Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden en met inachtname van de volgende bepalingen:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
- de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
- op de begane grond/eerste bouwlaag: 15 m;
- op de volgende bouwlagen: 12,5 m;
met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 meter bedraagt;
- de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt minimaal en maximaal de goothoogtes en bouwhoogtes zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘minimale-maximale goot- en bouwhoogte’;
- het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten het bouwvlak, tot een oppervlak van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
- bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd.
- de goot- en/of bouwhoogte van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogte bedragen:
| | |
aangebouwde bijgebouwen | hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m | goothoogte + afstand tot bouwperceelsgrens, tot maximum van 5 m |
vrijstaande bijgebouwen | 3 m | goothoogte + afstand tot bouwperceelsgrens, tot maximum van 5 m |
erfafscheidingen voor voorste bouwgrens | - | 1 m |
erfafscheidingen in of achter voorste bouwgrens | - | 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 3 m |
h. nutsvoorzieningen mogen binnen of buiten een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2;
- de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.