Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Floraweg 114b, Roelofarendsveen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.BPFLORAWEG114B-VAS1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
Het bestemmingsplan Floraweg 114b, Roelofarendsveen met identificatienummer NL.IMRO.1884.BPFLORAWEG114B-VAS1 van de Gemeente Kaag en Braassem. 

1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aan huis gebonden beroep
De in de toelichting genoemde dienstverlenende beroepen, die in een woning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn en waarbij:
  1. het uiterlijk van de desbetreffende woning niet wordt aangetast;
  2. reclameobjecten slechts na goedkeuring worden aangebracht;
  3. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning, met dien verstande dat sprake mag zijn van maximaal twee werkplekken;
  4. het niet gaat om vormen van horeca;
  5. er geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast mag ontstaan voor het omliggende woongebied;
  6. het gaat niet om bedrijven waarvoor een milieuvergunning of meldingsplicht nodig is;
  7. er geen detailhandel mag plaatsvinden, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden bewerkt of hersteld.
1.4 aanbouw
Een als functioneel onderdeel van een hoofdgebouw aan te merken aangebouwde uitbreiding, die uit architectonisch oogpunt herkenbaar is als afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw;

1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorgevelrooilijn, van het hoofdgebouw;

1.8 achtergevel
Een denkbeeldige, dan wel op de verbeelding aangegeven, lijn die direct langs een achtergevel van een gebouw in het verlengde ervan.

1.9 afhankelijke woonruimte
Een onderdeel van het hoofdgebouw, aan- en/of uitbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning.

1.10 afwijking
Planologische afwijking van de regels uit het bestemmingsplan.

1.11 bebouwing
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.13 bedrijfsgebouw
Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bedrijfs- of dienstwoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (één huishouden) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.15 bedrijfsoppervlakte
bij een bedrijf in eigendom zijnde bouw- en teeltgronden die binnen het plangebied gelegen zijn.

1.16 bestaand
Bij bouwwerken:
  1. bestaand op het moment dat de terinzage legging van dit bestemmingsplan als ontwerp, danwel dat
    tijdstip vergund;
  2. na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens de Woningwet, waarbij de aanvraag tot omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk voor dat tijdstip is ingediend.
Bij gebruik:
bestaand ten tijde van het in kracht worden van het bestemmingsplan.
1.17 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijbehorende bouwwerken
het totaal aan aanbouwen, bijgebouwen, overkappingen en uitbouwen.

1.21 bijgebouw
Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.22 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag
Een overdekte ruimte waarbij sprake is van een onafgebroken vrije hoogte van minimaal 1,5m, zulks met uitzondering van onderbouw en zolderverdieping.

1.25 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.30 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
1.31 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 escortbedrijf
Het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.35 geluidszoneringsplichtige inrichting
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder, rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld
1.36 glastuinbouw
Een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van (tuinbouw- en/of sierteelt)gewassen onder glas of ander lichtdoorlatend materiaal (kassen).
1.37 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.38 kas
Opstallen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, met een hoogte van 1,5m of meer boven het maaiveld.
1.39 kelder
Een ruimte in een gebouw die geheel ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen souterrain verstaan).
1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
De in de toelichting genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij het woonhuis (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen), met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij:
  1. het uiterlijk van de desbetreffende woning niet wordt aangetast;
  2. reclameobjecten slechts na goedkeuring worden aangebracht;
  3. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning, met dien verstande dat sprake mag zijn van maximaal twee werkplekken;
  4. het niet gaat om vormen van horeca;
  5. er geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast mag ontstaan voor het omliggende woongebied;
  6. het gaat niet om bedrijven waarvoor een milieuvergunning of meldingsplicht nodig is;
  7. er geen detailhandel mag plaatsvinden, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden bewerkt of hersteld.
1.41 maaiveld
De bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.
1.42 mantelzorg
Het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.43 natuur- en landschapsdeskundige
Een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.
1.44 natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
1.45 nevenactiviteit
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;
1.46 nieuw vestiging
Het vestigen van een functie welke nog niet aanwezig is op de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.47 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.48 ondergeschikte bouwdelen
Schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
1.49 ondergronds bouwwerk
Een gedeelte van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden maaiveld;
1.50 opslag
Het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.51 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.52 peil
  1. voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatste van die hoofdtoegang;
  2. voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld voor het begin van de bouw.
1.53 perceel
gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij hetzelfde bedrijf, dezelfde woning of instelling behoren.
1.54 perceelsgrens
Algemeen: grens van een bouw perceel;
Voor: de grens van een perceel gelegen aan de zijde van de voorgevel van de woning;
Zij: de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;
Achter: de van de weg afgekeerde grens van een perceel;
indien meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.
1.55 plattelandswoning
bedrijfswoning die door toepassing van Wabo artikel 1.1a ook door derden bewoond mag worden.
1.56 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding
1.57 reconstructie
verandering in het gebruik van het gebruik van het bedrijf, zoals bijvoorbeeld het vervreemden van een bedrijfswoning.
1.58 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.59 staat van bedrijfsactiviteiten
de staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels behorende onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.
1.60 tuinbouw
activiteiten overwegend of uitsluitend gericht op het telen van (tuinbouw- en/of sierteelt)gewassen (nagenoeg) op open grond.
1.61 uitbouw
Een ondergeschikt bijgebouw die deel uitmaakt van het hoofdgebouw als zijnde vergroting van de bestaande ruimten, op de begane grond.
1.62 verbeelding
de digitale of analoge tekening van het bestemmingsplan.
1.63 verblijfsmiddelen
Een verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken- voer- en vaartuigen, arken caravans, woonwagens en andere soortgelijke verblijfsmiddelen, alsmede tenten en andere voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen.
1.64 verkoop streekeigen producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak op een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf of in het plangebied zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf of in het Groene Hart zijn verwerkt of bewerkt.
1.65 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat voldoet aan de geldende milieueisen en ook op lange termijn aan deze eisen kan blijven voldoen en waarvan redelijkerwijs is aan te nemen dat dit gedurende de planperiode een omvang zal hebben van:
  1. hetzij ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;
  2. hetzij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht indien sprake is van een reëel perspectief op continuïteit op langere termijn en waarbij het hoofdinkomen afkomstig is van het agrarisch bedrijf.
1.66 voorgevel
de op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft.
1.67 voorgevelrooilijn
een denkbeeldige lijn die direct langs een voorgevel van een gebouw in het verlengde ervan, ten opzichte van de voorgevels van bestaande hoofdgebouwen op de naast gelegen bouwpercelen, getrokken kan worden. Indien meerdere zijden van een gebouw naar de (water)weg gekeerd zijn of indien de voorgevel niet in de nabijheid van een weg gelegen, wijst het bevoegd gezag een voorgevel/ meerdere voorgevellijn(en) aan.
1.68 waterbeheersing
aan-, afvoer en berging van hoeveelheden oppervlaktewater.
1.69 waterkering
alle dijken, kaden, natuurlijke hoogten en ophogingen, bestemd om in het openbaar belang water te keren, met inbegrip van gehele lichaam van de dijk en kaden.
1.70 woning
een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.71 zijgevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.
1.72 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel
2.2 Afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen zowel haaks als evenwijdig gepositioneerd
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde
Bij bouwwerk op vlak maaiveld:
  • tussen bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het peil
Bij bouwwerken op talud of dijk:
  • bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein
2.4 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of hart van scheidsmuren, gemeten 1 m boven peil
2.5 De bouwhoogte van een gebouw
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
2.6 Bebouwingspercentage
Een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden gebouwd. Hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen
2.7 De goothoogte van een bouwwerk
Bij bouwwerk op vlak maaiveld:
  • de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan peil
Bij bouwwerken op talud of dijk:
  • de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein
2.8 De oppervlakte van een gebouw
Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren op 1 m boven peil
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met inbegrip van de buitenste verticale projecties van overkappingen
2.10 Vloeroppervlak van een gebouw
Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw
2.11 Inhoud van een gebouw
Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken dit met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen en dakkapellen
2.12 De inhoud van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde aan de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen
2.13 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzicht van het horizontale vlak
2.14 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine
2.15 De hoogte van een zendmast voor telecommunicatie e.d.
Gemeten tussen de onderkant van de voet van de mast en het hoogste punt van de mast, het antenneopstelpunt daaronder begrepen
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch - Glastuinbouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van volwaardige en doelmatige glastuinbouwbedrijven, bollenbroeierijen en vollegrondsteelt;
  2. ondergeschikte detailhandel van op locatie gekweekte of voorgebrachte producten waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer dan 45 m² mag bedragen;
  3. hoveniersbedrijven waarbij minimaal 25% van het bedrijfsoppervlak wordt aangewend voor eigen teeltactiviteiten;
  4. ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  5. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;  
  6. behoud van de bestaande waterberging en realiseren van een buffer voor toekomstige waterberging;
  7. de daarbij behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, andere verhardingen ten dienste van het glastuinbouwbedrijf, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen, waterbassins en voorzieningen van algemeen nut.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. kassen;
  2. bedrijfsgebouwen, waaronder onder andere bedrijfshal, verwerkingshal, laboratoria, (niet zelfstandige) kantoren, presentatieruimte en onderzoeksruimte;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen watertanks, watersilo's en wkk-installaties;
  4. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals waterbassins;
  5. ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning.
3.2.2 Kassen, bedrijfsgebouwen en bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen dienen geconcentreerd op de bedrijfsgrond te worden gesitueerd waarbij de voorgevel van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw dan wel kas zich op een afstand van 25 tot 55 meter uit de as van de weg, vermeerderd met de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de woning bevindende waterloop, dient te bevinden;
  2. de maximale goothoogte van kassen bedraagt 8,00 meter;
  3. de maximale bouwhoogte van kassen bedraagt 10,00 meter;
  4. de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, bedraagt 12,00 meter;
  5. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, mogen in oppervlakte maximaal 250 m² beslaan dan wel 12,5% van de oppervlakte aan aanwezige kassen indien meer dan 250 m²;
  6. in afwijking van het bepaalde onder e mag het oppervlak bedrijfsgebouwen, ook zijnde kassen, voor hoveniersbedrijven niet meer bedragen dan 500 m² ;
  7. kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw en/of zijn verbonden met de aanwezige kassen en beslaan in oppervlakte maximaal 1% van de aanwezige kassen met een minimum bruto vloeroppervlak van 75 m² en een maximum bruto vloeroppervlak van 1.000 m²;
  8. de maximale bouwhoogte van een watertank of een (natte) koeltoren bedraagt 15,00 meter;
  9. de maximale bouwhoogte van een waterbassin bedraagt 2,00 meter;
  10. wkk-instalatie en/of CO2-tank of daarmee vergelijkbaar bouwwerk langs een weg moet altijd achter de voorgevelrooilijn van het primaire bedrijfsgebouw gebouwd worden, zodanig dat het bouwwerk een (ondergeschikt) onderdeel uitmaakt van en een eenheid vormt met het primaire bedrijfsgebouw;
  11. de afstand van kassen, bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken tot aan de (oorspronkelijke) gevel van een bedrijfswoning moet ten minste 14 meter bedragen;
  12. indien de toename van verharding meer bedraagt dan 500 m² dient in overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland te worden bepaald of voor de toename van verharding compensatie noodzakelijk is.
3.2.3 Woningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. de naar de weggekeerde gevel van de bedrijfswoning dient zich te bevinden op een afstand van 12,50 tot 30 meter uit de as van de weg, vermeerderd met de breedte van de zich eventueel tussen de weg en de woning bevindende waterloop;
  2. de goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen;
  4. de inhoud mag niet meer bedragen dan 650 m³;
  5. de afstand van de bedrijfswoning tot aan de bedrijfsgebouwen, kassen en waterbassins van derden dient ten minste 14 meter te bedragen.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd;
  2. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn; 
  3. de maximale goothoogte bedraagt 4 m;
  4. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m;
  5. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 m². 
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
  1. bij erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  2. bij erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 2 m;
  3. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2 m.
3.2.6 Dakkapellen
Dakkapellen aan een woning zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
  1. voorzien van een plat dak;
  2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
  3. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
  4. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
  5. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken ten behoeve van bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 sub e ten einde meer bedrijfsgebouwen toe te staan, met dien verstande dat op basis van een agrarisch advies wordt aangetoond dat:
  1. maximaal 50% van het betrokken perceel bebouwd mag worden met bedrijfsgebouwen niet zijnde kassen;
  2. het meerdere aan bedrijfsgebouwen noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  3. gemeentelijke plankosten zijn geborgd;
  4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  2. bewoning door meer dan één huishouden;
  3. seksinrichtingen.
3.4.2 Aan huis verbonden beroep
Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² wordt gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
  2. degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  4. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. er geen horeca of detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden bewerkt of hersteld.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteit
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 ten einde nevenactiviteiten toe te staan naast het bepaalde onder artikel 3 lid 1 sub a onder voorwaarde dat:
  1. het betreft glastuinbouw gelieerde bedrijvigheid, dan wel;
  2. het betreft recreatieve bedrijvigheid;
  3. met dien verstande dat uitsluitend bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan;
  4. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
3.5.2 Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten
Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 ten einde een tijdelijke logiesfunctie ten behoeve van arbeidsmigranten toe te staan onder voorwaarde dat:
  1. de logiesfunctie binnen de bestaande bedrijfswoning wordt gerealiseerd;
  2. niet langer dan 6 aangesloten maanden huisvesting aan tijdelijke arbeidsmigranten wordt geboden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden binnen de gronden met de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
  1. het graven van sloten, vijvers en andere wateren.
3.6.2 Uitzonderingen
Het in artikel 3 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor:
  1. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  2. werken en werkzaamheden, indien en voorzover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  3. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  4. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  5. werken en werkzaamheden die ecologisch onderzoek betreffen;
  6. vijvers en wateren die niet in verbinding staan met het overige oppervlaktewater.
3.6.3 Criteria
Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 3 lid 6.1, kan worden verleend mits:
  1. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland of diens rechtsopvolger;
  2. de agrarische functie van de grond niet langer noodzakelijk is;
  3. de ligging van het werk niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructie alsmede huidige omliggende agrarische bedrijfsuitoefening kan worden belemmerd.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw, ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in Wonen, mits op basis van een agrarisch advies wordt aangetoond dat:
  1. er schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;
  2. de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is;
  3. de ligging van de af te splitsen bedrijfswoning niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructies alsmede huidige omliggende agrarische bedrijfsuitoefening kunnen worden belemmerd;
  4. per glastuinbouwbedrijf tenminste 1 bedrijfswoning aanwezig blijft;
  5. de af te splitsen kavel niet groter is dan 1.000 m2;
  6. ter plaatse van de woning moet sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  7. de nieuwe functie uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengt voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven.
3.7.2 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw, te wijzigen ten einde vervolgfuncties toe te staan, mits op basis van een agrarisch advies wordt aangetoond dat:   
  1. het betreft glastuinbouw gelieerde bedrijvigheid, dan wel;
  2. het betreft recreatieve bedrijvigheid;
  3. met dien verstande dat uitsluitend bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan;
  4. in afwijking op het gestelde in lid c is bedrijvigheid in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogelijk mits middels maatregelen de maatgevende hinder (geur, stof, geluid, gevaar) wordt terug gebracht wordt naar categorie 1 of 2;
  5. de ligging van het perceel niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructies alsmede huidige omliggende agrarische bedrijfsuitoefening kunnen worden belemmerd;
  6. de nieuwe functie uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengt voor de omliggende woningen en de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven.
3.7.3 Ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw, ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning te wijzigen en de nadere aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - plattelandswoning’ op te nemen, mits:
  1. er schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;
  2. de agrarische functie van de bedrijfswoning niet langer noodzakelijk is;
  3. de ligging van de af te splitsen bedrijfswoning niet zodanig is dat hierdoor toekomstige reconstructies kunnen worden belemmerd;
  4. per glastuinbouwbedrijf tenminste 1 bedrijfswoning aanwezig blijft;
  5. de af te splitsen kavel niet groter is dan 1.000 m²;
  6. er sprake is van een aanvaardbaar woon en leefklimaat;
  7. het glastuinbouwbedrijf aantoonbaar functioneert als volwaardig agrarisch bedrijf.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Gronden welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Toegelaten bouwwerk met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. ingeval van herbouw is artikel 5 lid 1 sub a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen op gronden met de bestemming Wonen.
5.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing;
  2. de onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 3 m onder het peil;
  3. burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde in sub b indien het hydrologisch belang niet wordt geschaad; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap en de provincie omtrent de vraag of het hydrologisch belang niet wordt geschaad.
5.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
5.4 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
  1. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. brandweeringang;
  3. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet
ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  2. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  4. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen op de niet daarvoor aangegeven percelen;
  5. het gebruik van grond en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting of escortbedrijf;
  6. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  7. het gebruik van recreatieve middelen voor permanente woondoeleinden.
 
6.1 Specifieke gebruiksregels
6.1.1 Gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
6.1.2 Doelmatig gebruik
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde in artikel 6 lid 1.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken is- met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
8.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
9.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan 'Floraweg 114b, Roelofarendsveen' .