direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Omgevingsplan Kwistbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0223-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Wat is dit voor plan?

Een omgevingsplan voor de Kwistbeek

Dit is het omgevingsplan voor de Kwistbeek van de gemeente Peel en Maas. Het plangebied ligt grotendeels in het buitengebied. Een klein deel ligt in de kern Baarlo. Het plangebied bevat een groot deel van het stroomgebied van de Kwistbeek. Het is een gebied dat zich kenmerkt door een verscheidenheid aan functies die zich verder willen ontwikkelen. Helaas komt in dit gebied wateroverlast voor.

In dit plan zetten we in op een duurzame en klimaatbestendige koers voor de Kwistbeek. Gemeente en waterschap slaan hier de handen ineen. Dit plan biedt dan ook een ruimtelijk kader voor de realisatie van het projectplan Waterwet voor de Kwistbeek van Waterschap Limburg. Enerzijds sluiten we daarin aan bij bestaand beleid van de gemeente, dat ruimte biedt voor de dynamiek van het buitengebied en de kern Baarlo. Anderzijds hanteren we de volgende doelen die bijdragen aan de klimaatbestendige koers van het projectplan Waterwet:

  • voorkomen van wateroverlast, met name in de bebouwde gebieden;
  • een ecologisch hoogwaardige inrichting van het beekdal;
  • een klimaatbestendige beekdalontwikkeling;
  • een beleefbaar landschap;

Deze doelen hebben we geïntegreerd met het bestaande beleid voor het buitengebied en de kern Baarlo (voor zover dat in het plangebied ligt).

Daarnaast worden in dit plan de concrete uitvoeringswerkzaamheden van het waterschap, zoals deze op basis van het projectplan Waterwet zijn uitgewerkt, in het ontwerp van de Kwistbeek mogelijk gemaakt door het bestemmen van de gronden die hiervoor nodig zijn.

Het omgevingsplan = bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

In deze toelichting wordt niet gesproken van een bestemmingsplan, maar van een omgevingsplan. Voor dit gebied wordt namelijk niet zomaar een bestemmingsplan opgesteld, maar een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'. De naam verklapt de betekenis al. Waar een bestemmingsplan normaal gesproken alleen regels over de ruimtelijke ordening mag bevatten, mag een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' meer bevatten, namelijk alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Daarnaast mag een dergelijk plan ook andere typen instrumenten gebruiken dan een 'gewoon' bestemmingsplan. Het gaat dan bijvoorbeeld om een 'meldingsplicht' of een 'omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit'. Dit plan is daarmee een omgevingsplan vooruitlopend op de Omgevingswet maar nog niet een omgevingsplan conform de omgevingswet. Om vooruit te kunnen lopen op de omgevingswet hebben wij een pilot status onder de Crisis- en herstelwet.

Chw bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

De pilotstatus biedt de volgende mogelijkheden om een bestemmingsplan te maken met een verbrede reikwijdte:

  • uitvoering geven aan het Projectplan Waterwet, herinrichting Kwistbeek
  • een flexibeler plan te maken waarmee ontwikkelingen die passen binnen de koers, ambities en kwaliteit van de fysieke leefomgeving van het gebied Kwistbeek via een snellere procedure mogelijk te maken.

Het bestemmingsplan moet daarbij ruimte bieden voor ontwikkeling en daarvoor als integraal toetsingskader dienen. Bij een regulier bestemmingsplan gelden daarbij een aantal beperkingen. Ontwikkelingen moeten uitvoerbaar en voldoende concreet en uitgewerkt zijn om ze in een bestemmingsplan te kunnen vastleggen. Voor de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan is dit nog niet het geval, omdat zij organisch en niet-planmatig tot stand zullen komen. Dit bestemmingsplan is dan ook een vorm van uitnodigingsplanologie.

De Crisis- en herstelwet (Chw) bevat een regeling die voor een belangrijk deel tegemoet komt aan deze wens om een bredere, integrale regeling te maken waarbij ook meer ruimte is voor uitnodigingsplanologie en organische ontwikkeling. Dit is een zogenoemd Chw bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (artikel 2.4 Chw en artikel 7c en 7w Besluit uitvoering Chw). Op grond van deze regeling geldt onder andere een verlengde planperiode van 20 jaar, kunnen regels worden opgesteld over het gehele domein van de fysieke leefomgeving en kan een verzoek om vergoeding van schade pas worden ingediend nadat een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of wanneer een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt verleend . Daarmee wordt dus de omgevingsvergunning het schadeveroorzakend besluit in plaats van het bestemmingsplan.

Deze regeling biedt daarmee ook de mogelijkheid om voor te sorteren op de nieuwe Omgevingswet.

In Bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de wijze waarop de gemeente met dit bijzondere bestemmingsplan gebruik maakt van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet de gemeente biedt.

1.2 Waarom een omgevingsplan?

 

Planologische borging van het waterplan

In het stroomgebied van de Kwistbeek is al lange tijd sprake van wateroverlast, wat nadrukkelijk in Soeterbeek tot uiting kwam gedurende de neerslagcalamiteiten van november 2010 en juni 2016. Het waterschap wil in samenwerking met alle relevante partners wateroverlastknelpunten aanpakken. De Kwistbeek is wat dat betreft een pilot. Waterschap Limburg geeft met het programma 'Water in balans' voorrang aan het aanpakken van wateroverlast door een veranderend klimaat. Het waterschap gaat daarbij samen met partners uit de omgeving en inwoners aan de slag om wateroverlast aan te pakken.


De maatregelen die worden voorgesteld in het projectplan Waterwet voor de Kwistbeek, moeten op een integrale wijze planologisch worden geborgd, zodat het gebied toekomstbestendig wordt. Dat gebeurt in het omgevingsplan Kwistbeek.

Waarom 2 plannen?
Om de plannen voor de Kwistbeek tot uitvoering te brengen, worden twee plannen opgesteld; het projectplan waterwet Kwistbeek en het omgevingsplan Kwistbeek.
Het waterschap moet voor het uitvoeren van een waterstaatwerk (i.c. de herinrichting van de Kwistbeek) een projectplan Waterwet opstellen. Hierin staat het werk beschreven en de wijze waarop dat wordt uitgevoerd. Het projectplan is gebaseerd op de Watervisie Kwistbeek die het waterschap eerder heeft opgesteld. De visie beschrijft het 'wat' (de doelen die we voor het gebied willen bereiken), het projectplan beschrijft het 'hoe' (hoe gaan we wat we willen bereiken, realiseren?).

Om grip te houden hoe het gebied rond de Kwistbeek zich in de toekomst ontwikkelt, is er ook een omgevingsplan (bestemmingsplan met verbrede reikwijdte) opgesteld. Dit is een bevoegdheid van de gemeente. In het omgevingsplan wordt de herinrichting van de Kwistbeek, zoals omschreven in het Projectplan Waterwet, mogelijk gemaakt. Daarnaast worden de ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande en nieuwe functies in beeld gebracht, inclusief de voorwaarden waaronder dat kan. Belangrijke voorwaarden zijn dat nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het duurzame waterbeheer, dat via het Projectplan Waterwet mogelijk wordt gemaakt.  

Omgevingswet

De nieuwe Omgevingswet treedt in 2021 in werking. Met het opstellen van een bestemmingsplan voor Kwistbeek onder de Wro, zouden we meteen op een achterstand staan, te meer daar er een mogelijkheid bestaat nu al vooruit te lopen op de Omgevingswet. Wij hebben daarom een aanvraag gedaan om in aanmerking te kunnen komen als pilot in het kader van de Crisis- en herstelwet en een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te stellen. Een dergelijk bestemmingsplan is een belangrijke stap op weg naar het toekomstige omgevingsplan en sluit goed aan bij onze ambities om tot een flexibele en toekomstgericht beleid en regelgeving voor het buitengebied te komen.

Op weg naar een omgevingsplan

Zoals aangegeven is dit nog geen omgevingsplan op basis van de Omgevingswet. Binnen de ruimte die de Chw ons biedt is het plan al zoveel mogelijk opgesteld 'in de geest van de Omgevingswet'. Er zijn keuzes gemaakt welke regels voor de fysieke leefomgeving in het ontwerp zijn opgenomen, welke onderwerpen later in dit plan kunnen worden toegevoegd en welke thema's pas aan de orde (kunnen) komen wanneer sprake is van een formeel omgevingsplan onder de Omgevingswet.

  • 1. In dit ontwerp zijn op basis van de Chw zijn verschillende regelingen samengevoegd in één plan.
    • a. De basis bestaat uit het vastleggen van de toegestane activiteiten en bouwmogelijkheden die grotendeels gebaseerd zijn op de vigerende bestemmingsplannen.
    • b. Er zijn artikelen opgenomen die een vertaling vormen van de structuurvisie voor het buitengebied (december 2015) en het projectplan Waterwet van het waterschap Limburg (juli 2018). Deze dienen als kader om nieuwe activiteiten en bouwmogelijkheden (die niet binnen de regels uit laag a passen) te kunnen beoordelen.
  • 2. In een volgende fase van het plan (bijvoorbeeld een eerste herziening) kunnen verschillende regelingen verder worden uitgewerkt en worden mogelijk nog regelingen toegevoegd.
    • a. op verschillende punten kent het plan open (beoordelings-)normen. Hiervoor is het zaak dat deze regels bij de vaststelling van het plan voldoende zijn uitgewerkt, zodat ze eenduidig toegepast kunnen worden. Dit creëert duidelijkheid voor zowel de aanvrager als de beoordelaar van vergunning aanvragen. Op basis van reacties en zienswijzen op het ontwerp zal worden bezien in hoeverre verduidelijking met beleidsregels gewenst is.
    • b. Verschillende beleidsdocumenten die een relatie kennen met de fysieke leefomgeving, zijn op dit moment (nog) niet verwerkt in het plan. Na de vaststelling van dit omgevingsplan wordt bezien of deze later in een herziening van het omgevingsplan worden meegenomen of dat deze worden toegevoegd bij het opstellen van het omgevingsplan Peel en Maas onder de omgevingswet.
  • 3. Verschillende onderdelen die in de toekomst onder de Omgevingswet mogelijk worden, maar onder de Crisis- en herstelwet nog niet aan de orde zijn, kunnen logischerwijs nog niet verwerkt worden in dit plan.
    • a. met name regels die nu nog landelijk geregeld zijn in bijvoorbeeld het Activiteitenbesluit, komen onder de nieuwe wet te vallen onder het nieuwe Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) of het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Daarbij ontstaat ook ruimte voor gemeenten om binnen landelijke kaders eigen speelruimte te bepalen. Totdat een omgevingsplan onder de omgevingswet is vastgesteld, geldt voor deze regels de bruidsschat die de gemeente van rechtswege mee krijgt van het rijk. Na het van kracht worden van de Omgevingswet zal hiervoor een verdere afweging en uitwerking worden gemaakt.

1.3 Voor welk gebied wordt het omgevingsplan vastgesteld?

Om de doelen voor de Kwistbeek te bereiken, is het niet voldoende om alleen het gebied waar de maatregelen van het waterplan betrekking op hebben, te voorzien van een nieuwe planologische regeling. In het hele stroomgebied kunnen zich ontwikkelingen voordoen die gevolgen hebben voor wateroverlast. Om in de toekomst een klimaatbestendige beekdalontwikkeling te krijgen, zijn maatregelen in het hele stroomgebied noodzakelijk. Denk aan het toelaten van verhardingen, al of niet in de vorm van bebouwing, dat voorkomt dat water in de grond infiltreert en in plaats daarvan oppervlakkig afstroomt. Het gaat erom dat de gehele waterhuishouding van het stroomgebied in balans is. Om die reden is ervoor gekozen dit plan voor een groot deel van het stroomgebied op te stellen. Tegelijkertijd hanteren we ook een aantal praktische grenzen. Zo moet het gebied niet te groot worden, om de pilot behapbaar te houden. Tegelijkertijd draagt een grote differentiatie in landschapstypen en functies bij aan een bredere insteek en daarmee aan een groter leereffect van de pilot. Om die reden ie gekozen voor een begrenzing rondom de Kwistbeek waar zich de wateroverlastproblematiek voor doet (tussen Helden en de Maas) en waarin de verschillende landschapstypen en een grote variëteit in grondgebruik kan worden meegenomen.

1.4 Welke plannen en overige regels worden in dit plan opgenomen

Dit plan is in eerste instantie gebaseerd op de bestemmingsplannen die nu vigeren in het gekozen plangebied. Dat is in eerste instantie het bestemmingsplan Buitengebied (2014) en de herzieningen hierop. Ook is een aantal postzegelplannen in dit gebied van kracht en voor de kern Baarlo, het gelijknamige bestemmingsplan. Tot slot zijn wijzigingsbevoegdheden toegepast en zijn er vergunningen verleend.
Van deze plannen en de verleende vergunningen is de bestaande situatie overgenomen, zodat de bestaande rechten gehandhaafd blijven. Toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden die via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt konden worden, zijn in het omgevingsplan eveneens mogelijk. Daaraan zijn randvoorwaarden verbonden die voort komen uit de doelen die we in dit omgevingsplan hanteren. Die doelen zijn afgeleid van het gemeentelijk beleid voor het buitengebied en de visie Kwistbeek, zoals opgesteld door het waterschap.

1.5 Wat kunt u lezen in deze toelichting?

In deze toelichting gaan wij in de verschillende hoofdstukken in op:

Hoofdstuk 2   Visie op hoofdlijnen  
Hoofdstuk 3   Gezonde fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit  
Hoofdstuk 4   Toelichting op de regels  
Hoofdstuk 5   Uitvoerbaarheid  

Hoofdstuk 2 Visie op hoofdlijnen

2.1 Inleiding

Het omgevingsplan is een van de belangrijkste instrumenten die de gemeente heeft om sturing te geven aan ontwikkelingen, om kansen te benutten en om de kenmerkende waarden en kwaliteiten van het gebied te beschermen en te behouden. Het omgevingsplan is daarom gestoeld op een heldere en eenduidige visie en dient uitvoerbaar en handhaafbaar te zijn. Er moet sprake zijn van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies. Dat wil zeggen dat alle belangen op een evenwichtige wijze zijn gewogen en dat in voldoende mate rekening is gehouden met de geldende beleidskaders en van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

De structuurvisie Buitengebied (gemeente Peel en Maas) en de Visie Kwistbeek (Waterschap Limburg) hebben de basis gevormd voor de doelen die wij voor het stroomgebied van de Kwistbeek hanteren. Deze doelen bieden houvast bij het geven van ruimte voor ontwikkelingen en borgen tegelijkertijd de kwaliteiten van de fysieke leefomgeving en zijn vertaald in dit omgevingsplan.

In dit hoofdstuk wordt de visie op het buitengebied beschreven en vervolgens een thematische uitwerking opgenomen.

2.2 Visie op Kwistbeek

In het beekdal van de Kwistbeek speelt al langere tijd wateroverlast, met als dieptepunt de calamiteiten na de zware regenval in november 2010 en juni 2016. Zowel de gemeente Peel en Maas als het Waterschap Limburg willen de knelpunten met betrekking tot de waterproblematiek duurzaam oplossen. Dat kan enerzijds door technische maatregelen te treffen, anderzijds zullen er structureel maatregelen noodzakelijk zijn die het watersysteem in balans brengen, waarbij het zowel gaat om bouwen, aanleggen (van verhardingen) en gebruik van gronden, die tezamen van invloed zijn op zowel de waterkwantiteit als de waterkwaliteit.

De Kwistbeek is voor het Waterschap een pilot voor het project 'water in balans'. In dat project stelt het waterschap zich tot doel om, samen met partners als gemeenten, inwoners en ondernemers, tot een klimaatbestendig watersysteem in Limburg te komen. Daarvoor hanteert het Waterschap een integrale aanpak, waarbij gekeken wordt naar wateroverlast in bebouwde gebieden, klimaatbestendige beekdalontwikkeling, ecologische functies (Kaderrichtlijn water (KRW) in het bijzonder), maar ook onderhoud van waterlopen en aanleg en verbeteren van retentiegebieden en hoogwaterbescherming.

Tegelijkertijd is de gemeente Peel en Maas pilotgemeente voor de aanstaande Omgevingswet. De gemeente wil voor het gebied Kwistbeek komen tot een nieuwe planologische regeling, waarbij ontwikkelingen getoetst kunnen worden op hun bijdrage aan de doelen uit het plan. Hiervoor maakt de gemeente gebruik van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt (zie paragraaf 1.2). Het doel dat de gemeente hiermee nastreeft, is dat enerzijds een flexibel plan ontstaat dat ruimte biedt voor ontwikkeling, maar anderzijds voldoende voorwaarden aan die ontwikkelingen kan stellen, dat wateroverlast voorkomen wordt en bijgedragen wordt aan andere doelen die voor het plangebied gelden.

Over welke doelen hebben we het?

De doelen kennen vele bronnen, maar de belangrijkste zijn de structuurvisie voor het buitengebied van de gemeente Peel en Maas en de visie op de Kwistbeek, die door waterschap Limburg is opgesteld.

Structuurvisie Buitengebied Peel en Maas.

De structuurvisie Buitengebied gaat uit van uitnodigingsplanologie, waarbij de doelen centraal staan en niet de regels.

Binnen de structuurvisie zijn de volgende thema's belangrijk:

  • kwaliteit

Van initiatiefnemers wordt een tegenprestatie gevraagd om mogelijk verlies van kwaliteit te compenseren. De compensatie kan betrekking hebben op gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde.

  • borgen van de leefbaarheid

Er zijn verschillende economische dragers (zoals landbouw, toerisme en recreatie), die de leefbaarheid van het buitengebied waarborgen. Deze functies moeten zich naast elkaar kunnen ontwikkelen.

  • Het buitengebied is van iedereen

Ontwikkeling van economische functies moet samengaan met behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en een goed woon- en leefklimaat.

  • beleid is dynamisch

Het buitengebied is dynamisch en dus moet het beleid voor het buitengebied dat ook zijn. Daarom monitoren we het beleid en passen het aan als de monitoring daar aanleiding voor geeft.

Inhoudelijk doet de structuurvisie uitspraken over de volgende onderwerpen:

  • intensieve veehouderij en glastuinbouw
  • geurbeleid
  • kwaliteitskader, inclusief (financiële) bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit
  • archeologie
  • beleidsuitspraken over diverse voorkomende functie en uitspraken over landschap.
  • beleidsuitspraken over vrijkomende agrarische bebouwing

De structuurvisie Buitengebied van de gemeente is beleidsmatig in lijn met de verordening ruimte van de provincie Limburg.

In Bijlage 1 Kaders voor omgevingsplan in paragraaf 2.5 wordt uitvoeriger ingegaan op de structuurvisie Buitengebied.

Watervisie Kwistbeek

De Watervisie brengt de reeds bekende en tijdens de gebiedsconsultaties opgehaalde

aandachtpunten samen, voor zover die betrekking hebben op het watersysteem. De

visie heeft het kader gevormd voor bijeenkomsten die in het kader van Gebiedspilot

Kwistbeek zijn gehouden.

In de visie worden 4 doelen centraal gezet, die erop gericht zijn een aantal knelpunten op te lossen. In de volgende tabel geeft daarvan een overzicht.

doel   Gericht op oplossen van de volgende knelpunten  
voorkomen van wateroverlast, met name in de bebouwde gebieden   - Verhard oppervlak neemt toe
- Piekafvoeren gaan ongeremd naar Baarlo
- Verharding landbouwareaal noordwestelijk van Soeterbeek
- Grote piekbelasting via Dekeshorst 'mist' de hogerop gelegen
retentievoorzieningen en vormt alsnog een bedreiging
voor Soeterbeek  
een ecologisch hoogwaardige inrichting van het beekdal;
 
- Waardevolle natuur geïsoleerd geraakt in enkele hotspots
(versnippering, geïsoleerde populaties)
- Afwezigheid geschikte habitats in en langs de beek
- Indeling Kwistbeek (dal) geoptimaliseerd voor één functie,
vervuiling (diffuse lozingen)
- Exoten in de Maas
- Vele overstorten (puntlozingen) en uitspoeling (mest)stoffen
uit landbouwgebieden
- Verdroging en eutrofiëring natte natuurgebieden, droogval
watergangen
- Inlaat van gebiedsvreemd water  
een klimaatbestendige beekdalontwikkeling;
 
- Piekafvoeren van (tijdelijk) verhard oppervlak
- Toenemende verharding van het dal van de Kwistbeek
- Inrichting dal van de Kwistbeek geoptimaliseerd voor één
functie  
een beleefbaar landschap   - Kwistbeek (dal) onherkenbaar en onzichtbaar in het
landschap
- Dal van de Kwistbeek moeilijk toegankelijk  

Door doelen en voorwaarden te stellen in het gebied, wordt ruimte geboden aan burgers en ondernemers om in te spelen op onverwachte ontwikkelingen. Deze doelen worden in het omgevingsplan vertegenwoordigd in zeven verschillende gebiedsbestemmingen.

2.3 Gebiedsbestemmingen

Het plangebied voor de Kwistbeek is op basis van de geformuleerde doelen ingedeeld in verschillende deelgebieden. De deelgebieden zijn gebaseerd op de ontstaansgeschiedenis en de daarmee samenhangende landschapstypen. We onderscheiden 4 landschapstypen: het beekdal, de oude bouwlanden, het oude en het jonge ontginningslandschap en de bos- en natuurgebieden. Het beekdal kent nog een onderverdeling die vooral gebaseerd is op de mate van bebouwing. In onderstaande tabel worden de landschapstypen en de onderverdeling in beeld gebracht. Op het bijbehorende kaartje zijn de landschaps(sub)typen te traceren.

nr   landschapstype   subtype/kenmerken  
1.   Beekdal   beekdal en natuur  
    beekdal buiten de kern  
    beekdal in de kern Baarlo  
2   Oude bouwlanden    
3   Het jonge ontginningslandschap   Grootschalig open  
  Het oude ontginningslandschap   kleinschalig, half open  
4   Bos- en natuurgebieden    

afbeelding "i_NL.IMRO.1894.BPL0223-VG01_0001.png"

Elk deelgebied kent een koers die uitspraken doet over:

  • de doelen die we nastreven (landelijke koers)
  • functies, die zich binnen de beschreven doelen verder kunnen ontwikkelen.

Per thema wordt ingezoomd hoe de bijbehorende doelen zijn vertaald in de verschillende landschapstypen.

Water

Gezien de belangrijkste inhoudelijke aanleiding voor het omgevingsplan, namelijk streven naar een duurzaam en robuust watersysteem (zowel kwaliteit als kwantiteit), komen waterdoelen in elk landschapstype terug. Die doelen manifesteren zich in het beekdal het meest nadrukkelijk, omdat effecten van ontwikkelingen direct gevolgen hebben voor het watersysteem, het landschap (herkenbaarheid van het beekdal) en natuur. Landschapstypen die verder van het beekdal liggen, kennen ook waterdoelen, maar de invloed van die gebieden is minder groot. Daar gaat het vaak over het behoud en verbetering van infiltratiemogelijkheden van water, dat bijdraagt aan het langer vasthouden van water, het tegengaan van verdroging en indirect het voorkomen van wateroverlast.

Landschap

Voor elk landschapstype geldt dat behoud en versterking van de oorspronkelijke kenmerken ervan uitgangspunt is van de koers. We willen daarbij de onderscheidendheid van de landschapstypen onderling bevorderen en herstellen. De te onderscheiden kenmerken vertegenwoordigen in belangrijke mate de cultuurhistorische waarden. Aantasting van landschappelijke kenmerken moet worden gecompenseerd.

Natuur

Sommige landschapstypen zijn primair gericht op behoud en versterking van de natuurdoeltypen (beekdal en natuur, bos- en natuurgebieden).
Maar ook in de landschapstypen waar natuurwaarden minder expliciet tot uiting komen, zijn natuurdoelen van kracht, zoals het versterken van de biodiversiteit. Die natuurdoelen zijn vaak gekoppeld aan landschapselementen. In alle landschapstypen komen specifieke landschapselementen voor die elk hun bijdrage leveren aan natuurdoelen.

Ontwikkelingsmogelijkheden van functies

Ondanks dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de gebiedsbestemmingen vooral gekoppeld zijn aan de doelen die we nastreven en dus niet functioneel bepaald zijn, is een aantal functies kenmerkend voor bepaalde landschapstypen. In elk landschapstype komen verschillende functies voor. De landschapstypen beekdal en natuur en natuur en bosgebieden zijn overwegend monofunctioneel. Andere landschapstypen zijn van oorsprong agrarisch georiënteerd. In de loop van de tijd is het overwegend agrarisch karakter veranderd. In bijvoorbeeld het grootschalig ontginningslandschap is de landbouw verder geïntensiveerd en is de schaal vergroot. In andere landschapstypen, bijvoorbeeld de oude bouwlanden, is de schaal veel minder vergroot en zijn er nieuwe functies bijgekomen, onder meer door de afname van het aantal agrarische bedrijven en de bedrijfsgebouwen die hierdoor vrij zijn gekomen. Nieuwe functies als wonen, recreatie en andere niet-agrarische bedrijvigheid hebben in een aantal gevallen de plaats van de landbouw ingenomen. Daarnaast blijft het grondgebruik in die gebieden overwegend agrarisch. Naast het bijdragen aan de verschillende doelen (water, natuur, landschap) is per landschapstypen ook aangegeven welke functionele ontwikkeling wel of niet kansrijk is. Die ontwikkelingsmogelijkheden hangen overigens nauw samen met de doelen.

De werking van de koers

Elk landschaps(sub)type kent een koers en een functionele vertaling daarvan. Indien een nieuwe ontwikkeling zich aandient die niet in de regels van de perceelsbestemming past, wordt getoetst aan de bijdrage van die ontwikkeling aan de koers.

Dat betekent dat de ontwikkeling bij voorkeur bijdraagt aan de koers die is beschreven, of daar op zijn minst geen afbreuk aan doet. Tegelijkertijd wordt bekeken of de ontwikkeling functioneel past bij de koers. Het kan voorkomen dat een ontwikkeling niet is aangegeven onder het kopje passende functies, maar wel bijdraagt aan de doelen. In dat geval ligt meewerken aan zo'n ontwikkeling voor de hand. Omgekeerd, als een nieuwe ontwikkeling functioneel zou kunnen passen, maar afbreuk doet aan de doelen die zijn gesteld, ligt medewerking aan die ontwikkeling niet voor de hand, tenzij de ontwikkeling zodanig kan worden aangepast, dat alsnog bijgedragen wordt aan de gestelde doelen (of daar op zijn minst geen afbreuk aan doet).

De wijze van beoordelen van nieuwe ontwikkelingen gebeurt via het 'ja-mits' principe. Dat betekent dat bijdragen aan de geformuleerde doelen positief tegemoet wordt getreden. In onderling overleg bepalen we hoe de doelen van initiatiefnemer het beste kunnen samengaan met de doelen die de gemeente heeft geformuleerd.

Procesvoorwaarden

Onderdeel van de afweging is dat er overleg heeft plaatsgevonden met de omgeving waarin het initiatief beoogd is. Dit overleg is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer moet aangeven wie er bij het overleg aanwezig is geweest en welke punten besproken zijn. Tevens moet er aangegeven worden welke mogelijke aanpassingen aan het initiatief zijn gedaan als gevolg van de/het gesprek(ken). De gemeente neemt dit mee in de beoordeling van het initiatief.

Relatie met provinciaal beleid

Door heldere voorwaarden te stellen aan nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot doelen voor water, natuur, landschap en cultuurhistorie, past het beleid van de gebiedsbestemmingen binnen het provinciaal beleid dat is vastgelegd in de goudgroene natuurzone en de bronsgroene landschapszone. In bijlage 1, onder provinciaal beleid wordt daar verder op ingegaan.

Hoofdstuk 3 Gezonde fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit

3.1 Algemeen

De pilot status onder de Crisis- en herstelwet biedt mogelijkheden om in het omgevingsplan (feitelijk een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte) voorwaarden te stellen ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit (dit biedt ruimere mogelijkheden dan het begrip 'goede ruimtelijke ordening' uit de Wro). Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de wijze waarop in het omgevingsplan de relevante omgevingsaspecten zijn meegewogen. Daar maakt ook het besluit milieueffectrapportage onderdeel van uit.

3.2 Besluit milieueffectrapportage

Bij de voorbereiding van een omgevingsplan (formeel een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte) dient rekening te worden gehouden met verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage. In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn en aan welk besluit de m.e.r.-(beoordelingsplicht) gekoppeld is. In de C-lijst zijn mer-plichtige activiteiten opgenomen en in de D-lijst mer-beoordelingsplichtige activiteiten. Voor veel activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Voor activiteiten onder de betreffende drempelwaarden is een zogenaamde 'vormvrije mer-beoordeling' noodzakelijk.

Landinrichtingsproject

De herinrichting van de Kwistbeek, kan in het kader van het Besluit milieueffectrapportage gezien worden als een landinrichtingsproject. In het Besluit milieueffectrapportage is in onderdeel D 9 van de bijlage opgenomen dat een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw. De omvang van het bestemmingsplangebied is (veel) groter dan 125 hectare. Kijken naar de planologische mogelijkheden is het mogelijk dat sprake zal zijn van wijzigingen of uitbreidingen van activiteiten met een oppervlakte van 125 hectare of meer. Om deze reden is in het kader van het omgevingsplan een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. De m.e.r.-beoordelingsnotitie is opgenomen in bijlage 5. Daarin is op basis van de criteria uit bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling bekeken of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Om die vraag te beantwoorden is bekeken of met de opzet van de regeling zoals opgenomen in het omgevingsplan en de voorwaarden die zijn vastgelegd, belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Uit de notitie in bijlage 5 blijkt dat het omgevingsplan niet leidt tot dergelijke belangrijke nadelige milieugevolgen. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure in het kader van het omgevingsplan is daarmee niet noodzakelijk.

Agrarische ontwikkelingsmogelijkheden

Vanwege de relatie met de activiteiten in de C- en D-lijst bij het Besluit milieueffectrapportage kunnen ook agrarische ontwikkelingsmogelijkheden leiden tot een (plan)mer-plicht. In het kader van het vigerende bestemmingsplan is in het verleden een planmer-procedure doorlopen. Het planMER is opgenomen in bijlage 3 en de aanvulling daarop in bijlage 4. In het omgevingsplan is voor de agrarische bedrijven de vigerende regeling overgenomen. Er worden geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden geboden.

3.3 Omgevingsaspecten in het omgevingsplan

In de m.e.r.-beoordelingsnotitie in bijlage 5 is voor alle relevante omgevingsaspecten ingegaan op de huidige situatie binnen het plangebied, met een overzicht van de huidige omgevingskwaliteit met de aanwezige waarden en de eventuele knelpunten of aandachtspunten.

In de planregels zijn aan de enkelbestemmingen waar relevant voorwaarden verbonden om ongewenste effecten op de omgevingskwaliteit te voorkomen. Daarnaast is waar relevant ook de mogelijkheid opgenomen om nadere eisen te stellen aan de plaats, afmetingen van bebouwing en de inrichting van bestemmingsvlakken als dat noodzakelijk is met het oog op de gevolgen voor het woon- en leefklimaat, stedenbouwkundige kwaliteit, beeldkwaliteit of landschap.

Daarnaast zijn (zoals toegelicht in paragraaf 2.3) voor elk deelgebied in het omgevingsplan een landschappelijke koers en functionele ontwikkelingsmogelijkheden geformuleerd. De landschappelijke koers vormt hierbij de borging van de na te streven doelen. De functionele ontwikkelingsmogelijkheden geeft inzicht in de functies die goed bij de genoemde doelen passen. Toekomstige activiteiten die passend zijn binnen de functie of een bijdrage leveren aan de koers en kwaliteiten van de functie kunnen worden toegestaan. Met deze systematiek is geborgd dat toekomstige ontwikkelingen waar mogelijk zullen leiden tot een verbetering van de omgevingskwaliteit. Voor een nadere toelichting op de opzet van de planregels wordt verwezen naar hoofdstuk 4. Naast de 'traditionele' omgevingsaspecten vraagt de Omgevingswet om een bredere afweging waarbij de gezonde fysieke leefomgeving centraal staat. Aspecten als gezondheid en veiligheid zullen nadrukkelijk een plaats krijgen binnen de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan voor de gehele gemeente Peel en Maas.

Hoofdstuk 4 Toelichting op de regels

4.1 Opzet van het omgevingsplan

Er is gekozen voor een op onderdelen ontwikkelingsgericht en op onderdelen conserverend plan.

In de enkelbestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de planregels zijn de bestaande rechten uit de vigerende bestemmingsplannen opgenomen voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels die rechtstreeks zijn toegestaan. Daarnaast zijn nog enkele specifieke afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

De ontwikkelingsgerichtheid blijkt met name uit de opgenomen in de zogenaamde gebiedsbestemmingen: de dubbelbestemmingen zoals opgenomen in artikel 31 t/m 37 van de planregels. Hierin zijn flexibiliteitbepalingen (afwijkingsregels- en omgevingsvergunning voor bestemmingsplanactiviteit) voor onder andere neven- en vervolgfuncties en de bouwmogelijkheden voor functies die passen in de koers en kwaliteiten van de deelgebieden binnen Kwistbeek.

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling nader toegelicht. Voor de onderscheiden hoofdfuncties zijn afzonderlijke bestemmingsregelingen opgesteld die zijn gebaseerd op de overwegingen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn verwoord. Op welke wijze een en ander in de bestemmingsregeling concreet verwerkt is wordt hierna beschreven.

Op basis van de Crisis- en herstelwet mag worden afgeweken van de wettelijke standaarden. Voor Kwistbeek is wel zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de SVBP2012 voor de planregels en de verbeelding.

4.2 Opzet

Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Een bestemming geeft de functie(s)

aan. Bij deze bestemmingen horen gebruiksregels. Het kan gaan om regels voor bouwen, werken en werkzaamheden, slopen en het gebruik van grond en de opstallen voor bepaalde activiteiten. De bestemming en de regels bepalen gezamenlijk

welke activiteiten en handelingen zijn toegestaan. Het gevolg van het leggen van een bestemming is,

dat de betreffende gronden alleen overeenkomstig deze bestemming mogen worden gebruikt. In die

zin houdt een bestemming dus een inperking in van het eigendomsrecht.

De artikelen 2.1 en 2.2 Wabo en enkele andere wetten verbieden het handelen in strijd met het bestemmingsplan. Om misverstanden te voorkomen wordt bij de verschillende bestemmingen aangegeven wat in ieder geval beschouwd moet worden als in strijd met het bestemmingsplan.

De planregels zijn als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen en de Wijze van meten.
  • In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, zijn de regels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen. Per hoofdfunctie (agrarisch, wonen, bedrijf en dergelijke) is een bestemmingsregeling opgenomen, bestaande uit:
    • 1. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
    • 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
    • 3. en indien van toepassing:
      • a. nadere eisen: de nadere eisen die aan het bouwen gesteld worden;
      • b. afwijken van de bouwregels: bevoegdheid van burgemeester en wethouders ;
      • c. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden;
      • d. afwijken van de gebruiksregels: bevoegdheid van burgemeester en wethouders ;
      • e. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
      • f. wijzigingsbevoegdheden: mogelijkheden om het bestemmingsplan te wijzigen.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn op elke bestemming uit hoofdstuk 2. Daarnaast zijn hier de gebiedsbestemmingen in de vorm van dubbelbestemmingen zoals beschreven in 4.1.
  • Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4.

4.3 Objectgerichte toelichting op de juridische regeling

4.3.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

4.3.2 Bestemmingen

Voor de enkelbestemmingen zijn de regels uit het vigerende bestemmingsplan letterlijk overgenomen en toegesneden op het betreffende plangebied. Binnen het plangebied is sprake van een aantal hoofdbestemmingen; Agrarisch, Natuur, Water en Wonen. Binnen het plan wordt rekening gehouden met een bestemming voor de gronden en een bestemming voor de bouwvlakken.

Agrarisch

Agrarische bedrijfstypen

  • Agrarisch Glastuinbouw - Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een glastuinbouwbedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit een grondgebonden of niet-grondgebonden bedrijfstak. Betreft in de hoofdzaak een niet grondgebonden agrarisch bedrijf in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in glazen (schuur)kassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt. Ander gebruik kan voorzien in een caravanstalling of teeltondersteunende voorzieningen.

  • Agrarisch Grondgebonden - Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit een niet-grondgebonden bedrijfstak of een bestaande intensieve veehouderij of een gebruiksgerichte paardenhouderij als nevenactiviteit bij een bestaande productiegebonden paardenhouderij. Vormen van toegestane grondgebonden bedrijvigheid zijn akkerbouw, boomkwekerij, melkveehouderij en een productiegebonden paardenhouderij. Nevenactiviteiten als een groepsaccomodatie (max. 30 bedden tot max 100m²) zijn tevens toegestaan.

  • Agrarisch Niet grondgebonden - Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een niet grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit een grondgebonden bedrijfstak. Voorbeelden hiervan zijn een champignonkwekerij en een viskwekerij. Daarnaast zijn nevenactiviteiten als caravanstalling, uitoefening van een beroep aan huis of verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten toegestaan.

  • Agrarisch Intensieve veehouderij - Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een intensieve veehouderij, al dan niet met als nevenactiviteit een grondgebonden bedrijfstak, dat geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, waaronder een rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen. Nevenactiviteiten als verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten en caravanstalling zijn toegestaan.

  • Agrarisch plattelandsondernemer - Deze bestemming is opgenomen voor bestaande bedrijven waar naast een agrarische grondgebonden tak ook andere activiteiten plaatsvinden, zoals recreatie of horeca, maar waarbij niet één van de aanwezige functies op het bedrijf is aan te merken als hoofdfunctie. Voor het gebruik van de bedrijfswoning gelden dezelfde regels als bij de agrarische bedrijfsbestemmingen.

  • Agrarisch - Het merendeel van het plangebied bestaat uit de bestemming Agrarisch. Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch bedrijfsmatig gebruik en agrarisch hobbymatig gebruik. Hieronder valt gebruik ten behoeve van de specifieke bestemmingen als glastuinbouw, grondgebonden agrarische bedrijvigheid, niet grondgebonden agrarische bedrijvigheid en intensieve veehouderij die voor de erven van de specifieke bedrijven zijn opgenomen.

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming Agrarisch (opgenomen voor agrarische gronden) mag niet worden gebouwd, tenzij het gaat om: schuilgelegenheden, een hoogzit, een voeder berging/voeder ruif en een paardrijbak.

Via een afwijkinsgbevoegdheid van dit bouwverbod kunnen tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden toegelaten. Als belangrijke voorwaarde voor het verlenen van een omgevingsvergunning geldt de verbetering van de omgevingskwaliteit, waartoe een landschappelijk inrichtingsplan moet worden overgelegd. Ook dienen teeltondersteunende voorzieningen waterneutraal te worden gerealiseerd. Om te kunnen beoordelen of in voldoende mate aan deze criteria wordt voldaan, wordt aan deze ontwikkeling een vergunningplicht gekoppeld.

Binnen enkelbestemmingen opgenomen voor de agrarische bedrijfstypen en de hiervoor opgenomen bouwvlakken is het wel toegestaan te bouwen. Per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd of tot maximaal het op de verbeelding aangegeven percentage. Gebouwen, de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.

Afwijken van de bouwregels is mogelijk, mits er wordt bijgedragen aan de doelen en functionele koers in het gebied. Deze afwijkingsregels zijn opgenomen in de dubbelbestemmingen zoals opgenomen in artikel 31 t/m 37. Hiervoor dient een omgevingsvergunning te worden afgegeven.

Niet agrarisch verwante bedrijven

Binnen deze bestemming zijn bestaande niet-agrarische bedrijven toegestaan in categorie 1 en 2 conform de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten'. Voor het gebruik van de bedrijfswoning gelden dezelfde regels als bij de agrarische bedrijfsbestemmingen.

Detailhandel

Binnen deze bestemming zijn bestaande solitaire detailhandelsbedrijven toegestaan met daarbij per

bedrijf een functionele aanduiding die aangeeft welk soort detailhandel ter plaatse is toegestaan. Omschakeling naar andere vormen van detailhandel is niet mogelijk.

Groen

Grotere groenstroken zijn bestemd tot Groen. Naast groenvoorzieningen zijn de gronden binnen deze bestemming onder andere bestemd voor de aanleg en instandhouding van speelvoorzieningen, parken, waterpartijen en - lopen, alsmede paden. Voor het kasteelpark geldt een specifieke regeling welke de bescherming van ecologische waarden van de Kwistbeek en Bosbeek, alsmede de bescherming van natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische belangen ter plaatse van

de aanduiding 'park' vastlegt.

Er mag binnen de bestemming Groen enkel worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen. Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van terrassen, jongerenontmoetingsplaatsen en overkappingen zijn niet rechtstreeks toegestaan. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van terrassen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Binnen de bestemming ‘Groen’ zijn evenementen (tenzij uitgezonderd) rechtstreeks toegestaan voor de duur van maximaal 10 aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouw (tenzij anders aangegeven).

De voor Groen bestemde gronden mogen niet worden gebruikt voor kamperen, het plaatsen van onderkomens en/ of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen, voor evenementen, anders dan rechtstreeks toegestaan, voor het beproeven van en/ of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband en voor buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.

Maatschappelijk

Binnen deze bestemming zijn alle bestaande maatschappelijke functies opgenomen die voorkomen in

het plangebied. De functies zijn nader aangeduid, zoals bijvoorbeeld een kerk, een begraafplaats of

een dierenasiel. Omschakeling naar een andere maatschappelijke voorziening is echter toegestaan.

Natuur

Gronden met de bestemming Natuur zijn bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke waarden. Extensief agrarisch gebruik en extensief dagrecreatief medegebruik is mogelijk. De natuur- en landschapswaarden in deze gebieden worden beschermd door gebruiksverboden en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.

Natuur - Water

Het beekdal, beekdal met waterberging en de plasdraszones zijn voorzien van de bestemming Natuur - Water. Deze bestemming is gericht op een duurzaam en robuust watersysteem met behoud van de landschappelijke waarden. Rondom de beek betekent dit wateroverlast verminderen en verder van de beek betekent dit behoud en verbetering van infiltratiemogelijkheden. Dit plan dient de mogelijkheden om de waterhuishoudkundige situatie te verbeteren te faciliteren.

Recreatie

Binnen deze bestemming zijn bestaande dagrecreatieve functies toegestaan met daarbij per bedrijf

een functionele aanduiding die aangeeft welke soort dagrecreatie ter plaatse is toegestaan. Daar waar

ook een verblijfsrecreatieve functie is toegestaan is dit apart aangeduid.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

Binnen deze bestemming zijn bestaande verblijfsrecreatieve functies toegestaan met daarbij per bedrijf een functionele aanduiding die aangeeft welke soort verblijfsrecreatie ter plaatse is toegestaan. Ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2, dagrecreatie en ondergeschikte detailhandel in de vorm van een campingwinkel bij een kampeerterrein is rechtstreeks toegestaan.

Sport

De aanwezige sportaccommodaties/-voorzieningen zijn bestemd tot Sport. Hieronder valt ook een

manege. Binnen deze bestemming zijn bestaande sportfuncties toegestaan met daarbij per voorziening een functionele aanduiding die aangeeft welke soort sport ter plaatse is toegestaan.

Verkeer

Alle wegen in het plangebied zijn bestemd tot Verkeer.

Wonen

Bestaande burgerwoningen zijn bestemd als 'Wonen'. Er is gekozen voor één totale maximale inhoudsmaat voor de totale bebouwing. Het gaat hierbij om inpandige én vrijstaande bijgebouwen. Voor alle gebouwen tezamen geldt een totale inhoudsmaat van 1.000 m³ per bouwvlak.

Aan huis gebonden beroepen en bedrijven en een bed en breakfast zijn onder voorwaarden rechtstreeks toegestaan.

Het bouwvlak is gelijk aan vigerend bestemmingsplan. Binnen het bouwvlak dient het hoofdgebouw, de bijbehorende bouwwerken en bebouwing, geen gebouw zijnde gerealiseerd te worden. Dat geldt echter niet voor verhardingen. Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, tenzij een aanduiding is opgenomen op de verbeelding. De inhoud van de woning bedraagt maximaal 1000 m3, dan wel de bestaande inhoud. Bestaande rechten blijven dan ook behouden in dit bestemmingsplan.

Alle voormalige agrarische bedrijfswoningen zijn bestemd tot 'Wonen'. Voor deze woningen gelden dezelfde bouwregels als voor de reguliere burgerwoningen bestemd tot 'Wonen'.

4.3.3 Dubbelbestemmingen

In het plan zijn twee soorten dubbelbestemmingen opgenomen; gangbare dubbelbestemmingen en bijzondere vorm van dubbelbestemmingen.

Gangbare dubbelbestemmingen

We onderscheiden gangbare dubbelbestemmingen die erop gericht zijn een specifiek belang veilig te stellen. Denk aan leidingen, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden, natuurwaarden (Natura 2000-gebieden) en waterstaatkundige waarden. De dubbelbestemming stelt voorwaarden aan bouwen en gebruik teneinde het belang van de dubbelbestemming veilig te stellen.

Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de gronden altijd nog een hoofdbestemming, zoals 'Wonen', 'Agrarisch' of 'Bedrijf'. De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing. Bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. Deze dubbelbestemmingen zijn daarmee gericht op behoud van een bepaald belang.

Bijzondere vorm van dubbelstemmingen

In dit plan bestaan zeven bijzondere vormen van dubbelbestemmingen, te weten;

  • beekdal buiten de kernen,
  • beekdal en natuur,
  • beekdal in de kern,
  • bos en natuur,
  • grootschalig open ontginningslandschap
  • kleinschalig halfopen ontginningslandschap
  • oude bouwlanden

Samen zijn deze dubbelbestemmingen gebiedsdekkend en zijn erop gericht de specifieke doelen die voor deze gebieden gelden, mogelijk te maken. Zo is het voorkomen van waterlast een belangrijk doel in de drie beekdal dubbelbestemmingen. Niuewe ontwikkelingen in deze gebieden moeten daarom voldoen aan voorwaarden die bewerkstelligen dat wateroverlast wordt voorkomen.

Bestaand gebruik van gronden en gebouwen kan worden voortgezet. Nieuwe ontwikkelingen zullen mede moeten bijdragen daan de specifieke doelen voor de deelgebieden en daar op zijn minst geen afbreuk aan doen. We willen dat er bij nieuwe ontwikkelingen per saldo kwaliteitswinst ontstaat.

Deze bijzondere vorm van dubbelbestemmingen zijn gericht op ontwikkeling, waarbij zowel het belang van de initiatiefnemer als het belang van realisatie van de specifieke doelen wordt nagestreefd.

4.3.3.1 Leiding Gas

De dubbelbestemming Leiding – Gas dient ten behoeve van de bescherming voor hogedrukgastransportleidingen. De hartlijn van de leiding is aangeduid met een aanduiding 'hartlijn leiding – gas'. In de dubbelbestemming is tevens opgenomen dat bij strijd tussen verschillende bepalingen en/of dubbelbestemmingen, ,de dubbelbestemming Leiding – Gas voorrang krijgt.

4.3.3.2 Leiding Hoogspanning

In het plangebied is een bovengroondse 150-kV hoogspanningsverbinding gelegen. Deze is aangeduid met de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning 1 ' ten behoeve van de hartlijn van de 150-kV hoogspanningsleiding. In de dubbelbestemming is een bouwverbod opgenomen met daaraan gekoppeld een afwijkingsbevoegdheid. Daarnaast is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

4.3.3.3 Leiding Leidingstrook

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een buisleidingenstrook, met dien verstande dat ter plaatse van de

aanduiding 'hartlijn leiding - leidingstrook' de hartlijn van de leiding voor buisleidingentransport is gelegen. In de dubbelbestemming is een bouwverbod opgenomen met daaraan gekoppeld een afwijkingsbevoegdheid. Daarnaast is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

4.3.3.4 Leiding Riool

De in het plangebied aanwezige rioolleidingen zijn bestemd met de dubbelbestemming Leiding – Riool. In deze dubbelbestemming is een hartlijn opgenomen voor de hartlijn van de leiding voor riooltransport. In de dubbelbestemming is een bouwverbod opgenomen met daaraan gekoppeld een afwijkingsbevoegdheid. Daarnaast is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

4.3.3.5 Waarde - Archeologie 2

Voor gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde is een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2 opgenomen ten behoeve van de instandhouding daarvan. Dit volgt uit het gemeentelijk archeologiebeleid, als opgenomen in de Structuurvisie buitengebied. Voor gebieden aangewezen met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod, met uitzondering van het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken met een bodemverstorings-oppervlakte van minder dan 100 m² of die minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld, voor bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarvoor reeds een vergunning is verleend. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels. In het gebied is tevens een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor wat betreft het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden, waarvoor de genoemde ondergrenzen bodemverstoring van toepassing zijn.

4.3.3.6 Waarde - Archeologie 3

Voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en AMK terreinen met een hoge archeologische verwachtingswaarde is een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3 opgenomen ten behoeve van de instandhouding en bescherming daarvan. Dit volgt uit het gemeentelijk archeologiebeleid, als opgenomen in de Structuurvisie buitengebied. Voor gebieden aangewezen met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod, met uitzondering van het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken met een bodemverstorings-oppervlakte van minder dan 250 m² of die minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld, voor bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarvoor reeds een vergunning is verleend. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels. In het betreffende gebied is tevens een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor wat betreft het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden, waarvoor de genoemde ondergrenzen bodemverstoring van toepassing zijn.

4.3.3.7 Waarde - Archeologie 4

Voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde is een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4 opgenomen ten behoeve van de instandhouding daarvan. Dit volgt uit het gemeentelijk archeologiebeleid, als opgenomen in de Structuurvisie buitengebied. Voor gebieden aangewezen met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod, met uitzondering van het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken met een bodemverstorings-oppervlakte van minder dan 250 m² of die minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld, voor bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarvoor reeds een vergunning is verleend. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels. In het betreffende gebied is tevens een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor wat betreft het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden, waarvoor de genoemde ondergrenzen bodemverstoring van toepassing zijn.

4.3.3.8 Waarde - Archeologie 5

Voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde is een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2 opgenomen ten behoeve van de instandhouding daarvan. Dit volgt uit het gemeentelijk archeologiebeleid, als opgenomen in de Structuurvisie buitengebied. Voor gebieden aangewezen met deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod, met uitzondering van het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken met een bodemverstorings-oppervlakte van minder dan 2500 m² of die minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld, voor bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken waarvoor reeds een vergunning is verleend. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de bouwregels. In het gebied is tevens een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor wat betreft het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden, waarvoor de genoemde ondergrenzen bodemverstoring van toepassing zijn, waarvoor de genoemde ondergrenzen bodemverstoring van toepassing zijn.

4.3.3.9 Waarde - Cultuurhistorie

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden. In het buitengebied zijn bepaalde karakteristieke elementen aanwezig, waaronder kapellen en kruisen, die zijn aangeduid. Binnen deze dubbelbestemmingen zijn tevens de rijksmonumenten aangeduid. Binnen deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen, waardoor bepaalde werken slechts onder voorwaarden toegelaten kunnen worden.

4.3.3.10 Waterstaat - Beschermingszone waterkering

Rondom de waterkeringen in het plangebied zijn beschermingszones gelegen. Deze komen voort uit de Keur van het Waterschap. In de dubbelbestemming is een bouwverbod opgenomen met een daaraan gekoppelde afwijkingsbevoegdheid. Tevens bevat de dubbelbestemming een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

4.3.3.11 Waterstaat - Beschermingszone Waterlopen

Rondom de waterkeringen in het plangebied zijn beschermingszones gelegen. Deze komen voort uit de Keur van het Waterschap. In de dubbelbestemming is een bouwverbod opgenomen met een daaraan gekoppelde afwijkingsbevoegdheid. Tevens bevat de dubbelbestemming een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

4.3.3.12 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

In het plangebied is het stroomvoerend rivierbed van de Maas gelegen. De bepalingen uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Beleidsregels grote rivieren omtrent het stroomvoerend rivierbed is rechtstreeks doorvertaald in de dubbelbestemming 'Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed'. In de dubbelbestemming is een bouwverbod opgenomen met een daaraan gekoppelde afwijkingsbevoegdheid. Tevens bevat de dubbelbestemming een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

4.3.3.13 Waterstaat - Waterbergend rivierbed

De met 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve bestemd voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor een waterbergende functie. In de dubbelbestemming is een bouwverbod opgenomen met een daaraan gekoppelde afwijkingsbevoegdheid. Tevens bevat de dubbelbestemming een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

4.3.3.14 Waterstaat - Waterlopen

De met 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve bestemd voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de waterloop met inachtneming van de Keur van het Waterschap. In de dubbelbestemming is een bouwverbod opgenomen met een daaraan gekoppelde afwijkingsbevoegdheid. Tevens bevat de dubbelbestemming een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

4.3.4 Algemene regels

4.3.4.1 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwvlak mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

4.3.4.2 Algemene bouwregels

In deze bepaling zijn regels opgenomen voor ondergrondse werken en ondergrondse bouwwerken. Ondergrondse bouwwerken zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak, dan wel onder een bestaand hoofdgebouw/bijbehorend bouwwerk. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil en de bouwdiepte bedraagt maximaal 3 meter. Daarnaast is een regeling opgenomen over ondergeschikte bouwdelen. Dergelijke bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen maximaal 1 meter bedraagt. Tevens zijn er algemene regels over bestaande afstanden en maten opgenomen. Deze bepaling bevat regels wanneer zich situaties voordoen, waarbij bestaande bebouwing in strijd is met de regels. Zo kan de specifieke bouwhoogte van een woning hoger zijn dan de toegestane hoogte van bebouwing (een algemene maat). Deze strijdigheid is niet gewenst. Het is immers niet de bedoeling, dat deze woning moet worden aangepast aan de nieuwe maatvoering. Daarom is de algemene bepaling opgenomen, dat bij afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die bestond op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Tevens is een bepaling opgenomen in welke wordt geregeld dat de hoogte van alarmmasten in alle bestemmingen maximaal 40 meter mag bedragen. Ook is een regeling opgenomen over heroprichting, specifiek in relatie tot vab locaties.

4.3.4.3 Algemene gebruiksregels

In deze bepaling is een algemeen gebruiksverbod opgenomen. Ook zijn algemene gebruiksregels opgenomen, voor gebruiksmogelijkheden die in het gehele plangebied niet zijn toegestaan.

4.3.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Dit is een standaardregel

die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht in het bestemmingsplan moet worden opgenomen.

Slotregel

Als laatste wordt de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de

vaststellingsbepaling.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

In de Wro is de verplichting opgenomen om bij het realiseren van nieuwe ontwikkelingen een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. Dit vindt plaats door het opstellen van een exploitatieplan, waarin deze verdeelsleutel vastligt. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk als de overheid en de ontwikkelende partij, de initiatiefnemer, voorafgaand privaatrechtelijk tot overeenstemming komen in de vorm van een anterieure overeenkomst.

De Wro stelt eisen aan het exploitatieplan en in het Bro is geregeld voor welke type bouwplannen een exploitatieplan noodzakelijk is, indien het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd. Het gaat om nieuwbouwplannen (woningen of andere hoofdgebouwen), forse uitbreidingen van bestaande gebouwen of kassen (met ten minste 1.000 m²) of forse verbouwingen, bijvoorbeeld als bedrijfsruimten worden omgezet in (ten minste 10) woningen.

Het omgevingsplan Kwistbeek geen nieuwe bouwplannen, zoals in het Bro benoemd, mogelijk. Hieruit volgt dat het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De gemeente hecht veel waarde aan de grote betrokkenheid van haar inwoners in het algemeen en bij het plangebied Kwistbeek in het bijzonder en heeft is rondom de Kwistbeek aan de slag met verschillende werkgroepen. De input van deze werkgroepen is benut voor het opstellen van het voorontwerp.

Vooroverleg

Over het concept ontwerpbestemmingsplan heeft vooroverleg met provincie en waterschap plaatsgevonden. Het waterschap is direct betrokken bij het opstellen van het plan, het projectplan Waterwet van het waterschap vormt mede de basis voor dit plan. Met de provincie heeft een gesprek plaatsgevonden over de aanleiding en invulling van het plan.

Ontwerp

Het ontwerpomgevingsplan heeft in het kader van artikel 3.8 Wro van 6 maart 2020 tot en met 17 april 2020 ter visie gelegen. Tijdens deze periode van 6 weken is eenieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Gedurende deze periode zijn 12 zienswijzen ingediend. Enkele zienswijzen zijn pro-forma ingediend, waarna een aanvulling op de pro forma zienswijze volgde. De zienswijzen zijn samengevat en van beantwoording voorzien in de Nota Zienswijzen. Daarbij is in de conclusie aangegeven of de zienswijzen hebben geleid tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Er zijn drie wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van de zienswijzen. Ook zijn er vijf ambtshalve wijzigingen in de Nota opgenomen. De Nota zienswijzen is opgenomen in Bijlage 6.

5.3 Handhaving

Met dit omgevingsplan wordt beoogd een voor de burgers duidelijk en herkenbaar beleid voor de fysieke leefomgeving te formuleren. Het omgevingsplan is zodanig opgezet dat het ruimte biedt voor ontwikkelingen binnen de randvoorwaarden die volgen uit 'een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit'. Het omgevingsplan biedt daarmee meer flexibiliteit en ruimte dan het traditionele bestemmingsplan. Het is daarmee de verwachting dat activiteiten die niet passen binnen het omgevingsplan of op grond van in het omgevingsplan opgenomen bevoegdheden kunnen worden toegestaan, in beginsel vanuit het belang van 'een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit' en vanwege het gemeentelijke omgevingsbeleid ongewenst zullen zijn. Bij het opstarten van een handhavingstraject zal altijd nog een check plaatsvinden of in het concrete geval toch een legalisatie van de activiteit mogelijk is, maar de verwachting is dat dit in de meeste gevallen niet aan de orde zal zijn. Dit betekent dat in de meeste gevallen sprake is van de beginselplicht tot handhaving.

Het uitgangspunt is dat er handhavend wordt opgetreden wanneer de regels van het omgevingsplan niet worden nageleefd. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied Kwistbeek. Het omgevingsplan in combinatie met een goede handhaving van de vastgestelde regels beschermen de kwaliteiten van Kwistbeek en geven beter sturing aan ontwikkelingen.