Type plan: projectbesluit
Naam van het plan: Ripselaan 30 te Nieuwe Wetering
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.PBKBRIPSELAAN30-VAS1

4.4 Externe veiligheid

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op milieucalamiteiten, met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving, met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Het gaat daarbij om onder meer de productie, de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving.
 
Door voldoende afstand te bewaren tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen, kan worden voldaan aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars. Het rijksbeleid is erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De mogelijke risico’s van het optreden van een milieucalamiteit moeten dan ook bij het vaststellen van ruimtelijke plannen (Wro-procedures) inzichtelijk worden gemaakt.
 
In het kader van dit plan wordt het aspect externe veiligheid nader onderzocht door de externe veiligheid van de locatie te beoordelen aan de hand van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), buisleidingen en risicovolle transportroutes.
4.4.1 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het BEVI is opgesteld om de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individueel als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden.
 
Het BEVI richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het besluit). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.
Naast het onderscheid in kwetsbaar en beperkt kwetsbaar wordt er ook onderscheid gemaakt tussen plaatsgeboden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Bij groepsrisico is het niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico is er geen grenswaarde, maar een richtwaarde. In het BEVI is deze verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld. De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen. Er zal zoveel mogelijk rekening moeten worden gehouden met deze richtwaarde. Afwijken van de richtwaarde zal grondig moeten worden gemotiveerd.
 
Door de provincie wordt aangesloten op het landelijk beleid uit het BEVI. Om eventuele risico’s te kunnen bepalen heeft de provincie Zuid-Holland een risicokaart opgesteld. Deze kaart geeft een overzicht van aanwezig risicovolle inrichtingen, alsmede een overzicht van overige risico-gerelateerde onderwerpen.
 
Afbeelding 8: uitsnede risicokaart provincie Zuid-Holland
 
Conclusie
Uit de risicokaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er zich in de nabijheid van het plangebied geen bedrijven of andere activiteiten bevinden die de externe veiligheid beïnvloeden. Het aspect Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vormt daarmee geen belemmering voor onderhavig plan.  
4.4.2 Buisleidingen
In Nederland ligt ongeveer 18.000 kilometer aan ondergrondse leidingen die gevaarlijke stoffen transporteren. Het gaat daarbij in het bijzonder om aardgas en brandbare vloeistoffen. De manier van transport is veilig en betrouwbaar, kost weinig ruimte en is nog snel ook. De aanleg van een nieuwe leiding is echter niet goedkoop. De leidingen zijn moeilijk te verleggen of aan te passen.
 
De wet- en regelgeving omtrent het transport middels buisleidingen schiet op veel punten te kort en dient te worden aangepast. Het huidige ruimtelijke beleid is beschreven in het Structuurschema buisleidingen (1985) en twee circulaires (voor hoge druk aardgasleidingen (1984) en voor brandbare vloeistoffen (1991)).
De ontwikkeling van nieuw beleid, voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen, bevindt zich momenteel al in een vergevorderd stadium. Op 9 februari 2007 heeft het kabinet ingestemd met een nieuwe aanpak van het beleid ten aanzien van buisleidingen. Zo is men bezig met de ontwikkeling van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Buisleidingen. In deze AMvB worden regels gesteld ten aanzien van:
  • risico’s en zonering langs buisleidingen;
  • het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen;
  • technische eisen;
  • het aanwijzen van een toezichthouder;
  • melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen.
Het ontwerp besluit van de AMvB is op 19 augustus 2009 naar de Eerste en Tweede kamer gestuurd.
 
Conclusie
Uit raadpleging van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland (zie afbeelding 7) blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen buisleidingen lopen. Het aspect buisleidingen vormt daarmee geen belemmering voor onderhavig plan. 
4.4.3 Transport
Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen, gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover de gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. Voorwaarde is wel, dat een door gemeente aangewezen weg aansluit op het rijks- of provinciale wegennet, waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan.
 
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor, heeft het Rijk normen vastgesteld in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs). Hierover is vervolgens een circulaire verschenen waarin dit beleid verder is uitgewerkt en verduidelijkt. De circulaire beschrijft het rijksbeleid voor veiligheidsbelangen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen.
 
Conclusie
In de omgeving van het plangebied loopt een risicovolle transportroute, namelijk de rijksweg A4. Omdat onderhavig plan de uitbreiding van een beperkt kwetsbaar object bevat moet worden beoordeeld wat de invloed van de uitbreiding is op het groepsrisico en moet het groepsrisico worden verantwoord. Het groepsrisico is de kans op een ongeval met meer dan tien slachtoffers.
In onderhavig geval is er sprake van de uitbreiding van een autogarage met showroom. Deze uitbreiding betreft vooral een toename van het bedrijfsoppervlak, en niet van het aantal personen dat aanwezig is op de locatie. Van een toename van het groepsrisico zal dan ook geen sprake zijn.
4.4.4 Conclusie
Aan de hand van de resultaten, verkregen middels het raadplegen van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland, blijkt dat er in de directe nabijheid van het plangebied geen Bevi-inrichtingen en buisleidingen zijn aangegeven. Wel loopt langs het plangebied een risicovolle transportroute.
In onderhavig plan is er echter geen sprake van een toename van het groepsrisico.
Verder is vastgesteld dat er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle activiteiten plaatsvinden. Daarnaast zullen er in de toekomstige situatie in het plangebied zelf ook geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd die de externe veiligheid van omliggende kwetsbare objecten in gevaar brengen. Het aspect externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor onderhavig plan.