest bebouwde kom'. Voor twee-aaneen gebouwde woningen wordt een parkeernorm van 2,5 parkeerplaatsen per woning gehanteerd en voor de vrijstaande woningen is dit 2,8 parkeerplaatsen.

Locatie ten noorden van Harinxmaland fase 1E

Voor dit deelgebied geldt dat, wanneer 9 vrijstaande woningen worden gebouwd, er 25 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. In de situatie met 11 woningen, waarvan 4 twee-aaneen, gaat het om 30 parkeerplaatsen. Het uitgangspunt is dat op iedere kavel ruimte is voor twee auto's. Dit betekent dat er 7 tot 8 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gevonden moeten worden. De aangrenzende wegen hebben een verblijfsfunctie, waarin auto's geparkeerd kunnen worden. Voor de parkeersituatie zal een soortgelijke oplossing worden gevonden als in het overig deel van de wijk.

Voormalige grasdrogerijlocatie

Voor de vijf vrijstaande woningen moeten 14 parkeerplaatsen aanwezig zijn. In principe wordt er ook hier op ieder erf ruimte gezocht voor twee parkeerplaatsen, waardoor er een parkeerbehoefte van 4 parkeerplaatsen in de openbare ruimte is. Er kan langs de weg worden geparkeerd om de extra parkeerbehoefte voor de woningen op te vangen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid

Binnen het rijksbeleid zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Ladder voor Duurzame verstedelijking van belang.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit plan wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In dit ruimtelijk plan is, op basis van het aantal woningen dat gerealiseerd wordt, sprake van een stedelijke ontwikkeling. De onderbouwing van de behoefte is nog volgens de 'oude' ladder onderbouwd:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De voorgenomen uitwerkingen van plan Harinxmaland sluit aan bij de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking:

  • 1. In het kader van de voorgenomen uitbreiding is een woningbehoefte onderzoek uitgevoerd. Uit dit behoefteonderzoek blijkt dat er in Sneek de komende jaren nog voldoende behoefte is aan nieuwe woningen. Door flexibiliteit op te nemen, kan gedurende het hele realisatieproces, aangesloten worden op de actuele lokale woningbehoefte.
  • 2. Het gebied waarop de plannen voor de uitbreiding van toepassing zijn, is onderdeel van het bestaand bebouwd gebied conform de Verordening Romte provincie Fryslân 2014 (hierop wordt verder ingegaan in 3.2.2). Het geldende bestemmingsplan 'Harinxmaland' uit 2006 voorziet (met een uitwerking) immers al in het bouwen van woningen. In dat bestemmingsplan is ruimte geboden voor 1.300 woningen. Inhoudelijk volgt het voorliggende bestemmingsplan de behoefte aan nieuwbouwwoningen. De volledige beoogde woonwijk is bovendien opgenomen in het woningbouwprogramma van de gemeente. Dit is gebaseerd op een onderzoek naar de actuele regionale behoefte. In de ‘Behoefteraming nieuw te bouwen woningen’ van Stec is geconcludeerd dat aansluitend bij het vigerende Woningbouwprogramma 2011-2016, nog behoefte is aan een ruim aantal eengezinswoningen. Als de aantallen woningen worden verdeeld over de in exploitatie genomen woningen, wordt zichtbaar dat de locaties Harinxmaland en Houkepoort nodig zijn voor de aantallen grondgebonden woningen in het koopsegment. Vanzelfsprekend met enkele andere woningtypen en andere eigendomsvormen. Bij andere binnenstedelijke locaties ligt de nadruk vooral op (sociale) huurwoningen (zowel grondgebonden als appartementen). Deze locaties lenen zich qua ruimte en uitstraling niet voor grotere aantallen grondgebonden woningen. Daarnaast zijn er op dit moment geen binnenstedelijke locaties die snel tot ontwikkeling kunnen worden gebracht. De beoogde woningen zijn dus niet door middel van herstructurering, transformatie en dergelijke te realiseren. Hierop wordt verder ingegaan in 3.3.4.
  • 3. Zoals genoemd, ligt het plangebied in bestaand bebouwd gebied. Het voorliggende bestemmingsplan grenst aan de in 2011 gestarte uitbreiding van Harinxmaland. De ontsluiting van het gebied verloopt via de reeds aanwezige wegen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Bij de ruimtelijke inpassing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit kan door efficiënt ruimtegebruik, bijvoorbeeld door de mogelijkheden van herstructurering te onderzoeken. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang. De provincie kiest voor een concentratie van wonen, werken en voorzieningen in stedelijke bundelingsgebieden. De regio Sneek en omgeving is aangemerkt als bundelingsgebied.

Naast binnenstedelijke herstructurering- en invullocaties (zoals IJlsterplein) en woonlocaties binnen de stedelijke contour (Sportpark Noord, Duinterpen en De Loten), lag het accent voor woonuitbreiding tot 2010 vooral op de oostkant van de stad (Oudvaart en Houkepoort). Daarna is de nieuwe grote woonuitbreiding Harinxmaland aan de noordkant van de stad aan de orde, waarvan het plantempo doorloopt tot ruim na 2015 en afhankelijk is van taakstelling, behoefte en binnenstedelijke capaciteit. Bij de ontwikkeling van Harinxmaland wordt rekening gehouden met compensatie van de aanwezige weidevogelwaarden. Daarnaast is voor deze klei-op-veengronden extra inspanning nodig om voldoende waterberging te creëren. Hiermee wordt rekening gehouden bij de realisatie van de woningen in het plangebied.

3.2.2 Verordening Romte

De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt regels aan ruimtelijke plannen en projecten. Volgens de begrenzing tussen het buitengebied en het bestaand bebouwd gebied ligt het plangebied binnen het bestaand bebouwd gebied (zie figuur 3.1). Hier wordt ruimte geboden voor het ontwikkelen van stedelijke functies voor zover deze naar aard en omvang passen bij de kern.

Op grond van de toelichting op de begrenzing bestaande stedelijk gebied wordt de locatie desondanks aangemerkt als uitbreiding, omdat het een bestemmingsplan voor een stedelijke woonuitbreiding betreft. Daarmee valt het plan bijvoorbeeld niet onder de afspraken voor plafondloos bouwen en moet het als een uitbreidingsplan worden getoetst aan het woningbouwprogramma.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017oostBPharinxOe-vast_0007.jpg"

Figuur 3.1 Begrenzing bestaand bebouwd gebied (PVR2014)

In artikel 3 van de verordening is specifiek aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

De geplande aantallen woningen zijn in overeenstemming met het gemeentelijk 'Woningbouwprogramma 2017-2022', zoals beschreven in paragraaf 3.3.2. Het plan is daarmee in overeenstemming met de regels uit de verordening.

3.2.3 Vaarwegenverordening

Op grond van de Vaarwegenverordening Fryslân geldt langs De Swette een zone van 5 meter, waarbinnen beoordeeld moet of het plan ten uitvoer kan worden gebracht zonder dat de veiligheid van de provinciale vaarweg De Swette in het geding raakt. Voor ingrepen in deze zone is een ontheffing op basis van de vaarwegenverordening nodig. Deze ontheffing is inmiddels door de provincie verleend.

3.2.4 Ontgrondingenverordening

In het kader van de ontwikkeling wordt een oppervlakte van 1.230 m2 nieuw water aangelegd. Hier is sprake van een ontgronding. In beginsel is hiervoor een ontgrondingenvergunning van de provincie benodigd. Op basis van de provinciale Ontgrondingenverordening zijn ontgrondingen van niet meer dan 10.000 m3 hiervan vrijgesteld. Dit geldt ook voor ontgrondingen die niet dieper zijn dan 2 meter. Er is geen sprake van een ontgronding van dergelijke omvang. Zodoende is geen sprake van een ontgronding in het kader van de Ontgrondingenwet.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ontwikkelvisie gemeente Súdwest-Fryslân

Op 22 maart 2012 heeft de gemeenteraad de Ontwikkelvisie gemeente Súdwest-Fryslân vastgesteld. In de visie staan de ambities van de gemeente op het gebied van sociale, ruimtelijke en economische ontwikkelingen. De visie vormt een belangrijke basis voor nieuw beleid en plannen. In de ontwikkelvisie wordt uitgegaan van zes pijlers. Voor dit project is de pijler 'Verscheidenheid in de kernen' van belang.

In Súdwest-Fryslân is er de rust van het kleine dorp, de dynamiek van de stad of van beide een beetje in het grotere dorp of de kleinere stad. De verscheidenheid betekent een grote rijkdom aan verschillende types woon- en werkmilieus. Binnen de gemeente zullen er grote verschillen ontstaan met betrekking tot de bevolkingsgroei, krimp en toename in huishoudens. De verwachte groei vindt vooral plaats in de stedelijke kernen Bolsward en Sneek.


Omdat het stedelijke cluster qua inwonertal de komende decennia blijft groeien, moeten er aantrekkelijke nieuwe stedelijke woonmilieus worden gerealiseerd. Vanwege de afnemende groei kijkt de gemeente wel kritisch naar de geplande woningbouwprojecten. De wijk Harinxmaland past hier binnen. Eerder is al een bestemmingsplan opgesteld op grond waarvan de realisatie van woningbouw met een uit te werken bestemming mogelijk is. De woningbouw in het plangebied past daarom binnen deze visie.

3.3.2 Woonvisie en Woningbouwprogramma 2017-2022

Op 20 juli 2017 is de Woonvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Hierin is het woningbouwbeleid vastgelegd. In dit beleidsdocument wordt onder meer ingaan op de kwantitatieve woningbouwopgave en de kwalitatieve focus. De Woonvisie gaat vooraf aan het Woningbouwprogramma 2017-20122, dat door de gemeenteraad op 31 oktober 2017 is vastgesteld.


De kwantitatieve opgave is bepaald aan de hand van huishoudenprognoses. In de gemeente is sprake van een stuwmeer van plannen als gevolg van het stilvallen van de woningmarkt. De verwachting is dat woningbouwprojecten een impuls krijgen wanneer er meer schaarste op de woningmarkt is. In het woningbouwprogramma ligt het accent op seniorenhuisvesting, starters, betaalbaarheid en duurzaamheid. Verder ligt vanuit de beleidsmatige ontwikkelingen en de nieuwe koers de kwalitatieve focus onder andere op de herstructureringsopgave van de verouderde voorraad.

In het woningbouwprogramma is rekening gehouden met en ingezet op de realisatie van Harinxmaland. Op andere grote woningbouwlocaties in Sneek is sprake van een relatief grote planuitval. Onderdeel van bestuurlijke afspraken is dat de gemeente 30% planologische overcapaciteit mag inbouwen, om bij planuitval te kunnen schakelen op andere locaties. Het gaat dan om flexibiliteit om te kunnen schuiven binnen plannen.


Door in Harinxmaland extra te bouwen ten opzichte van het woningbouwprogramma, maakt de gemeente gebruik van de door Gedeputeerde Staten toegekende flexibiliteit. Deze keuze kan gemotiveerd worden doordat er binnen Sneek sprake is van planuitval van ruim 200 woningen. Dit heeft te maken met marktomstandigheden, de positie van ontwikkelaars, en het feit dat een aantal woningbouwlocaties planologisch niet verkoopbaar is. Nu de woningmarkt weer aantrekt en er concrete belangstelling is voor Harinxmaland acht de gemeente het zeer gewenst om op korte termijn mee te bewegen met de aantrekkende woningmarkt. Op dit moment is Harinxmaland de enige locatie in Sneek die op korte termijn tot ontwikkeling kan worden gebracht voor het betreffende type woningen.

In het Woningbouwprogramma 2017-2022 zijn de voorgestelde woningen toegekend aan Harinxmaland. Hiermee past het plannen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma.

3.3.3 Visie ruimtelijke kwaliteit 'Mei soarch foar ús lânskip' (2013)

In de gemeentelijke visie ruimtelijke kwaliteit 'Mei soarch foar ús lânskip' ligt het accent sterk op het behouden en versterken van de landschappelijke kwaliteiten in het landelijke gebied. Aan de stedelijke context wordt beperkt aandacht besteed. De passages over de inpassing van stedelijk functies gaan vooral over de toevoeging van nieuwe bedrijventerrein. In algemene zin wordt gesteld dat de stedenbouwkundige kwaliteit en de landschappelijke inpassing veel aandacht verdienen.


Dit bestemmingsplan voorziet in de gedeeltelijke afronding van een al in ontwikkeling zijnde woonwijk. Er is geen sprake van aantasting van het landschap. Parallel aan het bestemmingsplan zijn beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Hiermee wordt de stedenbouwkundige kwaliteit gewaarborgd. Daarmee voldoet de ontwikkeling aan de visie ruimtelijke kwaliteit.

3.3.4 Erfgoedvisie (2012) en Erfgoednota (2013)

Met het vaststellen van de "Erfgoedvisie Silhouet" (juni 2012) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente stelt zich hierbij ten doel om het culturele erfgoed op een evenwichtige, en duurzame manier in stand te houden en draagvlak hiervoor te ontwikkelen. Op basis van deze visie is de "Erfgoednota gemeente SWF 2013-2016: De basis op orde" opgesteld (januari 2013). Een belangrijk speerpunt van de nota is dat de basis op orde wordt gebracht. Dit betekent dat de gemeentelijke organisatie haar kerntaken op het gebied van erfgoed zorgvuldig gaat uitvoeren. Het is namelijk een wettelijke taak voor gemeenten om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming wat betreft cultuurhistorie.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dit was al verplicht voor archeologie. Met de Erfgoednota is het gemeentelijk erfgoedbeleid hierop aangepast. Zo gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in ruimtelijke plannen nu formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE.


Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de provinciale cultuurhistorische kaart (CHK). De kaart is daarmee onderlegger voor het in de erfgoednota geformuleerde beleid. Echter, niet alle waarden aangegeven op deze kaart kunnen bij voorbaat behouden blijven, hier zal een gemeentelijke afweging aan te pas komen. In de erfgoednota is verder uiteengezet hoe in het kader van ruimtelijke plannen omgegaan dient te worden met het erfgoed.

Een nadere toetsing aan de Erfgoedvisie vindt plaats in paragrafen 4.7 en 4.8.

3.3.5 Duurzaamheidsvisie 'Op-stap nei duorsumens'

De duurzaamheidsvisie geeft richting aan de missie van de gemeente om een duurzame toekomstbestendige gemeente te worden. De gemeente wil duurzaamheid voor iedereen in Súdwest-Fryslân praktisch en toepasbaar maken. De gemeente wil samen met burgers en bedrijven werken aan een duurzame samenleving. Hiertoe gelden een aantal spelregels, namelijk dat ten opzichte van nu meer in de menselijke basisbehoeften moet worden voorzien, de bodem minder moet worden uitgeput, minder schadelijke chemische stoffen worden gebruikt en de natuur minder wordt aantast.

In de visie stelt de gemeente zichzelf een aantal strategische doelen. Eén van deze doelen is het op aardgas aangewezen woningbestand niet verder uit te breiden. Voor de woningen wordt daarom het all-electric principe ingezet. De woningen die nog worden gebouwd binnen de reeds vastgestelde bestemmingsplannen in Harinxmaland fase 1 kunnen nog wel op het aardgasnet worden aangesloten zolang daar de wens voor bestaat.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Mer-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt slechts maximaal 17 woningen mogelijk en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling.

Kenmerken van het project

Het plan omvat de bouw van maximaal 17 woningen. Daarmee samenhangend worden enkele wegen en parkeerplaatsen gerealiseerd en worden ingrepen gedaan in watergangen en waterkeringen. Dit wordt gerealiseerd op een locatie van ruim 2,5 hectare. In een stad met ruim 33.000 inwoners op een oppervlakte van ruim 3.400 hectare is de omvang van het project relatief klein en rechtvaardigt dit aspect geen volledige mer-beoordeling.

Plaats van het project

Het plangebied ligt niet in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of een verbindingszone binnen het Nederlands Natuurnetwerk. De locatie ligt binnen de stedelijke structuur van Sneek, op een locatie die gedeeltelijk al is aangewezen als woningbouwlocatie en gedeeltelijk in het verleden voor industriële activiteiten in gebruik is geweest. De plaats van het project rechtvaardigt geen volledige mer-beoordeling.

Kenmerken potentiële effecten

Een woningbouwlocatie heeft geen belangrijke uitstraling van milieueffecten naar de omgeving. Te verwachten effecten hangen samen met de verkeersaantrekkende werking en de veranderingen in de waterhuishouding. In de navolgende hoofdstukken komen deze aspecten aan bod. Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat de kenmerken van de effecten geen volledige mer-beoordeling rechtvaardigen.

Conclusie

Door de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de beoordeling van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.

4.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Er is geen geluidzoneringsplichtige industrie aanwezig, dus alleen het aspect '(spoor)wegverkeerslawaai' is aan de orde.

Dit bestemmingsplan maakt nieuwe woningbouw mogelijk. Woningen zijn geluidsgevoelige functies waarvoor op grond van de Wgh akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden, wanneer deze zijn gelegen binnen de geluidszone van een gezoneerde weg of spoorweg. In en rondom het plangebied zijn verschillende wegen aanwezig. Alleen de Leeuwarderweg (N354) en het doorlopende deel van de Noardwei aan de oostzijde van De Swette hebben op grond van de Wgh een geluidzone. De wegen in Harinxmaland, waaronder het relevante deel van de Oerdyk/Noardwei kennen een maximumsnelheid van 30 km/uur. Verder is de spoorlijn Leeuwarden - Sneek van belang.

Om de geluidsituatie in het plangebied in beeld te brengen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 3. In dit onderzoek zijn ook de niet zoneplichtige wegen beschouwd om af te wegen of er ten gevolge van het verkeer op de interne wegen sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Plandeel ten noorden van Harinxmaland fase 1E

Dit plandeel ligt alleen in de geluidszone van de spoorlijn. Geconcludeerd is dat ruimschoots wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Het is daarom niet nodig om voor dit plandeel (bouwvlak) een hogere grenswaarde te vast te stellen. Voor de wegverkeer op 30 km/uur wegen is een geluidsbelasting van maximaal 51 dB berekend. Een dergelijke geluidsbelasting wordt aanvaardbaar geacht, omdat dit ruimschoots onder de maximale ontheffingswaarde ligt.

Plandeel voormalige grasdrogerijlocatie

De vijf woningen in dit plandeel worden in de geluidzone van de N354 gebouwd. De geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de N354 bedraagt maximaal 52 dB. De woningen liggen tevens in de geluidzone van het doodlopende deel van de Noardwei. Voor deze weg wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.

Het reduceren van de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer op de N354 is redelijkerwijs niet mogelijk door bijvoorbeeld het verlagen van de maximumsnelheid op deze weg of de realisatie van een geluidscherm of geluidwal. Voor dit bouwvlak moet dus een hogere grenswaarde worden vastgesteld van 52 dB. Deze geluidbelasting is niet dermate hoog zodat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. De berekende waarde blijft namelijk ook ruimschoots onder de maximale ontheffingswaarde.

Conclusie

Binnen het plangebied is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Wel is het vaststellen van een hogere grenswaarde nodig (52 dB op het bouwvlak van de grasdrogerijlocatie).

4.3 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.


Binnen het plangebied is geen bedrijvigheid gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied zijn ook geen vormen van bedrijvigheid aanwezig die een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van het gebied. Vanuit het omgevingsaspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen om de woningbouw te realiseren.

4.4 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.


Voor de gehele woonwijk Harinxmaland is in oktober 2009 een milieukundig bodem- en waterbodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de grond licht verontreinigd is, echter dermate licht dat dit geen risico's vormt voor de volksgezondheid en/of milieu in algemene zin. Er hoeven daarom geen vervolgonderzoeken plaats te vinden. Verder voldeden de mengmonsters voor het waterbodemonderzoek aan de kwaliteitsklasse A. Op basis van deze resultaten is aanbevolen om zoveel mogelijk te werken met een gesloten grondbalans. De voormalige grasdrogerij is volgens gegevens van het bodemloket onderzocht en gesaneerd.

Vanuit het aspect 'bodem' zijn de mogelijkheden voor realisatie van woningen in het bestemmingsplan uitvoerbaar.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in Sneek en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een woonwijk van 1.500 woningen valt binnen de norm van betekenende mate.

In het kader van het bestemmingsplan 'Harinxmaland' is reeds onderzoek naar de luchtkwaliteit voor het gehele plan Harinxmaland (1.300 woningen) uitgevoerd. In dit luchtkwaliteitsonderzoek is geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit voor het gehele plan geen belemmeringen oplevert. Voor de ontwikkelingen in het plangebied zijn op het gebied van luchtkwaliteit dan ook geen belemmeringen.

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Voor het noordelijk deel van Harinxmaland, waaronder plangebied, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (juni 2015). De resultaten hiervan zijn de basis voor de inhoud van deze paragraaf. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 3 bij deze toelichting.

4.6.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden liggen zijn het Sneekermeergebied, de Witte en Zwarte Brekken en, op iets grotere afstand, de Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving. Het Sneekermeergebied ligt op circa 3,3 kilometer afstand en is het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Directe effecten, zoals verstoring, verontreiniging, versnippering etc. zijn op deze afstand uit te sluiten. Indirecte hinder als gevolg van verkeersbewegingen zijn ook niet aan de orde, omdat autoverkeer de natuurgebieden niet hoeft te kruisen om de planlocatie te bereiken. De gebieden kennen bovendien geen stikstofgevoelige habitattypen, waarop stikstofemissie van verkeer een effect op kan hebben. De Alde Feanen (15 kilometer afstand) en de Waddenzee (18 kilometer afstand) zijn de dichtstbijzijnde stikstofgevoelige natuurgebieden. Op dergelijke grote afstanden zal geen sprake zijn van een meetbare toename van stikstofdepositie als gevolg van het toevoegen van maximaal 17 woningen. Geconcludeerd wordt dat de gebieden op zodanig grote afstand liggen dat het plan geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden heeft.

Nederlands Natuurnetwerk (NNN)

Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de EHS. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. NNN-gebieden liggen op ruime afstand. Wel ligt op ruim 300 meter richting het noorden van het plangebied een gebied dat is aangewezen als 'natuur buiten de EHS'. Hier worden geen ingrepen voorgesteld. Vanuit de NNN zijn geen belemmeringen voor de plannen aan de orde.

4.6.2 Soortenbescherming

De ontwikkelingen vinden niet plaats op een locatie met hoge ecologische waarden. Het plandeel ten noorden van Harinxmaland fase 1E ligt in een gebied dat momenteel in ontwikkeling is. Op de grasdrogerijlocatie staat langs De Swette jonge bebossing. Dit gebied kan deel uitmaken van een habitat van beschermde soorten, zeker in combinatie met de naastgelegen watergang.

Voor een inzicht in de (potentieel) aanwezige soorten is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd voor de plandelen Harinxmaland fase 1D en 1E en voor de voormalige grasdrogerijlocatie, en niet voor het plandeel direct langs de Oerdyk. Dit gebied is grotendeels gelijkwaardig aan het wel onderzochte gebied. De rapportage van de quickscan is opgenomen in Bijlage 4. Hierin is nog getoetst aan de Flora- en faunawet, die nu is opgegaan in de Wet natuurbescherming. Omdat de wijze van bescherming niet wezenlijk is aangepast, is de quickscan nog representatief.

De quickscan concludeert dat er rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van licht beschermde soorten en met vogels. Belangrijk foerageergebied van bijvoorbeeld vleermuizen wordt in het plangebied niet verwacht. Het is wel mogelijk dat de lijnvormige elementen van de laanbomen langs de Noardwei en de watergangen binnen het plangebied gebruikt worden als vliegroutes. De herinrichting heeft hierop geen significante invloed. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is voor vleermuizen niet noodzakelijk. Wel dient bij de plaatsing en het ontwerp van de verlichting rekening gehouden te worden met het voorkomen van lichtuitstraling.

In verband met het dempen van watergangen wordt er in de quickscan gesteld dat er nader onderzoek naar vissen nodig is. In het kader van Harinxmaland fasen 1D en 1E is nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de verwachten vissoorten. Hierbij zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. Overigens zijn de kleine modderkruiper en de bittervoorn niet meer beschermd, zoals in het onderzoek nog wel is vermeld. Voor de ingrepen in de Swette geldt dat hier geen demping plaatsvindt. Er wordt op een zorgvuldige wijze gewerkt, waarbij van het water af wordt gewerkt en er daardoor geen schade aan de soorten ontstaat. Dit sluit aan bij het uitgangspunt van zorgplicht en zorgvuldig handelen. Op basis hiervan wordt het niet noodzakelijk geacht om in het kader van dit plan verder onderzoek naar vissen te verrichten.

Conclusie

De conclusie luidt dat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt uitvoerbaar is binnen de kaders van de Wet natuurbescherming en het beleid ten aanzien van het NNN.

4.7 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

De gemeente Súdwest-Fryslân maakt gebruik van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie. Op deze kaart worden voor de perioden steentijd - bronstijd en ijzertijd - middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken.

Plandeel ten noorden van Harinxmaland Fase 1E

Waardering FAMKE

Voor het plandeel ten noorden van Harinxmaland Fase 1E geldt dat zich hier archeologische resten kunnen bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Voor de periode steentijd – bronstijd geldt dat op enige diepte archeologische lagen uit de steentijd aanwezig kunnen zijn, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. De provincie beveelt hiervoor aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren.

Archeologisch onderzoek

Eind 2005 is voor het gehele plangebied Harinxmaland een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd ('Plangebied Harinxmaland. Archeologisch vooronderzoek: een Inventariserend veldonderzoek', RAAP, maart 2006). Tijdens het onderzoek is een aantal (potentieel) waardevolle gebieden aangetroffen. Deze gebieden zijn in het bestemmingsplan Harinxmaland bestemd als 'Archeologisch waardevolle gebieden'. Voor de gebieden met een verwachtingswaarde is de aanduiding "Gebieden met archeologische verwachtingswaarde" opgenomen. Voor de gronden gelden beperkte bouwmogelijkheden (met vrijstellingsbepaling) en een aanlegvergunningstelsel.

In het plandeel ten noorden van Harinxmaland Fase 1E bevindt zich geen gebieden met archeologische waarde of verwachtingswaarde. Het terrein is zodoende vrijgegeven.

Plandeel voormalige grasdrogerij

Waardering FAMKE

Voor dit plandeel geldt dat er een kleinere kans is op het aantreffen van archeologische resten. Voor de periode ijzertijd – middeleeuwen beveelt de provincie aan om bij ingrepen van meer dan 2.500 m² een archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Voor de periode steentijd – bronstijd. Voor de periode steentijd – bronstijd is geen onderzoek nodig. Dit advies wordt gegeven als op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden, of wanneer de archeologische verwachting op gefundeerde gronden zeer laag is, en waar eventuele resten uit de steentijd zich vermoedelijk zodanig diep onder het maaiveld bevinden dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is.

Archeologisch onderzoek

Gelet op de omvang van de ingreep in de plandeel is een archeologisch bureau- en karterend booronderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 5. Het onderzoek heeft geen archeologische indicatoren of andere aanwijzingen voor een archeologische vindplaats opgeleverd. Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de planuitvoering geen archeologische consequenties zal hebben. Op grond van de resultaten van het onderzoek acht Salisbury Archeologie b.v. een archeologisch vervolgonderzoek voor het plangebied niet noodzakelijk indien niet dieper dan 3,7 meter onder maaiveld wordt ontgraven. Dergelijk diepe afgravingen zijn voor de planuitvoering niet nodig.

Conclusie

Er worden geen verdere voorwaarden verbonden aan het plan inzake de archeologische monumentenzorg. Mochten er onverhoopt toch archeologische vondsten worden gedaan, dan blijft de archeologische meldingsplicht van toevalsvondsten van kracht (artikel 5.10, lid 1 Erfgoedwet). Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente.

4.8 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Conform de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven zijn.

De ligging van het gebied op de grens van het voormalige Middelseegebied maakt het mogelijk enkele cultuurhistorische patronen te benoemen. Uit eerder archeologisch onderzoek was al bekend dat door het plangebied het tracé van een dijk loopt die de begrenzing van de Middelsee vormde. De dijk is vrijwel volledig verdwenen. Kenmerkend is nog wel het verschil in verkavelingspatroon tussen het 'nieuwe' en het 'oude' land, dat een grillig kavelpatroon kent. Daarnaast is langs de Ivige Leane en de Oerdyk, ten noorden en noordwesten van het plangebied, de karakteristieke (boerderij)bebouwing kenmerkend. In het geldende bestemmingsplan zijn deze boerderijen aangeduid als 'te handhaven woonboerderijen'. Dit geldt ook voor de boerderij aan de Oerdyk 6. Deze is destijds aangewezen als beeldbepalend gebouw.

Beoordeling plandeel ten noorden van Harinxmaland Fase 1E

Zoals benoemd in paragraaf 2.3.1 wordt de boerderij gesloopt. Op grond van de gemeentelijke erfgoednota wordt ten aanzien van agrarisch erfgoed het volgende gesteld: 'In het open Friese landschap van onze gemeente is het karakteristieke silhouet van kop-hals-romp- en stelpboerderijen herkenbaar. Beeldbepalend in de ruimte zijn de lage zijmuren, het hoge schilddak en het (streekeigen) materiaal van baksteen en pannen en soms riet.' Voor de betreffende boerderij is geoordeeld dat het silhouet en de uitstraling van de boerderij niet zodanig zijn dan de wens tot behoud een inpassing in het plan rechtvaardigt.

Beoordeling voormalige grasdrogerijlocatie

De voormalige grasdrogerijlocatie heeft op zichzelf geen hoge cultuurhistorische waarde. De ruimtelijke structuur en ligging aan historische vaarweg maken dat er wel sprake moet zijn van een goede ruimtelijke inpassing. Hierop is in paragraaf 2.3.2 ingegaan. Het is niet nodig om nadere regels te stellen ten aanzien van cultuurhistorische waarden.

Conclusie

Op het gebied van cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van de woningen in het plangebied.

4.9 Water

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Watertoetsproces

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20171030-2-16293). Hieruit blijkt dat de invloed van het plan mogelijk zodanig is dat de normale procedure van de watertoets van toepassing is. Redenen hiervoor zijn de ligging van het plangebied langs een hoofdwatergang (De Swette), de aanwezigheid van regionale keringen langs deze watergang, de potentiële toename aan verharding en diverse ingrepen in watergangen. De uitgangspunten voor het plan zijn beschreven in het voorontwerpbestemmingsplan, dat vervolgens aan het waterschap wordt voorgelegd voor akkoord. Het waterschap heeft op basis hiervan een wateradvies opgesteld. Dit is opgenomen in Bijlage 6.

Veilig

Meerlaagse veiligheid en klimaatadaptie: Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. Binnen het plangebied liggen regionale keringen. De Swette heeft een boezemplein en de gronden achter de keringen hebben een polderpeil. De kerende werking van de waterkeringen moet behouden blijven. De aanwezige waterkeringen zijn weergegeven in figuur 4.1. Hieruit blijkt dat een deel van het plangebied vrij voor de boezem ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2017oostBPharinxOe-vast_0008.png"

Figuur 4.1 Legger Wetterskip Fryslân

De legger van het waterschap komt niet meer overeen met de actuele situatie in het plangebied. In het voortraject dat in het kader van de ontwikkeling van Harinxmaland is doorlopen, is overeenstemming bereik over de waterhuishouding. De gronden zijn opgehoogd, zodat er geen overlast ontstaat door een hoog boezempeil. Dit gebeurt ook binnen het plangebied. Hiermee is ook de achterliggende polder beschermd.

Voldoende

Hoofdwatergang: De Swette heeft een belangrijke functie voor waterhuishouding, waaronder de afvoer van water. Het onderhoud van de watergang moet gewaarborgd zijn. Er geldt een zone van 5 meter aan weerszijden van de watergang die gevrijwaard moet worden van obstakels, zodat deze bereikbaar blijft. Voor ingrepen in deze zone moet een watervergunning worden aangevraagd.

Binnen de obstakelvrije zone worden geen obstakels geïntroduceerd. Wel vinden er ingrepen plaats in deze zone. Er wordt een aantakking voorgesteld die al voor een deel is aangelegd en een verbreding ter plaatse van de grasdrogerijlocatie. Hierover vindt in het kader van de uitvoering, waarvoor een watervergunning nodig is, nadere afstemming plaats met het waterschap.

Peilbeheer: Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging. Dit is de afstand tussen het grondwaterpeil en de aanleghoogte van bebouwing. In dit kader worden de gronden waarop woningbouw plaatsvindt opgehoogd.

Compensatie: Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel (10%) wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen water watergangen moet volledig gecompenseerd worden. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen.

Voor dit onderdeel wordt onderscheidt gemaakt tussen de locatie ten noorden van Harinxmaland fase 1E en de voormalige grasdrogerijlocatie. Voor de eerstgenoemde locatie geldt namelijk dat dit een onderdeel is van een grotere ontwikkeling, waarin een forse oppervlakte water is en wordt geïntroduceerd. Over het watersysteem van Harinxmaland is in een eerder stadium al overeenstemming bereikt. Het is niet nodig om de potentiële verhardingstoename als gevolg van de 9 à 11 woonkavels te compenseren.

Voor de voormalige grasdrogerijlocatie geldt dat er ongeveer 2.400 m2 aan woonkavels wordt uitgegeven waarover nog geen afstemming heeft plaatsgevonden. Hemelwater vanaf deze kavels wordt afgekoppeld op de boezem (De Swette). De boezem wordt uitgebreid 1.300 m2 in de vorm van een haven, waaraan de woningen komen te liggen. Hiermee is ruim voldoende gecompenseerd in de boezem. Het gebied achter de woningen wordt afgekoppeld op de boezem. Hier wordt op basis van de plannen zoals beschreven in paragraaf 2.3.2 ongeveer 400 m2 verharding en 1.000 m2 halfverharding aangelegd. Hierlangs wordt een watergang met een lengte van ongeveer 360 meter aangelegd. De sloot heeft een breedte van minimaal 2 meter. Hiermee wordt voldaan aan de compensatie-eis.

Schoon

Afvalwater en regenwatersysteem: Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In het plangebied wordt daarom een gescheiden rioolstelsel gehanteerd. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van milieuvriendelijke en duurzame materialen, zodat afstromend hemelwater niet verontreinigd wordt.

Waterkwaliteit: De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen.

Vervolg

Waterwet: Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

Procedure: Het wateradvies wordt gecommuniceerd met de ontwikkelaar en geldt als uitgangspunt voor de uitvoering van het plan.

4.10 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.


Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het groepsrisico is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op een risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Hieruit blijkt dat er geen inrichtingen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn en er geen vervoer van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied plaatsvindt.

Buisleidingen

De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op meer dan een kilometer afstand. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van deze buisleiding.

Inrichtingen

Er liggen geen risicocontouren van risicovolle inrichtingen binnen het plangebied. Het aspect externe veiligheid van inrichtingen is daarmee niet aan de orde.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkeling. Er vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor Leeuwarden - Sneek. De spoorlijn wordt daarom niet genoemd in het Basisnet. Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor is niet aan de orde.

Op de N354 vindt in beperkte mate vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De woningen op de grasdrogerijlocatie worden op ongeveer 100 meter afstand vanaf deze weg gebouwd. De dichtheden van de bebouwing en de intensiteit van het vervoer zijn dusdanig laag dat er geen sprake zal zijn van overschrijding van de drempelwaarden uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART).

Het plangebied is bestemd voor zelfredzame personen. De bereikbaarheid is goed. In het kader van het vooroverleg zal het voorontwerpbestemmingsplan worden voorgelegd aan de Brandweer Fryslân. Het advies van de brandweer zal als bijlage bij de toelichting worden opgenomen.

Conclusie

Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.


In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

In de nabijheid van de vijf woningen op de voormalige grasdrogerijlocatie is een zonering opgenomen voor een hoogspanningsverbinding. De woningen liggen echter buiten de invloedssfeer van deze hoogspanningskabels.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Het juridische systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Wijze van bestemmen

De wijze van bestemmen is afgestemd op de bestemmingsplan die voor de eerste fasen van Harinxmaland zijn opgesteld. Voor de woningen aan op de voormalige grasdrogerijlocatie is een specifieke woonbestemming opgenomen, gelet op het beeld dat hier wordt nagestreefd.

5.2.2 Groen

Het structuurbepalend groen in de strook tussen De Swette en de Leeuwarderweg is bestemd als 'Groen'. Het gaat om groenstroken ten noorden en zuiden van de woningen en om de kavel ruig grasland aan de oostzijde. Deze stroken moeten vrij blijven van gebouwen en verharding en zijn bedoeld voor een groene inpassing van de nieuwe functies in deze zone.

Gebouwen zijn alleen toegestaan indien deze ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter met een maximale oppervlakte van 15 m². De maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 5 meter.

5.2.3 Verkeer - Verblijf

Het openbaar gebied in Harinxmaland is onder de bestemming 'Verkeer - Verblijf' gebracht. Hieronder vallen zowel de infrastructuur als de groene voorzieningen. Deze systematiek is in dit bestemmingsplan voortgezet. Op deze gronden zijn wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water toegestaan.

Gebouwen zijn alleen toegestaan indien deze ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter met een maximale oppervlakte van 15 m². De maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 5 meter, met uitzondering van verkeersregelende voorzieningen en lichtmasten. Speeltoestellen zijn binnen de bestemming toegestaan.

5.2.4 Water

De waterlopen die voor de waterhuishouding van belang zijn, zijn in het plangebied onder de bestemming 'Water' gebracht. Op de gronden met deze bestemming zijn water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en bermen en beplanting toegestaan. Aanlegsteigers zijn uitsluitend toegestaan bij de woningen op de grasdrogerijlocatie. Deze zijn op de verbeelding aangeduid als 'steiger'.

5.2.5 Wonen en Wonen - 1

Op de gronden met de bestemming als omschreven in Artikel 6 Wonen en Artikel 7 Wonen - 1 zijn woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan met daarbijbehorende bed & breakfast in de woning, bijbehorende bouwwerken, tuinen erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en nutsvoorzieningen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen voor de twee plandelen, omdat er in beide delen een ander beeld wordt nagestreefd.

Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd. De hoofdvorm van een woonhuis moet binnen een bouwvlak worden gebouwd. De bestemming 'Wonen' is van toepassing op het plandeel ten noorden van Harinxmaland fase 1E. Hier mogen maximaal 11 woningen worden gebouwd, waarbij geldt dat op de kavels langs Oerdyk en op de westelijk en de twee oostelijk gelegen kavels ten zuiden hiervan in totaal 7 vrijstaande woningen gebouwd mogen worden. Op de overige kavels mag zowel vrijstaand als twee aaneen worden gebouwd. Deze kavels zijn aangeduid op de verbeelding.

Er geldt een minimale goothoogte van 5,5 meter en een maximale bouwhoogte van 12 meter. Bijbehorende bouwwerken mogen ook iets hoger worden gebouwd dan in de rest van de wijk. Op de grasdrogerijlocatie kunnen 5 vrijstaande woningen worden gebouwd. Verder is de bestemming afgestemd op de regeling die voor de andere woningen in Harinxmaland geldt.

Overeenkomstig het gemeentelijke afwijkingenbeleid is tevens een regeling opgenomen waarmee onder voorwaarden dakopbouwen kunnen worden gerealiseerd. Deze regeling is, omwille van de samenhang die op de voormalige grasdrogerijlocatie wordt nagestreefd, niet opgenomen in de bestemming 'Wonen - 1'.

De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de hoofdvorm van het woonhuis (dit is inclusief eventuele aan- en uitbouwen die onderdeel vormen van het woonhuis), met een maximum van 100 m² dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf dat buiten het bouwvlak ligt mag worden bebouwd. Verder bedraagt de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of -overkapping ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van de woning vermeerderd met 0,25 meter. Tenslotte bedraagt de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping maximaal 3 m en de bouwhoogte 5,5 meter.

Terrein- en erfafscheidingen zijn toegestaan, de maximale hoogte hiervoor is 1 meter indien deze voor de naar de weg gekeerde gevel van de woning worden gebouwd. Achter de naar de weg gekeerde gevel en onder voorwaarden in hoeksituaties mogen erf- en terreinafscheidingen tot 2 meter hoog worden gebouwd. Daarnaast mogen vlaggenmasten met een maximale hoogte van 8 meter worden geplaatst. Tot slot mogen overige andere bouwwerken tot een hoogte van 5,5 meter worden gebouwd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De bestemmingsplanprocedure geeft inzicht in het draagvlak en daarmee de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan. Voorafgaand aan deze procedure is op 6 juli 2017 een inloopbijeenkomst georganiseerd om belanghebbenden kennis te laten maken met de plannen. Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedurestappen:

Inspraak en overleg

Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, wordt op basis van de Inspraakverordening inspraak verleend op het bestemmingsplan. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft hiertoe van 17 november tot en met 28 december 2017 ter inzage gelegen. Op 29 november 2017 is het plan gepresenteerd op het gemeentehuis. Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft tevens het wettelijk vooroverleg met de overlegpartners plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de reactienota in Bijlage 7.

Naar aanleiding van de inspraakreacties is het bestemmingsplan op enkele onderdelen aangepast.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 13 maart 2018 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar maken. Er is één zienswijze ingediend. Deze is door de gemeente beantwoord in de Reactienota Zienswijzen. De zienswijze geeft geen aanleiding voor het niet of gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan. De indieners van de zienswijze zijn hiervan op de hoogte gesteld.

Vaststelling

Op 14 juni 2018 is het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De gronden binnen het plangebied zijn op dit moment nog eigendom van de gemeente. Deze gronden zijn verworven in het kader van de grondexploitatie Harinxmaland fase 1. De gemeente maakt de gebieden bouw- en woonrijp. De kosten worden gedekt uit de opbrengsten van gronduitgifte. De ruimtelijke uitgangspunten sluiten aan op de financiële uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in de meest recente grondexploitatie Harinxmaland fase 1 jaarrekening 2016. Gezien de onderzoeken uit het verleden en de huidige woningmarkt mag er verwacht worden dat er voldoende vraag is naar deze woningen. Op basis hiervan kan gesteld worden dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Omdat de gronden in eigendom zijn van de gemeente, is het niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.