Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Beerta
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1895.05BP0001-0401

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

17.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen hoofdbestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
  1. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  2. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sublid b, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of van werkzaamheden, het onderstaande uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 100 m2;
  2. het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking over een oppervlakte groter dan 100 m2 dieper dan 40 centimeter;
  3. het graven of dempen van watergangen;
  4. het dempen van kolken;
  5. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 40 cm;
  6. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het permanent verlagen van het waterpeil.
17.3.2 Voorwaarden voor vergunningverlening
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht wordt genomen:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
17.3.3 Toegestane werkzaamheden
Het verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. te maken hebben met de aanleg van systematische drainage in percelen waar een cultuurlandschappelijk lijnelement doorheen loopt;
  2. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  5. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
17.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.