direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Thienbunder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.Thienbunder-VA01

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Milieu en duurzame stedelijke ontwikkeling

Duurzame ontwikkeling is te kenschetsen als een ontwikkelingsproces waarbij gestreefd wordt een duurzame samenleving tot stand te brengen door in alle stadia van een planproces kansen en mogelijkheden te benutten voor het realiseren van een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een zo laag mogelijke milieubelasting, en deze in de tijd weten te handhaven zodat ook toekomstige generaties daarin delen.

Ook de gemeente Sittard-Geleen heeft duurzaamheid in haar beleidsdoelen opgenomen en wenst deze structureel in ontwikkelingsplannen op te nemen. Dit is onder meer vastgelegd in de volgende beleidsplannen; Duurzame Energie 2001, Convenant Duurzaam Bouwen SWM (Stadsgewest Westelijke Mijnstreek) 2002 en Klimaat en Dubobeleid in de gemeente 2003, Gebruik Duurzame bouwmaterialen gemeente Sittard-Geleen 2004.

Stedelijke ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande milieukwaliteit worden in sterke mate bepaald door menselijke activiteiten zoals bouwen, slopen, wonen, werken, mobiliteit en recreatie. Deze activiteiten hebben gevolgen voor onder andere de volgende milieuaspecten; energie (broeikasgas), bodem (verontreiniging), water (verdroging/overstroming), groen (tekort aan recreatieruimte), geluid (hinder) en lucht (gezondheid). Deze milieuproblemen doen zich voor op verschillende schaalniveaus. Het sterkst op lokaal niveau en in afnemende mate van regionaal naar mondiaal niveau.

Als algemeen uitgangspunt om de milieubelasting te verminderen wordt de ‘Drie Stappen Strategie’ (trias ecologica) gehanteerd:

  • 1. Voorkom onnodig gebruik.
  • 2. Gebruik eindeloze bronnen.
  • 3. Gebruik de eindige bronnen verstandig, schoon en met een hoog rendement.

Naast ecologische kwaliteit speelt de ruimtelijke kwaliteit een belangrijke rol bij duurzame stedelijke ontwikkelingen. De wijze waarop de ruimte voor wonen, werken en recreëren wordt ingericht bepaalt in sterke mate de gebruiks- en belevingswaarde, als ook de effectieve levensduur van een stedelijk gebied. Een gevarieerd ingerichte ruimte met een hoge gebruiks- en belevingswaarde, waar mensen prettig wonen en werken, met goede voorzieningen en recreatiemogelijkheden, is de beste garantie voor duurzaamheid. Aandachtspunten hierbij zijn; consumentgericht bouwen, differentiatie van functies, flexibiliteit en aanpasbaarheid, integratie van groen en water.

In de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen is een planvormingsproces opgenomen dat de milieukwaliteitsaspecten integraal met de ruimtelijke kwaliteitsaspecten benadert. Deze integrale aanpak is –mede voortkomend uit de ondertekening van het SWM convenant duurzaam bouwen– de leidraad voor de ontwikkeling van gemeentelijke stedenbouwkundige plannen.

Het voorliggende bestemmingsplan moet de herstructurering van de wijk Thienbunder mogelijk maken. Bij de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt, dient rekening gehouden te worden met duurzaamheid. Mede-ontwikkelaar Zo Wonen heeft zich via het DPL (waarover hierna meer) geconformeerd aan de duurzaamheidsambitie voor gebiedsontwikkeling. Daarnaast worden vanaf 2008 alle bouwplannen getoetst op milieukwaliteit d.m.v. de gemeentelijk prestatierichtlijn (GPL-gebouw), met een gewenste GPR-score van minimaal 7.

Leefbaarheid en flexibel ruimtegebruik

Belangrijke items voor het verkrijgen van een vitale stad zijn leefbaarheid en flexibel ruimtegebruik. Differentiatie en diversiteit spelen hierbij een belangrijke rol. Dit wordt onder meer bereikt door in het TASs-gebied de functies wonen, werken, winkelen, onderwijs, cultuur en recreatie te mengen, dit zowel qua plaats als tijd. Dit verhoogt de dynamiek in de stad. Binnen dit bestemmingsplan wordt de toekomstige situatie vastgelegd. Het betreft voor Thienbunder hoofdzakelijk een woonwijk.

2.4.2 Structuurvisie Sittard-Geleen

De Structuurvisie Sittard-Geleen uit 2010 is een samenvoeging van alle bestaande ruimtelijke ambities en doelen van de gemeente Sittard-Geleen, op basis van het vigerend beleid. Het is tevens gebaseerd op de hoofdlijnen van nationaal en regionaal beleid dat doorwerkt binnen de gemeente, en op beleid dat is opgesteld met buurgemeenten in de Westelijke Mijnstreek.

De Structuurvisiekaart geeft ter plaatse van het plangebied een stedelijk woonmilieu aan met een verdunningsopgave ten aanzien van het verdunnen van de woonbuurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Thienbunder-VA01_0005.jpg" Figuur 2.3 Uitsnede Structuurvisiekaart Sittard-Geleen

Uitvoeringsparagraaf

De Structuurvisie bevat een uitvoeringsparagraaf waarin de gemeente aangeeft hoe zij de structuurvisie in uitvoerende zin zal realiseren; het vormt de strategische agenda. De transformatieopgave van de woningvoorraad is van toepassing op het plangebied. De herstructurering van TASs is hierbij als eerste concreet project in de uitvoeringsparagraaf opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Thienbunder-VA01_0006.png"

Figuur 2.4 Uitsnede kaart Strategische projecten en ontwikkelingen

2.4.3 Stadsvisie Sittard-Geleen 2016

Bij het samenvoegen van de voormalige gemeenten Sittard, Geleen en Born is de stadsvisie, die is vastgesteld in 2002, in 2011 geactualiseerd. In de stadsvisie staat de zoektocht naar een eigen identiteit van de nieuwe gemeente centraal waaruit een aantal strategische doelstellingen is afgeleid:

  • het versterken van de sociale vitaliteit van de stad;
  • versterking van stedelijke functies, waaronder de versterking van het landschap;
  • actief inzetten op transformatie van de economische structuur.

De herontwikkeling van Thienbunder sluit aan bij de doelstellingen van de stadsvisie.

2.4.4 Welstandsnota

De gemeente Sittard-Geleen is opgedeeld in gebieden waarvoor een bepaald bebouwingstype geldt. Aan deze bebouwingstypen hangt een welstandsniveau. Vier welstandsniveaus worden daarbij onderscheiden: hoog, normaal, licht en welstandsvrij onder voorwaarden.

De woonbebouwing in Thienbunder, behorend tot het welstandscluster Sittard-zuid, is gerekend tot gebieden met een ‘normaal’ welstandsniveau. De bebouwing is getypeerd als planmatige stadsuitbreiding en naoorlogse woningbouw tot 1970.

De aangrenzende bebouwing aan de Geuweg kent een licht welstandsniveau en de bebouwing aan de Rijksweg zuid is hoog. De keuze hiervoor is gelegen in de uitstraling die deze bebouwing heeft op zijn directe omgeving; veranderingen hebben hierdoor een grotere impact en dienen dan ook zorgvuldig bekeken te worden.

De groene zone aan de noordzijde wordt tot het lichte welstandsniveau gerekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Thienbunder-VA01_0007.png"

Figuur 3.3 Uitsnede welstandskaart 04, Welstandsnota Sittard-Geleen

Paragraaf 3.4.6 gaat nader in op de beeldkwaliteit voor Thienbunder. Na vaststelling vormt het welstandsdeel van het beeldkwaliteitsplan voor Thienbunder een bindende aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota.

2.4.5 Waterbeleid

Het beleid en de uitgangspunten van de gemeente Sittard-Geleen komen grotendeels overeen met de uitgangspunten van het waterschap Roer en Overmaas (zie paragraaf 2.3.6). Aanvullende uitgangspunten zijn:

  • Een gescheiden rioolstelsel aanleggen;
  • Het riool- en waterontwerp dienen te worden afgestemd op het bestaande gemengd rioolsysteem buiten het plangebied van Achtbunder (afwateringsgebied 13). De interactie hiertussen dient te worden onderzocht en getoetst aan de gemeentelijke eisen;
  • Het hemelwater zoveel mogelijk verwerken bij de bron. Daarbij te beginnen met hergebruik, afkoppelen en overloop in de tuin (=educatief verantwoord). De mogelijkheden op eigen terrein voor hergebruik en infiltratie van hemelwater bepalen. Daarbij zijn de grondeigenschappen van groot belang. Eventueel benodigde afvoermogelijkheid richting openbaar gebied bepalen;
  • De leegloop van de bergende en infiltrerende voorziening(en) aantonen middels een berekening volgens de ISSO-publicatie 70.1: “Omgaan met hemelwater binnen de perceelgrens” (ISBN: 978-90-5044-156-8);
  • Indien bij de bui T=100 water “over het maaiveld” afstroomt dit doorleiden naar voor wateroverlast ongevoelige locaties. Hierbij valt te denken aan het openbaar groen en parkeerplaatsen / pleinen. Dit aantonen middels een waterbalansberekening. Voor het ontwerp rekening houden met de volgende ontwerpuitgangspunten van de openbare ruimte:
    • 1. Peilhoogte woningen minimaal 0,25 m boven “hart” rijweg/rioolput;
    • 2. Geen verdiepte wegen en/of paden in “waterstromen” creëren;
    • 3. Aanleg van wadi (arabisch voor “dal”) niet dieper dan 0,8 m en dwarshelling maximaal 10%;
    • 4. Verdiepte garage en/of verdiepte woongedeelten niet onder vrij verval op riolering;
  • De hemelwaterriolen dienen te worden ontworpen op een bui-intensiteit voorkomend met een herhalingsfrequentie van 1 keer in de 2 jaar (=bui 08). De borging van de maximale drukhoogte dient 0,5 m onder de toekomstige wegdekhoogte te zijn. Tevens dient het stelsel met bui 09 te worden doorgerekend. Hierbij mogen geen “water op straat”-situaties optreden.
2.4.6 Bodembeheerplan

Op 26 april 2011 hebben burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen het Bodembeheerplan 2011 vastgesteld. Dat is vervolgens op 12 mei 2011 in werking getreden. Samen met de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctieklassenkaart geeft het bodembeheerplan het toetsingskader voor het omgaan met diffuus verontreinigde grond binnen Sittard-Geleen. Het Bodembeheerplan is niet van toepassing bij de aanpak van zogenaamde puntverontreinigingen en ook niet bij de aanpak van verontreinigd grondwater.

Voor de aanpak van puntverontreinigingen gelden de Wet bodembescherming en het provinciale bodemsaneringsbeleid. Diffuse grondwaterverontreiniging kan worden aangepakt middels het instrument gebiedsgericht grondwaterbeheer zodra de wetgeving op dat punt is aangepast en de provincie daarvoor beleid heeft geformuleerd.

Bodembeheerplan 2011 en ruimtelijke ordening

Wat betreft de te hanteren bodemkwaliteitsdoelstellingen kent de Wet ruimtelijke ordening beleidsvrijheid die in het bodembeheerplan, voor ruimtelijke ontwikkelingen, als volgt is ingevuld.

  • 1. Het gebied waar de regels uit het Bodembeheerplan van toepassing zijn.

De ruimtelijke ontwikkeling is gelegen in het gebied Wonen 1 en vanuit de Wet ruimtelijke ordening is dan ook de gemeente bevoegd gezag voor het beoordelen van de bodemkwaliteit.

  • 2. De bodemkwaliteitsdoelstellingen die bij ruimtelijke ontwikkelingen worden nagestreefd. Algemeen geldt hierbij dat op een locatie alleen sanerende maatregelen moeten worden getroffen, indien er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Voor wat betreft de saneringsdoelstelling bij saneringen van historische verontreinigingen (ontstaan vóór 1987) wordt onverkort aangesloten bij de functiewaarden uit het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit. Bij de sanering van niet-historische verontreinigingen (ontstaan vanaf 1987) geldt de herstelplicht van de bodemkwaliteit.

  • 3. De mogelijkheden voor het hergebruik van grond.

Hierbij sluit de gemeente aan bij het generieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit. Dit wil zeggen dat een partij her te gebruiken grond moet voldoen aan de bodemfunctieklasse (volgens de bodemfunctieklassenkaart) van de ontvangende bodem en aan de bodemkwaliteitsklasse (volgens de bodemkwaliteitskaart) van de ontvangende bodem. In de concrete gevallen geldt de strengste van beide eisen.

  • 4. De mogelijkheden om gebruik te maken van informatie uit de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor de bodemkwaliteit.

Gebruik van de bodemkwaliteitskaart is ook mogelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen een voldoende betrouwbare voorspelling te kunnen doen over de te verwachten bodem-kwaliteit. Algemeen geldt hierbij dat bij locaties die mogelijk niet beïnvloed zijn door een puntbron, de bodemkwaliteitskaart gebruikt kan worden om die voorspelling te doen.

Wanneer geldt de bodemkwaliteitskaart niet als bewijsmiddel voor de bodemkwaliteit en is bodemonderzoek nodig?

Bij ruimtelijke ontwikkelingen op locaties waar mogelijk sprake is van ernstige bodemverontreiniging, op locaties die zijn uitgezonderd van de bodemkwaliteitskaart en bij gronden met de bestemming moestuin/volkstuin, dient altijd een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

  • 5. Het uitvoeren van een historisch onderzoek.

Dit ter onderbouwing van de verwachting dat de bodem niet beïnvloed is door een puntbron en (vermoedelijk) geen sprake is van een geval van ernstige bodem-verontreiniging.

Het bodemkwaliteitsbeleid is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Sittard-Geleen, met uitzondering van het Maasdalgebied en Chemelot. Het grondgebied van de gemeente Sittard-Geleen, is ingedeeld in de volgende homogene deelgebieden:

  • Oude historische kern van Sittard
  • De buitenring van Sittard
  • Stadbroek
  • Dorpskernen Limbricht, Guttecoven en Einighausen
  • Bedrijfsterreinen
  • Overig gebied (buitengebied)

Actief Bodembeheer Limburg is van toepassing op nieuwe situaties. Deze zijn gedefinieerd als een verschuiving naar een gevoeliger functie dan wel meer dan 25 m3 grondverzet.

2.4.7 Nota Parkeernormensystematiek

Eén van de bouwstenen van het in november 2005 vastgestelde parkeerbeleid is de invoering van de zogenaamde parkeerplaatsverplichting. Doelstelling van deze verplichting is dat iedere ontwikkeling waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten en/of bestemmingsplanwijziging wordt aangevraagd, verplicht kan worden om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien. De eerste stap voor een dergelijke parkeerplaatsverplichting is het opstellen van functie- en locatieafhankelijke parkeernormen en een kader voor de toepassing van de parkeernormen. De nota ‘Parkeernormensystematiek: omschrijving ten behoeve van implementatie’ vormt de weerslag van deze eerste stap. Om de parkeerplaatsverplichting definitief in werking te kunnen stellen, zijn de parkeernormen opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening.

Het bestemmingsplan dient vanwege de bebouwingsmogelijkheden getoetst te worden aan het parkeerbeleid. In paragraaf 3.2 wordt nader ingegaan op de parkeernormen als randvoorwaarde voor het plan. Hoe parkeren is opgelost in het plan, wordt beschreven in paragraaf 3.4.4.

2.4.8 Beleid ten aanzien van duurzaamheid

De gemeente heeft in gezamenlijkheid met de provincie Limburg en woningcorporatie ZO Wonen een Duurzaamheids Prestatie op Locatie (hierna: DPL) uitgevoerd. In het DPL is de huidige duurzaamheidssituatie bepaald en zijn de verbeteringen in kaart gebracht. De voornoemde partijen hebben met elkaar afgesproken zich te zullen inspannen om de in de DPL opgenomen verbeteringen door te voeren. In het DPL is ook aandacht besteed aan het onderhavige plangebied Thienbunder.

In het DPL worden diverse duurzaamheidsaspecten omschreven, waarvan onderstaand enkele aspecten zijn omgesomd. Bij elk aspect zijn de huidige situatie (2008) en de huidige plannen (2020) beschreven:

  • ruimtegebruik: het gaat hierbij om de intensiteit van ruimtegebruik. Vanuit het perspectief van duurzaamheid is het gewenst om compact te bouwen, echter gelet op de verwachtte krimp voorzien de huidige plannen in het slopen van woningen en hiervoor in de plaats komen minder woningen terug;
  • energie: het gaat hierbij enerzijds om energiebesparingen en anderzijds om het inzetten van duurzame energie. De huidige plannen gaan uit van een lagere EPC-norm, voor 2011 geldt een EPC-norm van 0,6. Daarnaast is het gewenst nieuwe woning te bouwen die een energielabel B hebben;
  • materialen: het gaat hierbij om het materiaalgebruik in gebouwen. De huidige plannen gaan bij nieuwbouwwoningen uit van een GPR-norm van 7,5. Deze norm geldt ook voor de materiaalmodule;
  • waterbeheer: het gaat hierbij hoe wordt omgegaan met de opvang en afvoer van regenwater. De huidige plannen gaan bij nieuwbouwwoningen uit van een gescheiden rioolstelsel. Het regenwater wordt hierdoor gescheiden opgevangen en afgevoerd van het huishoudelijke afvalwater;
  • groen in de wijk: de huidige plannen gaan uit van meer groene ruimte, omdat bestaande woningen worden gesloopt en hiervoor in de plaats komen minder woningen terug.

Het voorliggende plan draagt bij aan diverse aspecten op het gebied van duurzaamheid.