Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Geleen Zuid 1
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1883.bpgeleenzuid1-va01

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
alsmede ter plaatse van de betreffende aanduiding voor bedrijvigheid overeenkomstig deze aanduiding:
  1. zakelijke dienstverlening in de vorm van een aan huis verbonden adviesbureau, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - adviesbureau’;
  2. een aan huis verbonden detailhandel in personenauto’s, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - autobedrijf’;
  3. een aan huis verbonden autorijschool, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - autorijschool’;
  4. een aan huis verbonden dakdekkersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - dakdekkersbedrijf’;
  5. aan huis verbonden consument verzorgende dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - consument verzorgende dienstverlening’;
  6. een aan huis verbonden hondentrimsalon, ter plaatse van de aanduiding ‘ specifieke vorm van wonen - hondentrimsalon’;
  7. een aan huis verbonden installatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - installatiebedrijf’;
  8. een aan huis verbonden praktijkruimte ten behoeve de verlening van (para)medische zorg, ter plaatse van de aanduiding ‘praktijkruimte’;
  9. een aan huis verbonden reparatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - reparatiebedrijf’;
  10. een aan huis verbonden schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘ specifieke vorm van wonen - schildersbedrijf;
  11. een aan huis verbonden schoenmakerij, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - schoenmakerij’;
alsmede voor:
  1. erven;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijgebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 15.1 omschreven doeleinden en met in acht name van de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
  3. de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
    1. op de begane grond/eerste bouwlaag: 15 m;
    2. op de volgende bouwlagen: 12,5 m;
met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 meter bedraagt;
  1. de goot en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ dan wel maximaal de goot- en bouwhoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’;
  2. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten het bouwvlak, tot een oppervlak van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
  3. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
  4. de goot- en/of bouwhoogte van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
     
    goothoogte
    bouwhoogte
    aangebouwde bijgebouwen
    hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m
    goothoogte + afstand tot bouwperceelsgrens, tot maximum van 5 m
    vrijstaande bijgebouwen
    3 m
    goothoogte + afstand tot bouwperceelsgrens, tot maximum van 5 m
    Bouwwerken geen gebouwen zijnde voor voorste bouwgrens
    -
    1 m
    erfafscheidingen in of achter voorste bouwgrens
    -
    2 m
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    -
    3 m
  5. nutsvoorzieningen mogen binnen of buiten een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2;
    2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 15.2 onder b ten behoeve de realisatie van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda’s buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. de overschrijding van de voorste bouwgrens maximaal 1 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van erkers, afdaken, entreeportalen en veranda’s maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw mag bedragen;
    3. de breedte van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda’s maximaal 3/5 deel van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
    4. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 2 m dient te bedragen;
  2. artikel 15.2 onder f ten behoeve van een vermindering van de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan tot maximaal 2 m;
  3. artikel 15.2 onder g voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.
15.5 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:
  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte;  
  2. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, anders dan toegestaan krachtens de regels van onderhavig bestemmingsplan;
  3. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  4. groothandel;
  5. detailhandel;
  6. dienstverlening.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.5 onder a, mits:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  2. het gebruik beperkt blijft tot de in artikel 15.2 onder e t/m g genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
  3. de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. de omgevingsvergunning wordt geacht door het bevoegd gezag te zijn ingetrokken op het moment dat de noodzaak tot mantelzorg (als gevolg van verhuizen of overlijden) is komen te vervallen.
15.6.2 Uitoefening aan huis gebonden beroep
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.5 sub b voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits;
  1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:
    1. in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
    2. op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
  2. het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  3. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  4. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
  5. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
15.6.3 Uitoefening aan huis gebonden bedrijf
 
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.5 sub b voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits;
  1. de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:
    1. in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
    2. op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning.
  2. het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
  3. het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
  4. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  5. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
  6. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.