Artikel 41 Algemene wijzigingsregels
41.1 Wijziging – Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van:
-
a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
-
b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of indien de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
-
c. het wijzigen van de in dit plan geformuleerde uitwerkingsbepalingen en/of wijzigingsbepalingen betreffende het te realiseren % aan water in de uit te werken plandelen of te wijzigen plandelen (wijzigingsbevoegdheid), indien dit op basis van de op dat moment geldende klimaatscenario's noodzakelijk wordt geacht voor vaststelling van het uitwerkingsplan of wijzigingsplan;
-
d. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, bouwzones, bouwgrenzen en/of andere aangeduide zones, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
met dien verstande dat:
- de verwerkelijking van de in het plan begrepen gronden dient gewaarborgd te zijn. Dit betekent dat de bestemmingen door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
- de wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
41.2 Wijziging – Lijst van bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 2 en bijlage 3 te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
41.3 Wijziging – Regelgeving
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan worden gewijzigd.
41.4 Wijziging – Normstelling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ordening niet schaadt, en voor zover niet reeds voorzien in de regels, door het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 20%, met dien verstande dat:
- de verwerkelijking van de in het plan begrepen gronden gewaarborgd blijft. Dit betekent dat de bestemmingen door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
- de wijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
41.5 Wijziging – Nutsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten behoeve van het oprichten van transformatorgebouwen, gasdrukmeet- en regelstations, rioolgemalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen van algemeen nut met een inhoud van ten hoogste 400 m3 en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd.
41.6 Wijziging – Fietspaden- en ruiterpaden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten behoeve van de aanleg van recreatieve fietsverbindingen en ruiterpaden door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Groen' met nadere aanduiding 'fietspaden' en/of 'ruiterpaden', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 6, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.
41.7 Wijziging – Verkeer
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor incidentele verbredingen, kleine verleggingen, bochtafsnijdingen e.d. van wegen en paden, door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 11 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.
41.8 Wijziging – Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor de incidentele aanleg van tochten, verbredingen van watergangen ten behoeve van de waterberging of noodwaterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen e.d., door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Water', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 12 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.
41.9 Wijziging – Leidingenzone
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor het aanbrengen van de bestemming 'Leidingenzone' met een daarbij behorende vrijwaringszone en een daarop afgestemde set aan bestemmingsregels met betrekking tot de bestemmingomschrijving, de bouwregels, de ontheffingen en het aanlegvergunningstelsel, ten behoeve van de aanleg en instandhouding van leidingen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (externe) veiligheid, de gevolgen voor het landschap, het reliëf en het agrarisch gebruik van de gronden, en er geen belemmeringen optreden voor overige functies en er geen verstoring optreedt van telecommunicatie en radarontvangst.
41.10 Wijzigingsbevoegdheid – 'wro-zone – wijzigingsgebied 1'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van de bouw van nieuwe lint- of laanbebouwing of vernieuwing van bestaande lint- of laanbebouwing in de lintzone met inbegrip van een herindeling van de percelen, in de vorm van:
-
1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen en woongebouwen:
- met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
- in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
-
2. woon-werk combinaties, waarbij de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
-
3. de vestiging van maatschappelijke voorzieningen en/of kleinschalige bedrijven met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
-
4. (ontsluitings)weg(en), fiets- en voetpaden alsmede watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen;
met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de hoofdgebouwen (woningen), bedrijfsgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning dienen te worden gebouwd;
-
b. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
c. bij de wijziging wordt nadrukkelijk aangesloten bij de bestaande stedenbouwkundige opzet in de aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van lint- of laanstructuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving;
-
d. voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient ten behoeve van de bouw van (nieuwe) woningen vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten. In elk geval dient rekening gehouden te worden met de op de verbeelding opgenomen 'milieuzone';
-
e. de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten binnen de lintzone mag niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde door het bevoegde gezag conform de Beleidsregel Hogere waarden van de regio Midden Holland;
-
f. de te realiseren lintzone dient duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
-
1. een te realiseren GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid;
-
2. het uitvoeren van de woningen met de vaste- en kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen;
-
3. het geluidniveau binnen alle woningen mag niet meer bedragen dan 33 dB;
-
g. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. In de beeldkwaliteitregels wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een 'zware' en met een 'lichte' regie. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
-
h. in het uitwerkingsplan wordt de exacte ligging van de lokale (dwars) ontsluitingswegen en langzaamverkeersverbindingen vastgelegd. Nagestreefd wordt om binnen de lintzone om de 200 meter een aansluiting naar de omliggende (nieuwe) woon- en werkgebieden te maken in de vorm van een weg of een fietspad;
Dit betekent dat de infrastructuur ter plaatse van of in de directe nabijheid van de opgenomen indicatieve infrastructuur wordt aangelegd c.q. overeenkomstig de opgenomen lijnstructuur de wegen worden aangelegd;
-
i. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd, daarbij dient de waterstructuur aan te sluiten op de waterstructuur van de aangrenzende percelen;
-
j. in het wijzigingsplan wordt tenminste 10% aan water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsplan met dien verstande dat het water op het bouwperceel aaneengesloten aangelegd dient te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
-
k. in het wijzigingsplan wordt de normering voor het te hanteren vloerpeil opgenomen. Daarbij geldt dat, ter voorkoming van wateroverlast op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied waarin het wijzigingsgebied is gesitueerd, het te hanteren vloerpeil nader wordt bepaald, met dien verstande dat vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering;
-
l. de parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
-
m. uitsluitend toegestaan zijn vrijstaande, halfvrijstaande woningen, woongebouwen, alsmede bedrijfsgebouwen ten dienste van de woon-werk combinaties als bedoeld in 41.10, onder 2 en bedrijfsgebouwen als bedoeld in 41.10, onder 3;
-
n. ten aanzien van de bebouwings- en gebruikregels voor woningen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zoveel mogelijk het bepaalde in artikel 11 voor woningen in acht genomen wordt, met inachtneming van tevens de bepalingen in sub o tot en met sub aa van dit artikel;
-
o. het bouwperceel mag tot maximaal 30% bebouwd worden;
-
p. de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, bedraagt maximaal 750 m³;
-
q. het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen per bouwperceel bedraagt ten hoogte 30%;
-
r. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 10 meter;
-
s. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
-
t. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per woning of woongebouw bedraagt maximaal 70 m²;
-
u. de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
-
v. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
-
w. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter;
-
x. de gebouwen gebouwd moeten worden in of achter de voorgevelrooilijn, die gesitueerd is op een afstand van 15 meter uit de as van de (aanliggende) weg;
-
y. de afstand van het hoofdgebouw (woning of woongebouw), uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden, en bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter;
-
z. de afstand van nieuw op te richten hoofdbebouwing tot bestaande hoofdbebouwing op de naastliggende kavel bedraagt ten minste 10 meter, uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden;
-
aa. in het wijzigingsplan bepaald kan worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte met maximaal 3 meter, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
-
2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
-
ab. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 van dit plan;
-
ac. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de (ontsluitings)weg(en) en voet- en fietspad(en) in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3-' vastgelegd als bedoeld in artikel 11;
-
ad. in het wijzigingsplan het water vastgelegd wordt in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 12.
41.11 Wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 2
41.11.1 Wro-zone
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen binnen de gebiedaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 2' te wijzigen ten behoeve:
-
a. woningen, in de vorm van grondgebonden vrijstaande, halfvrijstaande en geschakelde woningen:
-
1. met de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
-
2. in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw;
-
b. woningen, in de vorm van vrijstaande gestapelde en aaneengesloten woningen alsmede woongebouwen al dan niet in combinatie met de voorzieningen als bedoeld in sub c:
-
1. met de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
-
2. in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw;
-
c. maatschappelijk voorzieningen, in de zin van:
-
1. voorzieningen voor onderwijs en kinderdagopvang;
-
2. sportvoorzieningen, geen veldsporten;
-
3. sociaal-culturele voorzieningen;
-
4. zorgvoorzieningen (gezondheidszorg en welzijnszorg);
-
5. horecavoorzieningen (horeca-categorie 2 en horeca-categorie 3);
met dien verstande, dat het maximaal toelaatbare bruto vloeroppervlak wordt afgestemd op het te realiseren voorzieningenniveau voor de kern Zevenhuizen;
-
d. perifere detailhandel , branchegericht (volumineus) en perifere detailhandel, omvanggericht (grootschalig), met dien verstande dat het maximaal toelaatbare winkelvloeroppervlak wordt afgestemd op het te realiseren voorzieningenniveau voor de kern Zevenhuizen;
-
e. de ontwikkeling en inrichting van een landschappelijke parkzone;
-
f. (openbare)groenvoorzieningen;
-
g. watergangen en waterpartijen;
-
h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
i. waterstaatkundige voorzieningen;
-
j. voet- en fietspaden;
-
k. parkeervoorzieningen;
-
l. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
met uitzondering van:
-
m. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
-
n. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan;
met de daarbij behorende:
-
o. bermen, bermsloten en greppels;
-
p. verhardingen, in – en uitritten;
-
q. werken en werkzaamheden alsmede duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming.
41.11.2 Regeling algemeen
In het wijzigingsplan worden de functies voorzien van een specifieke bestemmingsregeling en worden ten behoeve van de op te richten bouwwerken de minimale en/of maximale bouwhoogten, het maximale bebouwingspercentages, de overige maatvoeringeisen en de situeringeisen, zoals onder meer de voorgevelrooilijn/voorgevelbouwgrens van de op te richten gebouwen, vastgelegd.
41.11.3 Regeling bijzonder
Bij de uiteindelijk te realiseren en vast te leggen omvang aan maatschappelijke voorzieningen in het wijzigingsplan wordt rekening gehouden met de te realiseren c.q. reeds gerealiseerde functies in het 'Woongebied – uit te werken 1' overeenkomstig het bepaalde in artikel 17.
41.12 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 3' te wijzigen ten behoeve van de aanleg van rotondes, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. de aanleg van de infrastructuur wordt uitgevoerd overeenkomstig een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
-
b. door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er geen sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, waardoor de geluidbelasting op woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen ter weerszijden van de weg, zonder extra maatregelen met meer dan 2 dB toeneemt;
-
c. indien door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er wel sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, moet alvorens het wijzigingsplan vastgesteld kan worden voldaan te worden aan het bepaalde in of krachtens de Wet geluidhinder. Dit betekent, dat bij vaststelling van het wijzigingsplan burgemeester en wethouders een hogere waarden besluit moeten hebben genomen;
-
d. in het wijzigingsplan de infrastructuur met de daarbij behorende voorzieningen wordt vastgelegd in een bestemming 'Verkeer' met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels.
41.13 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' te wijzigen ten behoeve:
-
1.
een regionale ontsluitingsweg (verlegde N219) met maximaal 2x1 rijstrook inclusief een
reserveringzone ten behoeve van aanpassing van de weg naar een wegprofiel van 2x2 rijstroken, ter
plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – regionale infrastructuur' met inbegrip
van de daarbij behorende rotondes, verkeerstechnische uitrusting, infrastructurele voorzieningen en
eventueel geluidwerende voorzieningen en overige voorzieningen met uitzondering van
verkooppunten van brandstoffen; (vernietigd bij uitspraak RvSt d.d. 10 augustus 2011 –
200906804/1/R1)
-
2. een HOV lijn, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – hov reserveringszone' met de daarbij behorende voorzieningen;
-
3. de aanleg en instandhouding van een robuuste groenzone met een maximale breedte van 30 meter, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen – reserveringszone' met de daarbij behorende voorzieningen;
-
4. de aanleg en instandhouding van een ecologische en recreatieve verbindingszone met een maximale breedte van 30 meter, ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone' met de daarbij behorende voorzieningen;
met dien verstande dat:
-
a. vooraf overleg heeft plaatsgevonden met de betrokken wegbeheerder(s) omtrent de wijze waarop de weg en hov-lijn vormgegeven zal worden;
-
b. de aanleg van de infrastructuur wordt vastgelegd conform een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
-
c. het wegdek van de regionale gebiedsontsluitingsweg voor wegverkeer wordt uitgevoerd met een sterk geluidsabsorberend asfalt;
-
d. door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door de aanleg van de weg er geen sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, waardoor de geluidbelasting op bestaande woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen ter weerszijden van de weg, zonder extra maatregelen met meer dan 2 dB toeneemt;
-
e. indien door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er wel sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder moet alvorens het wijzigingsplan vastgesteld kan worden, voldaan worden aan het bepaalde in of krachtens de Wet geluidhinder. Dit betekent, dat bij vaststelling van het wijzigingsplan burgemeester en wethouders een hogere waarden besluit moeten hebben genomen;
-
f. de bestemmingen en daarbij behorende regels uit dit plan zoveel mogelijk van toepassing worden verklaard, tenzij vanwege stedenbouwkundige of milieu overwegingen en/of verkeerkundige overwegingen aangepaste regelgeving wenselijk is;
-
g. bij de inrichting van de ecologische zone rekening gehouden wordt met de eisen vanuit het provinciaal beleid ten aanzien van de inrichting van ecologische verbindingszones.
41.14 Wro-zone – wijzigingsgebied 5
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 6' te wijzigen ten behoeve van de verbreding van de bestaande wegstructuur met inbegrip van bermen en vluchtstroken, met dien verstande dat:
-
a. de aanleg van de infrastructuur wordt uitgevoerd overeenkomstig een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
-
b. door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er geen sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, waardoor de geluidbelasting op woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen ter weerszijden van de weg, zonder extra maatregelen met meer dan 2 dB toeneemt;
-
c. indien door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er wel sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, moet alvorens het wijzigingsplan vastgesteld kan worden voldaan te worden aan het bepaalde in of krachtens de Wet geluidhinder. Dit betekent, dat bij vaststelling van het wijzigingsplan burgemeester en wethouders een hogere waarden besluit moeten hebben genomen;
-
d. in het wijzigingsplan de infrastructuur met de daarbij behorende voorzieningen wordt vastgelegd in een bestemming 'Verkeer' met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels.