direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf met Toegesneden bestemming
Plan: Geleenbeekdal
Status: vigerend
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.18830000Geleenbeekdal-

Artikel 4 Agrarisch - Bedrijf met Toegesneden bestemming

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor bestaande agrarische bedrijven met een toegesneden bestemming, overeenkomstig de aanduiding op de betreffende kaartuitsneden, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 32.

4.2 Bouwregels

4.2.1. Op de tot Agrarisch-Bedrijf met Toegesneden bestemming aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
  • teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten;
  • één bedrijfswoning per bouwperceel, mits ter plaatse sprake is van een volwaardig bedrijf, en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen,

met dien verstande, dat:

  • a. gebouwen uitsluitend in het op de betreffende kaartuitsnede aangeduide bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de voorgevel in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens zal worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 6.50 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 10.00 m mag bedragen;
  • e. een bedrijfswoning in ten hoogste 2 bouwlagen mag worden gebouwd, ieder afzonderlijk met een hoogte van ten minste 2.60 m en ten hoogste 3.50 m;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 900 m3 mag bedragen;
  • g. gebouwen met een kap van ten minste 30° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
  • h. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 2.60 m mag bedragen.

 

4.2.2. Het bepaalde onder 4.2.1. omtrent de situering van bouwwerken is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat:

  • a. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5.00 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen

4.3.1. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing, een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.

 

4.3.2. de onder 4.3.1. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
  • ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
  • ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
4.4 Ontheffing van de bouwregels

4.4.1. Ontheffing dakhelling.

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van de bouw van gebouwen met een kap met een dakhelling minder dan 30°, mits:

  • landschappelijke, cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,

met dien verstande dat:

  • a. de dakhelling ten minste 15° zal bedragen.

 

4.4.2. Procedure ontheffing.

Burgemeester en Wethouders volgen bij het verlenen van ontheffing de in artikel 31 gegeven procedure.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1. Gebruiksregels gronden.

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 27 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • c. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • d. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • e. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.

 

4.5.2. Gebruiksregels opstallen.

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 27 wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning; bij de bedrijfswoning zijn mantelzorg en huisvesting van de rustende boer toegestaan voor zover dit niet leidt tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning;
  • b. detailhandelsdoeleinden;
  • c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • d. recreatieve doeleinden, anders dan toegelaten krachtens het plan;
  • e. manegedoeleinden;
  • f. horecadoeleinden;
  • g. agrarische doeleinden, anders dan de toegesneden bestemming;
  • h. agrarische hulp- en nevenbedrijfsdoeleinden;
  • i. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • j. opslag van brandgevaarlijke en giftige stoffen.