direct naar inhoud van 5.3 Flora & fauna
Plan: Giel Peetershof Egchel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1894.BPL0074-OH01

5.3 Flora & fauna

5.3.1 Quickscan Flora en fauna

Er is een quickscan Flora en fauna (Econsultancy, nr. 10123834, d.d. 22 juni 2011) uitgevoerd in het plangebied.

Waarnemingen en te verwachten soorten

De aangrenzende weides zijn geschikt als foerageerhabitat voor steenuil. De onderzoekslocatie biedt nestgelegenheid aan patrijs en in het vroege voorjaar aan een weide- en akkervogelsoort als kievit en scholekster. De aangrenzende (boom)vegetatie kan onderkomen bieden aan broedvogels, waaronder soorten als koolmees, grote bonte specht en boomkruiper.

Hoofdzakelijk de randen van de kleinschalige bospercelen, grenzend aan de onderzoekslocatie, kunnen door in de omgeving verblijvende vleermuizen worden gebruikt om te foerageren. De ‘donkere’ westzijde kan door vleermuizen worden gebruikt als vliegroute vanuit de bebouwde kom richting zuidelijk gelegen foerageergebieden. Dit geldt tevens voor de ten westen van de onderzoekslocatie gelegen Jacobusstraat. De onderzoekslocatie, met name de perceelsranden, maken deel uit van het leefgebied van das. Daarnaast vormt de onderzoekslocatie geschikt habitat voor een aantal algemene grondgebonden zoogdieren als egel, mol en konijn.

De aanwezige afwateringssloten bieden voortplantingsmogelijkheden voor algemene soorten amfibieën als bruine kikker en gewone pad. Het incidenteel voorkomen van rugstreeppad is niet uitgesloten. Afhankelijk van het permanente waterpijl in de afwateringssloot is het voorkomen van algemene soorten vissen niet volledig uit te sluiten. De aanwezigheid van streng beschermde soorten is echter uitgesloten. De bermen bieden een geschikte groeiplaats voor rapunzelklokje. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.

Maatregelen ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet

Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen wordt uitgevoerd, zullen, vooralsnog met uitzondering van steenuil, geen overtredingen van de Flora- en faunawet plaatsvinden met betrekking tot broedvogels. Het (laten) uitvoeren van een controle op de aanwezigheid van een broedgeval voor aanvang van de werkzaamheden of de locatie ongeschikt maken, kan eveneens voorkomen dat er onnodige vertraging van de plannen en verstoring van broedvogels plaatsvindt.

Indien gedurende de bloeiperiode rapunzelklokje in de bermen langs de onderzoekslocatie aanwezig blijkt, dienen voorafgaand aan de ingreep, maatregelen te worden getroffen om de groeilocatie te behouden. Dit kan onder andere door het verplaatsen van de planten naar een nieuwe geschikte groeiplaats. In dit geval is er geen sprake van een overtreding van de Flora- en faunawet. De details van de werkzaamheden dienen in een werkprotocol te worden vastgelegd.

Vleermuizen kunnen van de ‘donkere’ westzijde gebruik maken als vliegroute van de bebouwde kom richting in zuidelijke richting gelegen foerageergebieden. Een tweede potentiële vliegroute is aanwezig langs de Jacobusstraat waar de aanwezige bomenrij de verbindende functie vervuld.

Bij de inrichting van de onderzoekslocatie dient bij de aanleg van verlichting, doelgerichte uitstraling naar de westzijde van de onderzoekslocatie te worden voorkomen. Indien dit wel het geval is of niet kan worden uitgesloten dient aanvullend onderzoek plaats te vinden naar de aanwezigheid van vliegroutes van vleermuizen.

Algemene zorgplicht

Voor de mogelijk aanwezige algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren, amfibieën en vissen geldt de algemene zorgplicht, die er ondermeer in voorziet dat al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. De grondwerkzaamheden dienen bij voorkeur buiten de winterperiode te worden uitgevoerd in verband met een onverhoopt aanwezige rugstreeppad. Het dempen van de afwateringssloten dient bij voorkeur te worden uitgevoerd gedurende de voor vissen en amfibieën minst ongunstige periode. Deze periode loopt van half augustus en half maart. Er zijn in het kader van de algemene zorgplicht geen verdere specifieke maatregelen noodzakelijk.

Gebiedsbescherming

De EHS zal niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde.

Noodzaak tot nader onderzoek

Indien sprake is van doelgerichte lichtuitstraling naar de westzijde van de onderzoekslocatie of niet kan worden uitgesloten dient aanvullend onderzoek plaats te vinden naar de aanwezigheid van vliegroutes van vleermuizen.

Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c

Uit aanvullende veldinspecties is gebleken dat aangrenzende schapen- en paardenweides deel uitmaken van het leefgebied van de steenuil. Daarnaast maakt de onderzoekslocatie alsmede de aangrenzende percelen deel uit van het leefgebied van de das. Door de realisatie van een woonwijk komt voor beide soorten de leefgebiedfunctie en indirect de verblijfsfunctie in het geding. Om verstoring te voorkomen wordt voorgesteld om een ‘groene buffer’ aan te leggen tussen de te realiseren woonwijk en het potentieel steenuilfoerageergebied / dassenleefgebied. De te treffen maatregelen dienen te worden vastgelegd in een activiteitenplan en kunnen vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Dienst Regelingen.

Indien uit eventueel aanvullend onderzoek naar vliegroutes van vleermuizen blijkt dat er overtredingen kunnen plaatsvinden door de voorgenomen werkzaamheden en/of inrichting, dient deze functie door het treffen van passende maatregelen behouden te blijven. Deze maatregelen dienen te worden vastgelegd in een activiteitenplan en kunnen vooraf bij Dienst Regelingen ter goedkeuring worden voorgelegd, middels een ontheffingsaanvraag.

Met betrekking tot de overige soort(groep)en is ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen niet aan de orde.

Aanbevelingen

Huismus en gierzwaluw zijn op de onderzoekslocatie niet als broedvogel aangetroffen. De directe omgeving is echter potentieel geschikt als leefgebied. De soorten staat onder druk door steeds verder afnemende broedgelegenheid. Met een geringe inspanning, bijvoorbeeld door het plaatsen van nestkasten of 'vogelvides' en het plaatsen van gierzwaluwnestkasten op de te realiseren nieuwbouw, kan de onderzoekslocatie deel gaan uitmaken van het broedbiotoop van beide soorten Gelet op het steeds verder verdwijnen van broedgelegenheid van deze soorten kan deze relatief eenvoudige maatregel een positief effect op de soort in de omgeving hebben.

5.3.2 Mitigatieplan Das en Steenuil

Naar aanleiding van de quickscan Flora en fauna (Econsultancy, nr. 10123834, d.d. 22 juni 2011) is er een mitigatieplan opgesteld voor de Das en de Steenuil (Econsultancy, nr. 11093668, d.d. 4 maart 2013). Het mitigatieplan heeft als doel om de adequate mitigerende maatregelen in kaart te brengen die voldoende zijn om verstoring van steenuilen en dassen, ter plaatse van het plangebied, te voorkomen. In het mitigatieplan worden op basis van een kwalitatieve benadering maatregelen beschreven voor de mitigatie van het reduceren van het leefgebied van dassen en steenuilen.

Het plangebied valt binnen het leefgebied van das en steenuil. Door de voorgenomen plannen kan het leefgebied van dassen en steenuilen reduceren en de aanwezige foerageerroute van dassen worden verstoord. De reductie van het leefgebied en de verstoring van de foerageerroute kan negatieve gevolgen hebben voor het voortplantingssucces met betrekking tot de energetisch veel eisende periode als de voortplantingsperiode, alsmede de gezondheid van de individuen. Het is mogelijk dat het eerst volgende voortplantingsseizoen minder jongen worden groot gebracht dan normaliter het geval is. Indirect kan door de voorgenomen ingreep sprake zijn van verstoring ten aanzien van een vaste rust- en verblijfplaats van das en steenuil.

Om een verstorend effect van het verlies aan oppervlak foerageergebied en de bereikbaarheid hiervan te voorkomen zijn de volgende maatregelen opgenomen in onderhavig mitigatieplan:

  • Aanleg groene buffer langs noordwestzijde plangebied;
  • Lokale kwaliteitsverbetering binnen het te verstoren leefgebied.

Doordat de mitigerende maatregelen binnen de homerange van het te verstoren leefgebied van das en steenuil valt wordt een negatief effect op korte termijn voorkomen en is overtreding van de Flora- en faunawet niet aan de orde.

Voortbordurend op de mogelijke effecten op korte termijn, kunnen de gevolgen op langere termijn van negatieve invloed zijn op de aanwezige dassen en steenuilen in Egchel en omgeving. Door het niet nemen van de onderhavige mitigerende maatregelen treedt er mogelijk een negatief effect op met betrekking tot het voortplantingssucces en worden er mogelijk minder jongen grootgebracht. De lokale gunstige staat van instandhouding komt mogelijk in het geding. Door het treffen van de onderhavige mitigerende maatregelen kunnen dergelijke scenario’s worden voorkomen en is aantasting van de gunstige staat van instandhouding niet aan de orde.

Gebiedsinrichting voor dassen

De te realiseren nieuwbouwwijk kan een verstoring veroorzaken op het leefgebied van dassen. De nieuwbouwwijk wordt ingericht met groene perceelsafscheidingen, hoogstamfruitboomgaarden en een afscheidingswal tussen de woonwijk en de Roggelseweg. Na overleg met Econsultancy zijn de inrichtingsplannen aangepast zodat rekening is gehouden met de foerageerroutes en foerageermogelijkheden van das zodat de functies in minimaal dezelfde hoeveelheid ecologisch duurzaam aanwezig blijven.

Gekozen is om de tuinen van de nieuwbouw langs de noordwestelijke rand te richten op de foerageerroute van de das. Aansluitend aan de tuinen wordt een groene buffer aangelegd. De groene buffer die aansluit aan de achtertuinen zal doorlopen als afscheiding tussen de te handhaven afwateringssloot en de geplande ontsluitingsweg, ten zuiden van de afwateringssloot. De laurierhaag naar het noordwestelijk gelegen bosschage blijft gehandhaafd, waardoor de dassen hun weg in noordelijke richting kunnen blijven vervolgen. Van cruciaal belang is dat de groene buffer wordt gerealiseerd voordat de overige werkzaamheden beginnen om de das tijdig voldoende beschutting te bieden. Door het treffen van deze mitigerende maatregelen kunnen dassen ongestoord gebruik blijven maken van de foerageerroute, zowel tijdens als na de uitvoering. Door de komst van fruitboomgaarden tezamen met groene tuinafscheidingen wordt de afname aan foerageeraanbod opgevangen, omdat het overig foerageergebied betreft, bestaande uit akkerland met een zeer laag geschikt voedselaanbod.

De kans dat binnen of grenzend aan het plangebied zich een bijburcht of hoofdburcht in de toekomst vestigt wordt minimaal geacht gezien de antropogene invloed in de nieuwbouwwijk. Het is echter niet geheel uit te sluiten dat een burcht zich in de toekomst vestigt in de aangrenzende bosschages of de te realiseren afscheidingswal. Indien zich hier in de toekomst een burcht vestigt wordt geadviseerd om een afrastering voor dassen langs de Roggelseweg, langs de zuidoostzijde van het plangebied, te realiseren. In het verleden zijn vaker dassen doodgereden aan de Roggelseweg, ten westen van de onderzoekslocatie. Vrijblijvend wordt geadviseerd om maatregelen te treffen om meer verkeersslachtoffers in de toekomst te voorkomen. Dit kan door bijvoorbeeld door het aanleggen van een dassentunnel ter plaatse van de zwaar belopen dassenwissels.

Gebiedsinrichting voor steenuilen

De te realiseren nieuwbouwwijk kan een negatief effect hebben op de foerageermogelijkheden. Bij de inrichting is hiermee rekening gehouden zodat de foerageermogelijkheden in minimaal dezelfde hoeveelheid aanwezig blijven. Het plangebied zelf betreft marginaal foerageergebied voor de steenuil. De aangrenzende begraasde weides bieden primair foerageeraanbod aan de steenuil; deze blijven gehandhaafd. De nieuwbouwwijk wordt groen ingericht met hoogstamfruitbomen. Hierdoor zal voor de steenuil binnen het plangebied meer beschutting en foerageermogelijkheid komen.

Daarnaast is het realiseren van elementen als uitkijkpaaltjes, struweelranden, een overhoek, een muizenpyramide, een houtstapel of een vlechtheg gewenst om een optimaal leefgebied te creëren. Deze maatregelen ter verbetering van de voedselvoorziening voor steenuil staan beschreven in de maatregelencatalogus Steenuil onder de pannen. Een steenuilenkast dient te worden opgehangen in een fruitboom en een roestplek dient te worden gecreëerd in een 'solitaire' boom, waardoor de mogelijkheid ontstaat tot uitbreiding van het huidige territorium of de vestiging van een nieuw territorium. De plaatsing van de steenuilenkast en realisatie van een roestplek dient te worden uitgevoerd in samenwerking met een ter zake kundige. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld het IVN Helden. Daarnaast kunnen de nieuwe inwoners gemotiveerd en gestimuleerd worden door bijvoorbeeld de infofolder steenuil onder de pannen, op te vragen bij het SOVON, te verstrekken en indien gewenst de maatregelencatalogus.

Na het nemen van de hierboven aangegeven mitigerende maatregelen, vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.