direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen en detailhandel
Plan: Munstergeleen en Windraak
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.18830000MunstergelWind-

Artikel 4 Wonen en detailhandel

4.1 Doeleindenomschrijving
  • A. De op de verbeelding voor “Wonen en detailhandel WD” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

op de begane grond en de verdieping:

  • a. wonen;

uitsluitend op de begane grond:

  • b. detailhandel;

alsmede voor:

  • c. erven en tuinen;
  • d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  • h. hoofdgebouwen;
  • i. bijgebouwen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • B. De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of aanlegvergunningvereisten.
4.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 1. omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels:

hoofdgebouwen

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
  • c. de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
    • 1. op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
    • 2. op de volgende bouwlagen 12,5 m;

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

bijgebouwen

  • a. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, tot een oppervlakte van maximaal 70 m², met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m² mag bedragen;
  • b. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
  goothoogte   bouwhoogte  
hoofdgebouwen   zie verbeelding   zie verbeelding  
aangebouwde bijgebouwen   hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m.   goothoogte + afstand tot de perceelsgrens, tot maximum 5 m.  
vrijstaande bijgebouwen   3 m.   goothoogte + afstand tot de perceelsgrens, tot maximum van 5 m.  
erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens  
-   1 m.  
erfafscheidingen
in of achter de voorste bouwgrens  
-   2 m.  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   -   3 m.  
4.3 Bijzondere gebruiksregels
  • A. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
  • B. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in dit lid voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
    • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    • b. het gebruik beperkt blijft tot de in lid 2 onder d. t/m f. genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
    • c. de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • d. gebruik wordt gemaakt van het dichtst bij het hoofdgebouw gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw meer geschikt is;
    • e. de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door degene(n) die zorg nodig heeft/hebben;
    • f. geen extra ontsluiting wordt toegevoegd;
    • g. het parkeren op eigen erg plaatsvindt.
4.4 Ontheffing
  • A. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1., voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
  • a. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:
      • in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
      • op de begane grond van een meergezinswoning;
      • op de begane grond behorende tot een bovenwoning.
  • a. het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  • b. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • c. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
  • d. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
  • B. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1., voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
  • a. de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:
      • in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
      • op de begane grond van een meergezinswoning;
      • op de begane grond behorende tot een bovenwoning.
  • a. het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  • b. het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 behorende bij deze planregels) of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  • c. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • d. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
  • e. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
  • C. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1. onder b voor het toestaan van detailhandel op de verdieping, mits:
  • a. is aangetoond dat uitbreiding van detailhandel ten behoeve van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. is aangetoond dat er geen uitbreidingsmogelijk-heden op de begane grond zijn;
  • c. de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • d. de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
  • D. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.