Type plan: |
projectbesluit |
Naam van het plan: |
Het Oog |
Status: |
vastgesteld |
Plan identificatie: |
NL.IMRO.1884.PBKBHETOOG2010-VAS1 |
6.4.1 Beleidskader
Rijk Anders omgaan met water–waterbeleid in de 21e eeuw De nota, uitgegeven door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, heeft als doelstelling een waterbeleid te realiseren, aangezien het huidige watersysteem voor de toekomst niet op orde is. Door anders om te gaan met water moet er geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag.
Voor de aanpak van de veiligheidsproblematiek en de vermindering van de wateroverlast, kiest het kabinet de volgende hoofdlijnen:
de overheid moet meer inzicht geven in de aard en de omvang van bepaalde risico’s. Tevens moet zij burgers de mogelijkheid bieden om zelf een bijdrage te leveren aan het verminderen van risico’s, in aanvulling op de inspanningen van de overheid;
een nieuwe aanpak voor veiligheid en wateroverlast, die stoelt op drie uitgangspunten;
anticiperen in plaats van reageren;
niet afwentelen van waterhuishoudkundige problemen door het volgen van de drie-trapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren en het niet afwentelen van bestuurlijke verantwoordelijkheden;
meer ruimte naast techniek.
Naast technische maatregelen is meer ruimte nodig om (incidenteel) water op te vangen. Deze ruimte moet waar mogelijk tegelijkertijd voor andere doeleinden, die te verenigen zijn met het opvangen van water, worden gebruikt. Water zal, meer dan nu het geval is, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en het grondgebruik in Nederland. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten.
Vierde Nota Waterhuishouding (1998)
De Vierde Nota Waterhuishouding richt zich op alle onderdelen van het waterbeheer: grondwater, oppervlaktewater, waterkwaliteit en - kwantiteit, natuurlijke wateren, door de mens aangelegde of gewijzigde wateren. De nota bevat een lange termijnstrategie, onder andere met het oog op klimaatverandering en bodemdaling. Deze verschijnselen brengen wezenlijke veranderingen teweeg in het watersysteem. Daarnaast is in de nota de integrale benadering van water verder uitgewerkt. Door uit te gaan van stroomgebieden en watersystemen wil het Rijk de samenhang tussen waterbeheer, natuur- en milieubeleid en ruimtelijke ordening bewerkstelligen. De Vierde Nota Waterhuishouding vindt zijn doorwerking in de plannen van de provincies, gemeenten en waterschappen.
Provincie
De Nota Regels voor Ruimte (2005)
De Nota Regels voor Ruimte uit 2005 vormt met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde staten voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Voor alle ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) en besluiten geldt de watertoets. Deze ruimtelijke plannen en besluiten dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. In de waterparagraaf staat aangegeven op welke wijze in het bestemmingsplan rekening is gehouden met relevante aspecten van duurzaam waterbeheer.
Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheersplan 2006-2010
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomst vast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Ruimtelijk ordening en water
De ruimtelijke ordening en de wateropgave zijn sterk met elkaar vervlochten. Derhalve hanteert Hoogheemraadschap van Rijnland een aantal uitgangspunten ten aanzien van ruimtelijke ordening:
de waterbeheerder en ruimtelijke ordenaar hebben elkaar nodig voor het realiseren van duurzame ruimtelijke keuzes en goed waterbeheer;
inzicht in het functioneren van het watersysteem als gevolg van ruimtelijke keuzes en daaruit voortvloeiend inzicht in de kosten, kwaliteit en risico’s geven handvatten voor duurzame beslissingen;
het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft een verantwoordelijkheid als watersysteembeheerder en als overheid.
Indien ruimtelijke keuzes volgens Hoogheemraadschap van Rijnland leiden tot onverantwoorde risico’s of ondoelmatige situaties, dan verzet Hoogheemraadschap van Rijnland zich hier tegen;
de afgeronde studie waterbezwaar fase 1 (boezem) en de af te ronden studie waterbezwaar fase 2 (polders) zijn belangrijke input voor toekomstige ruimtelijke keuzes.
Voor het realiseren van een duurzame inrichting van het beheersgebied kiest Hoogheemraadschap van Rijnland voor:
gevraagde en ongevraagde advisering bij beleidsontwikkeling van anderen;
maatwerkadvisering en sturing bij ruimtelijke initiatieven;
consequenties verbinden aan niet duurzame of ondoelmatige RO-beslissingen.
Keur 2006 en Beleids- en Algemene regels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. VerdeI' zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem.
De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit weI te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
Afkoppelen en DUBO
Voor het afkoppelen van verharding geldt de “Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken” (2003) van de Werkgroep Riolering West - Nederland als beleidsuitgangs-punt. Voor deze beslisboom is de kwaliteit van afstromend regenwater van verschillende oppervlakken onderzocht en op basis van deze metingen zijn de verharde oppervlakken opgedeeld in drie categorieën:
Dempingen en verhard oppervlak
In de nota ‘Dempingen en verhard oppervlak’ (2006) van Hoogheemraadschap van Rijn-land wordt onder meer beschreven onder welke voorwaarden dempingen mogen plaats-vinden van open wateren. Welke compenserende maatregelen daarbij en bij de aanleg van verhard oppervlak moeten worden genomen is beschreven in deze nota. Voor afzonderlijke projecten met een te verharden oppervlakte kleiner dan 500 m² is in principe geen compensatie vereist. Voor projecten met een te verharden oppervlak kleiner dan 500 m² is geen compensatie vereist, tenzij:
sprake is van meerdere te ontwikkelen min of meer aaneengesloten bouwplannen die bij elkaar groter zijn dan 500 m²;
het nieuw aan te leggen verhard oppervlak meer dan 10% van het oppervlak van het peilvlak (waarin betreffend verhard oppervlak wordt aangelegd) beslaat;
het betreffende peilvak de toename van de piekafvoer door uitbreidingen van het verhard oppervlak niet kan verwerken.
Indien het te verharden oppervlakte van meer dan 500 m² bedraagt, dan geldt de zogenaamde 15% regel. Dit betekent dat de toename van verharding moet worden gecompenseerd door extra open water te graven, te weten 15 % van de toename van verharding als “functioneel” open water. Deze compensatie moet in hetzelfde peilgebied plaatsvinden, of binnen het plangebied. Deze regel geldt ook voor projectbesluit ’t Oog.
Waterkering
Door het plangebied loopt een polderwaterkering en een waterscheiding, de duiker, tussen de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder en de Gogerpolder. Doordat het peil in deze duiker gelijk is met het peil van de Veender- en Lijkerpolder Buiten de Bedijking en de aansluitende polders een lager waterpeil hebben, is er sprake van een waterkering. Voor deze waterkeringen wordt een zone opgenomen in de verbeelding en geldt een dubbelbestemming ter bescherming van de waterkering. Bij waterkeringen hanteert Hoogheemraadschap van Rijnland een beoordelingsprofiel en een kern- en beschermingszone. Het beoordelingsprofiel moet, voor zover niet aanwezig, worden aangebracht. Ook mag dit profiel bij eventuele calamiteiten (met LPG) niet worden aangetast. Duiker In het plangebied is een duiker gelegen. Deze watergang een primaire watergang. Dit houdt in dat er een beschermingszone van 5 meter (vanuit de zijkant van de duiker) moet worden aangehouden waarbinnen bebouwing zeer beperkt mogelijk is. Tijdens eerder overleg is er aangegeven dat de wens bestaat om binnen deze 5 meter strook te bouwen. Daarbij is de grens van 4 meter uit de zijkant van de duiker aangehouden. Als er geen andere indeling mogelijk is kan hiervoor ontheffing worden verleend. De duiker is bestemd en aangeven op de verbeelding als dubbelbestemming ‘Waterstaat–Waterkering’.
Tevens moet rekening worden gehouden met het feit dat de duiker ten alle tijden bereikbaar moet blijven. De bestrating die op de duiker wordt toegepast moet verwijderbaar zijn. Eventuele kosten die hiervoor gemaakt moeten worden (denk aan het verwijderen en herstel van de bestrating en of vloeistofdichte vloer, het tijdelijk verwijderen van zaken en het eventuele verlies aan omzet voor het bedrijf) komen niet voor rekening voor het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Compensatie berekening
Het plangebied waar Het Oog wordt ontwikkeld is in de huidige situatie water gelegen daarnaast is het plangebied nagenoeg geheel onverhard. Na realisatie van de ontwikkeling zal het gebied bestaan uit verhard terrein en zijn bestaande waterlopen deels gedempt. Om de wateropgave exact in beeld te brengen is door de gemeente Kaag en Braassem exact in beeld gebracht hoeveel de toename in verharding is, hoeveel bestaand water gedempt wordt en hoeveel oppervlakte water opnieuw aangelegd wordt. Uit deze watercompensatie berekening blijkt dat de wateropgave grotendeels binnen het plangebied opgevangen kan worden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid de direct aangrenzende gronden van Rijkswaterstaat in te zetten voor watercompensatie. Na realisatie van het kantoorgebouw en het benzinestation blijven tussen het plangebied en het buiten het plangebied gelegen water enkele smalle stroken grond over. Denkbaar is dat deze ingezet kunnen worden voor watercompensatie. In februari 2010 wordt hierover overleg gevoerd tussen Rijkswaterstaat en de gemeente Kaag en Braassem. In de zienswijze van Rijkswaterstaat wordt aangegeven dat Rijkswaterstaat in beginsel positief tegen grondoverdracht staat. Binnen het peilgebied zijn door de gemeente Kaag en Braassem gronden verworven voor de nog openstaande compensatie van het Veenderveld, te weten 2.535 m². De mogelijkheid bestaat op deze gronden meer te compenseren dan alleen de compensatie voor Veenderveld. Privaatrechtelijk zijn hier tussen partijen afspraken gemaakt. De gemeente Kaag en Braassem zal verder uitvoering geven aan de benodigde compensatie een overleg met Rijnland staat hiervoor ingepland.
Het initiatief past binnen het geldende beleidskader. Ten behoeve van de planontwikkeling moet 1.010 m² gecompenseerd worden. Daarnaast moet 216 m² gecompenseerd worden als gevolg van te dempen bestaand oppervlakte water. De totale compensatie opgave bedraagd 1.226 m² Binnen het plangebied kan 639 m² gecompenseerd worden. Voor 587m2 is ruimte binnen het peilgebied nodig om deze te compenseren. In overleg met Rijkswaterstaat wordt bekeken of de ‘reststroken’ van Rijkswaterstaat hiervoor ingezet kunnen worden. De ruimte binnen deze reststroken is circa 640m². Omwille van de voortgang in het planproces zijn deze gespreken niet afgewacht. Bij de opname van het dit projectbesluit in het definitieve planologische regime kan deze eventuele algehele compensatie binnen plangebied definitief ingepast worden. Binnen het peilgebied en de compensatie gronden van Veenderveld is er ruimte de benodigde 587m² te compenseren.
In de planvorming wordt uitgegaan van afkoppeling van het hemelwater. Bij de toepassing van bouwmaterialen wordt gewerkt met niet uitlogende materialen. Hemelwater kan daarmee afgekoppeld worden. Voor het vuilwaterafvoer wordt een riolering aangelegd.