Artikel 39 Nadere eisen
39.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover in de bestemmingsregels als bedoeld in hoofdstuk 2 basiseisen zijn geformuleerd, nadere eisen stellen aan:
-
a. de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
b. de situering van gebouwen;
-
c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen;
-
d. de situering van verlichting (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en het plaatsen van verlichting op of aan bouwwerken ter voorkoming van lichthinder/lichtverstoring;
-
e. het aantal, de situering en omvang van parkeergelegenheid;
-
f. de bebouwingsdichtheid;
-
g. de situering van in- en uitritten.
39.2 Voorwaarden
De nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts worden gesteld indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van een of meerdere van de hieronder opgenomen items:
-
a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
-
c. de milieukwaliteit;
-
d. de verkeersveiligheid;
-
e. de sociale veiligheid;
-
f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
-
g. het woon- en leefklimaat;
-
h. een ecologisch en landschappelijk verantwoorde inrichting.
39.3 Verwijzing naar algemeen toetsingskader
Voor de aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij toetsing van de gehanteerde begrippen, wordt verwezen naar artikel 42.