direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herziening Zuidplaspolder 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Gemeente Zuidplas is bezig met het actualiseren van bestemmingsplannen voor haar grondgebied. Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, dienen alle gemeenten te beschikken over actuele bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied. Een actueel bestemmingsplan is een plan van maximaal 10 jaar oud. Een niet actueel bestemmingsplan betekent dat er geen leges meer geïnd kunnen worden. Met de Wro is er een stimulans ontstaan voor het hebben van bestemmingsplannen, welke maximaal 10 jaar oud zijn.

1.1 Doel

Het doel van het voorliggende bestemmingsplan "Herziening Zuidplaspolder 1" is om de twee oude bestemmingsplannen, "Landelijk Gebied 1990" van Zevenhuizen en "Buitengebied 1988" van Nieuwerkerk aan den IJssel, in het plangebied samen te voegen, te actualiseren en te moderniseren, aangezien het bestemmingsplan "Zuidplas-West" - dat voor dit plangebied in 2009 is vastgesteld en grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakte - bijna in zijn geheel is vernietigd door de Raad van State (voor een nadere toelichting: zie hieronder, onder 'achtergrond'). Op de korte termijn zijn plannen voor grootschalige woningbouw komen te vervallen. Wel blijven maatwerkoplossingen mogelijk.

Achtergrond

Waar in de bestemmingsplannen "Zuidplas-West" (Nieuwerkerk aan den IJssel) en "Zuidplas-West" (Zevenhuizen-Moerkapelle) grootschalige ontwikkelingsplannen voor de Zuidplaspolder werden opgesteld, wordt dat voor deze bestemmingsplanperiode getemporiseerd. De Raad van State heeft het onderdeel Ringvaartdorp vernietigd, dus moet er worden teruggevallen op bestemmingsplan "Landelijk Gebied 1990" van de voormalige gemeente Zevenhuizen en "Buitengebied 1988" van de voormalige gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel. Omdat deze twee bestemmingsplannen langer dan tien jaar geleden zijn vastgesteld, worden deze nu geactualiseerd. De komende tien jaar komen er voorlopig op grote schaal geen nieuwe woningen, bedrijfsterreinen en uitbreiding van de glastuinbouw in het plangebied. Wel is er ruimte voor maatwerk.

In de Nota Ruimte van 2003 is de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda (RZG), globaal gelegen tussen Rotterdam, Zoetermeer en Gouda (Zuidplas), aangewezen als uitbreidingsruimte van de Zuidvleugel van de Randstad. Voor de uitwerking van deze opgave zijn in 2006 de hoofdkeuzen tot 2030 vastgelegd in de Interregionale Structuurvisie (ISV) driehoek RZG. Op basis hiervan zijn twee uitwerkingen opgesteld: het Intergemeentelijk Structuurplan (ISP) dat is vastgesteld door de raden van de vijf voormalige Zuidplasgemeenten en de tweede partiële herziening van het Streekplan Zuid-Holland Oost door Provinciale Staten. In het ISP werd uitgegaan van een ruimtebehoefte voor 15.000 woningen in de periode van 2010 tot 2020 en nogmaals 15.000 woningen in de periode van 2020 tot 2030. In 2008 is door de binnen de Zuidplaspolder bestaande samenwerkingsverbanden (Regionale Ontwikkelorganisatie Zuidplas en Grondbank RZG Zuidplas) bepaald dat deze ambitie wordt teruggebracht tot in totaal 15.000 woningen. Tussen Nieuwerkerk-Noord en Zevenhuizen zou het Ringvaartdorp zich kunnen ontwikkelen, plaats biedende aan 6.000 van deze woningen.

In de Herijkingsnota 2013 van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, later bevestigd in 2014 in de Visie Ruimte en Mobiliteit van Provinciale Staten van Zuid-Holland, is aangegeven dat de ontwikkeling van zowel het Ringvaartdorp als het naastgelegen Nieuwe Midden wordt getemporiseerd. Dat betekent dat er nu behoefte is aan een bestemmingsplan voor de vernietigde plandelen, dat – analoog aan Het Nieuwe Midden – bestaat uit een conserverende agrarische bestemming met waar mogelijk ruimte voor maatwerkoplossingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1.: Zuidplas-West, opgeknipt in twee plandelen, en de vernietigde delen hiervan.


Het doel van de bestemmingsplannen "Zuidplas-West (Nieuwerkerk aan den IJssel)" en "Zuidplas-West (Zevenhuizen-Moerkapelle)" was om de planologische kaders voor gebiedsontwikkeling in het gebied 'Zuidplas West' zoals opgenomen in het ISP Zuidplas en het Streekplan Zuid Holland Oost, tweede partiële herziening alsmede de kwalitatieve uitgangspunten en milieuhygiënische randvoorwaarden zoals opgenomen in de documenten 'Ontwerpen aan de Zuidplaspolder' en 'Handboek Kwaliteit Zuidplaspolder', juridisch-planologisch vast te leggen. Vanwege de crisis oordeelde de Raad van State echter dat de realisatie van het "Ringvaartdorp" binnen de bestemmingsplantermijn van 10 jaar niet meer aannemelijk was. Om die reden is dit bestemmingsplanonderdeel op 10 augustus 2011 vernietigd (zie afbeelding 1.1.). Door de vernietiging zijn de oude bestemmingsplannen weer van kracht geworden: "Landelijk Gebied 1990" (Zevenhuizen, 1990) en "Buitengebied" (Nieuwerkerk aan den IJssel, 1988). Die worden nu, met het voorliggende plan, geactualiseerd en gemoderniseerd voor de komende tien jaar, met ruimte voor maatwerkoplossingen. Bovendien zijn deze twee gebieden samengevoegd in voorliggend bestemmingsplan. Tegen het einde van planperiode van dit bestemmingsplan zal worden bezien of, al dan niet in gewijzigde vorm, invulling wordt gegeven aan het Ringvaartdorp.

De lintzones en de bijbehorende wijzigingsbevoegdheden binnen dit gebied zijn niet vernietigd en daar blijven de regelingen uit de bestemmingsplannen Zuidplas-West van toepassing. Het gebied binnen het plandeel Zevenhuizen-Moerkapelle waaraan goedkeuring is onthouden en reparaties nodig waren, ligt binnen de rode lijnen. Dit gebied is omsloten door de Zuidplasweg, de Knibbelweg en de Zuidelijke Dwarsweg. Het gebied binnen het plandeel Nieuwerkerk aan den IJssel waaraan goedkeuring is onthouden en reparaties nodig waren, ligt binnen de groene lijnen. Dit gebied is omsloten door de Zuidelijke Dwarsweg, de 2e Tochtweg tot huisnummer 74 (ca. 800 m), vervolgens in een directe lijn naar 1e Tochtweg 25b en vanaf daar naar de Zuidelijke Dwarsweg.

Herstelbesluit n.a.v. uitspraak Raad van State d.d. 28 oktober 2020

Het bestemmingsplan 'Herziening Zuidplaspolder 1' is door de gemeenteraad van Zuidplas op 16 oktober 2018 vastgesteld. Tegen dit besluit tot vaststelling tekenden verschillende appellanten beroep aan. Op 28 oktober 2020 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) uitspraak over de ingediende beroepsschriften (ECLI:NL:RVS:2020:2506). De volledige uitspraak is opgenomen in bijlage 5. De Afdeling oordeelde dat het beroepsschrift van meerdere appellanten gegrond was, vernietigde het besluit van de gemeenteraad van 16 oktober 2018 op genoemde onderdelen en bepaalde de aanpassingen in de planregels en verbeelding die in de plaats treden van de vernietigde delen van het besluit. De Afdeling heeft de gemeenteraad opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak ervoor zorg te dragen dat de daarin aangegeven onderdelen worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl); en binnen 39 weken na verzending om met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Het voorliggende herstelde plan voorziet in het eerste.

1.2 Gekozen planopzet

Het voorliggende bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van aard, waarbij niet de mogelijkheden uit het voorgaande plan "Zuidplas-West (Zevenhuizen-Moerkapelle)", maar die uit de dáárvoor geldende plannen ("Landelijk Gebied 1990" van Zevenhuizen en "Buitengebied 1988" van Nieuwerkerk aan den IJssel) zijn aangehouden. De regelingen zijn samengevoegd, geactualiseerd en gemoderniseerd. Dit heeft geresulteerd in een gedetailleerde planopzet, waarbij per perceel concreet en gedetailleerd is aangegeven welke bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan. Wel zijn enkele wijzigingsbevoegdheden uit het voorgaande plan "Zuidplas-West" gecontinueerd, waaronder een gedeelte van de verdichting / ontwikkeling van de lintzone ten westen van de Bierhoogtweg en de Knibbelweg.

1.3 Ligging en begrenzing

Het plangebied "Herziening Zuidplaspolder 1" ligt binnen de gemeente Zuidplas op het grondgebied van de kernen Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen. Het plangebied ligt ten zuidoosten van Zevenhuizen en ten noorden van Nieuwerkerk aan den IJssel. Woonwijk Nesselande (gemeente Rotterdam) ligt direct ten westen van het plangebied. De noordelijke grens wordt gevormd door de perceelsgrenzen van de percelen ten noorden van de N219. De oostelijke grens wordt gevormd door de (watergang ten westen van de) Knibbelweg. De zuidelijke grens wordt gevormd door de grens van de vernietigde woonbestemming uit de voorgaande plannen en de westelijke grens wordt gevormd door de Eerste Tochtweg. De Tweede Tochtweg doorsnijdt het gebied in noord-zuidelijke richting en de Zuidelijke Dwarsweg doorsnijdt het gebied in oost-westelijke richting.

Het plangebied van het bestemmingsplan bestaat naast dit grote gebied ook uit een aantal losse percelen, ten oosten en ten zuidoosten van het grote gebied gelegen. Het zijn percelen waar ondergeschikte wijzigingen / aanpassingen aan de voorgaande bestemmingsregeling wenselijk waren. Deze zijn vanuit praktisch oogpunt meegenomen in het voorliggende plan. Het gaat om de adressen:

  • 1. Eerste Tochtweg 19 te Nieuwerkerk aan den IJssel;
  • 2. Tweede Tochtweg 47 te Nieuwerkerk aan den IJssel;
  • 3. Westringdijk 115/116 te Moordrecht;
  • 4. Middelweg 18a te Moordrecht;
  • 5. Zuidplasweg 5a en 7 en Verbindingsweg 1 te Nieuwerkerk aan den IJssel;
  • 6. Middelweg 13 te Moordrecht;
  • 7. Zaaipad 4

Afbeelding 1.2. geeft de begrenzing van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0002.jpg"

Afbeelding 1.2.: begrenzing bestemmingsplangebied op topografische kaart

1.4 Vigerende plannen

Het bestemmingsplan "Herziening Zuidplaspolder 1" is een herziening van de volgende bestemmingsplannen:


In de lintzones:

  • Bestemmingsplan "Zuidplas-West" (Nieuwerkerk aan den IJssel); raadsbesluit: 02-07-2009, onherroepelijk: 11-08-2011.
  • Bestemmingsplan "Zuidplas-West" (Zevenhuizen-Moerkapelle); raadsbesluit: 02-07-2009, onherroepelijk: 11-08-2011.


Buiten de lintzones (wegens de vernietigde bestemming "Uit te Werken Ringvaartdorp"):

  • Landelijk Gebied 1990 (Zevenhuizen), 1990.
  • Buitengebied (Nieuwerkerk aan den IJssel), 1988.

Ter plaatse van de 'losse percelen' die ook in dit plan zijn meegenomen, gold voorheen het bestemmingsplan "Restveen en Groene Waterparel" (Moordrecht); raadsbesluit d.d. 16-12-2008, onherroepelijk: 11-08-2010 en het bestemmingsplan "Rode Waterparel"; raadsbesluit d.d. 11-06-2009, onherroepelijk: 10-08-2011.

1.5 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende Regels, vergezeld van een Toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. In de toelichting is een beschrijving van het plangebied opgenomen en zijn de aan het plan ten grondslag gelegen keuzes en beleidsuitgangspunten beschreven.

De toelichting bestaat uit 10 hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het plan beschreven en worden de ontwikkelingen binnen het plangebied opgenoemd. De voor het plan relevante beleidsuitspraken van rijk, provincie en regio en het eigen gemeentelijke beleid zijn in hoofdstuk 4 beschreven.

Hoofdstuk 5 is de waterparagraaf waar alle voor het plangebied relevante wateraspecten worden behandeld. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de verschillende milieu-aspecten en hoofdstuk 7 behandelt de relevante omgevingsaspecten. Hierbij vindt er een toets aan de diverse milieu- en omgevingsaspecten plaats.

Een toelichting op de juridische systematiek en een omschrijving van de afzonderlijke bestemmingen is beschreven in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 9 wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven en in hoofdstuk 10 de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de te doorlopen procedures.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

De Zuidplaspolder, waarbinnen het plangebied is gelegen, is ontstaan uit verveende binnenmeren die na aanleg van ringvaarten tot droogmakerijen bemalen werden. Door intensieve veenwinning heeft tot in de 19e eeuw een groot meer bestaan, de Zuidplas. In 1816 is besloten om over te gaan tot het droogleggen van de plas. De drooglegging is gestart in 1828 met het graven van de ringvaart en werd voltooid in 1839. Na de drooglegging is de structuur van rechte wegen en tochten in één keer aangelegd, waarbij blokken ontstonden van ongeveer 800 bij 800 meter. De lijn tussen de kerken van Moerkapelle en Moordrecht was de basis voor dit zogenaamde grid. Het resultaat was een waterrijke (circa 10 procent), rechthoekig verkavelde polder met lange, smalle kavels.

De boerderijen werden verspreid langs de wegen in de polder gebouwd. Het nederzettingspatroon onderscheidt zich daarmee duidelijk van wat in oudere polders (zoals Esse, Gansdorp en Blaardorp), waar de bebouwing in linten tot stand kwam.

Afbeelding 2.1. geeft een kaart van de Zuidplaspolder uit 1850 weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0003.jpg"

Afbeelding 2.1.: kaart Zuidplaspolder uit 1850 (bron: Wikipedia) met de globale ligging van het plangebied

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

De inrichting van de Zuidplaspolder is een spiegel van de ontstaansgeschiedenis. Het grid heeft de polder een helder en leesbaar landschap gegeven dat zo'n 170 jaar later nog steeds goed zichtbaar is. De oude kernen van de dorpen en alle bijbehorende elementen, zoals bebouwingslinten, zijn de dragers om het dorpse karakter ook in de toekomst vast te kunnen houden. Deze kernen worden verbonden door de ringvaart, die symbolen bevat van zowel de strijd tegen het water (molens, gemalen, sluizen) als het gebruik van het land (bruggen, pakhuizen).

Van oudsher vindt in het noordwestelijke deel akkerbouw plaats en in het nattere zuidoostelijke deel melkveehouderij. Intensivering in de landbouw heeft er in de loop der tijd toe geleid dat in het noordwestelijke deel veel percelen zijn vergroot door het dempen van sloten en dat akkerbouw daar gedeeltelijk is verdrongen door (glas)tuinbouw. De Zuidplaspolder is nog steeds voor het grootste gedeelte in gebruik als agrarisch gebied.

Kenmerkend voor de droogmakerijen in Zuidplas zijn de grootschalige open ruimtes die in de eerste plaats begrensd worden door de dijken van de ringvaarten, door de dijken van de Hollandsche IJssel en door de aan de dijken gelegen dorpsgebieden. Door diverse ruimtelijke ontwikkelingen is een nadere geleding van de openheid ontstaan: de spoordijk, de kunstwerken en de A20 en A12 (inclusief aangrenzende beplanting), de glasopstanden en de verspreide beplantingselementen en boerderijen.

Het glastuinbouwgebied bij Nieuwerkerk aan den IJssel is, in het Streekplan Zuid-Holland Oost van 2003, aangewezen als transformatiegebied. De transformatie betreft het omzetten van het verouderde glastuinbouwconcentratiegebied in een woonwijk. Op het moment van vaststelling van bestemmingsplan "Zuidplas-West" was nog circa 50 procent van het gebied in gebruik voor glastuinbouw. Later zijn een aantal kassen met het oog op de toekomstige bestemming gesloopt. De gronden waar de reeds gesloopte kassen op stonden hebben nog wel de bestemming glastuinbouw. De geplande transformatie, is door de crisis in 2008 en de vernietiging van de bestemmingsplannen "Zuidplas-West (Nieuwerkerk aan den IJssel)" en "Zuidplas-West (Zevenhuizen-Moerkapelle)" getemporiseerd. Voor de planperiode van de komende 10 jaar wordt daar een conserverende bestemming opgelegd. Er is nog wel ruimte voor kleinschalige ontwikkelingen aan de linten. De rechtsgevolgen van de lintbestemming en bijbehorende wijzigingsbevoegdheid uit "Zuidplas-West" zijn immers gedeeltelijk in stand gebleven.

2.3 Functionele analyse

De veen-op-kleibodem in de droogmakerij werd en wordt vooral voor weidebouw benut, vanwege de slechte fysische eigenschappen (indroging, zuur) van de bovengrond (restveen). In de loop der jaren is in het gebied ook steeds meer glastuinbouw ontstaan. Dat ter plekke van deze glastuinbouw de bovengrond wel gunstige eigenschappen heeft, komt door de intensieve menging van organische stof met minerale bestanddelen en door de goed veraarde bovengrond. In het plangebied bevindt de glastuinbouw zich met name ter weerszijden van de Zuidelijke Dwarsweg, en dan het deel ten westen van de Eerste Tochtweg.

De structuur van het landschap wordt nog steeds bepaald door het historisch ontginningspatroon en door de landbouw (weidebouw) die tevens drager van de open ruimte is. De intensivering van de landbouw (glastuinbouw) is in dat patroon opgenomen, maar heeft door de deels verspreide ontwikkeling tot een ruimtelijk meer geleidelijke overgang tussen de grootschalige openheid en de randen geleid.

Naast het agrarische grondgebruik is het plangebied deels in gebruik voor andere functies, zoals voor (verspreid liggende) niet-agrarische bedrijven. Een groot bedrijf is bijvoorbeeld de pluimveeslachterij Clazing aan de Bierhoogtweg. Dit bedrijf heeft uitbreidingsplannen maar deze uitbreiding zal vanwege de planologische impact nu niet worden meegenomen, maar zal onderdeel zijn van een specifieke bestemmingsplanprocedure. Dit geldt ook voor een aantal verkeerskundige aanpassingen ter hoogte van de Zuidelijke Dwarsweg/1e Tochtweg vanwege de daar beoogde reconstructie van de bestaande rotonde. In het gebied bevinden zich, langs de (Tocht)wegen, daarnaast ook diverse woningen. Voor een deel gaat het om burgerwoningen en voor een deel om bedrijfswoningen.

2.4 Verkeer - ontsluiting

De ontsluiting van het plangebied vindt nog altijd grotendeels plaats door de oorspronkelijke structuren: de Knibbelweg, de Eerste Tochtweg, de Zuidelijke Dwarsweg en de Tweede Tochtweg. Aan de noord- en westzijde ligt de provinciale weg N219. Deze weg ontsluit het autoverkeer vanuit het plangebied richting de A20 (zuidelijk gelegen) en de A12 (noordelijk gelegen). De N219 is in 2010 in gebruik genomen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de systematiek bij de samenvoeging, actualisering en modernisering van bestemmingsplan "Landelijk Gebied 1990" van de gemeente Zevenhuizen, bestemmingsplan "Buitengebied 1988" van de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel en de lintzones van bestemmingsplannen "Zuidplas-West (Zevenhuizen en Nieuwerkerk aan den IJssel)" alsmede de achterliggende ruimtelijke en programmatische uitgangspunten van het plan. De uitgangspunten zijn daar waar mogelijk vertaald in meer concrete regels en/of aanduidingen op de verbeelding.

3.2 Uitgangspunten voor plandeel Zevenhuizen-Moerkapelle

In het plandeel Zevenhuizen-Moerkapelle wordt, met uitzondering van de bestemming Lintzone (gedeeltelijk, via wijzigingsbevoegdheid), vanwege de vernietiging van het bestemmingsplan "Zuidplas-West (Zevenhuizen-Moerkapelle)" teruggevallen op het oude bestemmingsplan "Landelijk Gebied 1990" van de gemeente Zevenhuizen (zie afbeelding 3.1.). Er wordt derhalve terugbestemd naar de oude situatie, waarbij de bestemmingsplansystematiek wordt gemoderniseerd. Het plangebied bevat de volgende straten: Bierhoogtweg, Knibbelweg, Zuidelijke Dwarsweg en Zuidplasweg. Sinds 1990 zijn enkele situaties veranderd binnen dit plangebied. De bouwsteden zijn een verouderde bestemmingsmethode, die niet meer past binnen de huidige standaarden voor het opstellen van bestemmingsplannen. Alle percelen binnen het plangebied met de aanduiding bouwstede hebben in het voorliggende bestemmingsplan een bouwvlak gekregen ter grootte van de bestaande bedrijfsbebouwing, mits de bebouwing legaal is, of hebben een bouwvlak gekregen met een maximaal toegestaan bebouwingspercentage aan de hand van het voorgaande bestemmingsplan. Vooruitlopend op de voorgenomen ontwikkeling van het Ringvaartdorp, zoals vastgelegd in de bestemmingsplannen "Zuidplas-West (Nieuwerkerk aan den IJssel)" en "Zuidplas-West (Zevenhuizen-Moerkapelle)", zijn op diverse locaties kassen gesloopt. Ter continuering van de oude planologische mogelijkheden, is op deze locaties een bouwvlak aangegeven voor glastuinbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0004.jpg"

Afbeelding 3.1.: verbeelding bestemmingsplan "Landelijk Gebied 1990" (Zevenhuizen) inclusief globale begrenzing bestemmingsplangebied

3.3 Uitgangspunten voor plandeel Nieuwerkerk aan den IJssel

In het plandeel Nieuwerkerk aan den IJssel wordt vanwege de vernietiging door de Raad van State van de bestemming "Uit te werken - Ringvaartdorp" teruggevallen op het oude bestemmingsplan "Buitengebied 1988" van de voormalige gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel (zie afbeelding 3.2.). De lintzone met bijbehorende wijzigingsbevoegdheid is aanvankelijk niet vernietigd maar bij de uitspraak van de Raad van State van oktober 2020 alsnog, evenals het overige gebied. Zodoende wordt terugbestemd naar de oude situatie, waarbij de bestemmingsplansystematiek wordt gemoderniseerd. Het plangebied bevat de Eerste Tochtweg, de Tweede Tochtweg en Zuidelijke Dwarsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0005.jpg"

Afbeelding 3.2.: verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied 1988" (Nieuwerkerk aan den IJssel) inclusief globale begrenzing bestemmingsplangebied

3.4 De belangrijkste functies in het plangebied

3.4.1 Wonen

De bestaande én planologisch toegestane burgerwoningen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming "Wonen". Conform de systematiek in de gemeente Zuidplas zijn ruime bouwvlakken getekend rondom de woonpercelen, waarbinnen met het hoofdgebouw kan worden 'geschoven'. Wel is een maximale inhoudsmaat voorgeschreven, evenals minimale afstanden tot de perceelsgrenzen. De goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 7 respectievelijk 10 meter.

3.4.2 Lintzone

In het plandeel Zevenhuizen lag in het bestemmingsplan "Zuidplas-West" een lintzone langs de zuidwestelijke zijde van de Knibbelweg, langs de zuidwestelijke zijde van de Tweede Tochtweg en langs de zuidwestelijke zijde van de Bierhoogtweg. Deze lintzone is niet (geheel) vernietigd door de Raad van State. De (niet vernietigde) bestemming "Lintzone" regelde voor de eerste 100 meter langs de wegen dat bestaande legale situaties in stand konden blijven en dat via een wijzigingsbevoegdheid nieuwe onderdelen konden worden toegevoegd. In een conserverend plan zoals het voorliggende plan is dit geen werkbare regeling. Daarom zijn de bestaande functies nu in onderhavig plan direct bestemd. De wijzigingsbevoegdheid is over een gedeelte van dezelfde zone opgenomen in onderhavig plan. Dit betreft de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'. Deze wijzigingsbevoegdheid houdt in dat transformatie naar een nieuwe lintzone mogelijk is, met vrijstaande en/of halfvrijstaande woningen met de daarbij behorende bijgebouwen en aanbouwen, woon-werkcombinaties, waarbij de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 alsmede de vestiging van maatschappelijke voorzieningen en/of kleinschalige bedrijven (milieucategorie 1 en 2) mogelijk zijn. Door de Raad van State is in oktober 2020 het gedeelte dat samenvalt met het op kaart 3 "Teeltgebieden" van de Verordening Ruimte aangewezen "Glastuinbouwgebied in Westland-Oostland" eveneens vernietigd. In onderhavig plan is zodoende alleen voor een deel van de lintzone ten zuidwesten van de Knibbelweg, Bierhoogtweg en Tweede Tochtweg deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

3.4.3 Agrarisch

De meeste gronden in het plangebied zijn voorzien van de bestemming "Agrarisch". Binnen deze bestemming zijn gebouwen alleen toegestaan binnen de bouwvlakken, die slechts op enkele plekken zijn ingetekend. Binnen de bestemming zijn primair grondgebonden agrarische bedrijven c.q. -bedrijfsactiviteiten toegestaan. Andere functies die op enkele plaatsen daar bovenop zijn toegestaan, zoals een intensieve veehouderij of een bedrijfswoning, zijn met functieaanduidingen aangeduid.

3.4.4 Agrarisch - Glastuinbouw

De bestaande legale kassen in het plangebied, alsmede enkele andere percelen waar in het vorige plan een glastuinbouwbestemming gold, zijn voorzien van de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw". Binnen een bouwvlak is maximaal 2 hectare aan kassen toegestaan, of de bestaande oppervlakte (legale) oppervlakte indien deze méér bedraagt dan 2 hectare. Via een afwijkingsbevoegdheid kan de oppervlakte desgewenst van 2 naar 3 ha worden verruimd. Dit is een mogelijkheid die uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 1988' van de voormalige gemeente Nieuwerkerk aan den Ijssel is overgenomen.

3.4.5 Bedrijven

Enkele individuele bedrijven binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming "Bedrijf". Binnen deze bestemming zijn in beginsel bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Hogere categorieën of specifieke bedrijfsdoeleinden zijn specifiek aangeduid.

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging.

Consequenties voor dit plan

In de voorganger van de SVIR, de Nota Ruimte, was de integrale gebiedsontwikkeling van de Zuidplaspolder opgenomen. Deze is in de SVIR komen te vervallen. Het terugbestemmen naar de bestaande situatie in het plangebied is dan ook in lijn met het beleid uit de SVIR.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), in werking getreden op 30 december 2011, de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast.

Consequenties voor dit plan

Het plangebied is op geen van de kaarten van het Barro aangeduid.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In het Bro is onder meer het volgende opgenomen:

  • De verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('elektronisch') beschikbaar te stellen;
  • De vormgeving en inrichting van ruimtelijke plannen en dergelijke;
  • Gedetailleerde bepalingen over de inhoud van een bestemmingsplan;
  • De verplichting om te toetsen aan de in het Bro opgenomen ladder voor duurzame verstedelijking.

Consequenties voor dit plan

Aan de digitale en inhoudelijke verplichtingen uit het Bro wordt in dit bestemmingsplan voldaan. De toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet aan de orde, aangezien geen nieuwe ontwikkelingen worden bestemd.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Visie, Programma's en Verordening

Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van de Provincie Zuid-Holland de Visie Ruimte en Mobiliteit, het Programma Ruimte, het Programma Mobiliteit en de Verordening Ruimte vastgesteld. Het beleid is op 1 augustus 2014 in werking getreden. In 2016, 2017 en 2018 zijn actualisaties vastgesteld.

Deze tijd vraag om maatwerk, flexibiliteit en aanpassingsvermogen, onder andere omdat ontwikkelingen minder voorspelbaar zijn en demografische ontwikkelingen in de diverse regio's verschillen. Maatwerk, flexibiliteit, aanpassingsvermogen en samenwerking zijn sleutelbegrippen in de Visie Ruimte en Mobiliteit.

De vier rode draden die door de provincie zijn benoemd (beter benutten van wat er is, vergroten van de agglomeratiekracht, verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en bevorderen van de transitie naar water- en energie-efficiëntere samenleving) moeten worden uitgewerkt door toepassing van onder andere de ladder voor duurzame verstedelijking.

Consequenties voor dit plan

  • Visie Ruimte en Mobiliteit en Programma Ruimte

De ruimte voor ontwikkeling van bovenregionaal belang in de Zuidplaspolder is indicatief aangeduid in het beleidsbeeld 'ruimtelijke hoofdstructuur' van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Afspraken over aard en omvang van die ontwikkeling zijn opgenomen in het Programma Ruimte: het betreft 7.000 woningen tot 2030 in dorpse en landelijke woonmilieus met een uitbreidingscapaciteit tot maximaal 15.000 woningen in de periode na 2030. Het gaat om een indicatie, niet om een streefaantal of ambitie. De meeste woonmilieus kunnen naar verwachting in voldoende mate binnen het bestaande stads- en dorpsgebied kunnen worden opgevangen. Volgens de huidige inzichten is er onvoldoende ruimte elders in de Zuidvleugel om de vraag naar dorpse en landelijke woonmilieus te kunnen accomoderen. Nieuwe dorpse woonmilieus worden in eerste instantie ontwikkeld in aansluiting op de bestaande kernen van Moerkapelle en Zevenhuizen. Landelijke woonmilieus kunnen ontwikkeld worden in de Rode Waterparel/Nieuwerkerk-Noord en het Nieuwe Midden.

In het onderhavige plangebied zullen dus op korte en middellange termijn geen grootschalige ontwikkelingen tot woningbouw plaatsvinden. Dit is geheel in lijn met het terugbestemmen van de gronden binnen het plangebied naar bestemmingen die aansluiten op de bestaande situatie.

  • Verordening Ruimte

Op kaart 3 'teeltgebieden' van de Verordening Ruimte is het zuidwestelijke deel van het plangebied, waar zich de meeste kassen bevinden, aangeduid als 'glastuinbouwgebied Westland-Oostland' (zie afbeelding 4.1.). De kassen die zich hier bevinden, maar ook de bestaande kassen op overige locaties en de percelen met een glastuinbouwbestemming uit het voorgaande plan, zijn in het voorliggende bestemmingsplan bestemd tot "Agrarisch - Glastuinbouw". Verder is de N219 op kaart 7 'beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit' aangeduid als 'beschermingscategorie 2 - recreatiegebied' (zie afbeelding 4.2.). Hier wordt de bestaande situatie bestemd. Op kaart 11 'waterveiligheid' (zie afbeelding 4.3.) is te zien dat de N219 / Zuidplasweg gedeeltelijk fungeert als regionale waterkering. De gronden ter weerszijden van de kering zijn in dit bestemmingsplan bestemd tot "Waterstaat - Waterkering".

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0006.jpg"

Afbeelding 4.1.: uitsnede kaart 3 'teeltgebieden' uit Verordening Ruimte

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0007.jpg"

Afbeelding 4.2.: uitsnede kaart 7 'beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit' uit Verordening Ruimte

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0008.jpg"

Afbeelding 4.3.: uitsnede kaart 11 'waterveiligheid' uit de Verordening Ruimte

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Interregionale Structuurvisie (ISV)

De interregionale Structuurvisie is de langetermijnvisie voor de verstedelijking van de Zuidplaspolder en geeft antwoord op de vraag in welke mate en onder welke voorwaarden de driehoek Rotterdam - Zoetermeer - Gouda (RZG) in het algemeen en de Zuidplaspolder in het bijzonder van kleur kunnen verschieten.

De opgaven voor groen en water, infrastructuur, woningbouw, bedrijventerreinen en glastuinbouw zijn voor de driehoek RZG beschreven in het opgavendocument. Samengevat gaat het om:

  • 15.000 tot 30.000 woningen;
  • 150 tot 350 hectare bedrijventerrein;
  • 200 hectare netto extra glas.

Het programma voor het plangebied Zuidplas-West betreft de invulling van de nieuwe bedrijventerreinen nabij Nieuwerkerk aan den IJssel, aanleg van een robuust groenblauw raamwerk, uitbreiding woningbouw bij Nieuwerkerk-Noord en Zevenhuizen-Zuid, de versterking van de landschapsstructuur in de vorm van lanen, linten en tochten en de mogelijkheid tot stevige verstedelijking in het Ringvaartdorp. Als zodanig past het programma voor Zuidplas-West binnen de verstedelijkingsopgave van de Zuidplaspolder. Daarnaast zijn reserveringen opgenomen voor de aanpassingen aan de infrastructuur en het maken van aaneengesloten groene verbindingen.

Consequentie plangebied

De grootschalige ontwikkeling in het gebied, zoals omschreven in de ISV, wordt in dit bestemmingsplan niet gefaciliteerd. Alleen langs delen van de linten zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen (c.q. zijn de mogelijkheden gedeeltelijk behouden gebleven) ter verdichting in de lintzones.

4.3.2 Intergemeentelijke Structuurplan voor de Zuidplaspolder (ISP)

In 2006 is op basis van het ISV het Intergemeentelijke Structuurplan (ISP) voor de Zuidplaspolder vastgesteld. Het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP) is een gemeenschappelijk plan van de vijf betrokken grondgebiedgemeenten (Zevenhuizen-Moerkapelle, Moordrecht, Waddinxveen, Nieuwerkerk aan den IJssel en Gouda), in samenwerking met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Doel van deze opgave is het creëren van ruimte voor woningbouw voor de bovenregionale woningbouwbehoefte in samenhang met een integrale gebiedsontwikkeling met andere functionaliteiten.

Het plangebied ISP bestaat globaal uit de Zuidplaspolder, de bovenlanden langs de Hollandsche IJssel; de Eendragtspolder, de Tweemanspolder, Polder de Wilde Veenen en een zone ten westen van Waddinxveen.

Consequentie plangebied

De grootschalige ontwikkeling in het gebied, zoals omschreven in het ISP, wordt in dit bestemmingsplan niet gefaciliteerd.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Structuurvisie Zuidplas 2030

De Structuurvisie Zuidplas 2030 is een kader voor de gebieds- en ruimtelijke opgaven die Zuidplas op basis van het ISP in de komende decennia wil realiseren. De gemeente Zuidplas wil een gemeente zijn van springlevende dorpen en buurtschappen, waar volop ruimte is voor bedrijvigheid en daarnaast met aantrekkelijke recreatiemogelijkheden in een groene omgeving. Dit alles met een goede bereikbaarheid en oog voor milieu en duurzaamheid.

Consequentie plangebied

Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als 'agrarisch landschap', met de kruisende aanduidingen 'groen-recreatieve verbinding indicatief' en 'hoogwaardig openbaarvervoerverbinding indicatief'. Midden in het gebied ligt de aanduiding 'Gebiedsopgave Vijfde Dorp'. Deze aanduidingen zijn alle opgenomen in het kader van de grootschalige ontwikkelingen die in de Zuidplaspolder beoogd waren. In het voorliggende plan worden deze vanwege de langere ontwikkelperiode nu niet bestemd. De aanduidingen uit de structuurvisie zijn dan ook niet van toepassing binnen dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0009.jpg"

Afbeelding 4.4.: uitsnede kaartbeeld structuurvisie Zuidplas 2030p

4.4.2 Welstandsnota

In de gemeentelijke Welstandsnota (4 juni 2015) zijn meer gebieden dan voorheen welstandsvrij gemaakt. Alleen kwetsbare gebieden zijn niet welstandsvrij. Het plangebied is voor het grootste deel aangeduid als 'welstandsvrij' (zie afbeelding 4.5.; groen). Alleen voor het lint langs de Zuidplasweg geldt het andere welstandsregime ('zwaar'; paars).

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0010.jpg"

Afbeelding 4.5.: uitsnede kaart welstandsnota

4.4.3 Woonvisie

In de gemeentelijke woonvisie ("Wonen in de dorpen van de gemeente Zuidplas", 29 november 2011) wordt ingegaan op de situatie in Zuidplas anno 2011 en wordt daarna aangegeven hoe de toekomst van het gebied eruit ziet. De gemeente Zuidplas is een gemeente van dorpen en buurtschappen in een groene omgeving. De huidige dorpse identiteit is een uitstekende basis om je thuis te voelen, nu en in 2030. Voor de realisatie van de nieuwe woningen in Zuidplas is het van groot belang dat wordt gebouwd vanuit én aan de dorpen, gewerkt wordt aan transformatie van de bestaande woningvoorraad en gewerkt wordt aan aantrekkelijke, levendige dorpskernen.

In dit bestemmingsplan worden de bestaande woningen positief bestemd. Grootschalige ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Er is daarmee geen strijd met het beleid uit de woonvisie.

Hoofdstuk 5 Water

5.1 Kader

Wettelijk kader

Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw ondertekend. Deze startovereenkomst is in 2003 omgezet in het Nationaal Bestuursakkoord Water dat in juni 2008 is geactualiseerd. Hiermee hebben deze partijen elkaar gecommitteerd om een watertoets toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorts bepaald dat waterbeheerders dienen te worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen. De watertoets is een instrument om bij alle ruimtelijke plannen en besluiten waarin waterhuishoudkundige aspecten voorkomen te toetsen of in voldoende mate rekening wordt gehouden met die aspecten. Het gaat daarbij vooral om aandacht voor de waterkwantiteit (ruimte voor water, berging, infiltratie, aan- en afvoer), aandacht voor effecten op de waterkwaliteit en aandacht voor de veiligheid (overstroming).

5.2 Het plangebied

Waterkwantiteit
In het bestemmingsplan is een aantal waterlopen aanwezig. Deze waterlopen zijn aangemerkt als boezemwater. De waterlopen zijn als 'Water' bestemd in dit bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in de demping van water of in een toename van verharding. Het bestemmingsplan heeft derhalve geen gevolgen voor de waterkwantiteit.


Waterkwaliteit

In het bestemmingsplan wordt niet voorzien in maatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd.


Riolering
Het algemeen beleid is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden en gescheiden blijven tot aan het overnamepunt op de perceelsgrens. Schoon regenwater van gevels en daken dient bij voorkeur te worden benut (toiletspoeling, daktuinen e.d.) of te worden afgevoerd naar de bodem (infiltratie) en indien niet mogelijk of gewenst is dan rechtstreeks afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater via een regenwaterriool.


Grondwater

Een eigenaar van een erf mag geen hinder aan eigenaren van andere erven toebrengen in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van over het erf stromend water of van het grondwater en dergelijke. Toespitsen op plan.

In geval van bouwactiviteiten dient er rekening gehouden te worden dat het niet is toegestaan om grondwateroverlast te veroorzaken door het aanbrengen van ondergrondse constructies en dat het verboden is om grondwater te onttrekken met als gevolg dat er sprake is van een grondwaterstandverlaging in de omgeving. Ook het ophogen van percelen is, gezien de mogelijk negatieve effecten voor aangrenzende percelen, niet zonder meer toegestaan.


Belangrijk is dat ruimtelijke ontwikkelingen geen verslechtering van de oorspronkelijke grondwaterstand en -stroming mag veroorzaken (bodemdaling, grondwateroverlast en - onderlast, paalrot, zettingen). Daarom is versnelde afvoer van grondwater naar oppervlakte (permanente drainage) in principe niet toelaatbaar. De sponswerking van de bodem dient zoveel als mogelijk te worden benut. Onderhavig plan maakt geen nieuwe ondergrondse bebouwing, anders dan kleinschalige afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding mogelijk.

5.3 Conclusie

Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor wat betreft de waterhuishouding in het plangebied. Voor wat betreft het aspect water, is dit plan toelaatbaar.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Inleiding

6.2 Bedrijven en milieuzonering

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Activiteitenbesluit milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De richtafstanden in de richtlijn Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de VNG gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype "gemengd gebied" kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

Consequentie plangebied

Het plan laat in het overgrote deel geen nieuwe planologische situaties toe, die getoetst dienen te worden aan Bedrijven en milieuzonering. De percelen waar dit wel het geval is, zijn:


Middelweg 18A Moordrecht

Op deze locatie is een transportbedrijf gevestigd. Om de activiteiten niet zwaarder te bestemmen dat dan categorie 2, wordt een aanduiding 'stallen van vrachtauto's zonder koelinstallaties' voor dit perceel opgenomen.


2e Tochtweg 47 Nieuwerkerk aan den IJssel

Op deze locatie is een paardenpension gevestigd met ondergeschikte activiteit transportbedrijf. Voor dit perceel wordt naast 'paardenhouderij' de aanduiding 'stallen van vrachtauto's zonder koelinstallaties' opgenomen.

6.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat er getoetst moet worden aan wegverkeerslawaai, industrielawaai en railverkeerslawaai gedurende een bestemmingsplanprocedure. In de volgende paragrafen worden de verschillende categorieën behandeld. Bij de beoordeling van wegverkeerslawaai hanteert de gemeente de 'Beleidsregel hogere waarden regio Midden-Holland' d.d. 16 april 2012. De consequenties van deze Beleidsregel worden in de paragraaf wegverkeerslawaai behandeld.

6.3.1 Wegverkeerslawaai

Er moet aandacht aan wegverkeerslawaai worden geschonken indien het bestemmingsplan het volgende mogelijk maakt:

1. nieuwe infrastructuur;

2. nieuwe geluidsgevoelige functies.

De Wgh geeft aan dat wegen met een rijsnelheid van 50 km/uur of hoger wettelijke geluidszones hebben met een vastgelegde afstand tot de weg. Deze afstand ligt tussen de 200 en de 600 meter. Indien er binnen de zone van een nieuwe weg een geluidsgevoelig object (woning) ligt of er binnen de zone van een bestaande weg een nieuw geluidgevoelig object mogelijk wordt gemaakt dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt overschreden, zal een hogere waarde procedure moeten worden gestart. Binnen deze procedure moet worden nagegaan of het mogelijk is de geluidsbelasting te verlagen. Wanneer er op in de Wgh opgenomen gronden bezwaar bestaat tegen het terugbrengen van de geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde kan een hogere waarde worden vastgesteld. Dit is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Het ontwerpbesluit van de hogere grenswaarde dient gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd te worden.


Bij het afgeven van een hogere waarde wordt rekening gehouden met de voorwaarden die zijn opgenomen in de Beleidsregel. Bij een geluidsbelasting van meer dan 53 dB dient de woning een geluidsluwe gevel te hebben waarop de geluidsbelasting vanwege alle omliggende wegen hoogstens 48 dB is.

6.3.2 Industrielawaai

Op grond van artikel 40 van de Wgh kunnen industrieterreinen een geluidszone hebben. In en naast het gebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft is géén industrieterrein gelegen met een geluidszone op grond van artikel 40 Wgh. Dit deel van de Wgh heeft geen invloed op het bestemmingsplan.

6.3.3 Railverkeer

Op grond van artikel 1 Wgh hebben spoorwegen een geluidszone. De breedte van de zone is afhankelijk van het geluid dat het railverkeer mag maken en ligt tussen de 100 en de 1200 meter.

6.3.4 Onderzoek

Indien binnen de geluidszone van een nieuwe (spoor-) weg een geluidsgevoelig object (woning) ligt of er binnen de geluidszone van een bestaande (spoor-) weg een nieuw geluidgevoelig object mogelijk wordt gemaakt, dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe (spoor-) wegen mogelijk maakt en binnen de bestaande geluidszone van (spoor-) wegen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk maakt heeft dit deel van de Wgh geen invloed op het bestemmingsplan.

6.3.5 Conclusie

Verplichtingen vanuit de Wet geluidhinder hebben geen relatie met dit reparatieplan. Voor wat betreft het aspect geluid, is dit plan toelaatbaar.

6.4 Luchtkwaliteit

6.4.1 Wettelijk kader

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.


Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide en fijn stof. De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in tabel I.

Tabel I: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

stof   jaargemiddelde   uurgemiddelde   24-uursgemiddelde   Opmerkingen  
Stikstofdioxide (NO2)   40 µg/m3   200 µg/m3   n.v.t.   Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden  
Fijn stof
(PM10)  
40 µg/m3   n.v.t.   50 µg/m3   24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden  
Fijn stof
(PM2,5)  
25 µg/m3   n.v.t.   n.v.t.   --
 

De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:

  • 1. de luchtkwaliteit tengevolge van de plannen per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • 2. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% verstaan;
  • 3. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde;
  • 4. gevoelige bestemmingen (waaronder scholen en zorginstellingen) niet binnen 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg worden gerealiseerd (of indien binnen deze zones geen sprake is van een (dreigende) overschrijding).


Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten:

  • Woningbouw: = 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
  • Kantoorlocaties: = 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.


In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal middels een berekening moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden.


Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

6.4.2 Onderzoek

Binnen de herziening van het bestemmingsplan vinden een aantal aanpassingen plaats. Het overgrote deel van de bestemmingen is echter onveranderd gebleven. De aanpassingen houden voornamelijk het volgende in:

  • Veranderen van de bestemming zoals het in het oude plan was of zoals het in werkelijkheid is (feitelijke situatie);
  • Functiewijziging van bedrijfswoning naar woonbestemming;
  • Bestemming naar agrarische gronden.


Deze aanpassingen hebben echter nauwelijks tot geen verkeersaantrekkende werking tot gevolg. Hierdoor is in geen geval een effect van meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide en fijn stof. De beoogde ontwikkelingen dragen dan ook 'niet in betekende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en zijn vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.


In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de maatgevende wegen ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving liggen (zie figuur 6.1 en 6.2). Omdat in de huidige situatie aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook in de toekomstige situatie het geval zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0011.png"

Figuur 6.1 Stikstofdioxide (NO2)

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0012.jpg"

Figuur 6.2 Fijn stof (PM10) en (PM2,5)

1 Langs de parallelweg van de Rijksweg A20 tussen afslag N456 en afslag N219 zijn een aantal beoordelingspunten die een overschrijding laten zien. Deze punten zijn onterecht als toetspunten in de Monitoringstool blijven staan. In de volgende monitoringsronde zullen deze punten aangemerkt worden als “geen NSL toetspunt”. Zie bijlage 6 'Kwaliteit lokale invoer' uit 'Monitoringsrapportage NSL 2015, Stand van zaken Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit' RIVM Rapport 2015-0166.

6.4.3 Conclusie

Het project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht. De realisatie van het plan kan conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) toelaatbaar worden geacht.

6.5 Externe veiligheid

6.5.1 Wettelijk kader

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.


Plaatsgebonden risico (PR)

Als "harde" afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.


Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.


De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord.


Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.

6.5.2 Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Herziening Zuidplaspolder 1' is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn. Mogelijke risicobronnen zijn bedrijven (inrichtingen), waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor)wegen en buisleidingen. Bij dit onderzoek is de "Visie Externe Veiligheid" van de gemeente Zuidplas betrokken, welke in de raadsvergadering van 19 april 2011 is vastgesteld.

6.5.3 Resultaten

Het bestemmingsplan 'Herziening Zuidplaspolder 1' bestaat uit zeven locaties. Deze zeven locaties worden hieronder worden hieronder behandeld.


Vernietigd deel bestemmingsplan 'Zuidplas-West'

In het bestemmingsplan 'Zuidplas-West' was hier grootschalige ontwikkeling (woningbouw) voorzien. In het voorliggende plan wordt het grotendeels conserverend bestemd. Het gaat overwegend om een agrarische bestemming.


Inrichtingen

Ten zuidwesten van het perceel aan de Groeneweg 2 in Rotterdam is een LPG tankstation gelegen. De plaatsgebonden risicocontour overlapt niet met het perceel. Het perceel ligt voor een klein deel wel binnen het invloedsgebied van dit LPG tankstation. Het gaat hier slechts om een deel van één woning (ook als woning bestemd) welke bestaand is. Het plan verandert dus niets aan de situatie van het groepsrisico.


Transport over de weg

De provinciale weg N219 is deels binnen het plangebied gelegen (zie figuur 6.3). Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de berekeningen in het kader van het bestemmingsplan 'Zuidplas-West' blijkt dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour buiten de weg zelf.


Omdat het gebied overwegend agrarisch wordt bestemd (en niet als woningbouw) zal het groepsrisico wat betreft de N219 en de gasleidingen significant lager zijn dan in het bestemmingsplan 'Zuidplas-West' is voorzien. Het berekende toekomstige groepsrisico (dus inclusief de ontwikkelingen 'Ringvaartdorp' (woningbouw)) voor de N219 ter hoogte van het plangebied bedroeg minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Door het huidige plan (voornamelijk agrarisch) zal het groepsrisico dus nog lager uitvallen.


Transport over het spoor

In de nabijheid van het plangebied zijn geen spoorlijnen gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.


Transport over het water

In de nabijheid van het plangebied zijn geen waterwegen gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.


Transport per buisleiding

Binnen en nabij het plangebied zijn verschillende hogedruk aardgasleidingen gelegen (zie figuur 6.3). Uit de berekeningen in het kader van het bestemmingsplan 'Zuidplas-West' blijkt dat een PR 10-6 contour aanwezig is. Binnen de contour zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten en/of bestemming aanwezig. Voor de gasleidingen in het gebied was een groepsrisico berekend in het kader van het bestemmingsplan 'Zuidplas-West' voor de huidige situatie (zoals nu wordt bestemd) kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Met de grootschalige woningbouw (Ringvaartdorp) zou het groepsrisico tussen de 0,1 en de 1 maal de oriëntatiewaarde worden. Met de huidige bestemming valt het groepsrisico dus fors lager uit.


1. Eerste Tochtweg 19-21 te Nieuwerkerk aan den IJssel

Dit perceel krijgt de bestemming ´Wonen´ (in het bestemmingsplan 'Zuidplas-West' was dit perceel wegbestemd). Op dit perceel is alleen aan de Eerste Tochtweg sprake van (beperkt) kwetsbare objecten (woning met schuren). Deze bestaande objecten worden in het bestemmingsplan opgenomen. Deze (beperkt) kwetsbare objecten zijn aan de N219 gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de berekeningen in het kader van het bestemmingsplan 'Zuidplas-West' blijkt dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour buiten de weg zelf. Ook het groepsrisico dat is berekend in het kader van het bestemmingsplan 'Zuidplas-West' is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Hiermee is het groepsrisico voldoende verantwoord.


2. Tweede Tochtweg 47 te Nieuwerkerk aan den IJssel

Paardenpension/stalling wordt bestemd zoals de feitelijke situatie en gebruik voor een goederenwegvervoerbedrijf in maximum categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het plangebied (paardenhouderij) is op 100 meter afstand van de spoorlijn Rotterdam - Gouda gelegen. Over dit spoor worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uitgaande van de paardenhouderij als een beperkt kwetsbaar object (conform Bevi) dan is, gezien de afstand tot het spoor het plaatsgebonden risico geen belemmering voor deze bestemming. Ook is het plangebied buiten het plasbrandaandachtsgebied gelegen. Het aantal personen neemt niet significant toe door deze bestemming, waarmee het groepsrisico ook niet significant zal toenemen. Wat betreft de verantwoording van het groepsrisico; via de Tweede Tochtweg kan er haaks van de risicobron worden gevlucht. Het groepsrisico is hiermee voldoende verantwoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0013.png"

Figuur 6.3: externe veiligheid

3. Westringdijk 115/116 te Moordrecht


Dit betreft een woonschepenliglaats voor maximaal 2 schepen. Deze situatie is bestaand (woonschepen zijn daar reeds aanwezig). Het plangebied is op 140 meter afstand van 2 hogedruk aardgasleidingen gelegen (gasleidingen A803 en A553). Ter hoogte van het plangebied ontstaat er geen PR 10-6 contour langs deze gasleidingen. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering voor het plangebied. Wel is er sprake van een strook die gereserveerd is in het kader van de 'Structuurvisie Buisleidingen' Deze strook van 70 meter breed overlapt niet met het plangebied.


Het plangebied is binnen de 100% letaalzone van deze gasleidingen gelegen. Omdat het slechts twee woonschepen betreft zal het groepsrisico niet significant toenemen. Het groepsrisico ter plaatse is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico is hiermee voldoende verantwoord.


4. Middelweg 18a te Moordrecht

Dit betreft de wijziging van een bedrijfsbestemming in een woonbestemming. Het plangebied is op meer dan 200 meter afstand van de Rijksweg A20 gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Op deze afstand is alleen relevant dat bij eventuele nieuwbouw of verbouw de mechanische ventilatie wordt voorzien van de mogelijkheid om deze met één druk op de knop uit te schakelen.


5. Zuidplasweg 5a en 7 en Verbindingsweg 1 te Nieuwerkerk aan den IJssel

Dit perceel is op 220 meter afstand van het spoor Rotterdam - Gouda gelegen. Op deze afstand is alleen het toxisch scenario relevant. Op deze afstand is alleen relevant dat bij eventuele nieuwbouw of verbouw de mechanische ventilatie wordt voorzien van de mogelijkheid om deze met één druk op de knop uit te schakelen.


Deels ligt het plangebied binnen de 200 meter van de provinciale weg N219. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor deze weg geldt dat er gezien het beperkt aantal transporten gevaarlijke stoffen geen PR 10-6 contour ontstaat buiten de weg. Het plaatsgebonden risico is dus geen belemmering voor het plangebied. Het groepsrisico ter hoogte van het plangebied is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Gezien de beperkte omvang van het plan zal het niet leiden tot een toename van het groepsrisico. Het groepsrisico is hiermee voldoende verantwoord.


Provinciaal groepsrisicobeleid

De provincie Zuid-Holland heeft een 'Beleidsregel groepsrisico en ruimtelijke ordening' (Provinciaal Blad, nr. 168, 14 januari 2015) vastgesteld. De hoogte van het groepsrisico speelt in deze beleidsregel een belangrijke rol. Het beleid is met name erop gericht om te voorkomen dat door ruimtelijke ontwikkelingen het groepsrisico toeneemt en in de eindsituatie boven de oriëntatiewaarde ligt (of als er aanleiding is om dat te verwachten). Voor het 'Bestemmingsplan Herziening Zuidplaspolder 1' is geen sprake van een groepsrisico boven de oriëntatiewaarde. Het plan voldoet dus aan het provinciaal groepsrisicobeleid.


Daarnaast heeft de provincie Zuid-Holland in haar beleidsregel aangegeven dat 'bereikbaarheid' en 'bluswatervoorzieningen' (voor de hulpdiensten) en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid minimaal op orde moeten zijn om het groepsrisico bij ruimtelijk plannen te kunnen verantwoorden.

6.5.4 Conclusie en verantwoording groepsrisico

Het plan is voor het grootste gedeelte conserverend van aard en daarnaast gaat het voor een aantal locaties om (in ieder geval voor externe veiligheid) kleine correcties.


Het plaatsgebonden risico in verband met de risicobronnen in en nabij de plangebieden levert geen belemmeringen op. Omdat de ontwikkelingen (grootschalige woningbouw) voorzien binnen bestemmingsplan 'Zuidplas-West' niet worden doorgezet en het vernietigd deel bestemmingsplan 'Zuidplas-West' conserverend wordt bestemd is het groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Ook voor alle locaties waar correcties worden toegepast is het groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.


Wel is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen. De Veiligheidsregio heeft een advies uitgebracht (kenmerk UIT-2016-060050) waarin is aangeven dat gezien de aard van het bestemmingsplan er geen opmerkingen zijn. Wel wordt gewezen op het feit dat:

  • De bluswatervoorzieningen in het gebied voldoen niet overal. De bluswatervoorzieningen moeten bij nieuwbouw worden uitgebreid (verplichting vanuit Bouwbesluit);
  • De brandweer kan in geval van calamiteiten voor veel bouwbestemmingen niet binnen de wettelijke aanrijtijd van 8 minuten te plaatsen zijn. De opkomsttijd voor het gebied ligt tussen de 10 en 11 minuten.


Bij nieuwbouw hanteert de gemeente de eisen met betrekking tot de bluswatervoorzieningen uit het Bouwbesluit. Het niet voldoen aan de wettelijke opkomsttijden van de brandweer wordt door de gemeente in een groter verband opgepakt. Dit speelt niet alleen voor dit plangebied maar ook in andere delen van de gemeente.


Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van de gemeente Zuidplas achten het groepsrisico, met inachtneming van bovenstaande opmerkingen, voldoende verantwoord.

6.6 Bodem

6.6.1 Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen.


De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en de Omgevingsvergunning, onderdeel bouwen (Wabo ), stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van bodemverontreinigingen. Voornoemde regelgeving zal op termijn op gaan in de nieuwe, al om vattende Omgevingswet. Gebruikelijk bij zo'n samenvoeging is dat tijdelijk sprake zal zijn van 'overgangsrecht'.


Voor de landbodem, voor ontgraving en toepassing/hergebruik van schone tot ten hoogste matig verontreinigde is naast het Bbk, ook de lokale, gemeentelijke bodemkwaliteitskaart van belang (nota bodembeheer), indien een gemeente die heeft op- en vastgesteld.


Voor bedrijven geldt, voor zover er sprake is van potentieel bodembedreigende activiteiten, dat vanuit specifieke milieuwetgeving, de Wet milieubeheer (Wm; "milieuvergunning"), de bodem moet worden onderzocht bij vestiging en bij beëindiging. Dit zijn de zogenaamde nul- en eindsituatieonderzoeken. Een bedrijf dient tussentijds, periodiek zijn bodembeschermende voorzieningen te controleren en in voorkomende gevallen ook het grondwater (grondwatermonitoring). Bij nieuwbouw of sloop dient ook een Omgevingsvergunning te worden verkregen. Ook dan is de bodemkwaliteit een aandachtspunt. Voor zover de Wm niet toereikend om een eventuele sanering af te dwingen, kan worden teruggevallen op de Wbb.


Op de waterbodem, op al dan niet verontreinigde bagger, is de Waterwet van toepassing. Voor toepassing van bagger, na baggeren, is Besluit bodemkwaliteit en, indien aanwezig, de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart van toepassing.


Voor de landbodem geldt het volgende (Wbb en Bbk):

  • Niet saneren:

Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.

  • Saneren:

Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan (saneringsvergunning) te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige eenvoudige/"standaard" saneringsgevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden totdat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo). Indien vanuit de Wbb spoedig moet worden gesaneerd, dan is er sprake van een humaan risico of te wel, er is een actueel gezondheidsrisico voor de gebruikers van een locatie (humane spoed). Binnen de Zuidplaspolder zijn geen humane spoed saneringslocaties aanwezig.


Saneren betekent overigens per definitie niet dat verontreinigd grond of grondwater moet worden verwijderd. In gevallen kan een verontreiniging ook worden beheerst en geïsoleerd. Dan worden contactmogelijkheden en verspreiding weggenomen. Veelal dient zo'n verontreiniging en de getroffen voorzieningen in de gaten worden gehouden en periodiek te worden gecontroleerd.


Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van onder meer de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Over het algemeen is het daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming een zogenaamd (historisch-) vooronderzoek voor uit te voeren (HO). Dit is een archief onderzoek naar potentiele en actuele activiteiten die de bodem hebben kunnen veroorzaakt of hebben veroorzaakt. Hierbij wordt ook gezocht naar reeds uitgevoerde (water-)bodemonderzoeken.


Dit kan voor een heel of een deel van het plangebied gelden. Echter, sinds de inwerkingtreding van de Wbb (1987) hebben in het plangebied. al talloze historische bodemonderzoeken, daadwerkelijke bodemonderzoeken en, in minder mate, saneringen plaatsgevonden. Het laatste omdat lang niet ieder bodemonderzoek resulteert in dat de bodem (te) verontreinigd is.


De onderzoeken en eventuele sanering zijn het gevolg van bouw en sloop van gebouwen (woningen, bedrijfspanden etc), (her-)ontwikkeling van woonbouwlocaties en bedrijfsterreinen, aanleg van onder- en bovengrondse infrastructuur en als gevolg van eerder genoemde, regulerende wetgeving, die de noodzakelijk van een (water-)bodemonderzoek voorschrijft.


Bij de realisatie van bovengenoemde bouwplannen etc. is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) aan regels gebonden. Uitgangspunt is dat bij hergebruik van grond de kwaliteit moet aansluiten bij de functie ter plaatse. Nagenoeg al het grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl).


Al deze plaatselijke kennis over de grondkwaliteit is onder meer vastgelegd in een lokale/gemeentelijke bodemkwaliteitskaart (Bkk). Een bodemkwaliteitskaart is een dynamisch proces. Na een aantal jaar wordt zo'n bodemkwaliteitskaart herzien. Dan worden nieuwe onderzoeksresultaten toegevoegd.


De gemeente Zuidplas beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart (Bkk) en bijbehorende Nota Bodembeheer. De Omgevingsdienst Midden Holland ziet toetst aan en ziet toe op de naleving van de regels vastgelegd in het Bbk en Bkk.

6.6.2 Conclusie

De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie.


Het doel van de Wet Bodembescherming is het behoud en de verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. In geval van graafwerkzaamheden is een bodemonderzoek aan de orde om te bepalen of eventuele vervuilde grond gesaneerd dient te worden of mag worden hergebruikt (Besluit bodemkwaliteit; gemeentelijke bodemkwaliteitskaart). Voor het bestemmingsplan heeft dit voornamelijk betekenis voor zover nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan.


Over het algemeen betref het plangebied landelijk gebied. Hier zijn over het algemeen geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Doch de verwachting is, gelet op het (eeuwenlange) gebruik als agrarisch (weide-)gebied, dat het plangebied schoon of relatief schoon zal zijn.


Binnen het plangebied is kleinschalig, op talloze "bebouwde" locaties de chemische bodemkwaliteit bekend of tenminste een indicatie van de bodemkwaliteit en/of een beeld van de potentieel bodembedreigende activiteiten. Ter plaatse van bedrijfs- en bedrijventerrein zijn vanuit milieuwetgeving, Wet milieubeheer, gegevens bekend zogenaamde (nul- en eindsituatieonderzoeken) zo ook vanuit bouw- en sloopvergunningen. Dit laatste geldt natuurlijk ook voor (bedrijfs-)woningen. Van kleinschalige bestemmingsplannen, woningbouw, bedrijfsterreinen zijn ook bodemonderzoeksgegevens voorhanden. Al deze grondkwaliteitgegevens zijn verwerkt in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart. Deze wordt regelmatig herzien.


Op basis van het kenmerk van het gebied, het gros is landelijke gebied, en gelet op de talloze historische- en daadwerkelijk bodemonderzoeken, grondverzet én de regulerende wetgeving, zijn er ten aanzien van de geplande herziening van het bestemmingsplan (lees: van diverse bestemmingsplannen) geen redenen aanwezig, die een beletsel of beperking vormen ten aanzien van de beoogde herziening. In het kader van de Wet bodembescherming zijn er geen, zogenaamde humane spoed saneringlocaties. Voorts betreft hier veelal het "terugbestemmen" naar een ongewijzigde situatie.

6.7 MER

6.7.1 Kader/wetgeving

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn de procedurele verplichtingen en de m.e.r.-plicht voor plannen met effecten op Natura 2000-gebieden opgenomen. In Besluit m.e.r. zijn activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r. verplicht is.

6.7.2 Planspecifiek

Dit herzieningsplan maakt geen nieuwe activiteiten mogelijk, die worden genoemd in het Besluit m.e.r. Er hoeft geen m.e.r (-beoordeling) te worden opgesteld.

Hoofdstuk 7 Omgevingsaspecten

7.1 Flora en fauna

7.1.1 Wettelijk kader

Om natuurwaarden in Nederland te beschermen gelden twee landelijke wetten: de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De Provincie Zuid-Holland is bevoegd gezag voor de Wnb en heeft een verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid- Holland vastgesteld om de procedures van ontheffingen, vergunningen en meldingen af te handelen. De Wro bescherming werkt door in provinciaal beleid, te weten: Verordening Ruimte en Milieu 2014, actualisatie 2016 (VRM 2014); natuurbeheerplan 2016; Beleidsregel compensatie natuur, recreatie en landschap Zuid-Holland 2013. Indien beschermde natuurwaarden aanwezig zijn in een plangebied dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of het voornemen redelijkerwijs uitvoerbaar is, en:

  • Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Wnb onderdeel soortenbescherming);
  • Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing Wnb onderdeel gebiedsbescherming);
  • Er wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) aangetast worden, maar ook of provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot door de provincie aangewezen 'belangrijke weidevogelgebieden' aan de orde is.
  • Er sprake is van beschermde houtopstanden (Wnb onderdeel regulering bosbeheer).


Indien deze beschermde natuurwaarden niet worden aangetast, wordt het project conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. In dat geval dient rekening te worden gehouden met de algemeen geldende zorgplicht (artikel 1.11) van de Wnb. De zorgplicht bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor soorten of natuurgebieden veroorzaakt, verplicht is maatregelen te nemen die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.

7.1.2 Onderzoek

In het kader van dit bestemmingsplan is een quickscan voor de verschillende locaties nodig, mits er uitbreidingen of sloop/nieuwbouw plaatsvinden. Nieuwbouw is altijd omgevingsvergunningplichtig. Dus uitbreidingen middels een nieuwe stal zijn ook gebonden aan de omgevingsvergunningplicht. Inzet van de gemeente is om een conserverend plan op te stellen. Wel worden een aantal bestaande uitbreidingsmogelijkheden van bedrijven uit het vigerende plan meegenomen naar het vast te stellen bestemmingsplan. Een deel van het benodigde onderzoek is al opgesteld (zie Bijlage 2 Quickscan ecologie) en een deel wordt ingepland bij de vergunningprocedure. Om te kijken of beschermde soorten mogelijk voorkomen is op 20 februari 2015 een bezoek gebracht ter plaatse bij de te verwachten slooplocatie Middelweg 13. De omstandigheden waren regenachtig met temperaturen rond 6 graden Celsius. Eerdere onderzoeken voor bestemmingsplan Zuidplaspolder deelgebied West en bestemmingsplan Restveen en Groene Waterparel zijn bij het literatuuronderzoek betrokken, evenals digitale informatiebronnen op internet. Op basis daarvan kan voor de locatie(s) een inschatting worden gemaakt voor de ter plaatse te verwachten natuurwaarden en mogelijke effecten op de wettelijk beschermde natuurwaarden in de omgeving van het plangebied (alle kavels).


Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is "Broekvelden-Vettenbroek & Polder Stein" (zie figuur 7.1) dat zich op ongeveer 7,5 kilometer ten oosten van het plangebied bevindt. Directe verstoring is op deze afstand uitgesloten. Externe werking wordt niet verwacht op de vogelsoorten die op basis van de Vogelrichtlijn zijn aangewezen (voornamelijk wintergasten). De kavels bevatten geen geschikt habitat en zijn zeer klein zijn ten opzichte van de gebieden die de wintergasten gebruiken buiten het Natura 2000-gebied. Een negatief effect op de beschermde natuurwaarden van Natura 2000-gebieden is uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0014.png"

Figuur 7.1: Natuurnetwerk Nederland in de omgeving van de kavels. De kavels (stippen) liggen niet in NNN gebied. Erbuiten gelegen en het dichtstbijzijnd in afstand betreft Middelweg 18a, op ongeveer 32 meter afstand en daarna Tweede Tochtweg 47 op ongeveer 70 meter afstand. Zie ook afbeelding 4.2 in toelichting. Natura2000 gebieden zijn op grotere afstand van de kavels gelegen op ca. 7,5 km afstand van Westringdijk en ca 7 km afstand van Middelweg. De Oostpolder is het dichtstbijzijnde belangrijke weidevogelgebied op ongeveer 1800 meter van de Middelweg.

De kavels in het plangebied bevinden zich niet binnen het NNN aangewezen door de Provincie Zuid-Holland.


Belangrijke weidevogelgebieden, die in de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland bescherming genieten, liggen verder weg bij de Oostpolder tegen Gouda aan (circa 1800 meter van de Middelweg gelegen). Effecten op de belangrijke weidevogelgebieden zijn dan ook niet aan de orde bij deze ontwikkeling, op basis van de lokale aard van de werkzaamheden en de afstanden.


Nadere toetsing aan de Wnb bestaat gezien de afstand tot natuurgebieden uit het kijken of externe werking aan de orde is. Deze bestaat uit mogelijke verstoring op soorten die buiten de beschermde gebieden foerageren en/of rusten. Daarnaast kan door de verkeersaantrekkende werking en de maximaal mogelijk te maken bouw- en bedrijfsactiviteiten stikstofemissie binnen het plangebied leiden tot stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura2000-gebieden. Hieronder wordt in de tabel 1 geïnventariseerd of stikstofdepositie kan optreden op het dichtstbijzijnd gelegen PAS gebied 'Nieuwkoopse Plassen en de Haeck'. Indien er stikstofdepositie hoger dan de grenswaarde uit het 'Programmatische Aanpak Stikstof' wordt overschreden wordt de (deel)ontwikkeling vergunningplichtig binnen de Wnb. Er is dan een toewijzingsbesluit nodig om meer stikstofdepositie te veroorzaken op het PAS gebied, middels het toekennen van depositieruimte door het bevoegd gezag.

Tabel 1: overzicht wijzigingen in plangebied reparatieplan met oog op effecten op

Locatie   Afstand (km)   PAS Gebied   activiteit   Effect PAS  
1e Tochtweg 19   16,3   NKP   Veehouderijbestemming is niet langer van kracht   Geen effect, juist positief effect  
2e Tochtweg 47   15,8   NKP   Paarden houden
transportbedrijf  
Uitbreiding aantal paarden en verkeersbewegingen Niet significant  
West Ringdijk 115/116   15,2   NKP   Ligplaats woonboot, bestaand   Niet significant  
Zuidplasweg 5a   16,3   NKP   Bestaande dierenarts faciliteren   Niet significant  
Middelweg 13   13,3   NKP   Sloop/nieuwbouw   Niet significant  
Middelweg 18A   13,3   NKP   Transportbedrijf cat 2   Mogelijk significant  
Bierhoogtweg 19b   15,4   NKP   veehouderij   Stikstofdepositie, mogelijk significant  
Knibbelweg 41   14,3   NKP   Bestaande bedrijfswoning/bouwvlak opgenomen   Niet significant  
Knibbelweg 62   14,3   NKP   glastuinbouw   Mogelijk 1/3 ha kasruimte nog uit te breiden  

Deze toewijzingsbesluiten worden toegekend aan projecten, niet aan plannen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met cumulatieve effecten met naburige projecten en ontwikkelingen. Indien significant negatieve effecten niet kunnen worden voorkomen als gevolg van de ontwikkelingen opgenomen in het reparatieplan, dan dient een passende beoordeling te worden opgesteld. Deze is onderdeel van een uit te voeren planmer. Een plicht tot uitvoeren van een passende beoordeling leidt automatisch tot een planmerplicht.


Bovenstaande tabel geeft aan dat voor een aantal locaties nog uitbreidingsmogelijkheden opgenomen zijn in het bestemmingsplan. Deze zijn met een rekenscenario uitgewerkt in een Aeriusberekening (zie bijlage 1), die uitbreidingen van veestapel, kasruimte en verkeersbewegingen combineert. Daarbij zijn een aantal uitgangspunten gehanteerd, omdat dit op basis van een worst case scenario moet worden bekeken. Zo is bij de bestaande melkveehouderij een uitbreiding van 200 stuks melkkoeien berekend, omdat dit onder de planmerplicht uitkomt. Met de uitkomsten van die cumulatieve berekening, kan worden bekeken of een beperkte toename van aantallen vee nog mogelijk is, zonder dat een planmer of een passende beoordeling voor dit bestemmingsplan noodzakelijk is. Omdat nog geen concrete uitbreidingsplannen van inrichtingen bekend zijn, zijn daarom fictieve waarden ingevuld per bron. Overigens heeft het rekenmodel Aerius ook zijn beperkingen. Het is niet in staat verkeersbronnen die verder dan 3 kilometer wegliggen van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied liggen door te rekenen.


Uit de worst case scenario-cumulatieberekening blijkt dat als veehouderijen maximaal zouden willen uitbreiden na het afschaffen van de melkquota, er een vergunningplicht optreedt voor de Wet natuurbescherming. In aparte berekeningen is bepaald dat de uitbreiding van verkeersbewegingen en kasruimte (1/3 ha met verkeersbewegingen leidt tot 0,01 mol stikstof per ha per jaar) niet tot significante negatieve effecten leidt, maar uitbreiding van de veestapel wel (0,27 mol stikstof per ha per jaar). Daarmee is het noodzakelijk om in het bestemmingsplan beperkende planregels op te nemen om ervoor te zorgen dat er geen extra onderzoek ter onderbouwing van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Ook is daar rekening gehouden met cumulatie met het plangebied "Herziening Zuidplaspolder 2".

Soortsbescherming

In de percelen behorende tot het plangebied reparatieplan kunnen beschermde soorten voorkomen. Zo is het voorkomen van bijvoorbeeld waterspitsmuis, vleermuizen, uilen, huismus, gierzwaluw, rugstreeppad, platte schijfhoren, algemene broedvogels, ringslang, rietorchis, tongvaren en zwanenbloem in de gemeente Zuidplas bekend (www.alterra.nl, 2016).


Op de meeste percelen worden bestaande situaties opnieuw bestemd, zodat er geen verschil in werkelijke en bestemde situatie meer bestaat. In de overige gevallen kan de bestemmingswijziging aanleiding zijn tot activiteiten op de locaties. In die gevallen is een quickscan soortenbescherming noodzakelijk. Locaties, waar concrete uitbreidingen zullen plaatsvinden, dienen nog in het kader van de omgevingsvergunningprocedure te worden bekeken op de kans dat er beschermde soorten voorkomen. Er kan voor deze gebieden geen gebruik worden gemaakt van bestaand onderzoek. Het onderzoek ten behoeve van de mer Zuidplaspolder is niet actueel genoeg. Wel geeft dit onderzoek aan (Peereboom et al, 2009) dat er in de gemeente Zuidplas (en daarmee het plangebied) beschermde soorten voorkomen. Er is aanleiding om op de volgende locaties een ecologisch onderzoek uit te voeren:

  • 1e Tochtweg 19, mogelijke sloop van bedrijfsopstallen die niet langer worden gebruikt, nu er een woonbestemming komt;
  • 2e Tochtweg 47 onderzoeksplicht bij wijziging;
  • Middelweg 18A; onderzoeksplicht bij uitbreiding van activiteiten in geval van nieuwbouw;
  • Bierhoogtweg 19b, onderzoeksplicht bij uitbreiding van veehouderijactiviteiten in het kader van de PAS.


Middelweg 13

Voor deze ontwikkeling geldt dat een nader onderzoek nodig is naar vleermuizen en vogels, voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden. Als op basis van een sloopmelding te werk kan worden gegaan, ontslaat dat de initiatiefnemer niet van de wettelijke plicht om te onderbouwen dat de sloop zonder gevolgen voor Wnb kan worden uitgevoerd. Sloop staat op dit moment nog niet vast. Daarom kan alleen de bestemmingswijziging ter plaatse conform de Wnb worden vastgesteld.

7.1.3 Conclusies

Het bestemmingsplan kan voor wat betreft het aspect 'Ecologie' worden vastgesteld, op voorbehoud dat bekend is dat voor de in de gemeente bekende beschermde soorten in het verleden mogelijkheden waren om ontheffing te verlenen, indien overtredingen van de soortbescherming aan de orde waren. Er is in het verleden meermalen ontheffing verleend voor de te verwachten soorten (vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten en vleermuizen) die mogelijk kunnen worden aangetroffen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat in dit geval bij de omgevingsvergunning geen ontheffing kan worden verleend.


Nader onderzoek is nodig, voordat geconcludeerd kan worden of vergunningplicht of ontheffingsplicht binnen de Wnb aan de orde is. Tijdens de omgevingsvergunningprocedure wordt hiernaar onderzoek gedaan. Voor het perceel Middelweg 13 is al vastgesteld dat aanvullend onderzoek nodig is.


De binnen het bestemmingsplan mogelijk gemaakte activiteiten en ontwikkelingen kunnen zonder limiet leiden tot stikstofdepositie. Een aantal activiteiten kan melding- of vergunningplichtig zijn. Dat zou betekenen dat er ontwikkelingsruimte via het PAS dient te worden gereserveerd. Dit is via een worst case scenario bekeken en heeft ertoe geleid dat conserverende planregels opgenomen zijn om uitbreiding van veehouderijen in te perken, zodat geen vergunningplicht optreedt. De onderstaande regel heeft ook tot doel cumulatie met mogelijke uitbreiding in plangebied "Herziening Zuidplaspolder 2" te voorkomen, omdat de daarin opgenomen inrichting op de Zuidelijke Dwarsweg 8 te Moordrecht dezelfde drijver heeft als de inrichting op de Bierhoogtweg 19b.


Het betreft de volgende aanvulling op de planregel opgenomen in Artikel 3.


In aanvulling op het bepaalde onder artikel 3.1 a/c mogen de agrarisch bedrijfsactiviteiten aan de Bierhoogtweg 19b te Zevenhuizen uitsluitend betrekking hebben op maximaal de aantallen vermeld in onderstaande tabel

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BpHerzieningZZP1-On01_0015.jpg"

7.2 Archeologie

7.2.1 Wettelijk kader

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd: archeologisch erfgoed betreft onvervangbaar onderdeel van ons cultureel erfgoed. De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen en vervangen door de Erfgoedwet. Sommige onderdelen van de Monumentenwet 1988 gaan in 2019 over naar de Omgevingswet. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet blijven deze onderdelen van kracht binnen het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Het gaat om artikelen die betrekking hebben op beschermde monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, archeologische monumentenzorg en handhaving. Ook enkele andere zaken die uiteindelijk in de Omgevingswet worden geregeld, vinden tijdelijk een onderkomen in de Erfgoedwet. Belangrijke onderwerpen van het overgangsrecht zijn de bepalingen over archeologische monumentenzorg. het gaat hier onder meer om:

  • het meewegen van het archeologische belang bij het opstellen van bestemmingsplannen;
  • de mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan de omgevingsvergunning ter bescherming van archeologie;
  • de mogelijkheid van de Minister van OCW om bij (dreigende) schade aan archeologische monumenten na een toevalsvondst voorschriften te stellen aan de uitvoering de werkzaamheden of die stil te leggen;
  • de mogelijkheid van het bevoegd gezag of de Minister van OCW om toegang tot een terrein af te dwingen om archeologisch onderzoek te kunnen doen.


De overgangsrecht van de Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.


De gemeente Zuidplas heeft per 23 november 2010 vastgesteld beleid en op 23 juni 2013 is een deel van de archeologische beleidsadvieskaart geëvalueerd. Aan de hand van dit beleid is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch onderzoek verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden. Deze stappen worden beschreven in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg.

7.2.2 Onderzoek

In het kader van de herziening van het bestemmingsplan 'Herziening Zuidplaspolder 1' wordt inzicht gegeven in de verwachtingswaarden en bijbehorend beleid in het bestemmingsplangebied. Hiervoor is de Parapluherziening Archeologie geraadpleegd.

7.2.3 Resultaten

Volgens de Parapluherziening Archeologie vallen de terreinen deels binnen het bestemmingsplan 'Herziening Zuidplaspolder 1' samen twee typen van een archeologische dubbelbestemming:

  • Waarde Archeologie - 3: dit zijn zones met een hoge archeologische verwachting. In de diepere ondergrond bevindt zich de loop van oude rivieren (stroomgordel). Op de afzettingen van deze fossiele rivierlopen worden resten uit de prehistorie verwacht. Bij een verstoring met een oppervlakte groter dan 1000 m² en dieper dan 3 m is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
  • Waarde Archeologie - 5: dit zijn zones met een middelhoge archeologische verwachting. In de ondergrond zijn zandige afzettingen (crevasses) van de Hollandse IJssel aanwezig waarop eveneens archeologische resten uit de prehistorie verwacht worden. Bij een verstoring met een oppervlakte groter dan 1000 m² en dieper dan 30 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

7.2.4 Conclusie en advies

Geadviseerd wordt een dubbelbestemming op te nemen voor de gronden met een zeer hoge en hoge archeologische verwachting zodat bij eventuele werkzaamheden de archeologische waarden zijn beschermd. Voor de gronden met een middelhoge en lage archeologische verwachting wordt, mede gezien de bijstelling van het archeologiebeleid, geen dubbelbestemming nodig geacht.


In specifieke gevallen kan uit nieuwe informatie blijken dat een archeologisch onderzoek niet nodig is, ook al overschrijden ontwikkelingen de vrijstellingsgrenzen en geldt er een onderzoeksplicht. Om hiermee rekening te kunnen houden dient in de regels van dit bestemmingsplan een mogelijkheid opgenomen te worden op basis waarvan afgeweken kan worden van de onderzoeksverplichting als blijkt dat de voorgenomen plannen de archeologie niet schaden.


Het aspect archeologie vormt op basis van bovenstaande geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Juridische toelichting

8.1 Algemeen

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat de verbeelding en regels te allen tijde in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.

Verbeelding

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is deze uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens). De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

Toelichting

De toelichting heeft geen direct bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik.

8.2 De bestemmingen

Agrarisch

Binnen de agrarische bestemming is vrijwel geen bebouwing toegestaan, behalve ter plaatse van enkele ingetekende bouwvlakken. De gronden zijn primair bestemd voor het uitoefenen van agrarische (grondgebonden) bedrijfsdoeleinden. De bestaande afwijkende functies en de bedrijfswoningen zijn voorzien van een functieaanduiding. Voor de veehouderij gevestigd aan de Bierhoogtweg 19b te Zevenhuizen zal een maximaal aantal varkens en koeien van totaal 1076 worden opgenomen zoals ook is opgenomen in de milieuvergunning. Deze beperking wordt opgenomen ter voorkoming van stijging in stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden (zie ook hoofdstuk 7.1). Ter plekke van de reeds aanwezige paardenbakken zal een functieaanduiding "paardenbak" worden opgenomen waarbinnen een paardenbak zonder tredmolen en lichtmasten is toegestaan.


Agrarisch - Glastuinbouw

In deze bestemming zijn de bestaande glastuinbouwbedrijven opgenomen, alsmede enkele gronden waar de kassen al waren gesloopt maar waar toch weer een glastuinbouwbestemming wenselijk is, nu de ontwikkeling in de Zuidplaspolder is gestagneerd. Per bouwvlak is maximaal 2 ha aan kassen toegestaan, en 3 ha via een afwijking. De bestaande bedrijfswoningen zijn aangeduid.

Bedrijf

Binnen de bedrijfsbestemming is in beginsel bedrijvigheid uit categorie 1 en 2 toegestaan. Op enkele bedrijfspercelen is een functieaanduiding opgenomen die een hogere milieucategorie en/of een specifiek bedrijfstype mogelijk maakt.

Maatschappelijk

In de voormalige boerderij aan de Zuidplasweg 13 is een "Leontienhuis" gevestigd; een plek waar (jonge) mensen met een eetstoornis hulp kunnen krijgen. Voor dit pand is de bestemming "Maatschappelijk" opgenomen met een bebouwingspercentage wat de bestaande bebouwing omvat.

Ringvaartzone

Langs de Ringvaart is deze specifieke bestemming opgenomen, wat een voortzetting is van de bestemming uit het vorige bestemmingsplan. Hier zijn primair grondgebonden agrarische bedrijven c.q. -bedrijfsactiviteiten toegestaan, alsmede recreatief medegebruik. Het bestaande gemaal is aangeduid met een functieaanduiding.

Tuin

Aan de voorzijde van de burgerwoningen in het plangebied is de tuinbestemming opgenomen. Hier is geen erfbebouwing toegestaan, zodat de beeldkwaliteit langs de voorzijde geborgd is.

Verkeer

De (doorgaande) wegen in het plangebied zijn voorzien van de verkeersbestemming. Voor de Provincialeweg N219 is het maximum aantal rijstroken vastgelegd (2x1), om te voorkomen dat binnen de brede verkeersbestemming een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, bij recht mogelijk zou zijn.

Water

De hoofdwatergangen, als zodanig benoemd in de keur van de waterbeheerder, zijn voorzien van de waterbestemming.

Wonen

De bestaande woningen zijn voorzien van de woonbestemming. Rondom de percelen is een bouwvlak ingetekend. Er gelden standaardregels voor de toegestane goot- en bouwhoogte, en voor erfbebouwing.

Leiding - Gas (dubbelbestemming)

In het gebied zijn drie verschillende hogedruk aardgastransportleidingen aanwezig. De drie leidingen zijn voorzien van de beschermende dubbelbestemming "Leiding - Gas", welke de leidingen tegen (graaf)schade beschermen.

Leiding - Water (dubbelbestemming)

De in het plangebied aanwezige waterleidingen zijn voorzien van de dubbelbestemming "Leiding- Water", welke de leidingen tegen (graaf)schade beschermt.

Waarde - Archeologie 2 en 3 (dubbelbestemmingen)

De verschillende archeologische verwachtingszones in het plangebied zijn voorzien van de beschermende dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 2 en 3", welke de mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermen tegen (graaf)schade.

Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

De gronden ter weerszijden van de waterkering langs de Zuidplasweg zijn voorzien van de beschermende dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering", waarmee de gronden beschermd zijn tegen (graaf)schade.

8.3 Overige artikelen

Hoofdstuk 3 van de regels

In hoofdstuk 3 van de regels zijn diverse algemene regels opgenomen, die in beginsel gelden bij alle in hoofdstuk 2 opgenomen bestemmingen. Het gaat om algemene gebruiksregels, algemene wijzigingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene bouwregels en algemene aanduidingsregels. In dat laatste artikel is ook de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:

  • a. Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1: deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen langs de zuidwestelijke zijde van de Knibbelweg, langs de zuidwestelijke zijde van de Tweede Tochtweg en langs de zuidwestelijke zijde van de Bierhoogtweg. De voorheen geldende bestemming "Lintzone" is hier namelijk niet vernietigd. De (niet vernietigde) bestemming "Lintzone" regelde voor de eerste 100 meter langs de wegen dat bestaande legale situaties in stand konden blijven en dat via wijzigingsbevoegdheid 1 nieuwe onderdelen konden worden toegevoegd. In een conserverend plan zoals het voorliggende plan is dit geen werkbare regeling. Daarom zijn de bestaande functies nu in onderhavig plan direct bestemd. De wijzigingsbevoegdheid is over een gedeelte van dezelfde zone opgenomen in onderhavig plan; het betreft nu de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'. Deze wijzigingsbevoegdheid houdt in dat transformatie naar een nieuwe lintzone mogelijk is, met vrijstaande en/of halfvrijstaande woningen met de daarbij behorende bijgebouwen en aanbouwen, woon-werkcombinaties, waarbij de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 alsmede de vestiging van maatschappelijke voorzieningen en/of kleinschalige bedrijven (milieucategorie 1 en 2) mogelijk zijn. Door de Raad van State is in oktober 2020 het gedeelte van het wijzigingsgebied dat samenvalt met het op kaart 3 "Teeltgebieden" van de Verordening Ruimte aangewezen "Glastuinbouwgebied in Westland-Oostland" alsnog vernietigd. De aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' is zodoende in onderhavig plan alleen voor een deel van de zones ten zuidwesten van de Knibbelweg, Bierhoogtweg en Tweede Tochtweg opgenomen.

Bij de algemene afwijkingsregels is een mogelijkheid voor het toestaan van één paardenbak opgenomen buiten het bouwvlak, aansluitend aan het bouwvlak, zonder tredmolen en lichtmasten van maximaal 800 m2 en een omheining / hekwerk van maximaal 1,5 m.

Hoofdstuk 4 van de regels

Tot slot zijn in hoofdstuk 4 van de regels het overgangsrecht en de officiële citeertitel van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 9 Economische uitvoerbaarheid

9.1 Wettelijk kader

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn.

Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, er:

  • 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);
  • 2. er geen kosten te verhalen zijn (art 6.2.1a Bro).

De 'grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.

9.2 Consequenties plangebied

Het bestemmingsplan maakt bij recht geen nieuwe bouwplannen mogelijk die aanleiding zouden geven tot het vaststellen van een exploitatieplan. Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop-nieuwbouwplannen te ontwikkelen. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er echter geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.

Conclusie

Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er geen exploitatieplan opgesteld hoeft te worden. Wel heeft de raad, voor vaststelling van het bestemmingsplan, expliciet besloten dat er geen exploitatieplan wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 10 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

10.1 Overleg 3.1.1. Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is, gedurende de inspraakperiode (22 september 2016 tot en met 19 oktober 2016), voor vooroverleg opgestuurd naar de overlegpartners overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De resultaten van de reacties van de overlegpartners zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwoord, en beantwoord in de 'Nota van Beantwoording inspraakreacties Bestemmingsplan Zuidplaspolder 1', zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting.

10.2 Inspraak

Inspraak is niet (meer) verplicht, maar dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Het bestemmingsplan is voor inspraak vrijgegeven. Aan burgers en belanghebbenden is gedurende zes weken de mogelijkheid geboden tot het indienen van een inspraakreactie. De resultaten van de inspraakreacties zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwoord, en beantwoord in de 'Nota van Beantwoording inspraakreacties Bestemmingsplan Zuidplaspolder 1', zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting.

10.3 Zienswijzen

Na de verwerking van de overleg- en inspraakreacties is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd, en wel van 8 juni t/m 19 juli 2017. De ontvangen zienswijzen en ambtshalve wijzigingen zijn opgenomen in de 'Nota van beantwoording zienswijzen', zoals opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.

10.4 Vaststelling

Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is gewijzigd (ten opzichte van de ontwerpversie) vastgesteld.

Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.