direct naar inhoud van Regels
Plan: Omgevingsplan Kwistbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0223-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Omgevingsplan Kwistbeek' van de gemeente Peel en Maas.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.BPL0223-VG01 met de bijbehorende regels en bijlage 1 'Tabel bedrijfsactiviteiten', bijlage 2 'Overzicht Beroep of bedrijf aan huis'.

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Omgevingsplan Kwistbeek', bestaande uit de verbeelding NL.IMRO.1894.BPL0223-VG01.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.7 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

een met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.8 abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met de abiotische of niet-levende natuur, in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van ontwikkelingsmogelijkheden voor een waardevolle biotische of levende natuur die wordt gevormd door organismen en leefgemeenschappen.

1.9 afdekfolie/acryldoek:

voorziening direct op de grond welke dient ter bescherming van de vollegrondsteelt en containerteelt tegen weersinvloeden.

1.10 agrarisch:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.11 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Hieronder valt ook een viskwekerij.

1.12 agrarisch bedrijfscomplex

een aaneengesloten terrein behorende bij een agrarisch bedrijf, waarbinnen bedrijfsgebouwen, andere bouwwerken zoals hooibergen, voersilo's en kuilvoerplaten, alsmede bijbehorende voorzieningen zoals mestopslag, buitenopslag, erfverharding, parkeervoorzieningen en erfbeplanting zijn geconcentreerd.

1.13 agrarisch bedrijfsmatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 12 NGE.

1.14 agrarisch gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.15 agrarisch hobbymatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met omvang van maximaal 12 NGE.

1.16 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf, dat uitsluitend dan wel overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met daaraan ondergeschikt onderhoudswerkzaamheden aan (openbare) groenvoorzieningen en grond-/onderhoudswerkzaamheden aan (infrastructurele) voorzieningen, met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur, alsmede het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud en reparatie van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur.

1.17 agrarisch verwant bedrijf:

een niet-industrieel bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten of producten aan particulieren of bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden en derhalve door de aard van de activiteiten nauw verbonden is met het buitengebied. De activiteiten hebben betrekking op bewerking, verwerking, opslag, overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn:

  • d. groencomposteringsbedrijven;
  • e. hoveniersbedrijven;
  • f. proefbedrijven;
  • g. agrarisch loonbedrijf;
  • h. bijenhouderij.

1.18 agrarische waarden:

de waarden die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige agrarische bodem-, en/of bedrijfsexploitatie.

1.19 antennedrager:

een antennemast of andere constructie die is bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.20 antenne-installatie:

een installatie die bestaat uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.21 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.22 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.23 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologischfare relicten (resten uit het verleden).

1.24 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.25 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.26 bebouwingslint:

een weg met aan weerszijden een op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'ontwikkelingszone bebouwingslinten' aangegeven zone waarbinnen ruimere mogelijkheden geboden worden voor verschillende ruimtelijke en functionele ontwikkelingen.

1.27 bebouwingsoppervlakte:

het oppervlak van het bouwvlak, bestemmingsoppervlak, dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd.

1.28 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte of het percentage van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.29 bed en breakfast:

het bedrijfsmatig, ondergeschikt aan de woonfunctie en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning (hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk) gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.

1.30 bedrijf:

een inrichting of instelling die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten - met uitzondering van beroepen aan huis -, daaronder niet begrepen een seksinrichting of een daaraan gerelateerde activiteit.

1.31 bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen in Bijlage 2 Overzicht Beroep of bedrijf aan huis.

1.32 bedrijfsmatig:

deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.

1.33 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.34 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één bedrijf.

1.35 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.

1.36 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.37 begane grond:

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.38 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, welke zijn opgenomen Bijlage 2 Overzicht Beroep of bedrijf aan huis.

1.39 bestaand:

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.40 bestaande intensieve veehouderij:

een bestaande intensieve veehouderij ten tijde van inwerkingtreding van het Reconstructieplan Noord- en Midden Limburg, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van de gemeente Limburg op 5 maart 2004.

1.41 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.42 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.43 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.44 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, met uitzondering van een overkapping.

1.45 bodemingreep:

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologisch) bodemarchief.

1.46 boomkwekerij:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt.

1.47 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel en/of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.48 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.49 bouwlaag:

een boven peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder en de zolder.

1.50 bouwvlakgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.51 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten en waarbinnen silo's en waterbassins dienen en verhardingen en parkeervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Indien twee of meer bouwvlakken middels de aanduiding 'relatie' op de verbeelding aan elkaar zijn gekoppeld gelden deze bouwvlakken gezamenlijk als één bouwvlak.

1.52 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.53 buitenopslag:

het opslaan van goederen anders dan in gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.54 caravanstalling:

een stallingsruimte voor caravans, campers en vouwwagens.

1.55 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.56 containerveld:

grond welke is afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten en eventueel afgedekt met afdekfolie/acryldoek.

1.57 cultuur en ontspanning:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder:

  • a. ateliers;
  • b. attractieparken;
  • c. bioscopen;
  • d. bowlingbanen;
  • e. casino's;
  • f. creativiteitscentra;
  • g. dansscholen;
  • h. dierentuinen;
  • i. evenemententerreinen;
  • j. kinderboerderijen;
  • k. musea;
  • l. muziekscholen;
  • m. muziektheaters;
  • n. sauna;
  • o. speeltuinen;
  • p. sport- en spelvoorzieningen;
  • q. theater;
  • r. wellnesscentra.

1.58 cultuurhistorische waarde:

de waarde die aan een natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied is toegekend en wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied.

1.59 dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.60 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw.

1.61 dakhelling:

de hoek gemeten tussen het dakvlak en het horizontale vlak.

1.62 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.63 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met inbegrip van de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van zaken aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca-activiteiten.

1.64 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.65 egaliseren:

het vlak of gelijk maken van de grond.

1.66 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.67 erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.68 evenement:

elk voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.

1.69 evenemententerrein:

een terrein dat is bedoeld voor en dat qua ligging, toegankelijkheid, ondergrond en omvang geschikt is voor het houden van eenmalige dan wel periodiek terugkerende tijdelijke evenementen die een grote verkeersaantrekkende werking kunnen hebben.

1.70 extensief agrarisch grondgebruik:

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en / of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

1.71 extensieve dagrecreatie:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals fietsen, vissen, wandelen, paardrijden, roeien en fietsen.

1.72 extensiveringsgebied:

een gebied waarbinnen de woonbestemming of de natuurbestemming het primaat heeft en waarbinnen uitbreiding, hervestiging, nieuwvestiging en omschakeling van intensieve veehouderijen niet mogelijk is.

1.73 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.74 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar het gebruik van paarden voorop staat, dat wil zeggen ten behoeve van recreatie en sport.

1.75 geluidzoneringsplichtige inrichting/ terrein:

een inrichting of terrein waarbij een op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rond de betrokken inrichting/ terrein gelegen zone in het bestemmingsplan moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.76 gestapelde woning:

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat waarbij per woning een zelfstandige toegang, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, is gewaarborgd.

1.77 geurgevoelige functie:

In een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geurgevoelig object wordt aangemerkt.

1.78 geurgevoelig object:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geurgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij.

1.79 glastuinbouw:

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in glazen (schuur)kassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt.

1.80 glastuinbouwconcentratiegebied:

een gebied waar het primaat ligt bij glastuinbouw. Een glastuinbouwconcentratiegebied voorziet geheel of gedeeltelijk in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van glastuinbouw, of zal daar in voorzien.

1.81 groene buffer:

een groene retentievoorziening ten behoeve van een duurzame waterberging.

1.82 groepsaccommodatie:

een (gedeelte) van een gebouw dat bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf en dat qua doel, omvang, toegankelijkheid en bereikbaarheid geschikt is voor tijdelijk (nacht)verblijf van groepen.

1.83 grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de open grond die bij het bedrijf hoort en waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltondersteunende voorzieningen, waaronder:

  • a. akkerbouwbedrijf;
  • b. boomkwekerij;
  • c. melkveehouderij;
  • d. productiegebonden paardenhouderij.

1.84 hartlijn:

het midden van een leiding.

1.85 hemelwaterbassin:

De opvang van water in een bassin, al dan niet vermengd met circulatiewater, bij een (agrarisch) bedrijf, uitgevoerd in de vorm van een voorziening op of in de grond of in de vorm van een bouwwerk geen bouwwerk zijnde.

1.86 hervestiging:

de vestiging van een bestaand agrarisch bedrijf op een agrarisch bouwvlak als gevolg van het verplaatsen van dat bedrijf.

1.87 hervestiging van een intensieve veehouderij:

de vestiging op een agrarisch bouwvlak van een bestaande intensieve veehouderij op een agrarisch bouwvlak als gevolg van het verplaatsen van dat bedrijf.

1.88 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.89 hoofdverblijf:

het centrum van iemands sociaal maatschappelijk leven.

1.90 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.91 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.

1.92 horeca van categorie 2:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse kunnen worden genuttigd, waaronder:

  • a. cafetaria/snackbar;
  • b. fastfood en broodjeszaken;
  • c. lunchroom;
  • d. ijssalon, ijswinkel;
  • e. koffie- en/of theeschenkerij;
  • f. afhaalcentrum;
  • g. eetwinkels;
  • h. restaurant.

1.93 horeca van categorie 3:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede de gelegenheid bieden tot dansen, waaronder:

  • a. café;
  • b. bar;
  • c. grand-café;
  • d. eetcafé;
  • e. danscafé;
  • f. pubs.

1.94 horeca van categorie 4:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak, ontspanning, entertainment en/of het geven van gelegenheid tot dansen en het geven van feesten al dan niet met live muziek en waarbij alcoholische en niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden versterkt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder:

  • a. dancing;
  • b. danscafé;
  • c. dans- en zalencentra met nachtvergunning;
  • d. discotheek;
  • e. party- of zalencentrum met regulier gebruik voor feesten, muziek en dansevenementen.

1.95 horeca van categorie 5:

een horecabedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies en nachtverblijf waarbij niet-alcoholische dranken en kleine etenswaren en voedingsmiddelen ter plaatse kunnen worden verstrekt en ter plaatse worden genuttigd, waaronder:

  • a. hotel;
  • b. motel;
  • c. pension.

1.96 huishouden:

een of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.97 inrichting:

een op grond van de Wet milieubeheer als volgt gedefinieerd begrip: "elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht".

1.98 intensieve veehouderij:

een niet grondgebonden agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, waaronder een rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.

1.99 internetverkoop:

verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd.

1.100 inwoning:

het bewonen van een gedeelte van een woning welke door een ander huishouden in gebruik is genomen.

1.101 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.102 kampeerboerderij:

een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw dat is ingericht als groepsaccommodatie.

1.103 kampeermiddel:

een onderkomen dat of een voorziening die onder welke benaming ook uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot tijdelijk recreatief gebruik als logies-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen, niet zijnde een bouwwerk waarvoor bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning vereist is, waaronder een stacaravan/chalet, camper, kampeerauto, stacaravan inclusief voortent, tent met bijzettent, tentwagen of enig ander onderkomen of voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze kampeermiddelen geheel of ten dele blijvend zijn bedoeld of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.104 kampeerplaats:

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.

 

1.105 kampeerterrein:

terrein met daarbij behorende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.106 kelder:

een ruimte in een gebouw welke geheel of in overwegende mate ondergronds gelegen is.

1.107 kleinschalig kampeerterrein:

terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 kampeermiddelen.

1.108 landschappelijke waarde:

een waarde die aan een gebied is toegekend op grond van de bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid, identiteit en diversiteit bestaande uit abiotische, geologische, bodemkundige, biologische elementen en cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden afzonderlijk of in onderlinge samenhang die in dat gebied voorkomen.

1.109 logies:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

1.110 maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het bouwwerk.

1.111 maatschappelijk:

het uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder:

  • a. asielzoekerscentra;
  • b. begraafplaatsen;
  • c. bibliotheken;
  • d. crematorium;
  • e. dierenasiel;
  • f. dierenpension;
  • g. hondensport
  • h. drugsopvang;
  • i. gezondheidszorg;
  • j. jeugdopvang;
  • k. gemeenschapshuizen;
  • l. justitiële inrichtingen;
  • m. naschoolse opvang;
  • n. onderwijs;
  • o. openbare dienstverlening;
  • p. praktijkruimten;
  • q. religieuze voorzieningen;
  • r. uitvaartcentra;
  • s. verenigingsleven;
  • t. welzijnsinstellingen;
  • u. zorgboerderijen;
  • v. zorginstellingen.

1.112 manege:

een zelfstandig dagrecreatief bedrijf voor het beoefenen van de paardensport dat derden de mogelijkheid biedt om op het manegeterrein of in de omgeving ervan te rijden en/of te trainen (dressuur) met manegepaarden, die gestald worden op het manegeterrein.

1.113 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.114 mestbassin:

reservoir bestemd voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal.

1.115 natuurbegraafplaats:

een begraafplaats binnen de natuurbestemming waar grafmonumenten uitsluitend bestaand uit natuurlijke materialen in de vorm van een boom, een zwerfkei of een houten bordje.

1.116 natuurwaarde:

een waarde die aan een gebied is toegekend in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhang en structuren van dat gebied.

1.117 nederlandse grootte eenheden (nge's):

een economische maatstaf waarin de omvang van een agrarisch bedrijf en de afzonderlijke productierichtingen binnen een bedrijf worden uitgedrukt. Een nge is gebaseerd op de saldi per dier of per hectare gewas.

1.118 niet-agrarisch verwant bedrijf:

een niet-industrieel bedrijf of inrichting in het buitengebied, gericht op het verlenen van diensten of producten aan particulieren of bedrijven, dat door de aard van de activiteiten niet verbonden is met het buitengebied en in de regel vooral voorkomt op bedrijventerreinen of in de bebouwde kom.

1.119 niet-grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf, waarvan de productie geheel of in overwegende mate plaatsvindt in gebouwen of los van het voortbrengend vermogen van de open grond, waaronder:

  • a. champignonkwekerij;
  • b. viskwekerij.

1.120 nok:

horizontale snijlijn van twee dakvlakken/ bovenste rand van een dak.

1.121 nutsvoorziening:

een voorziening voor het op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, afval, plastic etc.

1.122 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.123 ondergeschikt:

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

1.124 ondergronds bouwen:

bouwen onder peil.

1.125 ondersteunend glas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden voornamelijk bestaan uit glas of een ander vergelijkbaar materiaal dienend tot het (op)kweken, vermeerderen of overwinteren van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen. Hoge teeltondersteunende voorzieningen, zoals (boog)kassen en daarmee visueel vergelijkbare voorzieningen welke langer dan 6 maanden aanwezig zijn worden tevens beschouwd als ondersteunend glas. Indien de oppervlakte van deze bedrijfsgebouwen inclusief hoge teeltondersteunende voorzieningen, zoals boogkassen en daarmee visueel vergelijkbare voorzieningen meer bedraagt dan 1/3e van het totale bestemmingsvlak en/of aan de bedrijfskavel aansluitende bouwland, met een maximum van 3 hectare, dan wordt ondersteunend glas beleidsmatig niet meer beschouwd als 'ondersteunend glas’ maar als glastuinbouw.

1.126 openbaar zwembad:

een voor publiek toegankelijk zwembad ten behoeve van recreatie- en sportvoorzieningen.

1.127 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak.

 

1.128 omschakeling:

de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand agrarisch bedrijf naar een andere volwaardige agrarische bedrijfsvorm.

1.129 paardrijbak:

een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.

1.130 peil:
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de bouw;
  • d. voor bouwwerken in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het bouwwerk;
  • e. voor gebouwen die zijn gelegen binnen de dubbelbestemming '41': de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld verhoogd met 1 meter;
  • f. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
  • g. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld na egalisatie.

1.131 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.

1.132 permanente chalet:

een permanent bouwwerk, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen.

1.133 permanente teeltondersteunende voorziening:

een teeltondersteunende voorziening die permanent, dat wil zeggen gedurende een periode van meer dan zes maanden per jaar aanwezig is, waaronder:

  • a. kassen in de vorm van ondersteunend glas bij een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. containervelden.

1.134 pipowagen:

een bouwwerk in de vorm van een woonwagen of schaftkeet dat bedoeld is om ter plaatse te functioneren als voorziening voor dagrecreatief verblijf en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst

1.135 plat dak:

een dak zonder dakhelling.

1.136 plattelandswoning:

Een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf die door een derde bewoond mag worden en die wordt beschouwd als onderdeel van die inrichting.

1.137 productiegebonden paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voorbrengen (fokken), africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.138 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.139 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.140 recreatief medegebruik:

medegebruik houdt in dat de recreatieve activiteiten ondergeschikt dienen te zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.141 recreatief nachtverblijf:

een (deel van een) gebouw dat dient als verblijf gedurende de nachtperiode voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.142 recreatiewoning:

woning die blijkens de bestemming is bedoeld voor tijdelijk recreatief verblijf.

1.143 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.144 riviergebonden activiteiten:

Onder riviergebonden activiteiten wordt verstaan:

  • a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  • b. de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- of recreatievaart;
  • c. de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen;
  • d. de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  • e. de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  • f. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
  • g. activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
  • h. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing.

1.145 schuilgelegenheid:

een open overkapping die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden en waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang met als doel bescherming tegen weersomstandigheden gedurende het gehele jaar, met dien verstande dat opslag niet is toegestaan.

1.146 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, waaronder:

  • a. bordeel;
  • b. erotische-massagesalon;
  • c. parenclub;
  • d. prostitutiebedrijf;
  • e. seksautomatenhal;
  • f. seksbioscoop;
  • g. sekssauna;
  • h. sekstheater.

1.147 serviceshop:

een gebouw, of een gedeelte van een gebouw bij een benzinestation waar behalve autogerelateerde artikelen bij wijze van serviceverlening ook artikelen als bijvoorbeeld lectuur, dranken, ijs, en daarmee vergelijkbare versnaperingen en artikelen worden verkocht.

1.148 stacaravan/chalet:

een kampeermiddel onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. L vormige en dubbele kampeermiddelen zijn ook toegestaan met dien verstande dat de verschillende onderdelen van het kampeermiddel afzonderlijk, dan wel in zijn geheel verrijdbaar is.

1.149 supermarkt:

een gebouw of een ruimte in een gebouw, welke door zijn inrichting of indeling bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening.

1.150 teeltondersteunende voorziening:

voorziening of constructie welke dient ter ondersteuning van de teelt van een agrarisch bedrijf met als doel het gewas te forceren tot meer groei, de oogst te spreiden en meer opbrengsten te genereren, met uitzondering van afdekfolie/acryldoek. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen om een kwalitatief beter product te verkrijgen. Deze constructies of voorzieningen kunnen zowel hoog als laag zijn, met dien verstande dat:

  • a. een lage lage teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van maximaal 1,50 m;
  • b. een hoge teeltondersteunende voorziening een hoogte heeft van minimaal 1,50 m of hoger.

1.151 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

een teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 al dan niet aaneengesloten maanden per jaar aanwezig is, waaronder:

  • a. hagelnetten;
  • b. insectengaas;
  • c. plastic tunnels;
  • d. regenkappen;
  • e. schaduwhallen.

1.152 short-stay huisvesting short-stay arbeidsmigrant

short-stay huisvesten van short-stay arbeidsmigranten van agrarische bedrijven die in een periode van grote arbeidsbehoefte enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering. De te huisvesten short-stay arbeidsmigranten hoeven niet in dienst te zijn van de desbetreffende agrariër, maar kunnen daar ook via een uitzendbureau of een bemiddelaar werkzaam zijn.

1.153 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtgebruik centraal staat.

1.154 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van het gedeelte van de bedrijfsvloeropppervlakte waarin de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank zich bevinden.

1.155 verwevingsgebied:

een gebied dat is gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur. In een verwevingsgebied is hervestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of de functies van het gebied zich daartegen niet verzetten.

1.156 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud en het voortbestaan ook op lange termijn in voldoende mate is verzekerd. Daaronder wordt verstaan een bedrijfseconomische en milieuhygiënische en -technische verantwoorde bedrijfsvoering. Een agrarisch bedrijf is volwaardig als het samenstel van de economische waarde van de agrarische productie tenminste 70 NGE betreft.

1.157 voorgevel:

gevel aan de voorzijde van een gebouw die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.158 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn de strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.159 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.160 waterberging:

gebieden die integraal deel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen.

1.161 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.162 waterneutraal

de mogelijk negatieve effecten van een ontwikkeling op de functie die de grond, waarop die ontwikkeling plaatsvindt, heeft voor het opvangen, bufferen en/of laten afvloeien van (hemel)water zo veel als mogelijk ondervangen door het treffen van specifieke maatregelen, het realiseren van een specifieke voorziening of een anderszins passende oplossing.

1.163 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.

1.164 wet/wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten of wettelijke regelingen, dienen deze te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.165 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

1.166 woningsplitsing:

het treffen van voorzieningen in bestaande al dan niet gedeeltelijk of geheel te vernieuwen woningen, zodanig dat binnen de bestaande of te vernieuwen of te vergroten bouwmassa meerdere zelfstandige woningen ontstaan. De zelfstandigheid blijkt uit de aanwezigheid per woning van een eigen toegang, keuken, badkamer, woon- en slaapkamers. In de bouwmassa is /zijn één of meer geheel gesloten woningscheidende wand(-en) aanwezig.

1.167 zelfvoortgebrachte en streekeigen producten:

producten die zijn geproduceerd op een functionerend agrarisch bedrijf en zowel qua grondstoffen als qua productieproces afkomstig zijn uit noord- of midden limburg of zuidoost noord-brabant, met uitzondering van mest.

1.168 zolder:

ruimte(n) onder een kap, voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.

1.169 zwembad:

een private voorziening behorende bij een woning waarin mensen voor hun plezier zwemmen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de bouwvlakgrens

tussen de grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de afstand tussen hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken:

tussen de grens van het hoofdgebouw en een bepaald punt van het bijbehorend bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

2.4 de oppervlakte van een bouwvlak/bestemmingsvlak

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de onbebouwde gronden binnen een bouwvlak/bestemmingsvlak. Daar waar op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 44.2.

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de lengte, breedte en hoogte van een bouwwerk:

buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het (archeologisch) bodemarchief.

2.13 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.14 de vloeroppervlakte van een bouwwerk:

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. agrarisch hobbymatig gebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - infiltratievoorziening toegestaan' is een infiltratievoorziening in de vorm van een infiltratiepoel toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' is een tuin behorende bij de aangrenzende woonbestemming en bijbehorende verhardingen, water- en groenvoorzieningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kas' het tijdelijke gebruik van de bestaande kas, bijbehorende voorzieningen, erf en parkeervoorziening, voor een periode van maximaal 4 jaar gerekend vanaf het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Bong 86 en Bong 88 te Baarlo' op 8 november 2018;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - groene buffer', uitsluitend een groene buffer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing pratwinkel 4a en 4b', een landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen, een en ander overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in Bijlage 19 bij de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. paden- en ontsluitingsvoorzieningen;
  • k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Schuilgelegenheden

In afwijking van het bepaald in lid 3.2.1, zijn schuilgelegenheden - al dan niet aan te merken als gebouw - toegestaan en hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare wordt maximaal één schuilgelegenheid gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter ;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid bedraagt maximaal :
    • 1. 25 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    • 2. 40 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  • d. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • e. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  • f. opslag is niet toegestaan;

3.2.3 Hoogzit

Voor het bouwen van een hoogzit gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter.

3.2.4 Voederberging of voederruif

Voor het bouwen van een voederberging of voederruif voor de instanthouding van het wild gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van de voederberging of voederruif bedraagt maximaal 3 m³ ;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 meter ;

3.2.5 Paardrijbak

Voor het bouwen van een paardrijbak gelden de volgende regels:

  • a. de paardrijbak mag uitsluitend worden gebouwd direct aansluitend aan een agrarisch bouwvlak, dan wel aansluitend aan een bouwvlak van de bestemming 'Wonen';
  • b. de oppervlakte maximaal 20 x 40 m bedraagt;
  • c. de paardrijbak mag worden omheind door een bouwwerk geen gebouw zijnde in de vorm van een open afscheiding met een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter;
  • d. de hoogte van de lichtmasten behorende bij een paardrijbak bedraagt maximaal 8 meter.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
  • b. een bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin', waarvan de ondergrondse bouwdiepte maximaal 4,00 meter bedraagt.

3.2.7 Rijksmonumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument' aanwezige bebouwing/ elementen en bijbehorende tuinmuren en hagen dienen wat betreft profiel, bouwmassa, situering en oriëntatie behouden te blijven in zijn huidige verschijningsvorm. Aantasting van de verschijningsvorm is alleen dan toegestaan indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan in gevaar brengen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel '3.2' ten behoeve van het bouwen van:

  • a. tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen, mits:
    • 1. de voorzieningen niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding, 'bolle akkers', 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6 bn';
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    • 3. de oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,5 ha bedraagt inclusief de reeds aanwezige tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen in het bestemmingsvlak;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden;
    • 5. de teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
    • 6. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
    • 7. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.
  • b. tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen, mits:
    • 1. de voorzieningen niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied 6 bn';
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden;
    • 3. de teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
    • 4. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waar omtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.
    • 5. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen;
  • b. detailhandel;
  • c. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
  • d. containervelden;
  • e. mest/sleufsilo's;
  • f. parkeren, behoudens toegestaan krachtens artikel 3.1 onder e;
  • g. nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf;
  • h. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 3.5.1;
  • i. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband en andere lawaaisporten;
  • j. (buiten)opslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.

3.4.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'kas'

Binnen maximaal 4 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan 'Bong 86 en Bong 88 te Baarlo' moeten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'kas' zijn ingericht volgens de bestemming, wat betekent dat alle bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden, moeten zijn verwijderd en waarna de grond gebruikt wordt en in gebruik blijft als agrarisch bouwland.

3.4.3 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing pratwinkel 4a en 4b

Het bedrijfsmatig en hobbymatig agrarisch gebruiken van de gronden met de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing pratwinkel 4a en 4b' is niet toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 3.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 19 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van evenementen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 ten behoeve van het gebruik van gronden voor incidentele evenementen, mits:

  • a. het een tijdelijk of periodiek terugkerend tijdelijk evenement, per locatie maximaal drie keer per jaar voor een aaneengesloten periode van vijftien dagen, betreft, inclusief op- en afbouw;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • c. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

3.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van containervelden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 ten behoeve van het gebruik van de gronden voor containervelden, mits:

  • a. de voorzieningen niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bolle akkers' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6 bn';
  • b. voorzieningen worden getroffen voor de afvoer van hemelwater;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden;
  • d. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie.

3.5.3 Afwijken ten behoeve van kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen, mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding ' of 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. het kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend in een bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat in dit laatste geval aangetoond wordt dat binnen het bouwvlak geen reële mogelijkheden zijn voor realisering van het kleinschalig kampeerterrein.
  • c. het totaal aantal kampeermiddelen op het kleinschalig kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans/chalets niet zijn toegestaan;
  • d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  • e. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • g. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige N-2000 gebieden.

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een glastuinbouwbedrijf, al dan niet met als nevenactiveit:
    • 1. een grondgebonden bedrijfstak;
    • 2. een niet-grondgebonden bedrijfstak;
  • b. wonen in een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting vlasrooth 8', tevens voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in bestaande bebouwing voor het eigen agrarisch bedrijf tot maximaal 6 personen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 4.5.6;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting breekweyenweg 2', tevens voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in bestaande bebouwing en nieuwe bebouwing voor het eigen agrarisch bedrijf tot maximaal 20 personen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 4.5.7;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing vlasrooth 8' de landschappelijke inpassing van de accommodatie ten behoeve van huisvesting van short-stay in de vorm van bomen dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 13 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.8;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing breekweyenweg 2' de landschappelijke inpassing van de accommodatie ten behoeve van huisvesting van short-stay arbeidsmigranten dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 14 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.9;
  • g. een plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend opslag;
  • i. caravanstalling;
  • j. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.4;
  • k. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.3;
  • l. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.2;
  • m. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • n. tuinen, erven en terreinen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • q. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. teeltondersteunende voorzieningen;
  • s. schuilgelegenheden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één glastuinbouwbedrijf toegestaan, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'relatie' gekoppeld zijn ten behoeve van één glastuinbouwbedrijf;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van hemelwaterbassins, teeltondersteunende voorzieningen en sleuf- en mestsilo's mogen uitsluitend, binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in artikel 4.2.5 onder b en artikel 4.2.7;
  • c. hemelwaterbassins in de vorm van een voorziening op of in de grond, niet uitgevoerd in de vorm van een bouwwerk geen gebouw zijnde, zijn ook toegestaan buiten het bouwvlak;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hemelwaterbassin' mogen uitsluitend hemelwaterbassins en waterbuffers worden gebouwd;
  • e. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, met dien verstande dat nieuwe bedrijfsgebouwen of uitbreidingen daarvan slechts mogen worden gebouwd indien de nieuwe bebouwing voldoende landschappelijk wordt ingepast;
  • f. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 4.2.3, 4.2.4, 4.2.5 en 4.2.7.

4.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 7,5 en 11 meter.

4.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een maximum aantal zoals is aangeduid op de verbeelding;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • f. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • g. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • h. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • i. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

4.2.5 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen hoge permanente, lage permanente, hoge tijdelijke en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
    • 2. de bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4 meter bedraagt;
    • 3. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.
  • b. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend lage tijdelijke en lage permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande:
    • 1. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn.
    • 2. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.
  • c. ter plaatse van de van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld', zijn uitsluitend containervelden en bijbehorende hemelwaterbassins in de vorm van een voorziening op of in de grond, niet uitgevoerd in de vorm van een bouwwerk geen gebouw zijnde toegestaan.

4.2.6 Schuilgelegenheden

In afwijking van het bepaald in lid 4.2.1, zijn schuilgelegenheden - al dan niet aan te merken als gebouw - toegestaan en hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare wordt maximaal één schuilgelegenheid gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter ;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid bedraagt maximaal :
    • 1. 25 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    • 2. 40 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  • d. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • e. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  • f. opslag is niet toegestaan;

4.2.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van overkappingen, waterbassins, teeltondersteunende voorzieningen en sleuf- en mestsilo's mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde en hemelwaterbassins uitgevoerd in de vorm van voorzieningen op of in de grond mogen ook in het bestemmingsvlak worden gebouwd/ geplaatst;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 3. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt
  • d. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de bedrijfswoning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • e. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken ten behoeve van tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel

4.2 ten behoeve van het bouwen en gebruiken van het bestemmingsvlak voor tijdelijke hoge

teeltondersteunende voorzieningen, mits:

  • a. de voorzieningen niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding, 'bolle akkers', 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6 bn';
  • b. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • c. de oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,5 ha bedraagt inclusief de reeds aanwezige tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen in het bestemmingsvlak;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden;
  • e. de teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
  • f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • g. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.

4.4.2 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5.1 behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf niet mag worden vergroot;
  • c. dagrecreatie is toegestaan tot maximaal 100 m²
  • d. een educatiefunctie is toegestaan tot maximaal 100 m²;
  • e. verblijfsrecreatie is toegestaan tot maximaal 25% van het bouwvlak, dan wel tot maximaal 30 bedden/slaapplaatsen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
  • f. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 is toegestaan tot maximaal 100 m² inclusief buitenterras;
  • g. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan in de bestaande bebouwing;
  • h. de voorzieningen onder c., e. en f. niet zijn toegestaan indien de voorzieningen zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' en 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • i. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard, wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten het maximum van 100 m² niet mag worden overschreden. Zorgfuncties zijn van de cumulatie uitgesloten;
  • j. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • k. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • l. geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • m. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel, behoudens detailhandel in de vorm van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten toegestaan krachtens artikel 4.5.4;
  • b. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 4.5.2;
  • c. horeca;
  • d. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • e. woningsplitsing;
  • f. verblijfsrecreatie;
  • g. kamperen;
  • h. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld' anders dan ten behoeve van een containerveld;
  • i. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen en bijbehorende bouwwerken, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  • j. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • k. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

4.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

4.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt en geen negatieve gevolgen mag hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

4.5.4 Verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten

Verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 25% van het vloeroppervlak van de totale bestaande bebouwing, tot maximaal 100 m².

4.5.5 Bed en Breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (bedrijfs-)woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • c. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • d. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • e. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • f. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • g. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • h. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.

4.5.6 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting vlasrooth 8'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting vlasrooth 8' is huisvesting van short-stay uitsluitend toegestaan, mits:

  • a. short-stay huisvesting plaatsvindt voor maximaal 6 maanden per arbeidskmigrant per jaar;
  • b. de short-stay huisvesting benodigd is voor het eigen bedrijf;
  • c. er sprake is van minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon;
  • d. er minimaal 4 kookpitten, 1 douche en 1 toilet aanwezig is per 8 personen
  • e. er voldoende toezicht plaatsvindt vanuit de aanwezige bedrijfswoning;
  • f. er minimaal een halve parkeerplaats per twee arbeidsmigranten aanwezig is;
  • g. Wanneer het gebruik voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting vlasrooth 8' gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mogen de gronden en bouwwerken niet meer ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in gebruik worden genomen.

4.5.7 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting breekweyenweg 2'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting breekweyenweg 2' is short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten uitsluitend toegestaan, mits:

  • a. huisvesting plaatsvindt voor maximaal 6 maanden per arbeidsmigrant per jaar;
  • b. de huisvesting benodigd is voor het eigen bedrijf;
  • c. er sprake is van minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon;
  • d. er minimaal 4 kookpitten, 1 douche en 1 toilet aanwezig is per 8 personen
  • e. er voldoende toezicht plaatsvindt vanuit de aanwezige bedrijfswoning;
  • f. er minimaal een halve parkeerplaats per twee arbeidsmigranten aanwezig is;
  • g. Wanneer het gebruik voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting breekweyenweg 2' gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mogen de gronden en bouwwerken niet meer ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in gebruik worden genomen.

4.5.8 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing vlasrooth 8'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing vlasrooth 8' conform de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 4.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 13 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

4.5.9 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing breekweyenweg 2

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing breekweyenweg 2' conform de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 4.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 14 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5.1 behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf niet mag worden vergroot;
  • c. dagrecreatie is toegestaan tot maximaal 100 m²
  • d. een educatiefunctie is toegestaan tot maximaal 100 m²;
  • e. verblijfsrecreatie is toegestaan tot maximaal 25% van het bouwvlak, dan wel tot maximaal 30 bedden/slaapplaatsen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
  • f. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 is toegestaan tot maximaal 100 m² inclusief buitenterras;
  • g. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan in de bestaande bebouwing;
  • h. de voorzieningen onder c., e. en f. niet zijn toegestaan indien de voorzieningen zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' en 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • i. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard, wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten het maximum van 100 m² niet mag worden overschreden. Zorgfuncties zijn van de cumulatie uitgesloten;
  • j. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • k. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • l. geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • m. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit;
    • 1. een niet-grondgebonden bedrijfstak;
    • 2. een bestaande intensieve veehouderij;
    • 3. een gebruiksgerichte paardenhouderij als nevenactiviteit bij een bestaande productiegebonden paardenhouderij;
  • b. wonen in een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting dekeshorst 18' tevens voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de bestaande bebouwing voor het eigen agrarisch bedrijf tot maximaal 18 personen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 5.5.6;
  • d. ter plaatse van de aanduiding: 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting zandberg 15a' tevens voor short-stay huisvesting van short-stay short-stay arbeidsmigranten in units voor het eigen agrarisch bedrijf en voor derde agrarische bedrijven tot maximaal 32 personen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 5.5.7;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting zandberg 15a kampeerboerderij' tevens voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in een kampeerboerderij voor het eigen agrarisch bedrijf en voor derde agrarische bedrijven tot maximaal 42 personen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 5.5.8;
  • f. specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting baarloseweg 52' tevens voor:
    • 1. short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de bestaande bebouwing en in units voor het eigen agrarisch bedrijf tot maximaal 20 personen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 5.5.9;
    • 2. short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in tijdelijke units voor het eigen agrarisch bedrijf in piekmomenten voor maximaal 3 maanden tot maximaal 20 personen extra, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 5.5.9;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting baarloseweg 53a' tevens voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in bestaande bebouwing voor het eigen agrarisch bedrijf en voor derde agrarische bedrijven tot maximaal 50 personen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 5.5.15;
  • h. 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting lang hout 4' tevens voor huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de bestaande bebouwing voor het eigen agrarisch bedrijf en voor derde agrarische bedrijven tot maximaal 20 personen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 5.5.10;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting baarloseweg 14b' tevens voor:
    • 1. short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in bestaande bebouwing voor het eigen agrarisch bedrijf en voor derde agrarische bedrijven tot maximaal 20 personen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 5.5.11;
    • 2. short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in bestaande bebouwing voor het eigen agrarisch bedrijf in piekmomenten voor maximaal 3 maanden tot maximaal 19 personen extra, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 5.5.11 ;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing dekeshorst 18' de landschappelijke inpassing van de accommodatie ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de vorm van een haag van dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 5 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.12;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing zandberg 15' de landschappelijke inpassing van de accommodatie ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de vorm van struiken en bomen dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 9 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.13';
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing zandberg 15a kampeerboerderij' de landschappelijke inpassing van de accommodatie ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de vorm van struiken en bomen dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 9 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.13';
  • m. 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing dekeshorst 18' de landschappelijke inpassing van de accommodatie ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de vorm van struiken en bomen dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 5 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.12;
  • n. 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing lang hout 4' de landschappelijke inpassing van de accommodatie ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de vorm van een haag dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 3 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.18 ;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 14b' de landschappelijke inpassing van de accommodatie ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de vorm van bomen dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 15 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.19;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Helden W 211' de landschappelijke inpassing van het grondgebonden agrarisch bedrijf in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 16 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.20 ;

met daaraan ondergeschikt:

  • q. mestverwerking van mest afkomstig van het eigen bedrijf;
  • r. caravanstalling;
  • s. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.3;
  • t. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.4;
  • u. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.2;
  • v. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • w. tuinen, erven en terreinen;
  • x. groenvoorzieningen;
  • y. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • z. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen, met uitzondering dat geen gebouwen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen';
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

5.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één grondgebonden bedrijf toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'relatie' gekoppeld zijn ten behoeve van één grondgebonden agrarisch bedrijf
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een maximum aantal zoals is aangeduid op de verbeelding;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van waterbassins, teeltondersteunende voorzieningen en sleuf- en mestsilo's mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5.2.5 onder b en artikel 5.2.7;
  • c. hemelwaterbassins in de vorm van een voorziening op of in de grond, niet uitgevoerd in de vorm van een bouwwerk geen gebouw zijnde, zijn ook toegestaan buiten het bouwvlak
  • d. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Rinkesfort 12-12a' is het oprichten van nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in Bijlage 7 bij deze regels is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden;
  • e. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Baarloseweg 53 a' is het oprichten van een nieuw te bouwen bedrijfsgebouw alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in Bijlage 6 bij deze regels is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden;
  • f. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 5.2.3, 5.2.4, 5.2.5 en 5.2.7.

 

5.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;

de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 7,5 en 11 meter.

5.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een maximum aantal zoals is aangeduid op de verbeelding;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd
  • c. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • f. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • g. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • h. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • i. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

5.2.5 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen hoge permanente, lage permanente, hoge tijdelijke en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen 1' uitsluitend tijdelijke teeltondersteundende voorzieningen zijn toegestaan in de periode van 15 oktober tot 15 april, waarbij eveneens dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit sub a. onder 1;
    • 3. de bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4 meter bedraagt;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' uitsluitend hoge teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 4 meter, waarbij eveneens dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit sub a. onder 1;
    • 5. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.
  • b. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend lage tijdelijke en lage permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn.
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen 2' uitsluitend lage tijdelijke teeltondersteundende voorzieningen zijn toegestaan in de periode van 15 oktober tot 15 april, waarbij eveneens dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit sub a. onder 1;
    • 3. hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse 'specifieke vorm agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen', waarbij eveneens dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit sub b. onder 1;
    • 4. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld', zijn uitsluitend containervelden en bijbehorende hemelwaterbassins in de vorm van een voorziening op of in de grond, niet uitgevoerd in de vorm van een bouwwerk geen gebouw zijnde toegestaan.

5.2.6 Schuilgelegenheden

In afwijking van het bepaald in lid 5.2.1, zijn schuilgelegenheden - al dan niet aan te merken als gebouw - toegestaan en hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare wordt maximaal één schuilgelegenheid gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter ;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid bedraagt maximaal :
    • 1. 25 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    • 2. 40 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  • d. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • e. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  • f. opslag is niet toegestaan;

5.2.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van overkappingen, waterbassins, teeltondersteunende voorzieningen, sleuf- en mestsilo's en mestbassins mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde en hemelwaterbassins uitgevoerd in de vorm van voorzieningen op of in de grond mogen ook in het bestemmingsvlak worden gebouwd/ geplaatst;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 3. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
  • d. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de bedrijfswoning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • e. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de

bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken ten behoeve van tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel

5.2 ten behoeve van het bouwen en gebruiken van het bestemmingsvlak voor tijdelijke hoge

teeltondersteunende voorzieningen, mits:

  • a. de voorzieningen niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding, 'bolle akkers', 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6 bn';
  • b. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • c. de oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,5 ha bedraagt inclusief de reeds aanwezige tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen in het bestemmingsvlak;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden;
  • e. de teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
  • f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • g. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel, behoudens detailhandel in de vorm van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten toegestaan krachtens artikel 5.5.4;
  • b. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 5.5.2;
  • c. horeca;
  • d. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • e. woningsplitsing;
  • f. verblijfsrecreatie, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' zijn geen stacaravans toegestaan;
  • h. huisvesting van short-stay arbeidsmigranten;
  • i. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' anders dan ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen;
  • j. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld' anders dan ten behoeve van een containerveld;
  • k. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, recreatiewoningen, bijbehorende bouwwerken en kampeermiddelen uitgezonderd de bedrijfswoning;
  • l. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • m. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

5.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

5.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt en geen negatieve gevolgen mag hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

5.5.4 Verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten

Verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 25% van het vloeroppervlak van de totale bestaande bebouwing, tot maximaal 100 m².

5.5.5 Bed en Breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (bedrijfs-)woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • c. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • d. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • e. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • f. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • g. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • h. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.

5.5.6 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting dekeshorst 18'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting dekeshorst 18' is short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten uitsluitend toegestaan, mits:

  • a. short-stay huisvesting plaatsvindt voor het eigen bedrijf voor maximaal 9 maanden per short-stay arbeidsmigrant per jaar;
  • b. de short-stay huisvesting benodigd is voor het eigen bedrijf;
  • c. er sprake is van minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon;
  • d. er minimaal 4 kookpitten, 1 douche en 1 toilet aanwezig is per 8 personen
  • e. er voldoende toezicht plaatsvindt vanuit de aanwezige bedrijfswoning;
  • f. er minimaal een halve parkeerplaats per twee short-stay arbeidsmigranten aanwezig is;
  • g. Wanneer het gebruik voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting dekeshorst 18' gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mogen de gronden en bouwwerken niet meer ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in gebruik worden genomen.

5.5.7 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting zandberg 15a'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting zandberg 15a' is short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten uitsluitend toegestaan, mits:

  • a. short-stay huisvesting plaatsvindt voor maximaal 6 maanden per short-stay arbeidsmigrant per jaar;
  • b. de short-stay huisvesting in hoofdzaak benodigd is voor het eigen bedrijf, huisvesting voor derden is uitsluitend
  • c. toegestaan wanneer er in basis huisvesting voor het eigen bedrijf plaatsvindt en noodzakelijk is.
  • d. er sprake is van minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon;
  • e. er minimaal 4 kookpitten, 1 douche en 1 toilet aanwezig is per 8 personen
  • f. er voldoende toezicht plaatsvindt vanuit de aanwezige bedrijfswoning;
  • g. er minimaal een halve parkeerplaats per twee short-stay arbeidsmigranten aanwezig is;
  • h. wanneer het gebruik voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting zandberg 15a' gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mogen de gronden en bouwwerken niet meer ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in gebruik worden genomen.

5.5.8 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting zandberg 15a kampeerboederij'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting zandberg 15a

kampeerboerderij' is short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten uitsluitend toegestaan, mits:

  • a. short-stay huisvesting plaatsvindt voor maximaal 6 maanden per short-stay arbeidsmigrant per jaar;
  • b. de short-stay huisvesting in hoofdzaak benodigd is voor het eigen bedrijf, huisvesting voor derden is uitsluitend toegestaan wanneer er in basis huisvesting voor het eigen bedrijf plaatsvindt en noodzakelijk is.
  • c. er sprake is van minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon;
  • d. er minimaal 4 kookpitten, 1 douche en 1 toilet aanwezig is per 8 personen
  • e. er voldoende toezicht plaatsvindt vanuit de aanwezige bedrijfswoning;
  • f. er minimaal een halve parkeerplaats per twee short-stay arbeidsmigranten aanwezig is;
  • g. wanneer het gebruik voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting zandberg 15a kampeerboerderij ' gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mogen de gronden en bouwwerken niet meer ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in gebruik worden genomen.

5.5.9 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting baarloseweg 52'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting baarloseweg 52' is short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten uitsluitend toegestaan, mits:

  • a. short-stay huisvesting plaatsvindt voor maximaal 6 maanden per short-stay arbeidsmigrant per jaar;
  • b. de short-stay huisvesting benodigd is voor het eigen bedrijf;
  • c. er sprake is van minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon;
  • d. er minimaal 4 kookpitten, 1 douche en 1 toilet aanwezig is per 8 personen
  • e. er voldoende toezicht plaatsvindt vanuit de aanwezige bedrijfswoning;
  • f. er minimaal een halve parkeerplaats per twee short-stay arbeidsmigranten aanwezig is;
  • g. huisvesting in piekmomenten is uitsluitend toegestaan voor maximaal 3 maanden. Na de 3 maanden dient de bewoning in de tijdelijke units te worden beëindigd en dienen de tijdelijke units te worden verwijderd van het erf, dan wel uit het zicht worden geplaatst.
  • h. wanneer het gebruik voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting baarloseweg 52' gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mogen de gronden en bouwwerken niet meer ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in gebruik worden genomen.

5.5.10 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting lang hout 4'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting lang hout 4' is short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten uitsluitend toegestaan, mits:

  • a. short-stay huisvesting plaatsvindt voor maximaal 9 maanden per short-stay arbeidsmigrant per jaar;
  • b. de short-stay huisvesting in hoofdzaak benodigd is voor het eigen bedrijf, huisvesting voor derden is uitsluitend toegestaan wanneer er in basis huisvesting voor het eigen bedrijf plaatsvindt en noodzakelijk is.
  • c. er sprake is van minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon;
  • d. er minimaal 4 kookpitten, 1 douche en 1 toilet aanwezig is per 8 personen
  • e. er voldoende toezicht plaatsvindt vanuit de aanwezige bedrijfswoning;
  • f. er minimaal een halve parkeerplaats per twee short-stay arbeidsmigranten aanwezig is;
  • g. wanneer het gebruik voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting lang hout 4' gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mogen de gronden en bouwwerken niet meer ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in gebruik worden genomen.

5.5.11 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting baarloseweg 14b'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting baarloseweg 14b' is short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten uitsluitend toegestaan, mits:

  • a. short-stay huisvesting plaatsvindt voor maximaal 6 maanden per arbeidsmigrant per jaar;
  • b. de short-stay huisvesting in hoofdzaak benodigd is voor het eigen bedrijf, huisvesting voor derden is uitsluitend toegestaan wanneer er in basis huisvesting voor het eigen bedrijf plaatsvindt en noodzakelijk is.
  • c. er sprake is van minimaal 10 m² omsloten leefruimte per persoon;
  • d. er minimaal 4 kookpitten, 1 douche en 1 toilet aanwezig is per 8 personen
  • e. er voldoende toezicht plaatsvindt vanuit de aanwezige bedrijfswoning;
  • f. er minimaal een halve parkeerplaats per twee short-stay arbeidsmigranten aanwezig is;
  • g. short-stay huisvesting in piekmomenten is uitsluitend toegestaan voor maximaal 3 maanden.
  • h. Wanneer het gebruik voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting baarloseweg 14b' gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mogen de gronden en bouwwerken niet meer ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in gebruik worden genomen.

5.5.12 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing dekeshorst 18'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing dekeshorst 18' conform de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

5.5.13 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Zandberg 15a'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing zandberg 15a' conform de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 9 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

5.5.14 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing rinkesfort 12-12a'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van het agrarische bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing rinkesfort 12-12a' conform de bestemming is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels, is uitgevoerd en/of stand wordt gehouden.

5.5.15 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting baarloseweg 53a'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting baarloseweg 53a' is short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten uitsluitend toegestaan, mits:

  • a. short-stay huisvesting plaatsvindt voor het eigen bedrijf voor maximaal 9 maanden per arbeidsmigrant per jaar;
  • b. short-stay huisvesting voor derden een duur heeft van maximaal 6 maanden per short-stay arbeidsmigrant per jaar;
  • c. de short-stay huisvesting in hoofdzaak benodigd is voor het eigen bedrijf, huisvesting voor derden is uitsluitend toegestaan wanneer er in basis huisvesting voor het eigen bedrijf plaatsvindt en noodzakelijk is;
  • d. er sprake is van minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon;
  • e. er minimaal 4 kookpitten, 1 douche en 1 toilet aanwezig is per 8 personen;
  • f. er voldoende toezicht plaatsvindt vanuit de aanwezige bedrijfswoning;
  • g. er minimaal een halve parkeerplaats per twee short-stay arbeidsmigranten aanwezig is;
  • h. wanneer het gebruik voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting baarloseweg 53a' gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mogen de gronden en bouwwerken niet meer ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in gebruik worden genomen.

5.5.16 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 53 a'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van het agrarische bedrijf gelegen nabij de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Baarloseweg 53a' conform de bestemming is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 6 bij deze regels, is uitgevoerd en/of stand wordt gehouden.

5.5.17 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 52'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van het agrarische bedrijf gelegen nabij de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 52' conform de bestemming is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 4 bij deze regels, is uitgevoerd en/of stand wordt gehouden.

5.5.18 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing lang hout 4'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing lang hout 4' conform de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

5.5.19 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 14b'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 14b' conform de bestemming 'Agrarisch – Grondgebonden’ is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 15 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

5.5.20 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Helden W 211'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van het grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing 6' conform de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 5.1 onder q conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 16 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken ten behoeve van kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5.1 behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen, mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding ' of 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. het kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend in een bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat in dit laatste geval aangetoond wordt dat binnen het bouwvlak geen reële mogelijkheden zijn voor realisering van het kleinschalig kampeerterrein.
  • c. het totaal aantal kampeermiddelen op het kleinschalig kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans/chalets niet zijn toegestaan;
  • d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  • e. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • g. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige N-2000 gebieden.

5.6.2 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5.1 behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf niet mag worden vergroot;
  • c. dagrecreatie is toegestaan tot maximaal 100 m²
  • d. een educatiefunctie is toegestaan tot maximaal 100 m²;
  • e. verblijfsrecreatie is toegestaan tot maximaal 25% van het bouwvlak, dan wel tot maximaal 30 bedden/slaapplaatsen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
  • f. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 is toegestaan tot maximaal 100 m² inclusief buitenterras;
  • g. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan in de bestaande bebouwing;
  • h. de voorzieningen onder c., e. en f. niet zijn toegestaan indien de voorzieningen zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' en 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • i. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard, wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten het maximum van 100 m² niet mag worden overschreden. Zorgfuncties zijn van de cumulatie uitgesloten;
  • j. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • k. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • l. geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • m. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Artikel 6 Agrarisch - Intensieve veehouderij

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Intensieve veehouderij'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een intensieve veehouderij, al dan niet met als nevenactiviteit:
    • 1. een grondgebonden bedrijfstak;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - baarloseweg 34a' mogen maximaal 145.104 vleeskuikens gehouden worden;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kloosterstraat 36c' mogen maximaal 35.488 vleeskuikens gehouden worden;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zandberg 1a' mogen maximaal 91.202 vleeskuikens gehouden worden;
  • e. een plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting baarloseweg 33a' tevens voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in een unit voor het eigen agrarisch bedrijf tot maximaal 4 personen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 6.4.3;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 34a' de landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 10 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.4;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing zandberg 1a ' de landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 12 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.5;.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 33a' de landschappelijke inpassing van de accommodatie ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de vorm van een haag dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 17 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.6;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. mestverwerking van mest afkomstig van het eigen bedrijf;
  • k. caravanstalling;
  • l. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.8;
  • m. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.9;
  • n. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.4.7;
  • o. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • p. tuinen, erven en terreinen;
  • q. groenvoorzieningen;
  • r. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • s. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • t. teeltondersteunende voorzieningen;
  • u. schuilgelegenheden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

6.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één intensieve veehouderij toegestaan, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'relatie' gekoppeld zijn ten behoeve van één intensieve veehouderij;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van waterbassins, teeltondersteunende voorzieningen, sleuf- en mestsilo's en mestbassins mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6.2.5 onder b en 6.2.7;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestbassin' mogen uitsluitend mestbassins worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hemelwaterbassin' mogen uitsluitend hemelwaterbassins en waterbuffers worden gebouwd;
  • e. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 6.2.3, 6.2.4, 6.2.5 en 6.2.7.

6.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 7,5 en 11 meter;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding specifieke vorm van 'agrarisch uitgesloten – dierenverblijven' is het niet toegestaan dierenverblijven te bouwen of in gebruik te hebben.

6.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedrijfswoningen zijn toegestaan tot een maximum aantal zoals is aangeduid op de verbeelding;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • f. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • g. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • h. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • i. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

6.2.5 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen hoge permanente, lage permanente, hoge tijdelijke en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd;
    • 1. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
    • 2. de bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4 meter bedraagt;
    • 3. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.
  • b. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend lage tijdelijke en lage permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande:
    • 1. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
    • 2. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.

6.2.6 Schuilgelegenheden

In afwijking van het bepaald in lid 6.2.1, zijn schuilgelegenheden - al dan niet aan te merken als gebouw - toegestaan en hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare wordt maximaal één schuilgelegenheid gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter ;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid bedraagt maximaal :
    • 1. 25 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    • 2. 40 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  • d. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • e. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  • f. opslag is niet toegestaan;

6.2.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van overkappingen, waterbassins, teeltondersteunende voorzieningen, sleuf- en mestsilo's en mestbassins mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen ook in het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 3. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt
  • d. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de bedrijfswoning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • e. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel, behoudens detailhandel in de vorm van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten, toegestaan krachtens artikel 6.4.9;
  • b. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 6.4.7;
  • c. horeca;
  • d. intensieve veehouderij op de verdieping;
  • e. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • f. woningsplitsing;
  • g. verblijfsrecreatie;
  • h. short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ;
  • i. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en kampeermiddelen uitgezonderd de bedrijfswoning;
  • j. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • k. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

6.4.2 Situering functies

Een intensieve veehouderij is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

6.4.3 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - short stay huisvesting baarloseweg 33a'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting baarloseweg 33a' is short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten uitsluitend toegestaan, mits:

  • a. short-stay huisvesting plaatsvindt voor maximaal 6 maanden per arbeidsmigrant per jaar;
  • b. de short-stay huisvesting benodigd is voor het eigen bedrijf;
  • c. er sprake is van minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon;
  • d. er minimaal 4 kookpitten, 1 douche en 1 toilet aanwezig is per 8 personen
  • e. er voldoende toezicht plaatsvindt vanuit de aanwezige bedrijfswoning;
  • f. er minimaal een halve parkeerplaats per twee short-stay arbeidsmigranten aanwezig is;
  • g. Wanneer het gebruik voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – short stay huisvesting baarloseweg 33a' gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mogen de gronden en bouwwerken niet meer ten behoeve van short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in gebruik worden genomen.

6.4.4 Gebruik ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 34a

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van gronden en opstallen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 34a' conform de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 6.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 10 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

6.4.5 Gebruik ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing zandberg 1a

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van nieuwe bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing zandberg 1a' conform de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 6.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 12 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

6.4.6 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 33a'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de bebouwing voor short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 33a' conform de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 6.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 17 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

6.4.7 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

6.4.8 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt en geen negatieve gevolgen mag hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

6.4.9 Verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten

Verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 25% van het vloeroppervlak van de totale bestaande bebouwing, tot maximaal 100 m².

6.4.10 Bed en Breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (bedrijfs-)woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • c. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • d. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • e. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • f. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • g. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • h. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.1 behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf niet mag worden vergroot;
  • c. dagrecreatie is toegestaan tot maximaal 100 m²
  • d. een educatiefunctie is toegestaan tot maximaal 100 m²;
  • e. verblijfsrecreatie is toegestaan tot maximaal 25% van het bouwvlak, dan wel tot maximaal 30 bedden/slaapplaatsen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
  • f. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 is toegestaan tot maximaal 100 m² inclusief buitenterras;
  • g. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan in de bestaande bebouwing;
  • h. de voorzieningen onder c., e. en f. niet zijn toegestaan indien de voorzieningen zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' en 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • i. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard, wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten het maximum van 100 m² niet mag worden overschreden. Zorgfuncties zijn van de cumulatie uitgesloten;
  • j. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • k. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • l. geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • m. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Artikel 7 Agrarisch - Niet grondgebonden

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Niet grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsmatig gebruik in de vorm van een niet-grondgebonden bedrijf, al dan niet als nevenactiviteit:
    • 1. een grondgebonden bedrijfstak;
  • b. wonen in een bedrijfswoning;
  • c. een plattelandswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. mestverwerking van mest afkomstig van het eigen bedrijf;
  • e. caravanstalling;
  • f. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.3;
  • g. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.4;
  • h. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.2;
  • i. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. schuilgelegenheden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Niet grondgebonden' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

7.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één niet grondgebonden bedrijf toegestaan, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'relatie' gekoppeld zijn ten behoeve van één niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van waterbassins en teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in artikel 7.2.5 onder b en artikel 7.2.7;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, met dien verstande dat nieuwe bedrijfsgebouwen of uitbreidingen daarvan slechts mogen worden gebouwd indien de nieuwe bebouwing voldoende landschappelijk wordt ingepast;
  • d. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 7.2.3, 7.2.4, 7.2.5 en 7.2.7.

7.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 7,5 en 11 meter.

7.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • f. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • g. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • h. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • i. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

7.2.5 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen hoge permanente, lage permanente, hoge tijdelijke en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
    • 2. de bouwhoogte van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4 meter bedraagt;
    • 3. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.
  • b. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend lage tijdelijke en lage permanente teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd, met dien verstande:
    • 1. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig mogen zijn, met dien verstande dat de constructie ten behoeve van de tijdelijke teeltondersteunende voorziening permanent aanwezig mag zijn;
    • 2. de voorzieningen waterneutraal gerealiseerd worden.

7.2.6 Schuilgelegenheden

In afwijking van het bepaald in lid 4.2.1, zijn schuilgelegenheden - al dan niet aan te merken als gebouw - toegestaan en hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare wordt maximaal één schuilgelegenheid gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter ;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid bedraagt maximaal :
    • 1. 25 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    • 2. 40 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  • d. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • e. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  • f. opslag is niet toegestaan;

7.2.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van overkappingen, waterbassins en teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen ook in het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 3. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt
  • d. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de bedrijfswoning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt:
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • e. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel, behoudens detailhandel in de vorm van zelf voortgebrachte of streekeigen producten toegestaan krachtens artikel 7.4.4;
  • b. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 7.4.2;
  • c. horeca;
  • d. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • e. woningsplitsing;
  • f. verblijfsrecreatie;
  • g. short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten ;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken uitgezonderd de bedrijfswoning;
  • i. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • j. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

7.4.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

7.4.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt en geen negatieve gevolgen mag hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

7.4.4 Verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten

Verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 25% van het vloeroppervlak van de totale bestaande bebouwing, tot maximaal 100 m².

7.4.5 Bed en breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (bedrijfs-)woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • c. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • d. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • e. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • f. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • g. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • h. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken ten behoeve van kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4.1 behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen, mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding ' of 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. het kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend in een bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat in dit laatste geval aangetoond wordt dat binnen het bouwvlak geen reële mogelijkheden zijn voor realisering van het kleinschalig kampeerterrein.
  • c. het totaal aantal kampeermiddelen op het kleinschalig kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans/chalets niet zijn toegestaan;
  • d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  • e. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • g. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige N-2000 gebieden.

7.5.2 Afwijken ten behoeve van nevenacitiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4.1 behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw binnen de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf niet mag worden vergroot;
  • c. dagrecreatie is toegestaan tot maximaal 100 m²
  • d. een educatiefunctie is toegestaan tot maximaal 100 m²;
  • e. verblijfsrecreatie is toegestaan tot maximaal 25% van het bouwvlak, dan wel tot maximaal 30 bedden/slaapplaatsen, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
  • f. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 is toegestaan tot maximaal 100 m² inclusief buitenterras;
  • g. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan in de bestaande bebouwing;
  • h. de voorzieningen onder c., e. en f. niet zijn toegestaan indien de voorzieningen zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' en 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • i. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard, wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten het maximum van 100 m² niet mag worden overschreden. Zorgfuncties zijn van de cumulatie uitgesloten;
  • j. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • k. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • l. geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • m. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Artikel 8 Agrarisch - Plattelandsondernemer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Plattelandsondernemer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen in het kader van een wijngaard ten behoeve van dagbesteding van mensen die tijdelijk of langdurig niet (kunnen) deelnemen aan het arbeidsproces (zorgwijngaard);
  • b. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. agrarisch hobbymatig gebruik;
  • d. nevengeschikte detailhandel in zelfvoortgebrachte en streekeigen producten met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m2;
  • e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteiten in de vorm van:
    • 1. horeca tot en met categorie 2, waaronder een proeflokaal;
    • 2. het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd dienen te worden met een maximale oppervlakte van 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak exclusief terras;
    • 3. excursies en rondleidingen in het kader van het gebruik als zorgwijngaard;
    • 4. een al dan niet overdekt terras ten behoeve van de in dit lid toegestane horeca, met een maximale oppervlakte van 120 m2;
    • 5. een dierenweide;
    • 6. schuilgelegenheid voor dieren;
    • 7. kinderboerderij;
    • 8. een voederberging of voederruif;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing':
    • 1. de landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in de Bijlage 8 bij deze regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.4.4;
    • 2. het plaatsen van 1 pipowagen voor dagrecreatie doeleinden, met dien verstande dat de oppervlakte van de pipowagen maximaal 10 m2 mag bedragen
  • g. de instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.4.2;
  • i. mest- en compostopslag, uitsluitend afkomstig van het eigen bedrijf;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • n. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. teeltondersteunende voorzieningen;
  • p. schuilgelegenheden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Plattelandsondernemer' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

8.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één plattelandsonderneming toegestaan;
  • b. gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van waterbassins, sleuf- en mestsilo's en teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd/gerealiseerd;
  • c. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangeduide percentage;
  • d. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in lid 8.2.3, lid 8.2.4 en lid 8.2.7.

8.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak en in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is de bouw van een kas toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kas' en met dien verstande dat de oppervlakte daarvan maximaal 100 m² bedraagt;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter;
  • e. het verbouwen van bestaande bedrijfsgebouwen is niet toegestaan, zolang geen aanvullend ecologisch onderzoek is gedaan naar de functionaliteit van de bebouwing voor vleermuizen en de gevolgen van de bouwwerkzaamheden voor vleermuizen, en middels dit onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van verstoring van verblijfs- of fourageerplaatsen van vleermuizen, danwel tijdig afdoende mitigerende maatregelen zijn getroffen.

8.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • d. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • e. en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter.

8.2.5 Voederberging, voederruif

Voor het bouwen van een voederberging, voederruif gelden de volgende regels:

  • a. er is maximaal één voederberging of voederruif toegestaan;
  • b. de inhoud van de voederberging of voederruif bedraagt maximaal 3 m³;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 meter.

8.2.6 Schuilgelegenheid

Voor het bouwen van een schuilgelegenheid gelden de volgende regels:

  • a. er is maximaal één schuilgelegenheid toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte bedraagt maximaal 25 m2;
  • d. de schuilgelegenheid mag niet worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • e. er mag geen opslag plaatsvinden in de schuilgelegenheid.

8.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van overkappingen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 3. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
    • 4. geleidepalen voor de druiventeelt, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
    • 1. detailhandel, behoudens toegestaan volgens lid 8.1 ;
    • 2. evenementen, behoudens toegestaan volgens lid 8.4.2;
    • 3. horeca, behoudens toegestaan krachtens volgens lid 8.1;
    • 4. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
    • 5. short-stay huisvesting van short-stay arbeidsmigranten;
    • 6. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en kampeermiddelen;
    • 7. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
    • 8. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

8.4.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

8.4.3 Bed en Breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (bedrijfs-)woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • c. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • d. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • e. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • f. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • g. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • h. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.

8.4.4 Voorwaardelijke gebruiksregel in verband met realisering en instandhouding landschappelijke inpassing

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van bebouwing conform de bestemming 'Agrarisch - Plattelandsondernemer' is alleen toegestaan indien en nadat de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 8.1, sub f, conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in de Bijlage 8 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

8.4.5 Voorwaardelijke gebruiksregel in verband met asbest

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van gronden en bebouwing conform de bestemming 'Agrarisch - Plattelandsondernemer' is alleen toegestaan indien en nadat middels een verkennend asbestonderzoek conform NEN5707 is aangetoond is dat er geen sprake is van aanwezigheid van asbest, danwel een aangetoonde verontreiniging is gesaneerd.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch - Plattelandsondernemer' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;

8.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.5.1 is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden.

8.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien de in lid 8.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

8.5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen door middel van het vergroten van het maximum bebouwingspercentage als bedoeld in lid 8.2.2 , ten behoeve van de realisering van een productieruimte voor het produceren, bottelen en opslaan van wijn van zelf geteelde druiven, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de toelichting van het wijzigingsplan een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, alsmede een motivering waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien;
  • c. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd dat als bijlage bij de regels wordt opgenomen, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie. De landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
  • d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • e. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • f. aangetoond wordt dat adequate voorzieningen worden getroffen voor de opvang van hemelwater;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

Artikel 9 Bedrijf - Gasontvangststation

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • c. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • d. lichtvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter.

9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 2 meter.

Artikel 10 Bedrijf - Niet agrarisch verwant

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-agrarisch verwante bedrijven in categorie 1 en 2 conform de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 bij deze regels);
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend een nutsvoorziening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie', uitsluitend een (riool)waterzuiveringsinstallatie;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'groen', uitsluitend voor groenvoorzieningen;
  • e. bedrijven in de vorm van:
    • 1. handel in auto's, reparatie- en servicebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 23';
    • 2. opslag van een rijdende winkel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 31';
    • 3. stalling van auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 39';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing', tevens voor bedrijven in voormalige agrarische bebouwing;
  • g. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.5.3;
  • i. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.5.2;
  • j. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • n. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. schuilgelegenheden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. een bedrijfswoning, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • c. bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding ' specifieke bouwaanduiding uitgesloten – bijbehorende bouwwerken';
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

10.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één niet agrarisch verwant bedrijf toegestaan, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'relatie' gekoppeld zijn ten behoeve van één niet agrarisch verwant bedrijf;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van waterbassins mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangeduide bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat daar waar die aanduiding niet aanwezig is, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • d. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 10.2.3 en 10.2.6.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing' is heroprichting van gebouwen niet toegestaan.

10.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter.

10.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • a. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. de afstand van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • f. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • g. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • h. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • i. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

10.2.5 Schuilgelegenheden

In afwijking van het bepaald in lid 10.2.1, zijn schuilgelegenheden - al dan niet aan te merken als gebouw - toegestaan en hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare wordt maximaal één schuilgelegenheid gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter ;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid bedraagt maximaal :
    • 1. 25 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    • 2. 40 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  • d. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • e. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  • f. opslag is niet toegestaan;

10.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van waterbassins mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen ook in het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. luifels, waarvan de hoogte maximaal 7 meter bedraagt;
    • 3. vlaggen, reclame en lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 10 meter bedraagt;
    • 4. bestaande zendmasten, waarvan de hoogte maximaal 40 meter bedraagt;
    • 5. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 6. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
  • d. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de bedrijfswoning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • e. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijken ten behoeve van vergroten bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 ten behoeve van het éénmalig vergroten van de bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak ten behoeve van bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. de oppervlakte mag eenmalig met maximaal 10% worden vergroot, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing';
  • b. de uitbreiding moet noodzakelijk zijn in verband met de continuïteit van het bedrijf;
  • c. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
  • d. parkeren ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt op eigen terrein
  • e. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeerdruk op wegen;
    • 4. de bestaande ecologische, cultuurhistorische en milieuwaarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing

10.4.2 Afwijken ten behoeve van de sloop-bonus regeling

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.2 lid e ten behoeve van het toestaan van nieuwe bebouwing met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing' slechts toegestaan, mits het overschot aan bestaande bebouwing wordt gesloopt, waarbij maximaal 2/3e van de te slopen bebouwing mag worden teruggebracht tot een maximale inhoud van 1.500 m³, met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • b. wordt voldaan aan het bepaalde in respectievelijk artikel 10.2 met dien verstande dat de afstand tussen de woning en bijbehorende bouwwerken maximaal de bestaande afstand dient te bedragen.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel, behoudens toegestaan krachtens artikel 10.1;
  • b. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 10.5.2;
  • c. horeca;
  • d. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en bedrijven van categorie 3 en 4, behoudens toegestaan krachtens artikel 10.1;
  • e. woningsplitsing;
  • f. verblijfsrecreatie;
  • g. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen en bijbehorende bouwwerken, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  • h. opslag van mest(stoffen) mest/sleufsilo's;
  • i. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • j. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

10.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - evenementen'.

10.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

10.5.4 Bed en breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (bedrijfs-)woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • c. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • d. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • e. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • f. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • g. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • h. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Afwijken ten behoeve van ondergeschikte detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.5.1 ten behoeve van het gebruik van gebouwen voor ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten, mits:

  • a. maximaal 10% van de binnen het bouwvlak gelegen gebouwen mogen worden gebruikt voor de detailhandelsfunctie tot een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • c. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

 

Artikel 11 Detailhandel

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend een tuincentrum, hoveniersbedrijf en kwekerij;
  • b. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.5.3;
  • d. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.5.2;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

11.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één detailhandelsvoorziening toegestaan;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangeduide bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat daar waar die aanduiding niet aanwezig is, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • d. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 11.2.3 en 11.2.5.

11.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter.

11.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • d. de afstand van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • g. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • h. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • i. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • j. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

11.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van overkappingen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. luifels, waarvan de hoogte maximaal 7 meter bedraagt;
    • 3. vlaggen, reclame en lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 10 meter bedraagt;
    • 4. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 5. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
  • c. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de bedrijfswoning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • d. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken ten behoeve van vergroten bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 ten behoeve van het éénmalig vergroten van de bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak ten behoeve van bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. de oppervlakte mag eenmalig met maximaal 10% worden vergroot, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing';
  • b. de uitbreiding moet noodzakelijk zijn in verband met de continuïteit van het bedrijf;
  • c. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
  • d. parkeren ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt op eigen terrein
  • e. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeerdruk op wegen;
    • 4. de bestaande ecologische, cultuurhistorische en milieuwaarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 11.5.2;
  • b. horeca, behoudens toegestaan krachtens artikel 11.1;
  • c. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • d. woningsplitsing;
  • e. verblijfsrecreatie;
  • f. supermarkt;
  • g. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen en bijbehorende bouwwerken, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • i. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

11.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

11.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt en geen negatieve gevolgen mag hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

11.5.4 Bed en Breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (bedrijfs-)woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • c. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • d. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • e. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • f. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • g. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • h. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. parken;
  • c. de bescherming van ecologische waarden van de Kwistbeek en Bosbeek, alsmede de bescherming van natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische belangen ter plaatse van de aanduiding 'park';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. bermen en beplanting;
  • e. paden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. jongerenontmoetingsplaatsen;
  • h. hondenuitlaatplaatsen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. dagrecreatief medegebruik
  • l. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.4.2;
  • m. waterlopen en waterpartijen, waaronder wadi's;
  • n. terrassen;
  • o. standplaatsen;
  • p. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. ondergrondse bergbezinkbassins en groene bergingen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
  • b. de oppervlakte per gebouw maximaal 15 m² bedraagt;

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 5 meter, met uitzondering van lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 12 meter bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van terrassen, jongerenontmoetingsplaatsen en overkappingen zijn niet toegestaan.

12.2.3 Rijksmonumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument' aanwezige bebouwing/ elementen en bijbehorende tuinmuren en hagen dienen wat betreft profiel, bouwmassa, situering en oriëntatie behouden te blijven in zijn huidige verschijningsvorm. Aantasting van de verschijningsvorm is alleen dan toegestaan indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan in gevaar brengen.

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van terrassen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 12.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van terrassen, in de vorm van een uitval/zonnescherm, met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk, geen gebouw zijnde aan de gevel dient te worden bevestigd;
  • b. de hoogte en de diepte maximaal 4 meter bedraagt;
  • c. het bouwen geen onevenredig gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid en/of de verblijfsfunctie.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
  • c. evenementen, mede overeenkomstig het gestelde in artikel 12.1, behoudens toegestaan krachtens artikel 12.4.2;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.

12.4.2 Evenementen

Voor evenementen geldt het volgende:

  • a. evenementen zijn onbeperkt toegestaan voor de duur van maximaal tien aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouw;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' dat evenementen onbeperkt zijn toegestaan.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. uitsluitend volkstuintjes ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 9' uitsluitend ten behoeve van kapellen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13.5.2;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • h. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde

13.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één maatschappelijke voorziening toegestaan;
  • b. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangeduide bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat daar waar die aanduiding niet aanwezig is, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd.

13.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
    • 2. vlaggen-, reclame- en lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt;
  • b. per bouwperceel is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijken ten behoeve van vergroten bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 ten behoeve van het éénmalig vergroten van de bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak ten behoeve van bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. de oppervlakte mag eenmalig met maximaal 10% worden vergroot, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing';
  • b. de uitbreiding moet noodzakelijk zijn in verband met de continuïteit van het bedrijf;
  • c. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
  • d. parkeren ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt op eigen terrein
  • e. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeerdruk op wegen;
    • 4. de bestaande ecologische, cultuurhistorische en milieuwaarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. verslavingszorg, crisisopvang en gevangeniswezen;
  • b. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 13.5.2;
  • c. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • d. woningsplitsing;
  • e. verblijfsrecreatie;
  • f. kamerverhuur;
  • g. detailhandel;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken;
  • i. en vaartuigen en van wagens;
  • j. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • k. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
  • l. seksinrichtingen.

13.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

13.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

13.5.4 Bed en Breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (bedrijfs-)woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • b. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • c. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • d. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • e. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • f. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • g. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.5.1 ten behoeve van het gebruik als kamerverhuur in de (bedrijfs)woning, mits:

  • a. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • b. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • c. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

13.6.2 Afwijken ten behoeve van kinderopvang

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.1 ten behoeve van het gebruik voor dagbestedingsactiviteiten voor ouderen en kinderopvang mits:

  • a. de bebouwing niet mag worden uitgebreid;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeerdruk op wegen;
    • 4. de bestaande ecologische, cultuurhistorische en milieuwaarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en/of abiotische waarden;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde;
  • c. extensief agrarisch grondgebruik;
  • d. de opbouw van het landschap;
  • e. instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw en houtproductie;
  • f. waterlopen, waterpoelen en waterpartijen;
  • g. instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw en houtproductie;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing lang hout 4' de landschappelijke inpassing van de accommodatie ten behoeve van tijdelijke huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen dient plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 3 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.18;
  • i. zandpaden ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik en/of onderhoud en beheer;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.2 Hoogzit

Voor het bouwen van een hoogzit gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter.

14.2.3 Voederberging of voederruif

Voor het bouwen van een voederberging of voederruif voor de instanthouding van het wild gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van de voederberging of voederruif bedraagt maximaal 3 m³;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 meter;

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van erfafscheidingen met een open constructie waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

14.2.5 Rijksmonument

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-rijksmonument' aanwezige bebouwing/ elementen en bijbehorende tuinmuren en hagen dienen wat betreft profiel, bouwmassa, situering en oriëntatie behouden te blijven in zijn huidige verschijningsvorm. Aantasting van de verschijningsvorm is alleen dan toegestaan indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan in gevaar brengen.

14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. verblijfsrecreatie;
  • b. kamperen;
  • c. agrarische doeleinden;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband en andere lawaaisporten;
  • e. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

Artikel 15 Natuur - Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. de instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en/of abiotische waarden;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde;
  • d. waterberging;
  • e. waterhuishouding en ecologische en natuurwaarden;
  • f. voorzieningen ten behoeve van onderhoud van de beek;
  • g. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
  • h. oevers;
  • i. beplanting;
  • j. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • k. beheer- en onderhoudsstroken;
  • l. kunstwerken;
  • m. nutsvoorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • n. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, duikers, stuwen, grondkerende constructies, dijken en dammen, e.d.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Natuur - Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Natuur - Water' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde welke naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen, zoals pijlers, bruggen, stuwen, dijken, damwanden en oeverbeschoeiingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt.

 

Artikel 16 Recreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. een visvijver, al dan niet in combinatie met een hengelsportvereniging, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vijver';
  • c. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 ten dienste van de dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.2.1;
  • f. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 16.5.2;
  • g. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 16.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

16.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één recreatieve voorziening toegestaan, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'relatie' gekoppeld zijn ten behoeve van één recreatieve voorziening;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangeduide bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat daar waar die aanduiding niet aanwezig is, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • d. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 16.2.3 en 16.2.5.

16.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter.

16.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • a. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. de afstand van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • f. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • g. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • h. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • i. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. luifels, waarvan de hoogte maximaal 7 meter bedraagt;
    • 3. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 4. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
  • b. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de bedrijfswoning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • c. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijken ten behoeve van vergroten bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen

ten behoeve van vergroten bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2 ten behoeve van het éénmalig vergroten van de bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak ten behoeve van bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. de oppervlakte mag eenmalig met maximaal 10% worden vergroot, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing';
  • b. de uitbreiding moet noodzakelijk zijn in verband met de continuïteit van het bedrijf;
  • c. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
  • d. parkeren ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt op eigen terrein
  • e. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeerdruk op wegen;
    • 4. de bestaande ecologische, cultuurhistorische en milieuwaarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 16.5.2;
  • b. horeca, behoudens toegestaan krachtens artikel 16.1;
  • c. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • d. woningsplitsing;
  • e. verblijfsrecreatie;
  • f. detailhandel;
  • g. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen en bijbehorende bouwwerken, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • i. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

16.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

16.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

 

16.5.4 Bed en Breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (bedrijfs-)woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • b. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • c. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • d. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • e. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • f. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • g. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kleinschalig kamperen met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1';
  • b. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. dagrecreatie;
  • d. ondergeschikte horeca van categorie 1 en 2 al dan niet in combinatie met een bar ten dienste van de verblijfsrecreatieve functie welke is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor comsumptie ter plaatse;
  • e. ondergeschikte detailhandel in de vorm van een campingwinkel ten behoeve van een kampeerterrein;
  • f. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.5.1;
  • g. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.4.5;
  • h. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeervoorzieningen en een winterstalling zijn toegestaan;
  • l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 8.2.2 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

17.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één recreatiebedrijf toegestaan, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'relatie' gekoppeld zijn ten behoeve van recreatiebedrijf;
  • b. gebouwen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen, chalets, bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangeduide bebouwde oppervlakte.

17.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter.

17.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • d. de afstand van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • g. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • h. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • i. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • j. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

17.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. luifels, waarvan de hoogte maximaal 7 meter bedraagt;
    • 3. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 4. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
  • b. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, mits de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt;
  • c. het bouwen van overkappingen aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.

17.2.6 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' gelden in aanvulling op het bepaalde in artikel 8.2.5, 8.2.6, 8.2.7 en 8.3 de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' is een kleinschalig kampeerterrein toegestaan met maximaal 25 kampeermiddelen met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen, met dien verstande dat stacaravans en chalets niet zijn toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kampeermiddelen' maximaal het aantal aangeduide kampeermiddelen is toegestaan;
  • b. bouwwerken, zoals kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans en chalets, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden geplaatst.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijken ten behoeve van vergroten bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2 ten behoeve van het éénmalig vergroten van de bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak ten behoeve van bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. de oppervlakte mag eenmalig met maximaal 10% worden vergroot, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing';
  • b. de uitbreiding moet noodzakelijk zijn in verband met de continuïteit van het bedrijf;
  • c. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
  • d. parkeren ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt op eigen terrein
  • e. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeerdruk op wegen;
    • 4. de bestaande ecologische, cultuurhistorische en milieuwaarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. horeca, behoudens toegestaan krachtens artikel 8.2.2;
  • b. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • c. kamerverhuur;
  • d. woningsplitsing;
  • e. detailhandel;
  • f. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 8.4.5;
  • g. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, recreatiewoningen, kampeermiddelen en bijbehorende bouwwerken, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • i. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
  • j. het plaatsen van stacaravans, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'.

17.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

17.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

 

17.5.4 Bed en breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de (bedrijfs-)woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • b. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • c. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • d. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • e. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • f. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • g. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een schutterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 1';
  • b. een beugelvereniging, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - 4';
  • c. sportvelden en de daarbij behorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
  • d. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. horeca van categorie 1 en 2 ten dienste van de sportfunctie;
  • f. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.4.3;
  • g. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 8.5.2 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bedrijfswoning:
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

18.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd:
  • b. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangeduide bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat daar waar die aanduiding niet aanwezig is, het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  • c. voor het overige moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18.2.3, 13.2.2 en 13.2.3.

18.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen dient te worden gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 11 meter.

18.2.4 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in of achter de bestaande voorgevelrooilijn;
  • d. de afstand van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot de bestemmingsvlakgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud, met uitzondering van het bepaalde onder i;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • g. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • h. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • i. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • j. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

18.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 12 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. schietbomen, al dan niet met kogelvangers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport – 1', waarvan de hoogte maximaal 20 meter bedraagt;
    • 3. vlaggen- en lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 10 meter bedraagt;
    • 4. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 5. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
  • b. per bedrijfswoning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de bedrijfswoning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • c. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de bedrijfswoning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken ten behoeve van vergroten bebouwd oppervlak bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2 en behoeve van het éénmalig vergroten van de bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak ten behoeve van bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. de oppervlakte mag eenmalig met maximaal 10% worden vergroot, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing';
  • b. de uitbreiding moet noodzakelijk zijn in verband met de continuïteit van het bedrijf;
  • c. in voldoende mate wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dan wel in een andere vorm van kwaliteitsverbeterende maatregelen;
  • d. parkeren ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt op eigen terrein
  • e. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • f. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeerdruk op wegen;
    • 4. de bestaande ecologische, cultuurhistorische en milieuwaarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. horeca, behoudens toegestaan krachtens artikel 8.5.2;
  • b. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • c. kamerverhuur;
  • d. woningsplitsing;
  • e. detailhandel;
  • f. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 13.2.4;
  • g. bewoning van gebouwen;
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • i. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
  • j. het plaatsen van stacaravans.

18.4.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

18.4.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de bedrijfswoning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

18.5.1 Afwijken ten behoeve van kinderopvang

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.1 ten behoeve van het gebruik voor dagbestedingsactiviteiten voor ouderen en kinderopvang mits:

  • a. de bebouwing niet mag worden uitgebreid;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid en de parkeerdruk op wegen;
    • 4. de bestaande ecologische, cultuurhistorische en milieuwaarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. waterlopen en waterpartijen, waaronder wadi's;
  • h. vervoersvoorzieningen, zoals bushokjes/abri's;
  • i. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13.5.2;
  • j. speelvoorzieningen en -toestellen;
  • k. straatmeubilair;
  • l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen en openbaar vervoer voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • b. de maximale oppervlakte 15 m² bedraagt.

19.2.2 Kunstwerken, speelvoorzieningen en -toestellen

Voor het bouwen van kunstwerken, speelvoorzieningen en -toestellen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 15 meter;

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 5 meter, met uitzondering van lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 12 meter bedraagt.
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kamperen;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
  • c. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 13.5.2;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. buitenopslag.

19.3.2 Evenementen

Evenementen zijn onbeperkt toegestaan voor de duur van maximaal tien aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouw.

 

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, paden en pleinen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. jongerenontmoetingsplaatsen;
  • g. hondenuitlaatplaatsen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. waterlopen en waterpartijen, waaronder wadi's;
  • k. (ondergrondse) afvalinzamelingspunten;
  • l. vervoersvoorzieningen, zoals bushokjes/abri's;
  • m. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.4.2;
  • n. terrassen;
  • o. standplaatsen;
  • p. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen voor nuts- en openbaar vervoer voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
  • b. de oppervlakte per gebouw maximaal 15 m² bedraagt.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 5 meter, met uitzondering van:
    • 1. lichtmasten, waarvan de hoogte maximaal 12 meter bedraagt;
    • 2. een overkapping, waarvan de hoogte maximaal 3 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van terrassen en jongerenontmoetingsplaatsen zijn niet toegestaan.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van terrassen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 20.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van terrassen, in de vorm van een uitval/zonnescherm, met dien verstande dat:

  • a. de uitval/ het zonnescherm aan de gevel dient te worden bevestigd;
  • b. de hoogte en de diepte maximaal 4 meter bedraagt;
  • c. het bouwen geen onevenredig gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid en/of de verblijfsfunctie.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;
  • c. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 20.4.2;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. buitenopslag.

20.4.2 Evenementen

Evenementen zijn onbeperkt toegestaan voor de duur van maximaal tien aaneengesloten dagen, inclusief op- en afbouw.

 

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing bong 86' de landschappelijke inpassing van de woning, overeenkomstig het inrichtingsplan zoals weergegeven in Bijlage 11 bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 21.5.5;
  • c. een windmolen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  • d. een aanhangerhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - aanhangerhandel', met dien verstande dat wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er maximaal 20 aanhangers mogen worden gestald;
    • 2. werkzaamheden ten behoeve van het bedrijf mogen uitsluitend plaatsvinden in de loosd en niet op het erf;
    • 3. er mag maximaal één reclame-uiting worden geplaatst, waarvan de afmetingen voor zover het geplaatst wordt in de aan de voor- of zijgevel maximaal 1,50 m hoog en 1,00 m breed mag bedragen en voor zover het geplaatst wordt in de voor- of zijtuin maximaal 2,00 m hoog en 1,00 m mag zijn;
    • 4. er een haag dient te worden aangeplant rond de locatie met een visueel afschermende functie en deze dient in stand te worden gehouden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing bong 86' dient de landschappelijke inpassing in de vorm van diverse bomen plaats te vinden, een en ander overenkomstig het inrichtingsplan, zoals weergegeven in Bijlage 11 Landschappelijk inpassingsplan behorende bij de regels en overeenkomst het bepaalde in artikel 21.5.5;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 14a' dient de landschappelijke inpassing in de vorm van diverse bomen plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan, zoals weergegeven in Bijlage 15 Landschappelijk inpassingsplan behorende bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 21.5.6;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Baarloseweg 28' dient de landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen, plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan, zoals weergegeven in Bijlage 18 Landschappelijk inpassingsplan behorende bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 21.5.7;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing pratwinkel 4a en 4b' dient de landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals hagen en gebiedseigen bomen, plaats te vinden, een en ander overeenkomstig het inrichtingsplan, zoals weergegeven in Bijlage 18 Landschappelijk inpassingsplan behorende bij de regels en overeenkomstig het bepaalde in artikel 21.5.7;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. paardrijbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • j. uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 21.5.3;
  • k. evenementen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 21.5.2;
  • l. bestaande mantelzorgvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. tuinen, erven en terreinen;
  • o. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • p. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. schuilgelegenheden.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de in artikel 21.1 genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

21.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de woning en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. recreatiewoningen zijn toegestaan tot een maximum aantal zoals is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen', met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte per recreatiewoning, vakantieappartement en chalets en bijbehorende bouwwerken maximaal 100 m² bedraagt, met dien verstande dat daar waar de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is opgenomen, deze geldt als totaaloppervlak ten behoeve van recreatiewoningen;
    • 2. de recreatiewoningen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • c. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 21.2.3 en 21.2.5.

21.2.3 Woning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van woningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één hoofdgebouw in de vorm van een woning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'relatie' gekoppeld zijn ten behoeve van één woning;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' woningen zijn toegestaan tot een maximum aantal zoals is aangeduid op de verbeelding;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd in of achter bestaande voorgevel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd in of achter de aangeduide gevellijn;
  • c. de inhoud van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 1000 m³, met uitzondering van het bepaalde onder h., met dien verstande dat:
    • 1. indien de inhoud van de bestaande gebouwen tezamen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedraagt dan 1.000 m³ is uitbreiding van bestaande of de bouw van nieuwe gebouwen alleen toegestaan indien na realisering van die uitbreiding de totale inhoud van gebouwen binnen het bestemmingsvlak maximaal 1.000 m³ bedraagt en overtollige bebouwing derhalve wordt gesloopt;
    • 2. de inhoud van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'maximum inhoud' maximaal de aangeduide inhoud bedraagt;
    • 3. het maximum van 1.000 m3 niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding ' specifieke bouwaanduiding - baarloseweg 40';
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - pratwinkel 4a en 4b' de maximale inhoud van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken 1.200 m³ bedraagt, waarbij de inhoud van de woning maximaal 1.000 m³ mag bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van woningen bedraagt respectievelijk maximaal 6 en 9 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' aangeduide hoogte bedraagt;
    • 2. de goot- en bouwhoogte niet meer en niet minder bedraagt dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte';
  • e. bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 1 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  • f. de afstand tussen de woning en bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 15 meter;
  • g. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk maximaal 3,30 meter en 6 meter;
  • h. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke ten behoeve van de woning, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de breedte maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;
    • 4. de afstand tot de bestemmingen 'Verkeer' minimaal 3,5 meter bedraagt.

21.2.4 Schuilgelegenheden

In afwijking van het bepaald in lid 21.2.1, zijn schuilgelegenheden - al dan niet aan te merken als gebouw - toegestaan en hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare wordt maximaal één schuilgelegenheid gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter ;
  • c. de oppervlakte van de schuilgelegenheid bedraagt maximaal :
    • 1. 25 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;
    • 2. 40 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;
  • d. de schuilgelegenheid niet mag worden uitgevoerd in de vorm van een (zee)container;
  • e. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het aangrenzende bouwvlak, dan wel zoveel mogelijk geclusterd bij de bestaande bebouwing of aan de randen van het perceel;
  • f. opslag is niet toegestaan;

21.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van overkappingen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 8 meter, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 2. omheiningen rond een paardrijbak in de vorm van een open afscheiding, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;
    • 3. lichtmasten rond een paardrijbak, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
    • 4. één windmolen ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
  • c. per woning is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de woning tot het zwembad maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 30 m² bedraagt;
  • d. het bouwen van één overkapping aan de achter- of zijgevel bij de woning is toegestaan, mits de oppervlakte maximaal 30 m² bedraagt.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.
21.4 Afwijken van de bouwregels

21.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de weg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2.3 onder c ten behoeve van het verkleinen van de bestaande afstand tot de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter bedraagt;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.

21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. kamerverhuur;
  • c. kamperen;
  • d. woningsplitsing;
  • e. detailhandel;
  • f. evenementen, behoudens toegestaan krachtens artikel 21.5.2;
  • g. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en gebouwen, geen woning zijnde;
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • i. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn.

21.5.2 Evenementen

Evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

21.5.3 Beroep of bedrijf aan huis

Een beroep of bedrijf aan huis bij de woning, als opgenomen in het 'Overzicht beroep of bedrijf aan huis' (Bijlage 2 bij deze regels) of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het beroep of bedrijf aan huis uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt en geen negatieve gevolgen mag hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden. Opslag ten behoeve van internetverkoop is mogelijk binnen de bestaande bebouwing tot maximaal 50 m² waarbij ter plaatse opslag en verzending plaatsvindt. Internetverkoop waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is zonder meer toegestaan;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  • i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • j. reclame-uitingen ten dienste van het beroep of bedrijf aan huis beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

21.5.4 Bed en Breakfast

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast is toegestaan mits:

  • a. geen sprake is van appartementen, flats of duplexwoningen;
  • b. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 15 meter van de woning zijn gelegen;
  • c. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  • d. maximaal 80 m² mag worden ingericht voor bed en breakfast, met dien verstande dat de woning een inhoud heeft van minimaal 450 m³ en een bewoonbare oppervlakte van minimaal 120 m²;
  • e. er per bouwvlak maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal twee slaapkamers worden toegestaan;
  • f. het ontbijt wordt in de slaapkamer of in een gezamenlijke ruimte genuttigd;
  • g. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering mag de bed en breakfast-voorziening niet functioneren als een zelfstandige woning.

21.5.5 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing bong 86

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van van de woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing bong 86' conform de bestemming 'Wonen' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 21.1 conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 11 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

21.5.6 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 14a'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de woning en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing baarloseweg 14a' conform de bestemming ‘Wonen’ is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals bedoeld in artikel 21.1 conform het Landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 15 bij deze regels, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

21.5.7 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Baarloseweg 28'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing Baarloseweg 28' conform de bestemming 'Wonen' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing, zoals bedoeld in artikel 21.1 onder g conform het inrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 18 bij de regels van het plan, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

21.5.8 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hindercontour'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hindercontour' is het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van geluid- en geurgevoelige functies niet toegestaan.

21.5.9 Gebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing pratwinkel 4a en 4b'

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing pratwinkel 4a en 4b' conform de bestemming 'Wonen' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing, zoals bedoeld in artikel 21.1 onder h conform het inrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 19 bij de regels van het plan, is uitgevoerd en/of in stand wordt gehouden.

21.6 Afwijken van de gebruiksregels
21.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.5.1 ten behoeve van het gebruik als kamerverhuur in de woning, mits:

  • a. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • b. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • c. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

21.6.2 Afwijken ten behoeve van kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.5.1 behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen, mits:

  • a. de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding ' of 'concentratiegebied glastuinbouw 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw 2';
  • b. het kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend in een bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak met dien verstande dat in dit laatste geval aangetoond wordt dat binnen het bouwvlak geen reële mogelijkheden zijn voor realisering van het kleinschalig kampeerterrein.
  • c. het totaal aantal kampeermiddelen op het kleinschalig kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans/chalets niet zijn toegestaan;
  • d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  • e. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
  • g. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige N-2000 gebieden.

Artikel 22 Leiding - Gas

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hogedrukgastransportleiding, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' de hartlijn van de leiding voor gastransport is gelegen.

22.1.2

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt

22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van het beheer en onderhoud van de leidingen, en erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde om de schakelgebouwen, met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 22.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. geen schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

22.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 22.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden die verband houden met de aanleg van de betreffende leiding;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.

22.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 22.4.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor: de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150-kV hoogspanningsverbindingmet de daarbij behorende masten en (veiligheids)voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning 1 ' de hartlijn van de 150-kV hoogspanningsleiding is gelegen;

23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt;
  • b. het ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning 1' niet is toegestaan om te bouwen binnen een zone van 20 of 24 meter aan beide zijden van de hartlijn;
23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 23.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. geen onevenredige schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het permanent opslaan van goederen;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies, anders dan ten dienste van deze in lid 1 omschreven bestemming;
  • e. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen.

23.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 23.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden die verband houden met de aanleg van de betreffende ondergrondse/bovengrondse hoogspanningsleiding;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.

23.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen van veiligheid van de verbinding en niet eerder dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.

Artikel 24 Leiding - Leidingstrook

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een buisleidingenstrook.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van het beheer en onderhoud van de leidingen, en erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt;
  • b. het ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - leidingstrook' niet is toegestaan om te bouwen binnen een zone van 35 meter aan beide zijden van de hartlijn.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 24.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. geen onevenredige schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.

24.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 24.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.

24.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 25 Leiding - Riool

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een rioolleiding, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' de hartlijn van de leiding voor riooltransport is gelegen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

25.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van het beheer en onderhoud van de leidingen, en erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
  • b. het ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' niet is toegestaan om te bouwen binnen een zone van 5 meter aan beide zijden van de hartlijn.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 25.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. geen onevenredige schade aan de andere aan de gronden gegeven bestemmingen wordt of kan worden toegebracht;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. te heien of anderszins voorwerpen in de grond te brengen/drijven;
  • c. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • e. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.

25.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 25.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden die verband houden met de aanleg van de betreffende leiding;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.

25.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 25.4.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Bouwverbod

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bodemverstoring ten behoeve van de oprichting van het gebouw een oppervlakte heeft van minder dan 100 m² of waarbij de bodemverstoring minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld;
  • b. het bouwen van een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 26.2.1, ten behoeve van het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. door de aanvrager een archeologisch rapport dient te worden overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer:
    • 1. naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
    • 2. door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de bij het onderzoek vastgestelde diepteligging van het archeologisch relevante niveau.

26.3.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

26.3.3 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

In de situatie als bedoeld in artikel 26.3.2 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leid te laten opgraven, volgens een variant archeologische begeleiding, door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
  • c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
  • d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 centimeter bedragen;
  • k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • l. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  • m. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.

26.4.2 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in artikel 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. ten behoeve van de oprichting van het gebouw een bodemverstorings-oppervlakte heeft van minder dan 100 m² of waarbij de bodemverstoring minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld;
    • 2. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige partij;
    • 3. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 4. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 40 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
    • 5. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
    • 6. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • b. Het verbod als bedoeld in artikel 26.4.1 is ook niet van toepassing indien:
    • 1. naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de grond reeds verstoord is;
    • 2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 26.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • 3. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 26.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.

26.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

26.4.4 Onderzoeksplicht
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
    • 3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn
  • b. Een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

26.4.5 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

26.4.6 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 26.4.5 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten opgraven, volgens een variant archeologische begeleiding, door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en AMK-terreinen met een (hoge) archeologische verwachtingswaarde.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Bouwverbod

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bodemverstoring ten behoeve van de oprichting van het gebouw een oppervlakte heeft van minder dan 250 m² of waarbij de bodemverstoring minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld;
  • b. het bouwen van een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
27.3 Afwijken van de bouwregels

27.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 27.2.1, ten behoeve van het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. door de aanvrager een archeologisch rapport dient te worden overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer:
    • 1. naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
    • 2. door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de bij het onderzoek vastgestelde diepteligging van het archeologisch relevante niveau.

27.3.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

27.3.3 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

In de situatie als bedoeld in artikel 27.3.2 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten opgraven, volgens een variant archeologische begeleiding, door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
  • c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
  • d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • l. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  • m. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.

27.4.2 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in artikel 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. ten behoeve van de oprichting van het gebouw een bodemverstorings-oppervlakte heeft van minder dan 250 m² of waarbij de bodemverstoring minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld;
    • 2. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige partij;
    • 3. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 4. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 40 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
    • 5. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
    • 6. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • b. Het verbod als bedoeld in artikel 27.4.1 is ook niet van toepassing indien :
    • 1. naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de grond reeds verstoord is;
    • 2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 27.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • 3. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 27.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.

27.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

27.4.4 Onderzoeksplicht
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 3' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
    • 3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn
  • b. Een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

27.4.5 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

27.4.6 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 27.4.5 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten opgraven, volgens een variant archeologische begeleiding, door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 4

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Bouwverbod

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bodemverstoring ten behoeve van de oprichting van het gebouw een oppervlakte heeft van minder dan 250 m² of waarbij de bodemverstoring minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld ;
  • b. het bouwen van een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 28.2.1, ten behoeve van het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. door de aanvrager een archeologisch rapport dient te worden overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer:
    • 1. naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
    • 2. door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de bij het onderzoek vastgestelde diepteligging van het archeologisch relevante niveau.

28.3.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

28.3.3 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

In de situatie als bedoeld in artikel 28.3.2 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten opgraven, volgens een variant archeologische begeleiding, door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
  • c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
  • d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • l. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  • m. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.

28.4.2 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in artikel 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. ten behoeve van de oprichting van het gebouw een bodemverstorings-oppervlakte heeft van minder dan 250 m² of waarbij de bodemverstoring minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld;
    • 2. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige partij;
    • 3. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 4. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 40 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
    • 5. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
    • 6. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • b. Het verbod als bedoeld in artikel 28.4.1 is ook niet van toepassing indien:
    • 1. naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de grond reeds verstoord is;
    • 2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 28.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • 3. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 28.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.

28.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 28.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

28.4.4 Onderzoeksplicht
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.4.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 4' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
    • 3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn
  • b. Een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

28.4.5 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

28.4.6 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 28.4.5 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten opgraven, volgens een variant archeologische begeleiding, door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 5

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Bouwverbod

Op of in de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bodemverstoring ten behoeve van de oprichting van het gebouw een oppervlakte heeft van minder dan 2500 m² of waarbij de bodemverstoring minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld
  • b. het bouwen van een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 29.2.1, ten behoeve van het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. door de aanvrager een archeologisch rapport dient te worden overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer:
    • 1. naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
    • 2. door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de bij het onderzoek vastgestelde diepteligging van het archeologisch relevante niveau.

29.3.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

29.3.3 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

In de situatie als bedoeld in artikel 29.3.2 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten opgraven, volgens een variant archeologische begeleiding, door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
  • c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
  • d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • l. het afplaggen van heide- of natuurgebieden;
  • m. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.

29.4.2 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in artikel 29.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. ten behoeve van de oprichting van het gebouw een bodemverstorings-oppervlakte heeft van minder dan 2500 m² of waarbij de bodemverstoring minder diep reikt dan 40 cm onder maaiveld;
    • 2. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige partij;
    • 3. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 4. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 40 centimeter onder maaiveld wordt geroerd;
    • 5. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
    • 6. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • b. Het verbod als bedoeld in artikel 29.4.1 is ook niet van toepassing indien:
    • 1. naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de grond reeds verstoord is;
    • 2. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan 40 centimeter onder maaiveld, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 29.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • 3. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 29.4.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.

29.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 29.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

29.4.4 Onderzoeksplicht
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.4.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en;
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:
    • 3. in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn
  • b. Een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist wanneer naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

29.4.5 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning

het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning wanneer naar haar oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
  • c. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

29.4.6 Voorschriften te verbinden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 29.4.5 kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten opgraven, volgens een variant archeologische begeleiding, door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 30 Waarde - Cultuurhistorie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' rijksmonumenten en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden, kruisen en kapellen.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen grond mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien en voor zover dit nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling.

30.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 30.2.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bouwwerken, welke op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings-)vergunning mogen worden uitgevoerd.
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a. dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing;
  • b. dit conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. veranderingen aan te brengen in het aanwezige verkavelingspatroon;
  • b. geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;
  • c. geheel of gedeeltelijk dempen/graven van watergangen;
  • d. aanbrengen van verhardingen.

30.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 30.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings-)vergunning mogen worden uitgevoerd.

30.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 30.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien de in artikel 30.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

30.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 30.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

30.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
30.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

30.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 30.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bouwwerken, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.

30.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 30.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 30.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

30.5.4 Voorwaarden voor (gedeeltelijk) slopen cultuurhistorisch waardevol pand

De in artikel 30.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van panden of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;
  • d. advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

Artikel 31 Waarde - Gebiedsbestemming beekdal buiten de kernen

31.1 Toegestane activiteiten

Op de voor 'Waarde - Gebiedsbestemming beekdal buiten de kernen' aangewezen gronden is het plan mede gericht op gebruiks- en bouwactiviteiten die bijdragen aan de landschappelijke koers en functionele ontwikkelingsmogelijkheden zoals opgenomen in 31.2 en 31.3.

31.2 Landschappelijke koers

Het beekdal buiten de kernen bestaat uit vier gebieden; de twee langgerekte randen van het beekdal grenzend aan de lintbebouwing van Eindt en Zandberg en het gebied Soeterbeek. Het beekdal ten noordoosten van Baarlo behoort ook tot het beekdal buiten de kernen. Het plangebied beperkt zich echter tot het water en de oever van de beek.
Het zijn overwegend relatief laaggelegen gebieden. Het gebied is door de hoeveelheid aan erven kleinschalig, waarbij tussen het lint van Eindt en de Kwistbeek het landschap open is. Het grondgebruik is overwegend agrarisch grondgebonden, de functies zijn gevarieerd met een nadruk op wonen en een spectrum aan agrarische bedrijven. Met name in de kenmerkende lange linten op de grens van het beekdal is bebouwing aanwezig. Tussen de bebouwing en de erven zijn doorzichten naar het achterland. In Soeterbeek is het lint sterk verdicht en komt achter het lint glastuinbouw voor. De geschiktheid als ecologische verbindingszone is door plaatselijke verstedelijking en gebrek aan ruimte beperkt.

We koersen in dit deelgebied op de volgende doelen:

  • 1. Het realiseren van een gezond waterecosysteem: een robuust en veerkrachtig beekdal dat bijdraagt aan een goede waterkwaliteit en wateroverlast en verdroging zo veel mogelijk voorkomt.
  • 2. Het behoud en waar mogelijk versterking van de kenmerken en herkenbaarheid van het beekdal.
  • 3. Het herstel van de natuurwaarde van de beek, bescherming en ontwikkeling van inheemse flora en fauna, versterking van de biodiversiteit en de functie als ecologische verbindingsstructuur.
  • 4. Het behoud van voorkomende cultuurhistorische waarden.
  • 5. We streven naar een leefbaar platteland, dat voor een ieder een prettig woon- en leefklimaat biedt. Economische doelen moeten er in balans zijn met de doelen voor water, landschap en natuur.
  • 6. We streven naar een efficiënt gebruik van bestaande bebouwing.
31.3 Functionele ontwikkelingsmogelijkheden

De volgende functionele ontwikkelingsmogelijkheden worden nagestreefd:

  • Grondgebruik ten behoeve van voorkomen van wateroverlast, zoals aanleg van waterberging en een natuurlijke inrichting van de beek.
  • Bestaande agrarische bedrijven kunnen zich ontwikkelen met inachtname van de algemene voorwaarden voor vergunningverlening (artikel 49.3).
  • Vrijkomende agrarische bebouwing kan benut worden voor andere functies, hier ligt tevens ontwikkelruimte voor de functie wonen.
  • Recreatief medegebruik is in de gehele gebiedsbestemming mogelijk.
  • Het huidige agrarisch grondgebruik kan worden voortgezet.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat zij per saldo, ook qua landschappelijke koers, kwaliteitswinst moeten opleveren.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen in en bij de doelen die we nastreven voor water, natuur en landschap.
31.4 Verbod zonder omgevingsvergunning

Voordat de in lid 31.1 genoemde gebruiksactiviteiten mogen worden uitgevoerd is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist.

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Voor zover de in lid 31.1 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de andere ter plaatse voorkomende bestemming is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Artikel 32 Waarde - Gebiedsbestemming beekdal en natuur

32.1 Toegestane activiteiten

Op de voor 'Waarde - Gebiedsbestemming beekdal en natuur' aangewezen gronden is het plan mede gericht op gebruiks- en bouwactiviteiten die bijdragen aan de landschappelijke koers en functionele ontwikkelingsmogelijkheden zoals opgenomen in 32.2 en 32.3.

32.2 Landschappelijke koers

Het beekdal en natuur kenmerkt zich door een samenhangend relatief laaggelegen gebied aan weerszijden van de Kwistbeek dat voor een groot deel volledig vrij is van bebouwing. Het gebied beekdal en natuur strekt zich uit van de dorpsrand Panningen tot bij Soeterbeek.  Er is een grote mate van openheid. Door de specifieke eigenschappen en de samenhangende lineaire structuur is het beekdal geschikt als ecologische verbindingszone. Het grondgebruik is naast natuur en bos overwegend agrarisch grondgebonden, met van oudsher op de nattere delen hooiland en weides en een kenmerkende loodrechte verkaveling. Op sommige kavelgrenzen zijn nog steeds, vaak haaks op de beek, voor dit landschap typische houtsingels, heggen en knotbomen te vinden. De vochtige, deels natte gronden zijn nu in gebruik als bos- en natuurgebied en als agrarische grond, overwegend weilanden.

We koersen in dit deelgebied op de volgende doelen:

  • 1. Het realiseren van een gezond waterecosysteem: een robuust en veerkrachtig beekdal dat bijdraagt aan een goede waterkwaliteit en wateroverlast en verdroging zo veel mogelijk voorkomt.
  • 2. Het behoud en waar mogelijk versterking van de kenmerken en herkenbaarheid van het beekdal.
  • 3. Het herstel van de natuurwaarde van de beek, bescherming en ontwikkeling van inheemse flora en fauna, versterking van de biodiversiteit.
  • 4. Het behoud van voorkomende cultuurhistorische waarden.
32.3 Functionele ontwikkelingsmogelijkheden

De volgende functionele ontwikkelingsmogelijkheden worden nagestreefd:

  • In deze gebiedsbestemming ligt het accent op landschappelijke openheid, natuurwaarden, het realiseren van een gezond waterecosysteem, waarbij recreatief medegebruik is toegestaan.
  • Grondgebruik ten behoeve van voorkomen van wateroverlast, zoals aanleg van waterberging en een natuurlijke inrichting van de beek, zijn functies die in dit deelgebied worden nagestreefd.
  • Bestaande grondgebonden agrarische bedrijven kunnen zich ontwikkelen met inachtname van de algemene voorwaarden voor vergunningverlening (artikel 49.3).
  • Vrijkomende agrarische bebouwing kan benut worden voor andere functies, hier ligt tevens ontwikkelruimte voor de functie wonen.
  • Recreatief medegebruik is in de gehele gebiedsbestemming mogelijk.
  • Het huidige agrarisch grondgebruik kan worden voortgezet.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat zij per saldo, ook qua landschappelijke koers, kwaliteitswinst moeten opleveren.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen in en bij de doelen die we nastreven voor water, natuur en landschap.
32.4 Verbod zonder omgevingsvergunning

Voordat de in lid 32.1 genoemde gebruiksactiviteiten mogen worden uitgevoerd is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist.

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Voor zover de in lid 32.1 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de andere ter plaatse voorkomende bestemming is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Artikel 33 Waarde - Gebiedsbestemming beekdal in de kern

33.1 Toegestane activiteiten

Op de voor 'Waarde - Gebiedsbestemming beekdal in de kern' aangewezen gronden is het plan mede gericht op gebruiks- en bouwactiviteiten die bijdragen aan de landschappelijke koers en functionele ontwikkelingsmogelijkheden zoals opgenomen in 33.2 en 33.3.

33.2 Landschappelijke koers

Het beekdal in de kernen: is een samenhangende lijnvormige structuur door de kern van Baarlo. Door meer recente verstedelijking is het oorspronkelijke beekdal gereduceerd tot de beek (Kwistbeek en Bosbeek) met aan weerszijden smalle oeverzones. Actueel zijn de mogelijkheden om de zone geschikt maken als ecologische verbindingszone en als plek waar de biotoop beken beleefd kan worden zeer beperkt. Op enkele plaatsen zijn er wel bredere oeverzones en reiken openbare groenvoorzieningen tot aan de beken. Deze plekken worden als waardevol ervaren en dienen ecologisch als 'stepping stone'. Daar waar zich langs de beken kansen voor een groen- blauwe inrichting voordoen moeten deze benut worden.

We koersen in dit deelgebied op de volgende doelen:

  • 1. Het realiseren van een gezond waterecosysteem: een robuust en veerkrachtig beekdal dat bijdraagt aan een goede waterkwaliteit en wateroverlast en verdroging zo veel mogelijk voorkomt.
  • 2. Het behoud en waar mogelijk versterking van de kenmerken en herkenbaarheid van het beekdal.
  • 3. Het herstel van de natuurwaarde van de beek, bescherming en ontwikkeling van inheemse flora en fauna, versterking van de biodiversiteit.
  • 4. Het behoud van voorkomende cultuurhistorische waarden.
  • 5. Het behoud en waar mogelijk versterking van een gezond en prettig woon- en leefklimaat, mits dit niet strijdig is met de doelen voor water, landschap en natuur.
33.3 Functionele ontwikkelingsmogelijkheden

De volgende functionele ontwikkelingsmogelijkheden worden nagestreefd:

  • In het beekdal in de kern zijn de functies die voorkomen, de beek zelf (water) en groen in de vorm van oevers langs de beek en het kasteelpark.
  • In geval van ontwikkelingen, moeten deze bijgedragen aan de genoemde doelen.
  • Daarnaast zal per saldo, ook qua landschappelijke koers, kwaliteitswinst behaald moeten worden.
  • Recreatief medegebruik is in dit gebied toegestaan.
33.4 Verbod zonder omgevingsvergunning

Voordat de in lid 33.1 genoemde gebruiksactiviteiten mogen worden uitgevoerd is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist.

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Voor zover de in lid 33.1 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de andere ter plaatse voorkomende bestemming is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Artikel 34 Waarde - Gebiedsbestemming bos en natuur

34.1 Toegestane activiteiten

Op de voor 'Waarde - Gebiedsbestemming bos en natuur' aangewezen gronden is het plan mede gericht op gebruiks- en bouwactiviteiten die bijdragen aan de landschappelijke koers en functionele ontwikkelingsmogelijkheden zoals opgenomen in 34.2 en 34.3.

34.2 Landschappelijke koers

In de gebiedsbestemming Bos en natuur is sprake van bos (besloten boslandschap dan wel half open natuurlandschap en al langer braak liggende ruigte), afgewisseld met enkele meestal kleinschalige landbouwenclaves met grondgebonden landbouw. Kenmerkend voor de gebieden is dat zij bijna volledig vrij zijn van bebouwing. Alleen aan de randen van het ten noorden van de Kwistbeek gelegen meer vochtige loofhoutbos komen enkele verspreid liggende woningen en één agrarisch grondgebonden bedrijf voor. De zuidelijke gelegen bossen bevinden zich, voor zover zij groeien in laaggelegen gebied, in de directe invloedssfeer van de Kwistbeek. Hier bevindt zich gevarieerd en ecologisch gewaardeerd loofhoutbos. De hoge droge ooit met heide bedekte gronden verder ten zuiden van de Kwistbeek kenmerken zich als een reliëfrijk landschap en zijn beplant met productie- en naaldhout.

We koersen in dit deelgebied op de volgende doelen:

  • 1. We streven infiltratie van water na, zodat water langer wordt vastgehouden, verdroging wordt tegengegaan en indirect wateroverlast wordt voorkomen.
  • 2. Het behoud en waar mogelijk versterking van de landschappelijke kenmerken, waarbij we natuurlijke overgangen van het landschap willen versterken.
  • 3. Het herstel van de natuurwaarde van het gebied, bescherming en ontwikkeling van inheemse flora en fauna, versterking van de biodiversiteit.
  • 4. Het behoud van voorkomende cultuurhistorische en archeologische waarden.
34.3 Functionele ontwikkelingsmogelijkheden

De volgende functionele ontwikkelingsmogelijkheden worden nagestreefd:

  • Deze gebiedsbestemming primair gericht op ontwikkeling van de functies bos en natuur, inclusief recreatief medegebruik.
  • Het bestaande grondgebonden agrarische bedrijf kan zich ontwikkelen met inachtname van de algemene voorwaarden voor vergunningverlening (artikel 49.3).
  • Vrijkomende agrarische bebouwing kan benut worden voor andere functies, waarbij horeca en recreatie complementair kunnen zijn aan de primaire functie.
  • Bij de vrijkomende agrarische bebouwing ligt tevens ontwikkelruimte voor de functie wonen.
  • Het huidige agrarisch grondgebruik kan worden voortgezet.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat zij per saldo, ook qua landschappelijke koers, kwaliteitswinst moeten opleveren.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen in en bij de doelen die we nastreven voor water, natuur en landschap.
34.4 Verbod zonder omgevingsvergunning

Voordat de in lid 34.1 genoemde gebruiksactiviteiten mogen worden uitgevoerd is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist.

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Voor zover de in lid 34.1 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de andere ter plaatse voorkomende bestemming is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Artikel 35 Waarde - Gebiedsbestemming grootschalig open ontginningslandschap

35.1 Toegestane activiteiten

Op de voor 'Waarde - Gebiedsbestemming grootschalig open ontginningslandschap' aangewezen gronden is het plan mede gericht op gebruiks- en bouwactiviteiten die bijdragen aan de landschappelijke koers en functionele ontwikkelingsmogelijkheden zoals opgenomen in 35.2 en 35.3.

35.2 Landschappelijke koers

Het grootschalig open ontginningslandschap is een grootschalig en open en relatief recent ontgonnen landschap dat zich kenmerkt door grote rationale percelen, een grote variëteit aan (agrarische) bedrijven, laan- en erfbeplanting en verspreid voorkomende landschapselementen. Er is sprake van relatief grootschalige open ruimten met lange rechte wegen, weilanden en akkers. Het agrarisch grondgebruik is overwegend grondgebonden en sierteelt, al of niet met kassen en teeltondersteunende voorzieningen.

We koersen in dit deelgebied op de volgende doelen:

  • 1. We streven infiltratie van water na, zodat water langer wordt vastgehouden, verdroging wordt tegengegaan en indirect wateroverlast wordt voorkomen.
  • 2. Het behoud en waar mogelijk versterking van de landschappelijke kenmerken.
  • 3. De ontwikkeling van natuurlijke overgangen in het landschap, ter verbetering van de landschapskwaliteit en de biodiversiteit.
  • 4. Het behoud van voorkomende cultuurhistorische waarden.
  • 5. We streven naar een leefbaar platteland, dat voor een ieder een prettig woon- en leefklimaat biedt. Economische doelen moeten er in balans zijn met de doelen voor water, landschap en natuur.
  • 6. We streven naar een efficiënt gebruik van bestaande bebouwing.
35.3 Functionele ontwikkelingsmogelijkheden

De volgende functionele ontwikkelingsmogelijkheden worden nagestreefd:

  • Het primaat voor ontwikkeling ligt bij bestaande agrarische bedrijven met inachtname van de algemene voorwaarden voor vergunningverlening (artikel 49.3).
  • Vrijkomende agrarische bebouwing kan benut worden voor andere functies, hier ligt tevens ontwikkelruimte voor de functie wonen.
  • Recreatief medegebruik is in de gehele gebiedsbestemming mogelijk.
  • Het huidige agrarisch grondgebruik kan worden voortgezet.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat zij per saldo, ook qua landschappelijke koers, kwaliteitswinst moeten opleveren.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen in en bij de doelen die we nastreven voor water, natuur en landschap.
35.4 Verbod zonder omgevingsvergunning

Voordat de in lid 35.1 genoemde gebruiksactiviteiten mogen worden uitgevoerd is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist.

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Voor zover de in lid 35.1 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de andere ter plaatse voorkomende bestemming is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Artikel 36 Waarde - Gebiedsbestemming kleinschalig halfopen ontginningslandschap

36.1 Toegestane activiteiten

Op de voor 'Waarde - Gebiedsbestemming kleinschalig halfopen ontginningslandschap' aangewezen gronden is het plan mede gericht op gebruiks- en bouwactiviteiten die bijdragen aan de landschappelijke koers en functionele ontwikkelingsmogelijkheden zoals opgenomen in 36.2 en 36.3.

36.2 Landschappelijke koers

Het kleinschalig halfopen ontginningslandschap kenmerkt zich door grote afwisseling tussen agrarische gronden en bosgebieden, dooraderd met een fijnmazige en soms kronkelige wegenstructuur. Door de vroege ontginning was oorspronkelijk sprake een meer kleinschalig, halfopen karakter met bosjes, houtwallen, weilanden en akkers. In delen is dit kleinschalige gewaardeerde mozaïek nog behouden gebleven. Door het gebied stroomt de slootachtige waterloop Dekeshorst, die in de Kwistbeek uitmondt. Het westelijk deel is nagenoeg onbebouwd, in het oostelijk deel komt verspreid liggende bebouwing voor (woningen en (agrarische) bedrijvigheid, enkele kassen).

We koersen in dit deelgebied op de volgende doelen:

  • 1. Het realiseren van een gezond waterecosysteem: een robuust en veerkrachtig beekdal dat bijdraagt aan een goede waterkwaliteit en wateroverlast en verdroging zo veel mogelijk voorkomt.
  • 2. Het behoud en waar mogelijk versterking van de kenmerken en herkenbaarheid van het landschap.
  • 3. Het herstel van de natuurwaarde in het algemeen, bescherming en ontwikkeling van inheemse flora en fauna, versterking van de biodiversiteit en de functie als ecologische verbindingsstructuur.
  • 4. Het behoud van voorkomende cultuurhistorische waarden.
  • 5. We streven naar een leefbaar platteland, dat voor een ieder een prettig woon- en leefklimaat biedt. Economische doelen moeten er in balans zijn met de doelen voor water, landschap en natuur.
  • 6. We streven naar een efficiënt gebruik van bestaande bebouwing.
36.3 Functionele ontwikkelingsmogelijkheden

De volgende functionele ontwikkelingsmogelijkheden worden nagestreefd:

  • Grondgebruik ten behoeve van voorkomen van wateroverlast, zoals aanleg van waterberging en een natuurlijke inrichting van de beek, zijn functies die in dit deelgebied worden nagestreefd.
  • Het primaat voor ontwikkeling ligt verder bij bestaande agrarische bedrijven met inachtname van de algemene voorwaarden voor vergunningverlening (artikel 49.3).
  • Vrijkomende agrarische bebouwing kan benut worden voor andere functies, waarbij met name gedacht wordt aan niet-agrarische bedrijvigheid, recreatie en horeca.
  • Vrijkomende agrarische bebouwing kan benut worden voor andere functies, hier ligt tevens ontwikkelruimte voor de functie wonen.
  • Recreatief medegebruik is in de gehele gebiedsbestemming mogelijk.
  • Het huidige agrarisch grondgebruik kan worden voortgezet.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat zij per saldo, ook qua landschappelijke koers, kwaliteitswinst moeten opleveren.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen in bij de doelen die we nastreven voor water, natuur en landschap.
36.4 Verbod zonder omgevingsvergunning

Voordat de in lid 36.1 genoemde gebruiksactiviteiten mogen worden uitgevoerd is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist.

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Voor zover de in lid 36.1 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de andere ter plaatse voorkomende bestemming is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Artikel 37 Waarde - Gebiedsbestemming oude bouwlanden

37.1 Toegestane activiteiten

Op de voor 'Waarde - Gebiedsbestemming oude bouwlanden' aangewezen gronden is het plan mede gericht op gebruiks- en bouwactiviteiten die bijdragen aan de landschappelijke koers en functionele ontwikkelingsmogelijkheden zoals opgenomen in 37.2 en 37.3.

37.2 Landschappelijke koers

De oude bouwlanden vormen relatief open gebieden met een afwisselend karakter. Het zijn eeuwenoude ontginningen die zich bevonden rondom de eerste nederzettingen. Dit maakt alle oude bouwlanden cultuurhistorisch interessant. Soms zijn er door langdurige bemesting en ophoging (potstal- systeem) zogenoemde 'bolle akkers' ontstaan. De bolle akker bevatten vaak een goed geconserveerd bodemarchief. Ten zuiden van het bebouwingslint Eindt bevindt zich een in zijn openheid goed bewaarde bolle akker met kenmerkend bebouwing geconcentreerd langs het lint. Vanaf het verdichte lint zijn te waarderen doorzichten naar de bolle akker aanwezig. De bolle akker achter het lint Eindt is open tot de bosrand van de Heldense bossen. Het bos begrenst de akker aan de zuidzijde. Het grondgebruik hier is agrarisch en direct achter de lintbebouwing sterk gevarieerd (van grondgebonden landbouw tot intensieve veehouderij, containerteelt en glastuinbouw. Niet alle oude bouwlanden zijn bolle akkers. Zeker als deze zich bevonden op een grotere afstand tot de eerste nederzettingen. Ten noorden van de Kwistbeek is sprake van een uitgestrekt gebied met door de komst van bebouwing en erven 'verdicht' oud bouwland. Het gebied oogt daardoor relatief kleinschalig. Agrarische gronden worden afgewisseld met bos en landschapselementen, waarbij bebouwing verspreid over het gebied voorkomt.

We koersen in dit deelgebied op de volgende doelen:

  • 1. Het realiseren van een gezond waterecosysteem: een robuust en veerkrachtig beekdal dat bijdraagt aan een goede waterkwaliteit en wateroverlast en verdroging zo veel mogelijk voorkomt. Voor de verder van de beek gelegen gronden, streven we naar infiltratie van water.
  • 2. Het behoud en waar mogelijk versterking van de kenmerken van het landschap en waar van toepassing, de herkenbaarheid ervan.
  • 3. Het herstel van de natuurwaarde in het algemeen, bescherming en ontwikkeling van inheemse flora en fauna, versterking van de biodiversiteit.
  • 4. Het behoud van voorkomende cultuurhistorische waarden.
  • 5. We streven naar een leefbaar platteland, dat voor een ieder een prettig woon- en leefklimaat biedt. Economische doelen moeten er in balans zijn met de doelen voor water, landschap en natuur.
  • 6. We streven naar een efficiënt gebruik van bestaande bebouwing.
37.3 Functionele ontwikkelingsmogelijkheden

De volgende functionele ontwikkelingsmogelijkheden worden nagestreefd:

  • Grondgebruik ten behoeve van voorkomen van wateroverlast, zoals aanleg van waterberging en een natuurlijke inrichting van de beek, zijn functies die in dit deelgebied worden nagestreefd. Daarnaast streven we het infiltreren van water in de bodem na.
  • Bestaande agrarische bedrijven kunnen zich ontwikkelen met inachtname van de algemene voorwaarden voor vergunningverlening (artikel 49.3).
  • Vrijkomende agrarische bebouwing kan benut worden voor andere functies, hier ligt tevens ontwikkelruimte voor de functie wonen.
  • Recreatief medegebruik is in de gehele gebiedsbestemming mogelijk.
  • Het huidige agrarisch grondgebruik kan worden voortgezet.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat zij per saldo, ook qua landschappelijke koers, kwaliteitswinst moeten opleveren.
  • Voor alle ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen in en bij de doelen die we nastreven voor water, natuur en landschap.
37.4 Verbod zonder omgevingsvergunning

Voordat de in lid 37.1 genoemde gebruiksactiviteiten mogen worden uitgevoerd is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist.

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Voor zover de in lid 37.1 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de andere ter plaatse voorkomende bestemming is een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van de bouwregels van de betreffende bestemming vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 49.3.

Artikel 38 Waterstaat - Beschermingszone waterkering

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de waterkering met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

38.2 Bouwregels
38.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

38.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in de voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

38.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 38.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, mits:

  • a. de veiligheid en het functioneren van de watergang niet wordt geschaad;
  • b. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.
38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.

38.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 38.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.

38.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 38.4.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het waterbergend waterbed;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen de beheerder van de watergang.

Artikel 39 Waterstaat - Beschermingszone waterlopen

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de waterloop.

39.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 39.1 genoemde functies;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 meter.
39.3 Specifieke gebruiksregels
39.3.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, mogen binnen de aangegeven beschermingszone van de watergang uitsluitend handelingen worden verricht ten behoeve van deze bestemming.

39.3.2 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met deze bestemming de volgende handelingen uit te voeren:

  • a. het aanleggen, wijzigen, vervangen of verwijderen van afrastering, bruggen, duikers, kabels, leidingen stuwen of drainage;
  • b. aanleggen, wijzigen, of dempen van een oppervlaktewater;
  • c. het hebben of aanbrengen van (tijdelijke) obstakels;
  • d. het lozen of onttrekken van water op of uit het oppervlaktewater;
  • e. het inrichten, hebben of wijzigen van wandel- en fietsroutes of ruiterpaden;
  • f. recreatief medegebruik.
39.4 Afwijken van de gebruiksregels

Van het bepaalde in 39.3.2 kan worden afgeweken, mits:

  • a. er sprake is van normaal onderhoud en beheer door, of in opdracht van de beheerder van de watergang;
  • b. recreatief medegebruik geschied zonder winstoogmerk en ter plekke niet met verbodsborden is verboden
39.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterlopen' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.

39.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 39.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.

39.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 39.5.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het waterbergend waterbed;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen de beheerder van de watergang.

Artikel 40 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van riviergebonden activiteiten en voor het waarborgen van een veilige afvoer en berging van het rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden.

40.2 Bouwregels
40.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

40.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

40.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 40.2.1 ten behoeve van het bouwen van:

  • a. riviergebonden bouwwerken, mits:
    • 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd wordt;
    • 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk, dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 4. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het waterbergend waterbed;
    • 6. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen Rijkswaterstaat.
  • a. niet riviergebonden bouwwerken, mits:
    • 1. het een functieverandering binnen de bestaande bebouwing betreft of een activiteit betreft die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
    • 2. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk, dat het veilig functioneen van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 3. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 4. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhogig of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 5. de resterende watersrandseffcten of de afnama van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn. De zekering van financiering en tijdige realisering is niet van toepassing voor niet-riviergebonden activiteiten die per daldo meer ruimte die per saldo meer ruimte voor de rivier opelevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
    • 6. het een groot openbaar belang betreft enhet bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gereailiseerd;
    • 7. er een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang is voor bestaande grondgebonden agrrische bedrijen en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    • 8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het waterbergend waterbed;
    • 9. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen Rijkswaterstaat.
40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.

40.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 40.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.

40.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.4.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het stroomvoerend waterbed;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap en bij Rijkswaterstaat.

Artikel 41 Waterstaat - Waterbergend rivierbed

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het waterbergend waterbed.

41.2 Bouwregels
41.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied waterbergend rivierbed'.

41.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in de voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

41.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 41.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen, mits:

  • a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd wordt;
  • b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk, dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
  • e. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap en bij Rijkswaterstaat.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.

41.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 41.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. onderhouds- en beheerwerkzaamheden ten behoeve van de enkelbestemming benoemd in artikel 15;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.

41.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 41.4.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het waterbergend waterbed en sprake is van een zodanige situering en uitvoering dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap en bij Rijkswaterstaat.

Artikel 42 Waterstaat - Waterlopen

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het beheer van de waterloop met inachtneming van de Keur van het Waterschap.

42.2 Bouwregels
42.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

42.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op of in de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

42.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 42.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, mits:

  • a. de veiligheid en het functioneren van de watergang niet wordt geschaad;
  • b. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

42.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.

42.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 42.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.

42.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 42.4.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het waterbergend waterbed;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen de beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 43 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 44 Algemene bouwregels

44.1 Ondergronds bouwen
44.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

44.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, dan wel onder een bestaand hoofdgebouw/bijbehorend bouwwerk;
  • b. het oppervlak van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte en de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet in aanmerking genomen.

44.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 44.1.2 onder c. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een diepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
44.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen maximaal 1 meter bedraagt.

44.3 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
44.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. Indien de inhoud of oppervlakte van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing' op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedraagt dan de maximale toegestane inhoud, is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan.

44.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

44.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 44.3.1 en 44.3.2 uitsluitend van toepassing indien dit geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 45 Algemene gebruiksregels

45.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

45.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. straatprostitutie;
  • d. mantelzorg en inwoning;
  • e. nieuwvestiging van een intensieve veehouderij;
  • f. nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf;
  • g. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 46 Algemene aanduidingsregels

46.1 bolle akkers
46.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'bolle akkers' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van cultuurhistorisch waardevolle, open, bolle akkers.

46.2 concentratiegebied glastuinbouw 1
46.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 1' zijn de gronden tevens bestemd als glastuinbouw concentratiegebied met mogelijkheden voor nieuwvestiging.

46.3 concentratiegebied glastuinbouw 2
46.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw 2' zijn de gronden tevens bestemd als glastuinbouw concentratiegebied met mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven, maar zonder mogelijkheden voor nieuwvestiging.

46.4 provinciale ontwikkelingszone groen
46.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'provinciale ontwikkelingszone groen' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van groen.

46.5 overige zone - natuurnetwerk nederland
46.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van het Hartman - BP P vd Breemenweg 6 en Ferdinand Huyklaan tussen 9 en 11 Natuurnetwerk Nederland (NNN).

46.6 geluidzone
46.6.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone' mogen geen geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd.

46.7 kernrandzone
46.7.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone' zijn de gronden tevens bestemd als buffer tussen woon- en leefkernen en het buitengebied, ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de kernen.

46.8 milieuzone - geurzone
46.8.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen geen geurgevoelige objecten worden gerealiseerd/ geurgevoelige functies worden uitgeoefend.

46.9 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied venlo schol
46.9.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied venlo schol' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water.

46.9.2 Bouwregels

Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door de Omgevingsverordening Limburg worden gesteld.

46.10 ontwikkelingszone bebouwingslinten
46.10.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'ontwikkelingszone bebouwingslinten' zijn de gronden tevens bestemd als ontwikkelingszone voor bebouwingslinten.

46.11 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
46.11.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn de gronden tevens bestemd als extensiveringsgebied.

46.12 reconstructiewetzone - verwevingsgebied
46.12.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn de gronden tevens bestemd als verwevingsgebied.

46.13 vrijwaringszone - waterstaatswerk 1
46.13.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterstaatswerk 1' zijn de gronden mede bestemd als beschermingszone voor de waterkerende functie van waterkeringen. Op deze gronden is de Keur van het waterschap van toepassing.

46.14 vrijwaringszone - waterstaatswerk 2
46.14.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterstaatswerk 2' zijn de gronden mede bestemd als buitenbeschermingszone voor de waterkerende functie van waterkeringen. Op deze gronden is de Keur van het waterschap van toepassing.

46.15 veiligheidszone - gasontvangststation
  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - gasontvangststation 1' geldt dat geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden opgericht zoals bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen';
  • b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - gasontvangststation 2' geldt dat geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht zoals bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen'.
46.16 veiligheidzone - lpg
46.16.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidzone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

46.16.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in artikel 46.16.1 ten behoeve van het bouwen van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen plaatsvindt.
46.17 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 ob
46.17.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 ob' zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van oude verdichte/besloten bouwlanden.

46.18 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2 ko
46.18.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2 ko' zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van kleinschalige halfopen ontginningslandschappen.

46.19 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd
46.19.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 bd' zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van beekdalen/rivierdal.

46.20 wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 go
46.20.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4 go' zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van grootschalige open ontginningslandschappen.

46.21 wetgevingzone - wijzigingsgebied 6 bn
46.21.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6 bn' zijn de gronden tevens bestemd voor instandhouding van de bos- en natuurgebieden.

Artikel 47 Algemene afwijkingsregels

47.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. van de desbetreffende bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de goot- en bouwhoogten met ten hoogste 10%;
  • c. van de bepalingen in het plan voor het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van de afstand van 5 meter van de bestemmingsvlakgrens tot maximaal 1 meter van de bestemmingsvlakgrens, met dien verstande dat landschappelijke inpassing in voldoende mate is verzekerd;
  • d. van de bepalingen omtrent voorgevelrooilijn ten behoeve van het bouwen van (bedrijfs)woningen en/of bedrijfsgebouwen voor of achter de bestaande voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer', 'Natuur - Water' of 'Natuur' minimaal 3 meter bedraagt;
    • 2. geen aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de milieusituatie;
      • de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
      • de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
47.2 Afwijken ten behoeve van de landschappelijke inpassing

“Voor zover de bouw- dan wel gebruiksregels in dit plan een landschappelijke inpassing vereisen, kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de oorspronkelijk vastgelegde landschappelijke inpassing, onder de voorwaarden dat:

  • a. de nieuwe inpassing past bij de kwaliteiten van de omgeving c.q. het landschap;
  • b. de oppervlakte van de inpassing tenminste gelijk blijft;
  • c. geen aantasting plaatsvind van de veerkeersveiligheid.
47.3 Afwijken ten behoeve van de sloop-bonus regeling

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 44.3 ten behoeve van het toestaan van nieuwe bebouwing krachtens de bestemming 'Wonen', en de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant', 'Recreatie' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijkomende agrarische bebouwing' slechts toegestaan, mits het overschot aan bestaande bebouwing wordt gesloopt, waarbij maximaal 2/3e van de te slopen bebouwing mag worden teruggebracht tot een maximale inhoud van 1.500 m³, met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • b. wordt voldaan aan het bepaalde in respectievelijk artikel 'Bedrijf - Niet agrarisch verwant', Maatschappelijk' en 'Wonen' met dien verstande dat de afstand tussen de woning en bijbehorende bouwwerken maximaal de bestaande afstand dient te bedragen.
47.4 Afwijken ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan ten aanzien van en toestaan dat de bestaande inhoud van de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken éénmalig met 100 m³ wordt vergroot, met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkeling in voldoende mate moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd welke als als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden, waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • b. geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    • 5. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.
47.5 Afwijken ten behoeve van mantelzorg en inwoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van mantelzorg en inwoning in de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. mantelzorg en inwoning slechts is toegestaan voor maximaal twee personen in de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat mantelzorg en inwoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken slechts is toegestaan indien het vrijstaande bijbehorend bouwwerk betreft welke gelegen is op een afstand van maximaal 15 meter van het hoofdgebouw en de de vloeroppervlakte maximaal 60 m² bedraagt;
  • b. er geen tweede woning ontstaat;
  • c. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  • d. er geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mogen worden getroffen;
  • e. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte, op eigen terrein;
  • f. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt en geen negatieve gevolgen mag hebben op de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving;
  • g. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
  • h. geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bedrijven;
  • i. de omgevingsvergunning na beëindiging van de situatie zal worden ingetrokken en het bijbehorend bouwwerk niet meer mag worden gebruikt voor bewoning/mantelzorg.

Artikel 48 Algemene wijzigingsregels

48.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. het wijzigen van de in Bijlage 1 opgenomen lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan worden gewijzigd.
48.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vergroten/verkleinen dubbelbestemming Leiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dubbelbestemming 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en ' Leiding - Riool' te vergroten of verkleinen, mits:

  • a. de noodzaak van de aanleg/verplaatsing van leidingen is aangetoond;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelen van de betreffende bestemming;
  • c. bij de keuze van een traject rekening wordt gehouden met de (externe) veiligheid van andere nabijgelegen bestemmingen.
48.3 Algemene wijzigingsbevoegdheid archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' ten behoeve van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden wijzigen zodanig dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 49 Overige regels

49.1 Wetten/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

49.2 Parkeerregels
49.2.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen, tenzij er een ontheffing is verleend op grond van hoofdstuk 4 van de nota parkeernormen.

49.2.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen

Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

49.2.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen

Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte worden voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de Nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

49.2.4 Specifieke gebruiksregels

Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

49.3 Algemene vergunningsvoorwaarden bij gebiedsbestemmingen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit en/of het afwijken van de bouwregels, beiden als bedoeld in de gebiedsbestemmingen van artikel 31 t/m 37 , dient naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate te zijn aangetoond dat:

Ten aanzien van landschap, natuur en milieu:

  • a. de activiteit landschappelijk wordt ingepast op basis van de landschappelijke koers zoals omschreven in de betreffende bestemming (artikel 31 t/m 37) en het Kwaliteitskader buitengebied Peel en Maas;
  • b. ten aanzien van natuur:
    • 1. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de aanwezige Natura-2000 gebieden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland' geen activiteiten plaatsvinden anders dan die al zijn toegestaan op basis van andere aldaar voorkomende bestemmingen;
    • 3. geen onevenredige aantasting van natuurwaarden plaatsvindt;
  • c. de activiteit geen onevenredige overlast voor omliggende functies veroorzaakt op het gebied van geur, stof, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid;
  • d. geluidgevoelige objecten, voor zover gelegen binnen de geluidzone van een gezoneerde weg, voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, of indien hier niet aan voldaan wordt een hogere waardenbesluit is genomen;
  • e. omliggende bedrijven niet onevenredig in hun activiteiten en/of ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast;
  • f. het groepsrisico is verantwoord als de activiteit binnen de invloedssfeer voor het groepsrisico van een risicobron plaatsvindt;
  • g. geen sprake is van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen een PR 10-6 contour van een risicobron;
  • h. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor een goede en veilige afwikkeling van de eventuele verkeerstoename;
  • i. de bodemkwaliteit geschikt is;
  • j. de activiteit waterneutraal wordt gerealiseerd en de waterkwaliteit niet nadelig beïnvloedt;

Ten aanzien van agrarische bedrijven:

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 50 Overgangsrecht

50.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
50.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 51 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Omgevingsplan Kwistbeek'.