direct naar inhoud van Artikel 50 Algemene verwijzingsregels
Plan: Zuidplas Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BP00200-On02

Artikel 50 Algemene verwijzingsregels

50.1 Wijziging – Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

  • b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of indien de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
  • c. het wijzigen van de in in dit plan geformuleerde uitwerkings- en/of wijzigingsbepalingen betreffende het te realiseren % aan water in de uit te werken plandelen of te wijzigen plandelen (wijzigingsbevoegdheid), indien dit op basis van de op dat moment geldende klimaatscenario's noodzakelijk wordt geacht voor vaststelling van het uitwerkingsplan of wijzigingsplan;
  • d. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, bouwzones, bouwgrenzen en/of andere aangeduide zones, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;

met dien verstande dat:

  • de verwerkelijking van de in het plan begrepen gronden dient gewaarborgd te zijn. Dit betekent dat de bestemmingen door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast.
  • de wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

50.2 Wijziging – Lijst van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 2, bijlage 3 en bijlage 4 te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en/of schrappen van soorten bedrijven en/of het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van bedrijven hiertoe aanleiding geven.

50.3 Wijziging – Regelgeving

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het plan worden gewijzigd.

50.4 Wijziging – Normstelling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ordening niet schaadt, en voor zover niet reeds voorzien in de regels, door het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 20%, met dien verstande dat:

  • de verwerkelijking van de in het plan begrepen gronden gewaarborgd blijft. Dit betekent dat de bestemmingen door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • de wijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

50.5 Wijziging – Nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten behoeve van het oprichten van transformatorgebouwen, gasdrukmeet- en regelstations, rioolgemalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van algemeen nut met een inhoud van ten hoogste 400 m3 en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd.

50.6 Wijziging – Fietspaden- en ruiterpaden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten behoeve van de aanleg van recreatieve fietsverbindingen en ruiterpaden door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Groen' met nadere aanduiding 'fietspaden' en/of 'ruiterpaden', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 5 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

50.7 Wijziging – Verkeer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor incidentele verbredingen, verleggingen, bochtafsnijdingen e.d. van wegen en paden op basis van verkeers(bouw)technische en verkeerveiligheidsoverwegingen, door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 12 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

50.8 Wijziging – Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor de incidentele aanleg van tochten, verbredingen van watergangen ten behoeve van de waterberging of noodwaterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen e.d., door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Water', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 13 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

50.9 Wijziging – Leidingenzone

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor het aanbrengen van de bestemming 'Leidingenzone' met een daarbij behorende vrijwaringszone en een daarop afgestemde set aan bestemmingsregels met betrekking tot de bestemmingomschrijving, de bouwregels, de ontheffingen en het aanlegvergunningstelsel, ten behoeve van de aanleg en instandhouding van leidingen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (externe) veiligheid, de gevolgen voor het landschap, het reliëf en het agrarisch gebruik van de gronden, en er geen belemmeringen optreden voor overige functies en er geen verstoring optreedt van telecommunicatie en radarontvangst.

50.10 Wijziging – Geluidwerende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten aanzien van het aanbrengen/ aanleggen/oprichten van een geluidwerende voorziening (geluidschermen of geluidswallen) om te voldoen aan het bepaalde in de Wet geluidhinder ter zake het aspect wegverkeerslawaai in relatie tot milieugevoelige bestemmingen en objecten met inachtneming van de in een akoestisch onderzoek te bepalen maatvoerings- en situeringeisen en onder voorwaarde dat de betreffende voorziening landschappelijk inpasbaar is.

50.11 Wijziging – Ruimte voor Ruimte regeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de agrarische bestemmingen te wijzigen met inbegrip van een herindeling van de percelen, naar een bestemming 'Wonen' en 'Tuin', met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat deze gebouwen en kassen zijn gebouwd voor 1 januari 2003;
  • b. op het perceel dient alle (voormalige) bedrijfsbebouwing te zijn gesloopt, met uitzondering van bebouwing dat aangemerkt kan worden als 'gemeentelijk monument' of 'cultuurhistorisch waardevolle bebouwing';
  • c. voor de sloop van iedere 1.000 m² aan bedrijfsbebouwing of 5.000 m² kassen ten hoogste één woning kan worden teruggebouwd;
  • d. het totaal aantal woningen (als gevolg van sloop) mag na wijziging niet meer dan 4 bedragen;
  • e. de bestaande bedrijfswoning mag worden omgezet in een burgerwoning en telt mee voor het totaal aantal toegestane woningen als bedoeld in sub d;
  • f. indien er sprake is van sloop op meerdere percelen dient per perceel minimaal 250 m² bedrijfsbebouwing of 1.000 m² kassen te worden gesloopt;
  • g. per 100 m² sloop aan kassen boven op de in sub c genoemde bebouwing mag de gezamenlijke inhoud aan woningen worden vermeerderd met 100 m³, waarbij het maximum van 750 m³ mag worden overschreden;
  • h. er mag geen aantasting plaatsvinden van de bestaande of de te ontwikkelen waarden;
  • i. door nieuwbouw de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert en er geen aantasting plaatsvindt van de bestaande of de te ontwikkelen (bijzondere) waarden (landschappelijk, cultuurhistorisch of natuurwetenschappellijke waarden) op het perceel of in de directe omgeving daarvan;
  • j. ter plaatse van de te realiseren woning(en) dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mogelijk te zijn;

Dit betekent dat, voorafgaand aan de wijziging voor de nieuwbouw van woningen, dient:

  • te worden aangetoond dat de geproduceerde geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige objecten, ten gevolge van de binnen en buiten het plangebied gesitueerde gezoneerde wegen, de wettelijke voorkeurgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder niet overschrijdt;

danwel,

  • voldaan wordt aan de ontheffing voor een hogere grenswaarde verleend door het daartoe bevoegde gezag conform de Beleidsregel Hogere waarden van de regio Midden Holland, of
  • de geluidluwe gevel of stille zijde van de woning naar de weg zal worden gesitueerd;
  • k. er mogen als gevolg van de wijziging geen (milieuhygiënische) belemmeringen ontstaan met betrekking tot het functioneren van omliggende agrarische bedrijven;
  • l. een inrichtingsplan wordt overlegd waarin wordt aangegeven op welke wijze de woning(en) aansluit(en) op de bestaande stedenbouwkundige structuren en landschappelijk wordt ingepast;
  • m. alvorens te beslissen omtrent de wijzing winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een onafhankelijk natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke en/of natuurwaarden door de wijziging niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast en omtrent te stellen voorwaarden

50.12 Wijziging – Vrijkomende agrarische bebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de agrarische bestemmingen te wijzigen ten behoeve van de vestiging van kleinschalige bedrijven en/of kleine maatschappelijke voorzieningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. hergebruik dient plaats te vinden binnen de bestaande bedrijfsgebouwen die zijn gesitueerd binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. het hergebruik mag geen verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die de omgeving onevenredig belasten en tengevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen';
  • c. het hergebruik dient aanvaardbaar te zijn in milieuhygiënisch opzicht, waarbij alleen niet-industriële bedrijven zijn toegestaan passend in de milieucategorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  • d. het hergebruik mag geen onevenredige belemmeringen opleveren voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven alsmede voor omliggende woningen;
  • e. alvorens te besluiten omtrent de wijziging winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden door de wijziging niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast en omtrent eventueel te stellen voorwaarden;

50.13 Wijzigingsbevoegdheid – 'Wro-zone – wijzigingsgebied 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van de bouw van nieuwe lint- of laanbebouwing of vernieuwing van bestaande lint- of laanbebouwing in de lintzone met inbegrip van een herindeling van de percelen, in de vorm van:

  • 1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen:
    • a. met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
    • b. in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
  • 2. woon-werk combinaties, waarbij de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  • 3. de vestiging van maatschappelijke voorzieningen en/of kleinschalige bedrijven met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  • 4. (ontsluitings)weg(en), fiets- en voetpaden alsmede watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de hoofdgebouwen (woningen), bedrijfsgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning dienen te worden gebouwd;
  • b. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. bij de wijziging wordt nadrukkelijk aangesloten bij de bestaande stedenbouwkundige opzet in de aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van lint- of laanstructuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving;
  • d. voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient ten behoeve van de bouw van (nieuwe) woningen vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten. In elk geval dient rekening gehouden te worden met de op de verbeelding opgenomen 'milieuzone';
  • e. de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten binnen de lintzone niet meer mag bedragen dan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde door het bevoegde gezag conform de Beleidsregel Hogere waarden van de regio Midden Holland;
  • f. de te realiseren lintzone dient duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
    • 1. een te realiseren GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid;
    • 2. het uitvoeren van de woningen met de vaste- en kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen;
    • 3. het geluidniveau binnen alle woningen mag niet meer bedragen dan 33 dB;
  • g. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. In de beeldkwaliteitregels wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een 'zware' en met een 'lichte' regie. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
  • h. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de (ontsluitings)weg(en), voet- en fietspaden vastgelegd;
  • i. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd, daarbij dient de waterstructuur aan te sluiten op de waterstructuur van de aangrenzende percelen;
  • j. in het wijzigingsplan wordt tenminste 10% aan water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsplan met dien verstande dat het water op het bouwperceel aaneengesloten aangelegd dient te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
  • k. in het wijzigingsplan wordt de normering voor het te hanteren vloerpeil opgenomen. Daarbij geldt dat, ter voorkoming van wateroverlast op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied waarin het wijzigingsgebied is gesitueerd, het te hanteren vloerpeil nader wordt bepaald, met dien verstande dat vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering;
  • l. de parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • m. uitsluitend toegestaan zijn vrijstaande en halfvrijstaande woningen, alsmede bedrijfsgebouwen ten dienste van de woon-werk combinaties als bedoeld in 50.13, onder 2 en bedrijfsgebouwen als bedoeld in 50.13, onder 3;
  • n. ten aanzien van de bebouwings- en gebruikregels voor woningen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt zoveel mogelijk het bepaalde in artikel 14 voor woningen in acht genomen, met inachtneming van tevens van de bepalingen in sub 0 tot en met sub bb van dit artikel;
  • o. de breedte van het perceel bedraagt ten minste 25 meter voor halfvrijstaande woningen en tenminste 30 meter voor vrijstaande woningen;
  • p. het bouwperceel mag tot maximaal 30% bebouwd worden;
  • q. de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, bedraagt maximaal 750 m³;
  • r. het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen per bouwperceel bedraagt ten hoogte 30%;
  • s. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 10 meter;
  • t. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • u. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per woning bedraagt maximaal 70 m²;
  • v. de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
  • w. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • x. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter;
  • y. de gebouwen moeten gebouwd moeten in of achter de voorgevelrooilijn, die gesitueerd is op een afstand van 10 meter uit de as van de (aanliggende) weg;
  • z. de afstand van het hoofdgebouw (woning), uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden, en bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter;
  • aa. de afstand van nieuw op te richten hoofdbebouwing tot bestaande hoofdbebouwing op de naastliggende kavel bedraagt ten minste 10 meter, uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden;
  • ab. in het wijzigingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte met maximaal 3 meter, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
    • 2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
  • ac. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 48 van dit plan;
  • ad. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de (ontsluitings)weg(en) en voet- en fietspad(en) in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3-' vastgelegd als bedoeld in artikel 12;
  • ae. in het wijzigingsplan het water vastgelegd wordt in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 13.

50.14 Wijzigingsbevoegdheid - 'Wro-zone – wijzigingsgebied 2'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 2' te wijzigen ten behoeve van een te realiseren kwaliteitszone met bebouwing, met inbegrip van een herindeling van de percelen, in de vorm van:

  • 1. de vestiging van maatschappelijke voorzieningen en/of kleinschalige bedrijven met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  • 2. (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden alsmede watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de gebouwen dienen te worden gebouwd;
  • b. de wijziging mag niet mag leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. bij de wijziging wordt nadrukkelijk aangesloten bij de bestaande stedenbouwkundige opzet in de aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van lint- of laanstructuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving;
  • d. de lintzone wordt duurzaam ontwikkeld, waarbij de volgende milieukwaliteit wordt nagestreefd een te realiseren GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid;
  • e. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. In de beeldkwaliteitregels wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een 'zware' en met een 'lichte' regie. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
  • f. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd, daarbij dient de waterstructuur aan te sluiten op de waterstructuur van de aangrenzende percelen;
  • g. in het wijzigingsplan wordt tenminste 10% aan water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsplan met dien verstande dat het water op het bouwperceel aaneengesloten aangelegd dient te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
  • h. de parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • i. de breedte van het perceel bedraagt ten minste 30 meter;
  • j. het bouwperceel mag tot maximaal 30% worden bebouwd;
  • k. het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen per bouwperceel bedraagt ten hoogte 30%;
  • l. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • m. de bouwhoogte van de overkapping bedraagt maximaal 4 meter;
  • n. de gebouwen moeten gebouwd worden in of achter de voorgevelrooilijn, die gesitueerd is op een afstand van 10 meter uit de as van de (aanliggende) weg;
  • o. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter;
  • p. de afstand van de hoofdgebouwen tussen de verschillende percelen bedraagt tenminste 10 meter;
  • q. in het wijzigingsplan kan bepaald kan worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte met ten hoogste 3 meter, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
    • 2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
  • r. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden zijn burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 48 van dit plan;
  • s. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de (ontsluitings)weg(en) en voet- en fietspad(en) in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3-' vastgelegd als bedoeld in artikel 12;
  • t. in het wijzigingsplan het water vastgelegd wordt in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 13.

50.15 Wijzigingsbevoegdheid - 'Wro-zone – wijzigingsgebied 3'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 3' te wijzigen ten behoeve van de bouw van nieuwe lint- of laanbebouwing of vernieuwing van bestaande lint- of laanbebouwing in de lintzone met inbegrip van een herindeling van de percelen, in de vorm van:

  • 1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen:
    • a. met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
    • b. in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteit door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
  • 2. woon-werk combinaties, waarbij de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  • 3. de vestiging van maatschappelijke voorzieningen en/of kleinschalige bedrijven met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  • 4. (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden alsmede watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de hoofdgebouwen (woningen), bedrijfsgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning dienen te worden gebouwd;
  • b. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. bij de wijziging wordt nadrukkelijk aangesloten bij de bestaande stedenbouwkundige opzet in de aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van lint- of laanstructuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving;
  • d. voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient ten behoeve van de bouw van (nieuwe) woningen vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten. In elk geval dient rekening gehouden te worden met de op de verbeelding opgenomen 'milieuzone';
  • e. de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten binnen de lintzone niet meer mag bedragen dan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde door het bevoegde gezag conform de Beleidsregel Hogere waarden van de regio Midden Holland;
  • f. de te realiseren lintzone dient duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
    • 1. een te realiseren GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid;
    • 2. het uitvoeren van de woningen met de vaste- en kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen;
    • 3. het geluidniveau binnen alle woningen mag niet meer bedragen dan 33 dB;
  • g. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. In de beeldkwaliteitregels wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een 'zware' en met een 'lichte' regie. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
  • h. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de (ontsluitings)wegen, voet- en fietspaden vastgelegd;
  • i. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd, daarbij dient de waterstructuur aan te sluiten op de waterstructuur van de aangrenzende percelen;
  • j. in het wijzigingsplan wordt tenminste 10% aan water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsplan met dien verstande dat het water op het bouwperceel aaneengesloten aangelegd dient te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
  • k. in het wijzigingsplan de normering voor het te hanteren vloerpeil wordt opgenomen. Daarbij geldt dat, ter voorkoming van wateroverlast op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied waarin het wijzigingsgebied is gesitueerd, het te hanteren vloerpeil nader wordt bepaald, met dien verstande dat vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering;
  • l. de parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
  • m. uitsluitend toegestaan zijn vrijstaande en halfvrijstaande woningen, alsmede bedrijfsgebouwen ten dienste van de woon-werk combinaties als bedoeld in 50.15, sub 2 en bedrijfsgebouwen als bedoeld in 50.15, sub 3;
  • n. ten aanzien van de bebouwings- en gebruikregels voor woningen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zoveel mogelijk het bepaalde in artikel 14 voor woningen in acht genomen wordt, met inachtneming van tevens de bepalingen in sub 0 tot en met sub ab van dit artikel;
  • o. de breedte van het perceel bedraagt ten minste 25 meter voor halfvrijstaande woningen en tenminste 30 meter voor vrijstaande woningen;
  • p. het bouwperceel tot maximaal 30% bebouwd mag worden;
  • q. de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, maximaal 750 m³ mag bedragen;
  • r. het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen per bouwperceel bedraagt ten hoogte 300 m²;
  • s. de bouwhoogte van de woning maximaal 10 meter bedraagt;
  • t. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen maximaal 10 meter bedraagt;
  • u. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per woning maximaal 70 m² bedraagt;
  • v. de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
  • w. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • x. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 5,50 meter bedraagt;
  • y. de gebouwen gebouwd moeten worden in of achter de voorgevelrooilijn, die gesitueerd is op een afstand van 10 meter uit de as van de (aanliggende) weg;
  • z. de afstand van het hoofdgebouw (woning), uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden, en bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter;
  • aa. de afstand van nieuw op te richten hoofdbebouwing tot bestaande hoofdbebouwing op de naastliggende kavel bedraagt ten minste 10 meter, uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden;
  • ab. in het wijzigingsplan bepaald kan worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte met maximaal 3 meter, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
    • 2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
  • ac. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 48 van dit plan;
  • ad. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de (ontsluitings)weg(en) en voet- en fietspad(en) in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3-' vastgelegd als bedoeld in artikel 12;
  • ae. in het wijzigingsplan het water vastgelegd wordt in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 13.

Vernietigd door RvST uitspraak 200905661/5/R1:

50.16 Wijzigingsbevoegdheid - 'Wro-zone – wijzigingsgebied 4'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen ten behoeve van:

een tuincentrum behorend tot het type III of IV;

  • 1. infrastructuur en parkeervoorzieningen;
  • 2. groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  • 3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 4. water;
  • 5. met dien verstande dat:

alvorens tot wijziging wordt besloten, door de aanvrager van het te vestigen tuincentrum een locatiekeuzeonderzoek dient te worden overgelegd, waarin ingegaan wordt op:

  • a. de ruimtelijke aspecten;
  • verkeersaspecten;
  • milieuaspecten;
  • financiël e uitvoerbaarheidsaspecten;
  • ter bepaling van de keuze van het te vestigen tuincentrum op deze lokatie;

het tuincentrum wordt vastgelegd in een specifieke bestemming met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels;

  • b. een bouwmarkt ter plaatse niet is toegestaan;
  • c. in het wijzigingsplan een of meerdere bouwvlakken worden opgenomen waarbinnen de gebouwen dienen te worden gebouwd;
  • d. buitenopslag niet wordt toegestaan;
  • e. er wordt naar gestreefd waterberging zoveel mogelijk onder de bedrijfsruimte(en) te situeren ten behoeve van duurzaam ruimtegebruik;
  • f. in het wijzigingsplan het aantal te realiseren parkeervoorzieningen wordt opgenomen, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele combinatie van parkeergelegenheid met het P + R terrein van Rijkswaterstaat;
  • g. in het wijzigingsplan de maximale bouwhoogte, het maximale bebouwingspercentages alsmede overige maatvoeringeisen en situeringseisen worden vastgelegd voor de op te richten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

50.17 Wijzigingsbevoegdheid - 'Wro-zone – wijzigingsgebied 4'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen ten behoeve van:

  • 1. een tuincentrum behorend tot het type III of IV;
  • 2. infrastructuur en parkeervoorzieningen;
  • 3. groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  • 4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 5. water;

met dien verstande dat:

  • a. alvorens tot wijziging wordt besloten, door de aanvrager van het te vestigen tuincentrum een locatiekeuzeonderzoek dient te worden overgelegd, waarin ingegaan wordt op:
    • 1. de ruimtelijke aspecten;
    • 2. verkeersaspecten;
    • 3. milieuaspecten;
    • 4. financiële uitvoerbaarheidsaspecten;

ter bepaling van de keuze van het te vestigen tuincentrum op deze lokatie;

  • b. het tuincentrum wordt vastgelegd in een specifieke bestemming met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels;
  • c. een bouwmarkt ter plaatse niet is toegestaan;
  • d. in het wijzigingsplan een of meerdere bouwvlakken worden opgenomen waarbinnen de gebouwen dienen te worden gebouwd;
  • e. buitenopslag niet wordt toegestaan;
  • f. er wordt naar gestreefd waterberging zoveel mogelijk onder de bedrijfsruimte(en) te situeren ten behoeve van duurzaam ruimtegebruik;
  • g. in het wijzigingsplan het aantal te realiseren parkeervoorzieningen wordt opgenomen, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele combinatie van parkeergelegenheid met het P + R terrein van Rijkswaterstaat;
  • h. in het wijzigingsplan de maximale bouwhoogte, het maximale bebouwingspercentages alsmede overige maatvoeringeisen en situeringseisen worden vastgelegd voor de op te richten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

50.18 Wijzigingsbevoegdheid – 'Wro-zone – wijzigingsgebied 5'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 5' te wijzigen ten behoeve van de realisering van een kwaliteitszone met bebouwing, met inbegrip van een herindeling van de percelen, in de vorm van:

  • 1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen:
    • a. met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
    • b. in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteit door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
  • 2. woon-werk combinaties, waarbij de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  • 3. de vestiging van maatschappelijke voorzieningen en/of kleinschalige bedrijven met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  • 4. wegen, fiets- en voetpaden alsmede watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de hoofdgebouwen (woningen), bedrijfsgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning dienen te worden gebouwd;
  • b. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. bij de wijziging wordt nadrukkelijk aangesloten bij de bestaande stedenbouwkundige opzet in de aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van lint- of laanstructuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving;
  • d. voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient ten behoeve van de bouw van (nieuwe) woningen vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten. In elk geval dient rekening gehouden te worden met de op de verbeelding opgenomen 'milieuzone';
  • e. de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten binnen de lintzone niet meer mag bedragen dan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde door het bevoegde gezag conform de Beleidsregel Hogere waarden van de regio Midden Holland;
  • f. de te realiseren lintzone dient duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
  • 1. een te realiseren GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid;
  • 2. het uitvoeren van de woningen met de vaste- en kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen;
  • 3. het geluidniveau binnen alle woningen mag niet meer bedragen dan 33 dB;
  • g. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. In de beeldkwaliteitregels wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een 'zware' en met een 'lichte' regie. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
  • h. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de wegen, voet- en fietspaden vastgelegd;
  • i. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd, daarbij dient de waterstructuur aan te sluiten op de waterstructuur van de aangrenzende percelen;
  • j. in het wijzigingsplan wordt tenminste 10% aan water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsplan met dien verstande dat het water op het bouwperceel aaneengesloten aangelegd dient te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
  • k. in het wijzigingsplan de normering voor het te hanteren vloerpeil wordt opgenomen. Daarbij geldt dat, ter voorkoming van wateroverlast op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied waarin het wijzigingsgebied is gesitueerd, het te hanteren vloerpeil nader wordt bepaald, met dien verstande dat vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering;
  • l. de parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
  • m. uitsluitend toegestaan zijn vrijstaande en halfvrijstaande woningen, alsmede bedrijfsgebouwen ten dienste van de woon-werk combinaties als bedoeld in 50.17, sub 2 en bedrijfsgebouwen als bedoeld in 50.17, sub 3;
  • n. ten aanzien van de bebouwings- en gebruikregels voor woningen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zoveel mogelijk het bepaalde in artikel 14 voor woningen in acht genomen wordt, met inachtneming van tevens de bepalingen in sub 0 tot en met sub ab van dit artikel;
  • o. de breedte van het perceel ten minste 30 meter voor halfvrijstaande woningen en tenminste 40 meter voor vrijstaande woningen dient te bedragen;
  • p. het bouwperceel tot maximaal 30% bebouwd mag worden;
  • q. de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, maximaal 750 m³ mag bedragen;
  • r. het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen per bouwperceel bedraagt ten hoogste 30&;
  • s. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 10 meter;
  • t. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • u. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per woning bedraagt maximaal 70 m²;
  • v. de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
  • w. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • x. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter;
  • y. de gebouwen gebouwd moeten worden in of achter de voorgevelrooilijn, die gesitueerd is op een afstand van 10 meter uit de as van de (aanliggende) weg;
  • z. de afstand van het hoofdgebouw (woning), uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden, en bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter;
  • aa. de afstand van nieuw op te richten hoofdbebouwing tot bestaande hoofdbebouwing op de naastliggende kavel bedraagt ten minste 10 meter, uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden;
  • ab. in het wijzigingsplan bepaald kan worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte met maximaal 3 meter, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
    • 2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
  • ac. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 48 van dit plan;
  • ad. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de ontsluitingsweg(en) en voet- en fietspad(en) in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3-' vastgelegd als bedoeld in artikel 12;
  • ae. in het wijzigingsplan het water vastgelegd wordt in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 13.

50.19 Wijzigingsbevoegdheid - 'Wro-zone - wijzigingsgebied 6'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 6' te wijzigen ten behoeve van:

  • 1. de aanleg en instandhouding van een weg met maximaal 2 x 1 rijstrook aansluitend op de N456-West (Rottelaan), met inbegrip van de daarbij behorende rotondes, verkeerstechnische uitrusting, infrastructurele voorzieningen en eventueel geluidwerende voorzieningen;
  • 2. groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  • 3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 4. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten van brandstoffen;

met dien verstande, dat:

  • a. de aanleg van de infrastructuur wordt vastgelegd conform een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
  • b. het wegdek van de regionale gebiedsontsluitingsweg voor wegverkeer wordt uitgevoerd met een sterk geluidabsorberend asfalt;
  • c. voor de gebruiks- en bouwregels aangesloten wordt bij en zoveel mogelijk van toepassing wordt verklaard de bepalingen als opgenomen in artikel 11 'Verkeer – Wegverkeer 2'.

50.20 Wijzigingsbevoegdheid - 'Wro-zone - wijzigingsgebied 7'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 7' te wijzigen ten behoeve van:

  • a. de bouw van woningen, in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en geschakelde woningen, patiowoningen, gestapelde en aaneengesloten woningen alsmede woongebouwen:
  • 1. met de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, brandgangen, in- en uitritten;
  • 2. in combinatie met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw;
  • b. toegangs- en ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
  • c. watergangen en waterpartijen met natuurvriendelijke oevers;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

50.21 Bij uitvoering van het wijzigingsplan als bedoeld in 50.19 wordt:
  • a. de aanleg van de infrastructuur wordt vastgelegd conform een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
  • b. de groenvoorziening vastgelegd in de bestemming 'Groen' als bedoeld in artikel 5;
  • c. de voortuin/gazon behorende bij de woning vastgelegd in de bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 8;
  • d. de ligging van de ontsluitingswegen en woonstraten vastgelegd in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3' als bedoeld in artikel 12;
  • e. wordt het water vastgelegd in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 13;
  • f. de woning vastgelegd in een bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 14, met vermelding van de typologie van de woning en de daarbij behorende bouwregels;

met dien verstande dat de regels uit de betreffende bestemmingen zoveel mogelijk van toepassing worden verklaard, tenzij vanwege stedenbouwkundige of milieu overwegingen en/of verkeerkundige overwegingen aangepaste regelgeving wenselijk is.

50.22 Wijzigingsbevoegdheid - 'Wro-zone - wijzigingsgebied 8'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 8' te wijzigen ten behoeve van:

  • 1. de aanleg en instandhouding van een weg aanhakend op de N219, ter ontsluiting van het nieuw te ontwikkelen glastuinbouwbedrijvenlandschap binnen het vlak met de bestemming 'Glastuinbouwbedrijvenlandschap - Uit te werken 1', met maximaal 2 x 1 rijstrook met inbegrip van de daarbij behorende rotondes, verkeerstechnische uitrusting, infrastructurele voorzieningen en eventueel geluidwerende voorzieningen;
  • 2. groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  • 3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 4. water;
  • 5. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten van brandstoffen;

met dien verstande, dat:

  • a. de aanleg van de infrastructuur wordt vastgelegd conform een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
  • b. voor de gebruiks- en bouwregels aangesloten wordt bij en zoveel mogelijk van toepassing wordt verklaard de bepalingen als opgenomen in artikel 12 'Verkeer – Wegverkeer 3'.

50.23 Wijzigingsbevoegdheid - 'Wro-zone - wijzigingsgebied 9'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 9' te wijzigen ten behoeve van:

  • 1. de aanleg en instandhouding van een weg, die het woongebied Moerkapelle Oost, extern ontsluit op de Middelweg, met inbegrip van de daarbij behorende verkeerstechnische uitrusting en infrastructurele voorzieningen;
  • 2. groenvoorzieningen;
  • 3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande, dat:

  • a. de aanleg van de infrastructuur wordt vastgelegd conform een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
  • b. voldaan dient te worden aan het bepaalde in of krachtens de Wet geluidhinder;
  • c. in het wijzigingsplan de infrastructuur met de daarbij behorende voorzieningen wordt vastgelegd in een bestemming 'Verkeer' met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels als opgenomen in artikel 12 'Verkeer – Wegverkeer 3'.

50.24 Wijzigingsbevoegdheid - 'Wro-zone - wijzigingsgebied 10'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 10' ten behoeve van de sloop van het bestaande woonpand Noordeinde 8 met bijbehorende gebouwen en het oprichten van ten hoogste één nieuwe woning met bijbehorende gebouwen op een nader te bepalen perceel binnen voornoemde gebiedsaanduiding op een kortere afstand gesitueerd van de kern Moerkapelle dan thans het geval is, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 10' worden gewijzigd in de bestemming 'Ringvaartzone' met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels zoals opgenomen in artikel 16;
  • b. er een bestemming 'Wonen' met een daarbij behorend bouwvlak en een bestemming 'Tuin' opgenomen wordt binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 10' ter plaatse waar een nieuw bouwperceel ten behoeve van de bouw van de woning is voorzien, met dien verstande dat:
    • 1. de wijziging niet mag leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 2. voor de vaststelling van het wijzigingsplan ten behoeve van de bouw van (nieuwe) woning vast dient te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd ten aanzien van het milieugevoelige object/functie. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten;
    • 3. de geluidsbelasting op de nieuwe woning niet meer mag bedragen dan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde door het bevoegde gezag conform de Beleidsregel Hogere waarden van de regio Midden Holland;
    • 4. de woning opgenomen wordt in een bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 14, met vermelding van de typologie van de woning en de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels;
    • 5. het niet voor gebouwen bestemde deel van de tuin behorende bij de woning wordt opgenomen in een bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 8, met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels.