direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met Waarden - Natuur en landschap
Plan: Geleenbeekdal
Status: vigerend
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.18830000Geleenbeekdal-

Artikel 5 Agrarisch met Waarden - Natuur en landschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. bestijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • d. bescherming van aangrenzend natuurgebied, de zogenaamde buffering;
  • e. instandhouding en herstel van de bestaande (veld)wegen en paden en ter ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. voor wandel-, ruiter-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden waarbij de regels in artikel 29.3. in acht worden genomen.

 

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 32.

5.2 Bouwregels

Op de tot Agrarisch met Waarden - Natuur en landschap aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

5.3 Ontheffing van de bouwregels

5.3.1. Ontheffing aanleg kleinschalige recreatieve voorzieningen.

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) mits de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande, dat:

  • a. het oppervlak aan recreatieve bouwwerken per voorziening ten hoogste 20 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte ten hoogste 3.00 m mag bedragen;
  • c. bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap van ten minste 30° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt.

 

5.3.2. Ontheffing tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mits:

  • vooraf advies is verkregen van de adviescommissie BOM+;
  • omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
  • de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  • de vrijstelling niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus;
  • de vrijstelling geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%,

met dien verstande, dat:

  • a. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen), voor zover deze niet binnen het bouwvlak van een agrarische bouwkavel opgericht kunnen worden, enkel mogen worden opgericht op aan de agrarische bouwkavel aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen de dubbelbestemming Beekdal;
  • b. indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen) ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
  • c. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen alleen aanwezig mogen zijn, als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar. Op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd;
  • d. bij een negatief advies van de adviescommissie BOM+ slechts vrijstelling mag worden verleend, nadat Gedeputeerde Staten hiervoor een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven.

 

5.3.3. Ontheffing hagelnetten.

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, mits:

  • de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • door de zichtbaarheid van de hagelnetten geen onevenredige aantasting van de beleving van het landschap, zoals die wordt bepaald door het reliëf rond de beek- en droogdalen, de openheid op de plateaus en de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing, ontstaat of kan ontstaan, dan wel door landschappelijke inpassing een en ander kan worden voorkomen;
  • voldaan wordt aan de ‘Beleidsregel hagelnetten’, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 9 maart 2004, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader,

met dien verstande dat:

  • a. bij de ontheffing de voor hagelnetten te gebruiken gronden worden vastgelegd;
  • b. de hagelnetten niet door mogen lopen tot aan de grond;
  • c. de hoogte van hagelnetten ten hoogste 4.00 m mag bedragen.

 

5.3.4. Procedure ontheffing.

Burgemeester en Wethouders volgen bij het verlenen van ontheffing de in artikel 31 gegeven procedure.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1. Gebruiksregels gronden.

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 27 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege of ligplaats en speelweide;
  • c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • f. militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  • g. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • h. het opslaan van mest(stoffen);
  • i. het oprichten van boogkassen;
  • j. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • k. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels

5.5.1. Ontheffing militaire oefeningen.

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het houden van militaire oefeningen, mits agrarische en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

 

5.5.2. Ontheffing mestzakken.

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het plaatsen van mestzakken of een daarmee vergelijkbare voorzieningen, mits:

  • de noodzaak daartoe voor de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond, waaronder mede wordt begrepen dat aangetoond is dat plaatsing binnen de bestemming Agrarisch-Bedrijf uit ruimtelijk, bedrijfsmatig en milieuhygiënisch oogpunt niet mogelijk is;
  • de capaciteit van de mestzak is afgestemd op de omvang en de behoefte van één bedrijf;
  • natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • de ruimtelijke inpassing an de mestzak in het landschap verzekerd is.

 

5.5.3. Procedure ontheffing.

Burgemeester en Wethouders volgen bij het verlenen van ontheffing de in artikel 31 gegeven procedure.

5.6 Aanlegvergunning

5.6.1. Vergunningplichtige werken of werkzaamheden.

Het is verboden op of in de tot Agrarisch met Waarden - Natuur en landschap aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur;
  • e. het vellen en/of rooien van houtgewas, met name hoogstamboomgaarden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
  • f. het bebossen van gronden;
  • g. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen.

 

5.6.2. Het in 5.6.1. bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.

 

5.6.3. De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.6.1. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 5.1. genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig

worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

 

5.6.4. Burgemeester en Wethouders volgen bij het verlenen van een aanlegvergunning de in artikel 31 gegeven procedure.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

5.7.1. Wijziging in de (dubbel)bestemming Water-Primair water en Waterstaat-Beschermingszone water.

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Water-Primair water en de dubbelbestemming Waterstaat-Beschermingszone water, ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, mits:

  • de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik,

met dien verstande, dat:

  • a. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel met de regels voor de bestemming Water-Primair water, respectievelijk Waterstaat-Beschermingszone water.

 

5.7.2. Wijziging in de bestemming Bedrijf-Nutsvoorziening.

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Bedrijf-Nutsvoorziening ten behoeve van het aanleggen van buffervoorzieningen, zoals waterbuffers en bergingsbassins, mits:

  • de locatie op de plankaart is voorzien van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied buffervoorzieningen’;
  • de noodzaak daartoe in het kader van een adequate afvoer en berging van vuil water is aangetoond;
  • agrarische bedrijfsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van de buffervoorziening,

Met dien verstande dat:

  • a. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel met de regels voor de bestemming Bedrijf-Nutsvoorziening.

5.7.3. Procedure wijziging.

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 31 gegeven procedure.