20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - uit te werken 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. woningen, in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en geschakelde woningen, patiowoningen, gestapelde en aaneengesloten woningen alsmede woongebouwen:
-
1. met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, brandgangen, in- en uitritten;
-
2. in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
-
b. kleinschalige bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 2;
-
c. maatschappelijke voorzieningen al dan niet met bovenwoningen;
-
d.
asportvoorzieningen in de vorm van buitensport accommodaties met de daarbij behorende
voorzieningen, waaronder in elk geval begrepen een kantine, was- en kleedruimten en ruimten ten
dienste van beheer;
(vernietigd door RvST uitspraak 200905661/5/R1)
-
e. toegangs- en ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
-
f. (boven – en ondergrondse) parkeervoorzieningen;
-
g. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
-
h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
i. groenvoorzieningen;
-
j. voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie;
-
k. voorzieningen van algemeen nut;
-
l. parkeervoorzieningen;
-
m. leidingenzone(s) met de daarbij behorende vrijwaringszone(s);
alsmede ook voor
-
n. de aanleg en ontwikkeling van kwaliteitszone binnen het vlak met de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van wonen - kwaliteitszone', bestaande uit:
-
1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen:
- met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, brandgangen, in- en uitritten;
- in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
-
2. woon-werk combinaties, met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
-
3. toegangs- en ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
-
4. oppervlakte water, in de vorm van watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
-
o. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
p. erven en terreinen;
-
q. verhardingen;
-
r. bermen, bermsloten en greppels;
-
s. (boom)beplanting, oeverbeschoeiingen en overige groen;
-
t. speelvoorzieningen en kunstobjecten;
-
u. straatmeubilair;
-
v. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming;
met uitzondering van:
-
w. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
-
x. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan.
20.4 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit in meerdere bestemmingen afgestemd op de geprojecteerde en te realiseren functies op de betreffende gronden in het uitwerkingsgebied en wel overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:
20.4.1 Voorwaarden bij de uitwerking
-
a. bij de uitwerking van de stedenbouwkundige opzet wordt aangesloten bij de bestaande, reeds uitgewerkte of nog uit te werken aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van het bestaande dorp en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving. Gestreefd wordt naar een sfeer van dorps wonen in de zin van afwisseling in bebouwing ter voorkoming van gelijkvormigheid en massaliteit;
-
b. burgemeester en wethouders stellen het uitwerkingsplan al dan niet gefaseerd, niet vast voordat er inzicht bestaat over de verkaveling en de exacte woningdifferentiatie in het gebied, alsmede de omvang en situering van het nieuw te realiseren sportpark;
-
c. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie zal zijn gewaarborgd. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten;
-
d. de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten binnen het woongebied zal niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde door het bevoegde gezag conform de Beleidsregel Hogere waarden van de regio Midden Holland;
-
e. de woningen worden in jaarfasen gerealiseerd afgestemd op het gemeentelijk woningbouwprogramma;
-
f. gestreefd wordt naar de realisering van een gedifferentieerd woningaanbod voor alle doelgroepen, waarbij rekening wordt gehouden met 30% sociale woningbouw, met dien verstande dat dit percentage hoger of lager kan zijn afhankelijk van het exact aantal te realiseren c.q. gerealiseerde sociale woningbouw in het woongebied Moerkapelle-Oost ('Woongebied – Uit te werken 1');
-
g. de aard, het aantal en de omvang van de te accommoderen en te realiseren voorzieningen in het woongebied wordt afgestemd op het te realiseren voorzieningenniveau voor de kern Moerkapelle;
-
h. maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op bouwpercelen die gesitueerd zijn aan de aangegeven stedenbouwkundige drager of wijkontsluitingswegen;
-
i. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. In de beeldkwaliteitregels wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een 'zware' en met een 'lichte' regie. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
j. bij het realiseren van het gebied geldt als doelstelling dat de inrichting zodanig wordt vormgegeven dat optimaal gebruik gemaakt kan worden van duurzaamheidprincipes. In verband hiermee wordt bij de verkaveling uitgegaan van een goed evenwicht tussen intensief gebruik en natuurlijk groene en openbare ruimte, mogelijkheden van natuurlijke zuivering van water en opwekking van duurzame energie;
-
k. in het uitwerkingsplan wordt de normering voor het te hanteren vloerpeil opgenomen, met dien verstande dat het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard vooraf schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering.
Ter voorkoming van wateroverlast zal het te hanteren vloerpeil nader wordt bepaald op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied waarin het wijzigingsgebied is gesitueerd;
-
l. in het uitwerkingsgebied wordt 8% water gerealiseerd ten behoeve van waterberging. Gestreefd wordt om een optimaal oppervlak aan water binnen het uitwerkingsgebied te realiseren;
-
m. tenminste 20% van de oeverlengte van de watergangen in het uit te werken gebied dient te worden voorzien van natuurvriendelijke oevers. Hiervan kan worden afgeweken, door middel van een op te nemen ontheffingsregel in het uitwerkingsplan, indien de doelstellingen voor ecologisch gezond water ook op andere wijze kunnen worden geborgd, dit in nader overleg met en ter beoordeling van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
-
n. bij het realiseren van het woongebied geldt als doelstelling dat de inrichting zodanig wordt vormgegeven dat optimaal gebruik gemaakt kan worden van duurzaamheidprincipes. In verband hiermee wordt bij de verkaveling uitgegaan van een goed evenwicht tussen intensief gebruik en natuurlijk groene en openbare ruimte, mogelijkheden van natuurlijke zuivering van water en gebruik van duurzame energie. Daarnaast wordt bij de inrichting van het woongebied uitgegaan van emissievrij bouwen en energiezuinig bouwen;
In elk geval dient het te realiseren woongebied duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
-
1. er geldt een te behalen energieprestatie op locatie (EPL) van 8 voor het te ontwikkelen gebied;
-
2. de woningen worden uitgevoerd met een energieprestatiecoefficiënt (EPC) 20% lager dan de norm geldend ingevolge het Bouwbesluit;
-
3. tenminste 20% van het totale energieverbruik in het gebied dient afkomstig te zijn van duurzame energiebronnen waaronder bijvoorbeeld van de glastuinbouwbedrijven uit het glastuinbouwbedrijvenlandschap;
-
4. een GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid moet worden gerealiseerd;
-
5. woningen worden zoveel mogelijk zongericht georiënteerd;
-
6. woningen worden uitgevoerd met de vaste- en kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen
-
7. minimaal 75% van de woningen ondervindt een geluidniveau van 48 dB of lager;
-
8. minimaal 40% van de woningen ondervindt een geluidniveau van 43 dB of lager;
-
9. maximaal 25% van de woningen ondervindt een geluidniveau van meer dan 48 dB of hoger tot maximaal 63 dB;
-
10. het geluidniveau binnen alle woningen mag niet meer bedragen dan 33 dB.
20.4.2 Algemene inrichtingsbepalingen
-
a. de situering alsmede de aard en omvang van (ontsluitings)wegen, woonstraten en de overige inrichting van het openbaar gebied wordt afgestemd op de omgeving;
-
b. in het uitwerkingsplan worden de zogenaamde stedenbouwkundige dragers ruimtelijk bepaald en wordt bij de bebouwingsopzet rekening gehouden met zichtlijnen;
-
c. het woongebied wordt ingericht behorend bij een dorps woonmilieu;
-
d. in het uitwerkingsplan wordt de exacte ligging van de (ontsluitings)weg(en) vastgelegd, waarbij de ontsluitingsstructuur in het gebied zoveel mogelijk overeenkomstig de ter plaatse of in de nabijheid van de aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van verkeer ontsluitingsstructuur indicatief' wordt gerealiseerd;
-
e. i
in het uitwerkingsplan wordt de exacte ligging van circa 60.000 m² aan sportvoorzieningen
(buitensportaccommodaties inclusief de daarbij behorende additionele voorzieningen) vastgelegd;
(vernietigd door RvSt uitspraak 200905661/5/R1)
-
f. in het uitwerkingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd;
-
g. in het uitwerkingsplan worden de bestaande woningen en bestaande functies mits legaal, met uitzondering van (glas)tuinbouwbedrijven, overige agrarische bedrijven en overige bedrijven voor zover niet passend binnen het bepaalde in 20.1, waar mogelijk met inachtneming van de te realiseren stedenbouwkundige uitwerking voor het gebied, zoveel mogelijk gehandhaafd en ingepast;
-
h. in het uitwerkingsgebied wordt tenminste 3% aan groenvoorzieningen en speelvoorzieningen gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de oppervlakte van het totale uitwerkingsgebied);
-
i. in het uitwerkingsgebied wordt water gerealiseerd ten behoeve van waterberging;
-
j. langs hoofdwatergangen dient rekening gehouden te worden met een vrijwaringszone ter weerszijden van de watergang van tenminste 5 meter;
-
k.
in het uitwerkingsgebied wordt de omvang en situering van het sportpark voor Moerkapelle
vastgelegd met de daarbij behorende sportvoorzieningen en overige voorzieningen (kantines,
kleedkamers etc.), waarbij de omvang aan te realiseren sportvoorzieningen wordt afgestemd op het
te realiseren voorzieningenniveau voor de kern Moerkapelle;
(vernietigd door RvSt uitspraak
200905661/5/R1)
-
l. de openbare ruimte in het woongebied wordt ingericht volgens het principe 'Duurzaam Veilig' en uitgevoerd overeenkomstig een door de gemeente vastgesteld programma van eisen ten aanzien van de aan te leggen werken, dat in het uitwerkingsplan 'voor zover ruimtelijk relevant' gedetailleerd in regels zal worden vastgelegd. Daarbij wordt in elk geval vastgelegd:
-
1. de parkeernormen per te realiseren woning (op eigen terrein en in openbaar gebied), met dien verstande dat het parkeren bij woningen zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
-
2. de minimale rijbaanbreedte bij wegen (verkeersvrije wegen, gemengd verkeer, erftoegangswegen, gebiedsontsluitingswegen) en paden (voet- en fietspaden);
-
m. het woongebied wordt ingericht als een formeel '30 km-gebied';
-
n. in het uitwerkingsplan worden parkeernomen opgenomen waaraan getoetst dient te worden. Als uitgangspunt geldt dat de parkeervoorzieningen zoveel mogelijk uit het straatbeeld op eigen terrein dienen te worden aangelegd. Hiervan kan worden afgeweken indien aangetoond kan worden dat uitvoering op eigen terrein niet mogelijk is maar in het openbaar gebied voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Voor de van toepassing te verklaren parkeernormering wordt gebruik gemaakt van de CROW die als minimum gelden;
-
o. op de gronden zijn toegestaan vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en aaneengebouwde woningen, patiowoningen, en woongebouwen met dien verstande dat uitsluitend langs de stedenbouwkundige dragers gestapelde bebouwing/woongebouwen in de vorm van een appartementencomplex is toegestaan;
-
p. in het kader van de na te streven beeldkwaliteit in het gebied worden strenge eisen gesteld aan de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
q. voorzieningen van algemeen nut dienen zodanig te worden gesitueerd en/of door beplanting te worden afgeschermd, dat de directe (woon)omgeving in voldoende mate wordt gevrijwaard van visuele en andere hinder;
-
r. bij de inrichting van het woongebied wordt uitgegaan van emissievrij bouwen en energiezuinig bouwen;
-
s. in het uitwerkingsplan wordt de ligging van de (ontsluitings)wegen en woonstraten vastgelegd in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3' als bedoeld in artikel 12;
-
t. in het uitwerkingsplan worden de groenvoorzieningen vastgelegd in de bestemming 'Groen' als bedoeld in artikel 5;
-
u. in het uitwerkingsplan wordt het water vastgelegd in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 13;
-
v. in het uitwerkingsplan worden de voortuinen/gazons behorende bij de woning vastgelegd in de bestemming 'Tuin' als bedoeld in artikel 8 ;
-
w. bij de uitwerking naar wonen wordt het bepaalde ten aanzien van de bebouwings- en gebruikregels in artikel 14 voor woningen, met inachtneming van de bepalingen in 20.4.3, voor zover toepasselijk zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing verklaard.
-
x. binnen het vlak met de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van wonen - kwaliteitszone' wijkt de inrichting af van het bepaalde in de voorafgaande bepalingen alsmede de algemene bouwregels als bedoeld in 20.4.3 en worden de volgende inrichtings- en bouwregels in acht genomen:
-
1. de situering alsmede de aard en omvang van (ontsluitings)wegen, woonstraten en de overige inrichting van het openbaar gebied wordt afgestemd op de omgeving;
-
2. in het uitwerkingsplan wordt de exacte ligging van de (ontsluitings)weg(en) en langzaamverkeersverbindingen vastgelegd;
-
3. in het uitwerkingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd;
-
4. de woonstraten krijgen een rijloper van tenminste 3,50 meter breedte;
-
5. de parkeervoorzieningen dienen te worden gerealiseerd op eigen terrein;
-
6. de bouwpercelen hebben, voor vrijstaande woningen, een kavelbreedte op de voorgevellijn van ten minste 20 meter. De achterzijde van de kwaliteitszone sluit aan bij de verkaveling van WG-U2;
-
7. de bouwpercelen hebben, voor halfvrijstaande woningen, een kavelbreedte op de voorgevellijn van ten minste 15 meter. De achterzijde van de kwaliteitszone sluit aan bij de verkaveling van WG-U2;
-
8. in het kader van de na te streven beeldkwaliteit in het gebied worden strenge eisen gesteld aan de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
9. in het uitwerkingsplan worden de minimale en/of maximale bouwhoogten, het maximale bebouwingspercentages de overige maatvoeringeisen en de situering zoals onder meer de voorgevelrooilijn/voorgevelbouwgrens van de op te richten gebouwen vastgelegd, met inachtneming van de uitgangspunten als verwoord in de navolgende bepalingen;
-
10. in het uitwerkingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen voor het toestaan van een grotere goot- en/of bouwhoogte voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.4.3 Algemene bouwregels
-
a. in het uitwerkingsgebied worden ten minste 100 ten hoogste 300 woningen gebouwd en deze mogen uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van het bepaalde in de Wet geluidhinder.
Het exact aantal woningen hangt af van de ruimtelijke invulling in het woongebied Moerkapelle-Oost ('Woongebied – Uit te werken 1') en de invulling van het uitwerkingsgebied met sportvoorzieningen (verplaatsing van bestaande sportvoorzieningen uit het 'Woongebied – Uit te werken 1' inclusief een uitbreiding);
-
b. in het uitwerkingsplan worden de minimale en/of maximale bouwhoogten, het minimale en/of maximale bebouwingspercentages de overige maatvoeringeisen en de situering van de op te richten gebouwen vastgelegd met inachtneming van de uitgangspunten als verwoord in de navolgende bepalingen;
-
c. maximaal 10% van de te bouwen woningen in het uitwerkingsgebied zal in gestapelde vorm gerealiseerd worden, met dien verstande dat dit percentage hoger of lager kan zijn afhankelijk van het exact aantal te realiseren c.q. gerealiseerde gestapelde woningen in het woongebied Moerkapelle-Oost ('Woongebied – Uit te werken 1');
-
d. de omvang aan maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in 20.1, sub c in het totale uitwerkingsgebied bedraagt maximaal 2.500 m²;
-
e. in het uitwerkingsplan worden de minimale en/of maximale bouwhoogten, het maximale bebouwingspercentages de overige maatvoeringeisen en de situering van de op te richten gebouwen vastgelegd, met inachtneming van de uitgangspunten als verwoord in de navolgende bepalingen;
-
f. in het uitwerkingsplan worden bouwvlakken opgenomen waarbinnen de hoofdgebouwen (woningen), aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woningen dienen te worden gebouwd;
-
g. de bouwhoogte van woningen bedraagt ten hoogste 10 meter en voor bebouwing aan de stedenbouwkundige dragers alsmede voor gestapelde woningen ten hoogste 13 meter;
-
h. de hoofdgebouwen moeten worden gebouwd in of achter de voorgevelrooilijn;
-
i. in het uitwerkingsplan kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de maximale toegestane bouwhoogte met maximaal 3 meter, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
-
2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
-
3. dit wordt noodzakelijk geacht om het aantal woningen te realiseren conform de gemeentelijke woonvisie en het gemeentelijke woningbouwprogramma;
-
j. voorzieningen van algemeen nut zijn toegelaten tot een bouwhoogte van maximaal 4 meter en een oppervlak per gebouw van maximaal 40 m²;
-
k. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen lichtmasten, informatieborden, wegwijzers, verkeerstekens en –regelinstallaties, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende)kunstobjecten;
-
l. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het openbaar gebied, bedraagt, voor:
-
1. verlichting, masten, wegwijzers, verkeerstekensinstallaties, verkeersignaleringen en verkeersregelinstallaties, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen maximaal 12 meter;
-
2. overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 5 meter;
-
m. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het openbaar gebied, bedraagt:
-
1. maximaal 12 meter voor verlichting, masten, wegwijzers, verkeerstekensinstallaties, verkeersignaleringen en verkeersregelinstallaties, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen;
-
2. maximaal 5 meter voor overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
n. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een woonkavel bedraagt:
-
1. maximaal 1 meter voor bouwwerken, geen bouwwerken zijnde vóór de voorgevel en tot 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
-
2. maximaal 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
-
3. maximaal 5 meter voor vlaggemasten;
-
4. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
-
o. de bouwhoogte van bouwwerken, ten behoeve van de sportvoorzieningen bedraagt voor:
-
1. gebouwen maximaal 6 meter;
-
2. erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter;
-
3. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 meter;
-
4. vlaggemasten, ballenvangers en lichtmasten maximaal 12 meter;
-
5. tribunes maximaal 8 meter;
-
6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 meter;
-
p. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 48 van dit plan.