direct naar inhoud van Artikel 9 Water - 1
Plan: Bolsward Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.040704-OH01

Artikel 9 Water - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en waterpartijen, al dan niet voor verkeer en vervoer te water;
  • b. kaden en oevers;
  • c. de waterhuishouding;

en mede bestemd voor:

  • d. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie';
  • e. het beschermen van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop';
  • f. het beschermen van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen vaarweg, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg';
  • g. het beschermen van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg';

met daaraan ondergeschikt:

  • h. bijzondere recreatieve voorzieningen;
  • i. tijdelijke ligplaats voor een woonschip, ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats";
  • j. het recreatief medegebruik;
  • k. aanleggelegenheid;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. openbare nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestande bouwwerken

Op of in de voor 'Water - 1' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • andere bouwwerken, zoals kunstwerken, palen en masten.

9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer op het water zal ten hoogste 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van kunstwerken zal ten hoogste 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aanleggelegenheden, anders dan aan- en afmeersteigers, zal ten hoogste 1 m bedragen;
  • e. de oppervlakte van een aanleggelegenheid, anders dan een aan- en afmeersteiger, zal ten hoogste 10 m² bedragen.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als permanente liggelegenheid voor (recreatie)vaartuigen;
  • b. het gebruik van (recreatie)vaartuigen voor permanente bewoning;
  • c. het gebruik van gronden als ligplaats voor een woonschip, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "woonschepenligplaats";
  • d. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats", als tijdelijke ligplaats voor een woonschip met een bouwhoogte van meer dan 3,50 m;
  • e. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding "woonschepenligplaats" als ligplaats voor meer dan één woonschip.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • c. het graven of dempen van watergangen.

9.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

9.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de gronden voor het verkeer en vervoer te water en/of de waterhuishouding.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding "woonschepenligplaats" ter plaatse wordt verwijderd, mits:
    • 1. er sprake is van een wisseling in de woonsituatie waarbij de woonfunctie ter plaatse wordt beëindigd.

9.5.2 Toetsingscriteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 9.5.1bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan bestaande landschappelijke en natuurwaarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.