|
Het voorliggende plan maakt deel uit van het proces zoals dat in de gemeente Bronckhorst wordt doorlopen bij het opstellen, het in procedure brengen en het vaststellen van bestemmingsplannen. In dat proces worden de voorontwerpen van individuele particuliere initiatieven en gemeentelijke plannen in een halfjaarlijkse cyclus samengevoegd tot één (ontwerp)bestemmingsplan Stedelijk gebied (bebouwde kom) en één bestemmingsplan Landelijk gebied (buitengebied). Deze zogeheten 'veegplannen' worden als ontwerp in procedure gebracht. Voorafgaan heeft per individueel planonderdeel overleg en inspraak plaatsgevonden.
Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 1.1 Buitengebied; verschuiving bestemmingen landgoed Zelle Hengelo de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 1.1.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 1.1.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 1.1.3).
Landgoed Zelle B.V., gevestigd Ruurloseweg 92a te Hengelo, heeft het gemeentebestuur medewerking gevraagd voor haar initiatief. Het initiatief omvat het verplaatsen van woningen en recreatiewoningen in en bij het landgoed Zelle in het buitengebied van Hengelo en een klein gedeelte in het buitengebied van Vorden. Het aantal woningen neemt door de uitvoering van het bestemmingsplan niet toe. Het aantal recreatiewoningen neemt af met 3.
Het plangebied is globaal gelegen ten noordoosten van het dorp Hengelo. Het plangebied bestaat uit 6 locaties waar de functieveranderingen zullen worden uitgevoerd. Op onderstaande luchtfoto zijn de 6 locaties met een blauwgekleurde cirkel en cijfer aangegeven.
afb. ligging 6 locaties
De betreffende percelen zijn gelegen binnen de begrenzingen van:
De gronden zijn bestemd voor 'Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden' (nr. 1) en 'Agrarisch gebied met hoge natuur- en landschapswaarden' (locaties nr. 2 t /m 6). Zie onderstaande afbeelding met de globale ligging van de betreffende percelen.
Het perceel met nummer 2 betreft een agrarisch bouwperceel met 2 toegelaten bedrijfswoningen. De percelen met de nummers 1, 3, 4 en 6 zijn aangeduid voor 'recreatiewoning. Op het perceel met nummer 5 (Varsselseweg 45) zijn 2 woningen toegestaan.
Voor de gronden met de nummers 1, 3, 4 en 6 geldt de 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. De resterende nummers 2 en 5 zijn aangeduid voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1'.
Drie deellocaties (2, 3 en 4) liggen binnen de aanduiding 'historische buitenplaatsen'.
De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' beogen het bodemarchief te beschermen. Ingrepen met een kleinere oppervlakte dan 250 m2 en niet dieper dan 0,4 meter kunnen binnen de stemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' zonder onderzoek uitgevoerd worden. Voor de gronden met de 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geldt dat ingrepen met een kleinere oppervlakte dan 1.000 m2 en niet dieper dan 0,4 meter ook uitgevoerd kunnen worden zonder onderzoek.
afb. uitsnede verbeelding 'bestemmingsplan 'Buitengebied 2005; Hengelo/Vorden' met ligging 6 deelgebieden
Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 1.1 Buitengebied; verschuiving bestemmingen landgoed Zelle Hengelo de ruimtelijke onderbouwing van dit specifieke planonderdeel. Het bevat de inleiding van het planonderdeel (paragraaf 1.1.1), de beschrijving van het initiatief (paragraaf 1.1.2) en de uitvoerbaarheid van dit planonderdeel (paragraaf 1.1.3).
Paragraaf 1.1.1 Inleiding
Deze paragraaf bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 1.1.1.1), een beschrijving van het plangebied (paragraaf 1.1.1.2), de vigerende planologische situatie (paragraaf 1.1.1.3) en deze leeswijzer (paragraaf 1.1.1.4).
Paragraaf 1.1.2 Initiatief
In deze paragraaf wordt het initiatief toegelicht. Hierbij wordt ingegaan op de bestaande situatie (paragraaf 1.1.2.1), de randvoorwaarden voor het initiatief (paragraaf 1.1.2.2) en de beschrijving van het inititiatief (paragraaf 1.1.2.3).
Paragraaf 1.1.3 Uitvoerbaarheid
In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 1.1.3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 1.1.3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 1.1.3.3), economische aspecten (paragraaf 1.1.3.4) en overleg en inspraak (paragraaf 1.1.3.5). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (1.1.3.6) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid van het plan.
In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 2.1), provinciaal beleid (paragraaf 2.2), regionaal beleid (paragraaf 2.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 2.4).
Hoofdstuk 3 Juridische aspecten
In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 3.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 3.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 3.3).
Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting opgenomen.
De gronden van het landgoed Zelle maken deel uit van het landgoederenlandschap. Dit landschap wordt gevormd door dat deel van het oorspronkelijke essen- en kampenlandschap dat in de afgelopen eeuwen gecultiveerd is door landgoedeigenaren. Het gebied kenmerkt zich door een grote afwisseling van bossen, lanen, waterpartijen en landbouwgronden waarbij het landhuis en de directe omgeving, bestaande uit tuinen, voormalige koetshuizen en karakteristieke boerderijen voor de nodige architectonische accenten zorgen. De meeste landgoederen vallen onder de Natuurschoonwet en de meeste buitenplaatsen onder de Monumentenwet 1928.
In dit deel van de landgoederenzone ligt relatief veel voedselrijk bos. Ook vindt men hier veel natte bossen, moerassen en vochtige graslanden. De natte bossen, die rijk zijn aan soorten en een hoge natuurwaarde hebben, staan direct onder invloed van het grondwater dat hier als schoon kwelwater naar boven komt. Vaak hebben zij de vorm van een rabatbos. De moerassen zijn klein en liggen in de beekdalen. Hier zijn ook vochtige en natte graslanden te vinden die ten dele in de winter worden overstroomd. Voor amfibieën en reptielen levert deze zone waardevolle biotopen op, hetzelfde geldt voor broedvogels en tal van zoogdieren.
Het landschap van het landgoed Zelle is kleinschalig en kent een besloten karakter. Besloten boscomplexen van overwegend loofhout worden afgewisseld met open gebieden met bouw- en graslanden. Deze bouw- en graslanden worden elk omgeven met opgaand loofhout. Meer naar het zuiden was sprake van een grootschalig en open landschap van uitgestrekte heidevelden. Er was in het landschap een duidelijk tweedeling waar te nemen. Het besloten kleinschalige landgoederenlandschap in het noorden en het open grootschalige landschap van heidevelden in het zuiden.
De heide is ontgonnen en heeft plaatsgemaakt voor boerderijen, bouwland en grasland. Perceelsbeplanting is deels verdwenen. Dit heeft voornamelijk te maken met het optimaliseren van de grond ten dienste van de landbouw en met name de veeteelt. Boscomplexen zijn nog wel te vinden op landgoed Zelle. Het plangebied kent een wisselend grondgebruik van weiland en grasland.
Het landgoed Zelle valt onder de Natuurschoonwet en als buitenplaats onder de Monumentenwet 1928. Het landhuis, gebouwd in 1792 is van algemeen architectuur- en cultuurhistorisch belang vanwege de ouderdom, het een voorbeeld betreft van een eind 18de-eeuwse edelmanwoning, de gaafheid van ex- en interieur, de nagenoeg oorspronkelijke plattegrond en indeling, de kenmerkende ligging aan het eind van het oorspronkelijke 18de-eeuwse lanenpatroon en de ensemblewaarde als bepalend onderdeel van de historische buitenplaats.
In december 2009 is het Masterplan Landgoed Zelle 2010-2020 opgesteld in het kader van het gemeentelijke beleid voor landgoederen. In het Masterplan geeft de eigenaar van het landgoed Zelle een overzicht van plannen die hij heeft voor de periode tot 2010-2020 heeft gemaakt voor de ruimtelijke ontwikkeling van het landgoed. Hij beschrijft daarin hoe deze plannen op zodanige wijze worden uitgevoerd en vormgegeven dat de bestaande landschappelijke kwaliteit, de ecologische rijkdom en de cultuurhistorische waarde van het landgoed en zijn bebouwing behouden kan worden.
Het Masterplan 2010 – 2020 is in uitvoering. De grote renovatie betreft het terrein en de gebouwen binnen de gracht, inclusief de realisatie van de nieuwe infrastructuur, de aanleg van parkeerplaatsen en de aanplant van een boomgaard met een bloemrijk grasland en enkele solitaire bomen. De realisatie van de infrastructuur, de aanleg van parkeerplaatsen en de aanplant van een boomgaard en enkele solitaire bomen is inmiddels gebeurd.
De nieuwbouwplannen worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. Nadere beeldkwaliteitseisen zijn niet gesteld.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in het verschuiven van een aantal functies binnen bestaande percelen zonder dat dit leidt tot aantasting van de bestaande ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten. Op het perceel aan de noordkant van de Wassinkweg (tussen de Ruurloseweg en de Beunksteeg) was in het geldende bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om twee recreatiewoningen van elk 300 m3 te bouwen. De omliggende grond is enkele jaren geleden al omgezet van landbouwgrond naar natuurterrein. Vanwege de ligging van dit perceel in het Gelders Natuurnetwerk is nieuwbouw op dit perceel niet wenselijk meer.
Inleiding
Landgoed Zelle werkt aan een gezonde toekomst. Het Masterplan 2010 – 2020 Landgoed Zelle is daarbij de leidraad. Het masterplan is in december 2009 opgesteld in het kader van het gemeentelijke beleid voor landgoederen. In het masterplan omvat een overzicht van ruimtelijke ontwikkelingen voor de periode tot 2010-2020 en geeft een beschrijving over de wijze van uitvoering en vormgeving zodat de bestaande landschappelijke kwaliteit, de ecologische rijkdom en de cultuurhistorische waarde van het landgoed en zijn bebouwing behouden en versterkt kan worden.
Dit masterplan is destijds met de gemeente besproken en aangeboden aan het college van Burgemeester en wethouders. Het college heeft deels ingestemd met de plannen en deels instemming onthouden. De wens om een woonbestemming te krijgen op zeven vakantiehuizen (die meer dan een eeuw bewoond zijn geweest en pas relatief kort als vakantiehuis in gebruik zijn) is vanwege de krimpproblematiek in de regio niet gehonoreerd. Recent overleg heeft duidelijk gemaakt dat het uitruilen/verplaatsen van bestaande woonbestemmingen naar vakantiehuizen tot de mogelijkheden behoort.
Er is veel geïnvesteerd in de verbetering van de ruimtelijke-, ecologische- en cultuurhistorische kwaliteit die in het plan beschreven is en middels projecten uitgevoerd zijn/worden. De verbouwing van het koetshuis is gestart, het historische lanenstelsel is hersteld en daar waar het verdwenen was gereconstrueerd, de 18e eeuwse zwemvijver gerestaureerd, het waterdoolhof uitgebaggerd, natuurterrein ontwikkeld, e.d. Het masterplan benoemde ook de economische dragers die voor die investeringen noodzakelijk zijn en de nu voorliggende herbestemmingen van de vakantiehuizen zijn in dat kader van groot belang.
De herinrichting van het terrein binnen de gracht, de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen en een verbetering van de ontsluiting vanaf de Zelledijk zijn al vooruitlopend op deze ontwikkeling gerealiseerd Inmiddels is een wijzigingsprocedure gevoerd om het gebruik van een aantal gebouwen te wijzigen in een kantoorfunctie en/of zakelijke dienstverlening. De betreffende gebouwen staan op het 'eiland' van landgoed Zelle.
Het initiatief
Het initiatief van het landgoed Zelle omvat de volgende onderdelen:
Op onderstaande kaart worden onder andere bovenstaande verplaatsingen verbeeld.
Afb. locaties deelgebieden en verplaatsingen
Samengevat betekent dit het volgende:
Relatie met landschap
De bestaande bomen en bosschages kunnen eenvoudig gehandhaafd blijven. Het verplaatsen van de 2 recreatiewoningen aan de Wassinkweg naar De Varsselseweg 45 levert een positieve bijdrage aan de aanwezige natuur- en landschapswaarden vanwege de ligging van het perceel Wassinkweg binnen het Gelders Natuurnetwerk. Een deel van de gronden aan de Varsselseweg gronden krijgt een agrarische functie. De overige gronden worden ingericht voor de bouw van 2 recreatiewoningen. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van deze 2 recreratiewoningen is een inrichtingsplan opgesteld.
De belangrijkste elementen uit dit inrichtingsplan zijn de volgende:
Bovenstaande nummering correspondeert met de nummering van het inrichtingsplan. Voorts wordt de bestaande walnootboom gehandhaafd. Bij de aanleg van de parkeerplaatsen en de inritten zal gebruik worden gemaakt van natuurlijke materialen.
Voor een uitgebreide beschrijving van het inrichtingsplan wordt verwezen naar de bijlagen bij deze toelichting.
Afb. inrichtingsplan Varsselseweg 45
Verkeer en parkeren
Op de percelen waar gewoond of gerecreëerd wordt kan in voldoende mate worden voorzien in de parkeerbehoefte van de toekomstige bewoners en bezoekers.
De realisering van de EHS en de toepassing/uitwerking van de Ladder voor duurzame stedelijkeling is nader geregeld en omschreven in de de provinciale Omgevingsvisie Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland.
Het voorliggende stemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die in het Besluit m.e.r. worden vermeld of die de geldende drempelwaarden enigszins benaderen.
Toetsing aan de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik
In het voorliggende bestemmingsplan is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er is sprake van herschikking van een beperkt aantal woon- en recreatieve verblijffuncties waarbij het aantal woningen niet toeneemt en het aantal recreatiewoningen met 3 afneemt.
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone
Zoals hierboven al vermeld is er sprake van herschikking van een beperkt aantal woon- en recreatieve verblijffuncties waarbij het aantal woningen niet toeneemt en het aantal recreatiewoningen met 3 afneemt. Een tweetal recreatiewoningen wordt verplaatst vanwege de ligging in het Gelders Natuurnetwerk naar beter geschikte locatie aan de Varsselseweg. Drie woningen worden verplaatst naar locaties waar recreatiewoningen staan. Deze recreatiewoningen worden verwijderd en op dezelfde plek wordt een woning teruggebouwd. De vermindering van het aantal recreatiewoningen en de uitplaatsing van 2 recreatiewoningen naar een minder natuurgevoelige locatie levert een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de kernkwaliteiten van het gebied. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van de 6 locaties en van het Gelders Natuurnetwerk (donkergroene kleur) en Groene Ontwikkelingszone (donkergroene kleur) weer.
Het regionaal beleid bevat geen essentiele beleidsuitgangspunten die van belang zijn voor het onderhavige bestemmmingsplan.
Woonbeleid
Het omzetten van recreatiewoningen in een woonbestemming past niet meer binnen het gemeentelijk woonbeleid en kan in het kader van het Masterplan Landgoed Zelle niet zondermeer worden uitgevoerd.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een verschuiving van een aantal functies zonder dat er sprake is van een toename van het aantal woningen. Voorts zet het plan in op de gewenste versterking van de woonkwaliteit omdat op landgoed Zelle een woonmilieu wordt geboden dat zeer hoogwaardig is en de praktijk wijst uit dat mensen daar graag willen wonen (er is al een wachtlijstje voor de 3 tot woning te bestemmen vakantiehuizen).
Landschapsontwikkelingsplan Bronckhorst, Lochem en Zutphen
Ten behoeve van een verantwoorde landschappelijke inpassing is een inrichtingsplan opgesteld. Voor een uitgebreide beschrijving van het inrichtingsplan wordt verwezen naar paragraaf 1.1.2.
Parkeerbeleid
Met het verschuiven van functies en het laten vervallen van 3 recreatiewoningen zal de parkeerbehoefte enigszins afnemen.
Gelet op het bovenvermelde is het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming met de uitgangspunten van de beleidskaders van de verschillende overheden.
Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar paragraaf 2.2.1 Omgevingsvisie waar ingegaan wordt op de ladder voor duurzame verstedelijking/duurzaam ruimtegebruik en naar paragraaf 2.4.8.
Een bestemmingsplan dat voorziet in bouw- en/of inrichtingsmogelijkheden dient een reëel beeld te geven van de bodemkwaliteit van de gronden waarop het initiatief betrekking heeft. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
De betreffende gronden zijn langere tijd in gebruik geweest voor recreatieve verblijfsfuncties. Op deze gronden hebben geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Het omzetten van deze verblijfsfuncties in een woonfunctie kan daarom plaatsvinden zonder een bodemonderzoek.
Voor het bouwen van 2 recreatiewoningen aan de Varsselseweg is een bodemonderzoek nodig omdat er geen duidelijk beeld bestaat van de aanwezige bodemkwaliteit.
In verband hiermee is een onderzoek verricht naar de bodemgesteldheid. Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform het protocol voor verkennend bodemonderzoek NEN-5740. Uit de resultaten van het bodemonderzoek in september 2015 blijkt het volgende.
Asbest
Tijdens het veldonderzoek is in het opgeboorde materiaal van de uitgevoerde boringen geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
Onderzoeksresultaten
Uit de analyseresultaten kan geconcludeerd worden dat:
Het regionale karakter van de lichte, metaalverontreinigingen in het grondwater en het ontbreken van verontreinigingen in de grond wordt de onderzoekshypothese dat de locatie als 'onverdacht' wordt aangemerkt bevestigd.
De Omgevingsdienst Achterhoek heeft het onderzoek beoordeeld en bij brief van 29 oktober 2015
(kenmerk : 2015EAB0048) ingestemd met de opzet van het onderzoek en de daaraan verbonden conclusies.
Conclusie
De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het verrichten van een nader onderzoek. Ten behoeve van de verwerking van vrijkomende grond buiten de onderzoekslocatie wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk). Het onderzoek en de beoordeling van de Omgevingsdienst zijn als bijlagen bij de toelichting gevoegd.
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering.
Naast woningen worden in de Wgh ook de volgende bestemmingen als geluidsgevoelig aangewezen:
De Ruurloseweg heeft 2 rijstroken en is in het buitenstedelijk gebied van de gemeente Bronckhorst gelegen, de zonebreedte bedraagt daardoor 250 meter. De geluidgevoelige bestemming, in dit geval 1 woning, ligt volledig binnen de zone van de Ruurloseweg, waardoor de hoogst toelaatbare geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de betreffende weg in acht dient te worden genomen. Voor geluidgevoelige bestemmingen bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde ten gevolge van wegverkeerslawaai (de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting) 48 dB. Om de geluidsbelasting op de gevel van de geluidgevoelige bestemming te kunnen bepalen is in december 2015 een onderzoek uitgevoerd.
Uit de berekeningen van het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de woning ten gevolge van de Ruurloseweg lager of gelijk zijn aan de voorkeurswaarde van maximaal 48 dB. Een nader akoestisch onderzoek naar geluidreducerende maatregelen of het aanvragen van hogere waarden is voor het plan niet nodig.
De geplande recreatiewoningen aan de Varsselseweg zijn in de Wet geluidhinder niet aangewezen als een geluidsgevoelige bestemming en formeel behoeft er niet getoetst te worden aan te Wet geluidhinder. De geluidsbelasting is echter wel berekend om te bepalen of er sprake is van een aanvaardbare recreatiebeleving.Uit de berekeningen van het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ook voor de recreatiewoningen ten gevolge van de Varsselseweg lager of gelijk zijn aan de voorkeurswaarde van maximaal 48 dB.
De Omgevingsdienst Achterhoek heeft bij brief van 9 november 2015 aangegeven dat door onduidelijkheden in de basisgegevens de eindresultaten en -conclusie van het onderzoek niet kunnen worden beoordeeld. De Omgevingsdienst Achterhoek adviseert het onderzoek aan te passen.
In december 2015 is een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd met inachtneming van de opmerkingen van de Omgevingsdienst.
Conclusie
De Wet geluidhinder legt geen beperkingen op tegen de nieuwe geluidsgevoelige woonfunctie aan de Ruurloseweg. De recreatieve verblijfsfuncties aan de Varsselseweg ondervinden geen geluidsoverlast die een aanvaardbare recreatiebeleving frustreren.
Een nader akoestisch onderzoek naar geluidreducerende maatregelen of het aanvragen van hogere waarden is voor het plan niet nodig. Het onderzoek en de beoordeling van de Omgevingsdienst zijn als bijlagen bij de toelichting gevoegd.
De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
De wet voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via
het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt
voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van
bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende
mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan
de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke
ontwikkeling als:
Uit de rapportage luchtkwaliteit en de berekeningen over 2006 en 2007 van de gemeente Bronckhorst blijkt dat er geen locaties in de gemeente aanwezig zijn waar de normen van luchtkwaliteit overschreden worden.
In het bestemmingsplangebied neemt het aantal recreatiewoningen af met 3 en het aantal toegelaten woningen blijft onveranderd. De uitvoering van het bestemmingsplan heeft minstens een neutraal effect op de luchtkwaliteit. Een nader onderzoek op het gebied van de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Het onderling verschuiven van een aantal geurgevoelige functies in combinatie met de afname van het recreatiewoningen levert geen beperkingen op voor agrarische bedrijven in de omgeving.
Het onderling verschuiven van een aantal hindergevoelige functies in combinatie met de afname van het recreatiewoningen levert geen (verdere) beperkingen op voor agrarische bedrijven in de omgeving.
In de omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig en er liggen ook geen onder- of bovengrondse transportleidingen. Vervoer van gevaarlijke stoffen over (water)wegen vindt niet in de directe omgeving plaats van de verschillende locaties .
Voor de uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met het aspect water. Om dit te kunnen waarborgen is een watertoets verplicht voor diverse ruimtelijke plannen, waaronder een bestemmingsplan. Dit betekent dat de ruimtelijke onderbouwing van het plan een waterparagraaf dient te bevatten waarin de waterhuishoudkundige situatie wordt beschreven en de effecten van de ruimtelijke veranderingen op de waterhuishouding worden verwoord.
Het onderling verschuiven van een aantal verblijfsfuncties in combinatie met de afname van het reatiewoningen levert geen vergroting op van de bebouwde oppervlakte. De bestaande bebouwing is al voorzien van een aansluiting op het riool. Deze bestaande rioleringssituatie zal ook gelden voor de te verschuiven functies.
Het perceel aan de Varsselseweg 45 waar 2 recreatiewoningen worden gebouwd in plaats van 2 woningen zal worden aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt afgekoppeld en in de bodem geïnfilteerd.
Waterhuishoudkundige aspecten
In de 'Handreiking Watertoets 2' zijn inhoudelijke criteria aangereikt voor de watertoets, die basis vormen voor de planbeoordeling door het waterschap en het daaruit voortvloeiende wateradvies. In onderstaande watertoetstabel zijn de voor het bestemmingsplan van belang zijnde waterhuishoudkundige criteria opgenomen.
Thema | Toetsvraag | Relevant | Inten- siteit |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering,
regionale waterkering of kade) 2.Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwaterke- ten |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ 3.Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast(oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak ? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes |
Nee Nee Ja Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte-waterkwali- teit |
Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee | 1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking ? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer |
Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij
het waterschap? Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Nee |
1 2 |
Volksgezond-heid | 1.In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2.Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygië nische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte Natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Ja Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhisto- rie | Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Nadere toelichting Wateroverlast (oppervlaktewater)
Het gebied is geschikt voor de infiltratie van hemelwater. De oppervlakte aan verharding neemt in het kader van dit plan af. De hemelwaterafvoer van de woningen en recreratiewoningen is of wordt afgekoppeld. De ondergrond is daar geschikt voor. Er is voldoende ruimte om het hemelwater zonder problemen in de bodem weg te laten vloeien.
Nadere toelichting Inrichting en beheer
In of nabij het plangebied liggen watergangen die in het beheer zijn bij het waterschap
Rijn en IJssel. Langs deze A-watergangen ligt tot 5 meter uit de insteek een beschermingszone. Activiteiten in deze beschermingszone van de watergang zijn vergunningsplichtig.
Nadere toelichting Natte Natuur
De percelen binnen het plangebied die van bestemming verschuiven liggen binnen de beschermingszone 'Natte Natuur'. De beoogde ontwikkelingen hebben geen negatieve invloed op de waterkwantiteit en -kwaliteit in relatie tot de natte natuurgebieden.
Overleg
In het kader van het vooroverleg is advies ingewonnen bij het waterschap Rijn en IJssel. Bij brief van 18 november 2015 heeft het waterschap gereageerd.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een neutraal effect op de archeologische en cultuurhistorische waarden omdat er sprake is van het verschuiven van functies naar percelen waar de bestaande bebouwing zal verdwijnen. De bodem van deze percelen is al geroerd en de omvang alsmede de diepte van de ingrepen blijven beperkt. Op het perceel Varsselseweg 45 (zie onderstaande afbeelding) is overigens geen bebouwing meer aanwezig. Volgens de gemeentelijke parapluplan archeologie hebben de gronden de 'waarde - archeologie 1' .Bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 0,4 m moet een archeologisch onderzoek worden verricht. De oppervlakte van de 2 te bouwen recreatiewoningen blijft onder de oppervlakte van 250 m2 waardoor er geen archeologisch onderzoek behoeft te worden uitgevoerd.
Afb. uitsnede gemeentelijke parapluplan archeologie met ligging perceel aan de Varsselseweg 45
Bij ruimtelijke ontwikkelingen kunnen natuurwaarden en wettelijk beschermde soorten of wettelijk beschermde gebieden in het geding zijn. Om de natuurwaarden van de projectlocatie te kunnen beoordelen moet er getoetst worden aan hetgeen beschreven staat in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Daarnaast is het beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)/ Gelders Natuurnetwerk van belang.
Flora- en faunawet
Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en met rust laten van de planten en diersoorten die in het wild voorkomen. Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van wettelijk beschermde soorten en van hun voortplantingsplaats, vaste rustplaats of vaste verblijfsplaats.
Natuurbeschermingswet/gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die om hun ecologische waarde beschermd moeten worden. Daaronder vallen onder andere de zogenaamde Natura 2000-gebieden en de natuurmonumenten.
De 6 locaties liggen niet binnen speciale beschermingszones als bedoeld in de Natuurbeschermingswet en ook niet in de nabijheid hiervan, maar ze zijn gelegen in of nabij het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Zoals al eerder vermeld, voorziet het bestemmingsplan uitsluitend in het verschuiven van bestaande verblijfsfuncties waarbij het aantal woningen niet toeneemt en het aantal recreatiewoningen met 3 afneemt. Met het laten vervallen van de recreatiewoningen aan de noordkant van de Wassinkweg wordt bovendien een positieve bijdrage geleverd aan de verbetering van de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk.
Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is daarom afgezien van het uitvoeren van een quickscan flora en fauna.
De uitvoering van het bestemmingsplan leidt niet tot een toename van het aantal woningen. Het bestaande aantal woningen blijft ongewijzigd.
Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer.
Landgoed 't Zelle regelt de financiering van de bouw zelf. De financiële positie van deze organisatie is dusdanig positief, dat de uitvoering van het plan geen problemen zal geven.
De realisering van het bestemmingsplan leidt derhalve niet tot kosten die voor de rekening van de gemeente Bronckhorst komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.
De gemeente Bronckhorst heeft met de initiatiefnemer een planschade-overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat eventueel optredende planschade wordt doorberekend aan de initiatiefnemer.
Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Buitengebied; verschuiving bestemmingen landgoed
Zelle Hengelo’ en de daarop betrekking hebbende stukken hebben van 28 januari t/m 9
maart 2016 voor een ieder ter inzage gelegen. Hierop is één inspraakreactie
binnengekomen.
In het kader van vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hebben Provincie Gelderland en Waterschap Rijn en IJssel hun visie op het plan geuit. Beiden zijn akkoord wat betreft de voorgenomen wijzigingen.
Hieronder volgt de inspraakreactie met de gemeentelijke beantwoording er
op:
Reclamant 1
Registratienummers: 107542 en 107548 (reactie per mail en post)
Geluidshinder/-overlast voor de nieuwe recreatiewoningen
De indiener is van mening dat de twee nieuw te realiseren recreatiewoningen aan de
Varsselseweg 45 hinder en zelfs overlast gaan ervaren van de groepsaccommodatie die al
sinds 1963 in gebruik is. De groepsaccommodatie is geschikt voor het overnachten van 148
personen en worden door zeer uiteenlopende groepen gebruikt (van muziekkorpsen tot
sportvereveningen, van studentenverenigingen tot kerkelijke groepen en ook ten behoeve
van schoolkampen, familiereünies en groepen met een lichamelijke en geestelijke
beperking). Al deze groepen hebben tijdens hun verblijf één ding gemeen en dat is dat zij
allen groepsactiviteiten doen in vorm van sport- en spel op het sport-/speelveld. Het geluid
wat hierbij vrijkomt, kan als zeer hinderlijk worden ervaren (bij een ongunstige windrichting).
Dit zou volgens de indiener de bezetting en exploitatie van de recreatiewoningen niet ten
goede komen. De Haverkamp zou er ook nadelige invloed van kunnen ondervinden.
Daarnaast draagt de indiener aan dat de Varsselseweg een drukke weg is waar veel woonwerk-
verkeer over heen komt. Daarnaast ligt de golfbaan op korte afstand, wat elkaar ook
kan tegenwerken.
Gemeentelijke reactie:
De afstand tussen het agrarisch bouwperceel aan de Vierblokkenweg 5 en te realiseren
recreatiewoningen bedraagt hemelsbreed meer dan 240 meter en naar het sportveld en de
groepsaccommodatie nog verder. Om in Nederland minimale richtafstanden te hebben van
bepaalde functies/activiteiten op milieugevoelige objecten is er door de VNG de brochure
‘Bedrijven en milieuzonering’ uitgebracht. De meest recente versie dateert uit 2009. Als we
de activiteiten (sport/spel en groepsaccommodatie) van De Haverkamp langs deze lijst
leggen, kunnen wij deze gelijkschakelen aan de activiteiten ‘veldsportcomplex’ en
‘kampeerterrein/vakantiecentra’. Deze hebben beiden een richtafstand van 50 meter m.b.t.
geluid. Daar wordt hier ruimschoots aan voldaan. Behalve plichten geeft deze lijst ook
rechten voor de bestaande functies/activiteiten die er al zaten. Mocht er hinder worden
ervaren en de indiener heeft zich daarnaast ook correct aan de Algemene Plaatselijke
Verordening en de Nederlandse regelgeving qua tijden gehouden, dan hebben eventuele
klagers geen recht van spreken. Daarnaast is het realiseren van deze recreatiewoningen een
ondernemersrisico van de initiatiefnemer. Hij voldoet immers aan de richtafstanden.
De Varsselseweg is een erftoegangsweg en daar mogen maximaal 2.000 voertuigen per
etmaal over heen. Dit wordt bij lange na niet behaald. De toevoeging van twee
recreatiewoningen verandert nauwelijks iets aan het aantal voertuigen per etmaal. Daarnaast
is de initiatiefnemer bewust van het zwaardere verkeer op dit gedeelte van de Varsselseweg,
maar ziet dit niet als belemmering voor deze ontwikkeling. De initiatiefnemer ziet overigens
de directe omgeving en de golfbaan als pluspunten om deze recreatiewoningen te
ontwikkelen. Daarnaast geldt voor een golfbaan een minimale richtafstand van 10 meter
(VNG-brochure). Deze richtafstand wordt ook gehaald.
Wij als gemeente vinden dit planologisch ook een goede ontwikkeling, want er wordt aan de
richtafstanden voldaan en per saldo gaan er drie recreatiewoningen weg.
In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het beleid het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen,
de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale
belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen
bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale
verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de
AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen
aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale
belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen
die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische
Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Dat betekent dat de AMvB
regels geeft over bestemmingen en het gebruik van ronden. Daarnaast kan zij aan de
gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk
te motiveren.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Volgens artikel 2.10 van het Barro worden bij provinciale verordening de gebieden aangewezen die de ecologische hoofdstructuur vormen alsmede de wezenlijke kenmerken hiervan. Bij provinciale verordening worden regels gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied behorende tot de ecologische hoofdstructuur en een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken geen activiteiten mogelijk maken ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, tenzij:
Daarnaast biedt het Barro de mogelijkheid de begrenzing te wijzigen:
In paragraaf 2.2.1. wordt nader ingegaan op de EHS als onderdeel van de Omgevingsvisie van Gelderland.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en ook in het Barro opgenomen. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). De 'ladder voor duurzame verstedelijking' heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B's):
In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”
In paragraaf 2.2.1 wordt ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking nader uitgewerkt in de provinciale ladder voor duurzaam ruimtegebruik als onderdeel van de Omgevingsvisie van Gelderland.
In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998
en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld
op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis
van de Wro heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van
structuurvisie.
Het plangebied ligt in het gebied 'Hoog Nederland'. Hoog Nederland omvat grofweg de
zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg.
De belangrijkste wateropgaven voor dit gebied zijn watertekort, grondwater, wateroverlast
en grondwaterkwaliteit.
Het NWP is zelfbindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor
het hoofd- watersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische
doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan
voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer
om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het
kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen. Het NWP
heeft een relatie met de beleidstrajecten voor de ondergrond en drinkwater. Dit plan
bevat daarom verwijzingen naar de Structuurvisie Ondergrond die in ontwikkeling is
en de vastgestelde Beleidsnota Drinkwater.
In december 2014 heeft de Minister een ontwerp Nationaal Waterplan voor 2016-2021 (NWP2) aangeboden aan de Tweede kamer. Het NWP2 vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015, inclusief alle tussentijdse wijzigingen. Dit NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het streven is gericht op een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Belangrijke onderdelen van dit plan zijn:
De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.
Het Waterbeleid 21e eeuw breekt met de traditie van zoveel mogelijk pompen en zo snel mogelijk lozen. De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een drietrapsstrategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk afgevoerd wordt, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen De strategie vasthouden, bergen, afvoeren betekent ook dat het water meer dan nu de kans krijgt om langzaam in de grond te zakken. Zo bestrijden we het watertekort. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.
In het kader van het actualiseren van bestemmingsplannen betekent dit dat het aanbeveling verdient om ook in het bestaand stedelijk gebied ruimte te reserveren voor waterberging; bijvoorbeeld door deze mogelijkheid toe te voegen aan een bestemming 'Groen'.
Per 1 oktober 2012, is artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van kracht. Dit artikel bepaalt dat een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies gebaseerd dient te zijn op een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en op een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Bro. Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Afbeelding - Ladder duurzame verstedelijking
Het beter benutten van het bestaand stedelijk gebied kent randvoorwaarden en een concurrerende ruimtevraag die wordt opgelost door maatwerk te bieden binnen de kaders die wet- en regelgeving stellen. Uitgangspunt hierbij is een goede ruimtelijke ordening gericht op een duurzame ruimtelijke kwaliteit. Met de huidige maatschappelijke opgaven op o.a. het gebied van klimaat en energie is het duidelijk dat er meerdere claims liggen op de ruimte binnen bestaand stedelijk gebied. Deze claims moeten onderling afgewogen worden om tot zorgvuldig ruimtegebruik en een duurzame ruimtelijke kwaliteit te komen. Het transparant en helder motiveren is de essentie van het werk aan een duurzame verstedelijking.
Bijna alle activiteiten die mensen ondernemen hebben milieugevolgen. Voor activiteiten die nadelige milieugevolgen kunnen hebben, kan het vereist zijn dat een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld. De procedure voor de milieu-effectrapportage is geregeld in de Wet milieubeheer. De uitvoeringsregels staan in het Besluit m.e.r.
In het Besluit m.e.r. staan de verschillende activiteiten, besluiten en overheidsplannen waarvoor het verplicht is een milieu-effectrapportage te maken. Hierdoor wordt het milieubelang volwaardig meegewogen in de besluitvorming.
In het Besluit m.e.r. (gewijzigd 1 april 2011) wordt onderscheid gemaakt in de volgende typen m.e.r.:
In het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten, plannen en besluiten genoemd waarvoor een m.e.r. in alle gevallen verplicht is als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden. Voor deze activiteiten moet een milieu-effectrapportage worden opgesteld.
In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten, plannen en besluiten genoemd waarvoor een m.e.r. in alle gevallen verplicht is als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden. Voor deze activiteiten moet een milieu-effectrapportage worden opgesteld.
Onderdeel B van de bijlage bij het Besluit m.e.r. bevat activiteiten die qua omvang onder de in onderdeel C genoemde drempel blijven. Voor deze situaties moet eveneens in alle gevallen als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden, per geval door middel van een m.e.r.-beoordeling worden vastgesteld of een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld.
De drempelwaarden in onderdeel D zijn indicatief. Om te beoordelen of voor een activiteit een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt kan niet alleen volstaan worden met het raadplegen van de drempelwaarden in onderdeel D. Er moet sinds de wijziging van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 een extra stap doorlopen worden om na te gaan of er een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Dit wordt ook wel aangeduid met de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
Op 9 juli 2014 en 24 september 2014 stelden Provinciale Staten respectievelijk de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beiden op 18 oktober 2014 in werking getreden.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd. De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:
Ook de provincie kent, evenals het rijk, een ladder voor duurzame verstedelijking.
Voor nieuwe stedelijke functies in het buitengebied geldt dat deze afgewogen dienen
te worden in het licht van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De Gelderse
ladder voor duurzaam ruimtegebruik vervangt het beleid van de woningbouwcontour en
de zoekzones. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar
het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes
voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige
ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden
om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede
afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan
zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
De rijksladder heeft betrekking op stedelijke ontwikkelingen. De provincie wil onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Vooruitlopend daarop spreekt de provincie nu al van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
De provincie streeft naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden
natuurgebieden. De provincie heeft daartoe de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd
in het (GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. Hier ligt
een opgave om nog 5.300 hectare natuur te ontwikkelen (was 11.000 hectare). De provincie
richt zich op het realiseren van een robuust Gelders Natuurwerk met voldoende middelen
voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.
De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (woningen, bedrijven,
infrastructuur) heet voortaan de Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). De GO heeft
een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie
met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende
natuurgebieden. Het betreft 25.000 hectare grond. In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden
voor organisaties en particulieren. De ontwikkelingen moeten passen bij het karakter
van het GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische
ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en
inliggende natuurgebieden.
De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Voor de niet-grondgebonden landbouw stuurt de verordening op een 'plussenbeleid' (bovenwettelijke maatregelen) bij uitbreidingen. Een en ander volgens door de gemeenten/regio's nader uit te werken beleidskaders.
Monumenten, archeologische vindplaatsen en waardevolle landschappen worden steeds meer bedreigd door oprukkende bebouwing en economische activiteiten. De nota Belvoir 3 (2009-2012) wil daar wat aan doen.
De provincie heeft met Belvoir 3 als centrale doelstelling; het realiseren van betekenisvolle plekken en daarmee een duurzame leefomgeving. Met betekenisvolle plekken bedoelen we wenselijke, zich onderscheidende-, sociaal- en economisch succesvolle plaatsen. Daarbij is er niet alleen aandacht voor cultuurhistorie, maar ook een duidelijke missie op dit gebied. De nota is een vervolg op de eerdere nota's Belvoir 1 en 2. In deze nota's is vastgelegd hoe de provincie haar cultuurhistorisch erfgoed wil bewaren en versterken. De twee vorige nota's hebben voorkomen dat veel typisch Gelderse cultuurhistorische waarden versnipperden of zelfs verdwenen.
Ook in de derde beleidsperiode gaat de provincie hier onverminderd mee door. Niet afwachtend, maar pro-actief. De Gelderse identiteit blijft hierbij de rode draad. De provincie zet nadrukkelijk in op gebiedsgericht beleid, op basis van de cultuurhistorische kenmerken (DNA's) die voor de tien gebieden in Gelderland zijn bepaald. Daarnaast werkt de nota Belvoir 3 aan:
Erfgoed is een belangrijke pijler van identiteit en ruimtelijke kwaliteit. Investeren in erfgoed heeft ook economische voordelen, zoals werkgelegenheid in de restauratiebouw en een sterkere vrijetijdseconomie. De provincie Gelderland doet dit door:
Met het programma Gelderland Cultuurprovincie! 2013-2016 draagt de provincie bij aan een hoogwaardig cultuur- en erfgoedklimaat dat door zijn kwaliteit kleur en karakter geeft aan de Gelderse steden en aan de buitengebieden van Veluwe, Achterhoek en Rivierengebied. Daarbij besteedt de provincie extra aandacht aan innovatie en talentontwikkeling in de culturele sector en duurzaamheid en ontwikkeling van vakmanschap in de erfgoed sector. Tevens voert zij een aantal wettelijke taken uit, zoals bijvoorbeeld de ondersteuning van het netwerk van bibliotheken in de provincie en het beheer van archeologische vondsten.
De provincie Gelderland wil in algemene zin bevorderen dat de sector cultuur en erfgoed minder afhankelijk wordt van subsidies. De provincie stimuleert meer ondernemerschap en draagt bij aan vernieuwing, talentontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Tevens stimuleert zij gemeentelijke samenwerking in cultuur- en erfgoedpacten, waarin twee of meerdere gemeenten samenwerken om de cultuurparticipatie en/of vrijetijdseconomie in de regio te bevorderen.
Het Waterplan bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010 - 2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Op de functiekaart van het Waterplan van de provincie Gelderland zijn de waterfuncties van het plangebied weergegeven. Hieronder staan alle aanwezige functies in het plangebied benoemd.
Stedelijk gebied
Elke kern heeft op grond van het Waterplan de basisfunctie 'stedelijk gebied'. Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:
Landbouw
Binnen de functie landbouw komt natte natuur verspreid in kleine elementen voor. In de gebieden met de functie landbouw is de inrichting en het beheer van het watersysteem allereerst gericht op:
Op het terrein van de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting heeft de Regio Achterhoek geen structurele overgedragen taak. Sinds september 2008 worden deze taken door de gezamenlijke gemeenten zelf opgepakt. Bestuurlijk en ambtelijk aanspreekpunt voor dit werkterrein ligt bij respectievelijk de gemeente Aalten en Bronckhorst.
De gemeenteraden van Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk hebben in hun vergaderingen van april/mei 2012 de 'Regionale structuurvisie Achterhoek 2012' vastgesteld. De gemeenteraad van Montferland heeft de visie niet formeel vastgesteld, maar daaraan wel instemming betuigd, omdat Montferland voor ruimtelijk ordening tevens deel uitmaakt van de Stadsregio.
De Regionale structuurvisie is een actualisatie van de visie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat in de Achterhoek zich een aantal belangrijke en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:
Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd
en gewerkt wordt in de Achterhoek. Ze hebben ook invloed op de wijze waarop geld verdiend
wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De
geactualiseerde visie geeft richting aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven
goed te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema’s te agenderen
en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel is, dat de Achterhoek ook
in de toekomst een vitale, regionale economie heeft en een zeer prettige omgeving
blijft om in te wonen en te recreëren.
De visie sluit aan bij de Agenda 2020 van Regio Achterhoek en de provinciale regioverkenningen.
Inhoudelijk beschrijft de structuurvisie:
Deze visie is geen blauwdruk voor hoe het allemaal zou moeten. Respect voor het Achterhoekse landschap staat voorop, maar het ruimtelijk beleid mag innovatieve en duurzame ontwikkelingen niet in de weg staan. Van belang is om flexibel te blijven.
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in het Waterbeheerplan 2010 - 2015 haar beleid vermeld. Dit plan is opgesteld in samenwerking met 4 andere waterschappen, die deel uitmaken van deelstroomgebied Rijn-Oost. Dit plan is per 1 januari 2010 in werking getreden.
De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
In de Watervisie geeft het Waterschap aan hoe ze aankijken tegen de gewenste ruimtelijke inrichting van het werkgebied om de wateropgaven waarvoor ze de komende 50 jaar staan, duurzaam op te lossen.
In januari 2015 lag het ontwerp van het Waterbeheerplan 2016 - 2021 ter visie voor inspraak. Dit plan zal het huidige Waterbeheerplan vervangen. Naar verwachting wordt het nieuwe Waterbeheerplan in september 2015 vastgesteld.
Op grond van de Wro dient elke gemeente een of meerdere structuurvisies vast te stellen voor haar gehele grondgebied. Beleidsdoelen uit de structuurvisie worden gerealiseerd in bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen.
De structuurvisie voor de gemeente Bronckhorst is op 25 oktober 2012 vastgesteld en
kent een plantermijn van 10 jaar. De structuurvisie is een visie waarin het bestaande
beleid geactualiseerd en afgestemd is. Voor het landelijk gebied vormt het Landschapsontwikkelingsplan
(LOP) dat op 25 juni 2009 is vastgesteld, een belangrijke basis (zie paragraaf 2.4.5).
In deze Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in grote kernen, kleinere kernen, buurtschappen en overig buitengebied. De kernen betreffen de vier grote kernen Hengelo, Steenderen, Vorden en Zelhem en de kleinere kernen Achter-Drempt, Baak, Bronkhorst, Halle, Hoog-Keppel, Hummelo, Keijenborg, Kranenburg, Laag-Keppel, Olburgen, Toldijk, Veldhoek, Velswijk, Voor-Drempt en Wichmond. De buurtschappen onderscheiden zich van het overige buitengebied door een concentratie van woonbebouwing met eventuele voorzieningen. De buurtschappen zijn Bekveld, De Meene, Delden, Dunsborg, Eldrik, Gooi, Halle-Heide, Halle-Nijman, Heidenhoek, Heurne, Linde, Medler, Mossel, Noordink, Oosterwijk, Rha, Varssel, Veldwijk, Vierakker, Wassinkbrink, Wildenborch, Winkelshoek, Wittebrink en Wolfersveen.
De gemeente Bronckhorst heeft in 2006 een groot aantal gebieden aangewezen onder de
Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Deze zogenaamde Wvg-gebieden reserveren ruimte
voor woningbouw, bedrijvigheid en maatschappelijke doeleinden, zoals scholen, gemeentehuis
en sportvoorzieningen. Met de vaststelling van de structuurvisie zijn de aangewezen
gebieden die onder de Wet voorkeursrecht gemeenten vallen (Wvg-gebieden), bestendigd.
De structuurvisie geeft mede de ruimtelijke onderbouwing van het al dan niet bestendigen
van de Wvg en de omvang daar van. Inmiddels zijn alle Wvg-aanwijzingen komen te vervallen.
De structuurvisie kent een uitvoeringsparagraaf. In de structuurvisie wordt bepaald welke voorzieningen als 'bovenwijks' worden aangeduid en hoe deze kunnen worden gefinancierd. Hierin wordt aangegeven welk deel van de kosten mogelijk ten laste zal komen van ontwikkelingslocaties. In de structuurvisie wordt ook bepaald of er ten aanzien van nieuwe ontwikkellocaties sprake zal zijn van verevening tussen die locaties. Ook beschrijft de structuurvisie het beleidskader voor eventuele eisen aan woningbouwcategorieën in ontwikkellocaties.
De provincie Gelderland, de Achterhoekse woningcorporaties (verenigd in het ACO) en de zeven Achterhoekse gemeenten willen vanuit een gedeeld urgentiegevoel en een gezamenlijk belang zorgen voor een gezonde woningmarkt. De partijen werken daarom sinds 2010 nauw samen. Deze samenwerking heeft geresulteerd in een regionale woonvisie voor de Achterhoek voor de periode 2010-2020 met als titel 'Alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze woonvisie is vastgesteld op 27 januari 2011 en speelt in op de gevolgen van de bevolkingsdaling en vergrijzing. In 2013 is de regionale geëvalueerd en geactualiseerd. Gebleken is dat de bevolkingskrimp doorzet en dat aanscherping van de afspraken noodzakelijk was. Een van de maatregelen was dat de werkingsduur van de afspraken verlengd werd van 2010-2020 naar 2010-2025. In mei 2015 is vervolgens de 'Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld met een verdere bijstelling van de afspraken op het gebied van woningbouw en bestaande woningvoorraad. Deze vervangt de voorgaande regionale woonvisie en vormt het nieuwe afsprakenkader met de provincie Gelderland. Nieuw bij de regionale Woonagenda is, dat deze mede tot stand is gekomen met burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties.
De Achterhoek heeft te maken met bevolkingskrimp en heeft inmiddels de officiële status
van 'Krimpregio' gekregen. De Achterhoekse gemeenten hebben zich de afgelopen jaren
georiënteerd op deze problematiek en hebben verschillende krimpregio's bezocht. Samen
met de provincie en de corporaties zijn ze in gesprek gegaan over de prognoses over
de demografische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de woningbouw en woningvoorraad
in de Achterhoek. Uiteraard is wonen mede afhankelijk van ontwikkelingen op andere
terreinen, zoals economie en recreatie. De relatie met de totaalvisie van de Achterhoek,
zoals weergegeven in de regionale structuurvisie mag dan ook niet uit het oog worden
verloren. Er zijn regionale afspraken gemaakt over de nog toe te voegen woningaantallen
alsmede kwalitatieve afspraken over de nieuwbouw en bestaande woningvoorraad. Ook
thema's zoals wonen en zorg en de toenemende leegstand in zowel de woningvoorraad
als in maatschappelijk en zakelijk vastgoed worden belicht, Het is belangrijk dat
de plannen die het meest bijdragen aan het versterken van de woonkwaliteit in de Achterhoek
uitgevoerd worden. Het bepalen van de beste locaties is maatwerk dat door de gemeenten
zelf wordt gedaan.
Doelstellingen en ambities Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025:
Verdeling per gemeente
De zeven Achterhoekse gemeenten hebben op 9 juli 2010 consensus bereikt over de onderlinge verdeling per gemeente van de 5.900 woningen. Ook hebben zij een convenant ondertekend, onder andere inhoudend dat geen nieuwe plannen in behandeling worden genomen die tot een toename van de netto-woningvoorraad leiden. De zeven gemeenteraden hebben in januari 2011 de eerste regionale woonvisie vastgesteld.
In de opvolger hiervan, de Regionale Woonagenda die vastgesteld is op 28 mei 2015, is op basis van nieuwe inzichten besloten dat de afspraak om nog 5.900 woningen toe te voegen in de periode 2010-2025 met 10% zal worden verlaagd. Aan de hand van monitoring kan op een later moment besloten worden of verdere verlaging van het nog toe te voegen aantal woningen plaats moet vinden.
Voor Bronckhorst betekent de regionale verdeling dat er fors geschrapt moest en nog steeds moet worden in de eerder voorziene plannen/aantallen nieuw te bouwen woningen. De destijds berekende lokale woningbehoefte van Bronckhorst van ca. 900 woningen voor de periode 2006-2015 is in de Regionale Woonvisie bijgesteld naar 385 woningen voor de periode 2010-2025. Dit aantal blijft voor Bronckhorst blijft overigens in de Regionale Woonagenda gehandhaafd.
Een groot deel van deze woningen is al in aanbouw, dan wel staat in de startblokken. Voor zover mogelijk blijft de gemeente sturen op het bouwen van het leeuwendeel van de woningen in de vier grotere kernen Hengelo, Steenderen, Vorden en Zelhem. Het handhaven en bevorderen van het voorzieningenniveau heeft hier aandacht, daarnaast is er versnelde aandacht voor de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Wonen en zorg is een belangrijk thema. Maar ook leegstaand en leegkomend vastgoed heeft nadrukkelijk de aandacht gezien het effect hiervan op de kwaliteit en leefbaarheid van het omliggende gebied.
De beperkte mogelijkheden voor nieuwbouw hebben ook consequenties voor het ruimtelijk beleid. Zo zal er aanzienlijk geschrapt moeten worden in de woningbouwplannen. Ook in al bestaande capaciteit, variërend van grotere plannen tot mogelijkheden op perceelsniveau. Niet-benutte bouwvergunningen worden ingetrokken en niet-benutte woningbouwmogelijkheden zullen in de bestemmingsplannen worden wegbestemd.
Voor het buitengebied betekent het bijstellen van de aantallen dat er nog maar zeer beperkte mogelijkheid voor toepassing van het functieveranderingsbeleid in de vorm van woningtoevoeging is en is ook het splitsen van de grotere woningen niet meer mogelijk.
De constructieve samenwerking van de partijen bij de totstandkoming van de eerdere Regionale woonvisie en de huidige regionale Woonagenda zal ook bij de uitvoering ervan, samen met de marktpartijen, cruciaal zijn.
De gemeente Bronckhorst kent een Erfgoedverordening waarin de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld en waarin het archeologiebeleid is vastgelegd. In september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet verplicht de raad om bij vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en daarvoor regels op te nemen. De Wamz wijst het bestemmingsplan aan als planmodel waarin de archeologische waarden en verwachtingen moeten worden geborgd. Instrument daarvoor is de archeologische waarden- en verwachtingskaart.
De gemeente Bronckhorst heeft een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart. De archeologische waarden- en verwachtingskaart is een kaart waarop bekende archeologische vindplaatsen en terreinen staan die door de provincie en de rijksoverheid zijn geoormerkt als terreinen met een archeologische status. Daarnaast geeft de archeologische waarden- en verwachtingskaart een vlakdekkend en zo gedetailleerd mogelijk overzicht van de archeologische verwachtingen binnen de gemeente. Op de hier vanaf geleide beleidsadvieskaart zijn aan de verschillende verwachtingszones uitvoeringsgerichte adviezen voor het gemeentelijk AMZ (Archeologische MonumentenZorg)–beleid gekoppeld. Deze kaarten samen bieden daarmee zowel inzicht in de bestaande archeologische toestand van het landelijke en het bebouwde gebied van de gemeente alsmede een handvat voor een zorgvuldige omgang met archeologische waarden in de ruimtelijke ordening conform de Wamz en de Wro. Op 11 juli 2013 heeft de gemeenteraad middels wijziging van de erfgoedverordening het meest actuele archeologiebeleid vastgesteld. Dit beleid is gebaseert op de regionale nota 'Archeologie met beleid - Afwegingskader voor het archeologiebeleid in de Achterhoek'.
De inbreng van cultuurhistorie in ruimtelijk beleid was één van de belangrijkste pijlers van de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in 2009. Het verankeren van de bescherming van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke regelgeving is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Per 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat in de ruimtelijke ordening "rekening wordt gehouden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten". Historische (stede)bouwkunde en historische geografie moeten worden meegenomen in de belangenafweging. Het gaat niet meer alleen om het beschermen van tot monument aangewezen panden en objecten en archeologische waarden, maar ook om andere waardevolle objecten en structuren. Concreet betekent dit dat gemeenten de cultuurhistorie als vast onderdeel mee gaan nemen in structuurvisies, met een doorwerking ervan in bestemmingsplannen.
De gemeente Bronckhorst heeft een cultuurhistorische gebiedsbeschrijving gemaakt om inzichtelijk te krijgen wat de cultuurhistorische waarden in de gemeente zijn. Met deze cultuurhistorische beschrijving geeft de gemeente inzicht in de ontstaansgeschiedenis van het gemeentelijk grondgebied en in de bijbehorende cultuurhistorische waarden. In het bijbehorende SWOT-analyse is aangegeven wat op dit vlak de sterke en zwakke punten zijn en waar kansen en bedreigingen liggen. De beschrijving is bruikbaar voor het inpassen in diverse beleidsstukken. Daarnaast is het behulpzaam bij het ontwikkelen van een visie op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rondom de cultuurhistorische waarden. De doelgroep van dit project is tweeledig. Enerzijds zijn de resultaten bedoeld als bruikbare instrumenten voor de bestuurders en ambtenaren van de gemeente Bronckhorst. Anderzijds is het uiteindelijk de burger binnen gemeente Bronckhorst die gebaat is bij een degelijke cultuurhistorische beschrijving en aanvullende beleidsnotities. Omdat de gemeente Bronckhorst een groot belang hecht aan de bijdrage van cultuurhistorie aan de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente, en om de cultuurhistorische kenmerken en kansen te verankeren in beleid, koos de gemeente ervoor om cultuurhistorisch beleid vast te leggen in een thematische structuurvisie cultuurhistorie. De structuurvisie geeft input bij de onderbouwing van de omgang met cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplan. In de structuurvisie is de gemeente verdeeld in de volgende drie gebieden, hetgeen de basis vormt van het gemeentelijke cultuurhistorische beleid:
Naast deze drie gebieden zijn tevens cultuurhistorische ensembles en hotspots omschreven. Het gaat om cultuurhistorische structuren en elementen die op het schaalniveau van de gemeente van belang zijn. Ze geven karakter en kleur aan de deelgebieden en kunnen als inspiratie of leidraad dienen bij ontwikkelingen.
De Structuurvisie cultuurhistorie Bronckhorst is op 31 oktober 2013 door de raad vastgesteld en op 9 januari 2014 in werking getreden.
De herziening van de Woningwet, die 1 januari 2003 in werking is getreden, heeft ondermeer als doel, het inzichtelijk maken van de beoordeling van de aanvragen voor bouwplannen door de welstandscommissie. Die beoordeling zelf is niet veranderd en betreft 'de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in zijn omgeving, van het bouwwerk op zichzelf en van de toegepaste details, materialen en kleuren'. Nieuw is de vaststelling van de nota door de gemeenteraad.
De welstandsnota bevat de criteria die gelden bij de beoordeling van bouwplannen door de welstandscommissie. De reden voor dit nieuwe beleidsinstrument is én de gemeenteraad én de burger te betrekken bij het welstandsbeleid, zodat dit beleid voor een ieder inzichtelijk wordt.
De formulering luidt, dat de plannen moeten voldoen 'aan redelijke eisen van welstand'. Thans is het al lang niet meer zo dat overal op dezelfde wijze naar de plannen wordt gekeken; eerst wordt de aanvraag al getoetst aan het bestemmingsplan; in nieuwe plangebieden bepalen daarnaast beeldkwaliteitplannen waaraan de bouwplannen moeten voldoen. In beschermde stads- en dorpsgezichten wordt speciaal gelet op het historische kader. Wat 'redelijk' is voor welstand, hangt dus af van het kader waarbinnen de plannen worden getoetst.
De nota brengt samenhang in die toetsingskaders en de daarbij behorende criteria en presenteert deze overzichtelijk en inzichtelijk. Met vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar gebaseerd worden op de criteria die in de welstandsnota worden genoemd.
Op 25 juni 2009 heeft de raad van Bronckhorst het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor het buitengebied vastgesteld. Dit beleidsplan is door de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Zutphen gezamenlijk opgesteld. Het doel van het LOP is om een stimuleringskader te bieden voor het landelijke gebied en de gewenste initiatieven te ondersteunen, wat moet leiden tot verder behoud en versterking van het landschap. Hierbij wordt rekening gehouden met bestaande plannen. Het LOP krijgt verdere uitwerking in de gemeentelijke structuurvisie voor het buitengebied en vormt een gemeentebrede uitwerking van het Landschapsontwikkelingsplan Zelhem, dat als basis voor onderhavig bestemmingsplan dient.
Conform het landschapsbeleid geldt onder meer een zorgvuldige landschappelijke inpassing als voorwaarde voor ontwikkelingen in het buitengebied, onder meer functieverandering, uitbreidingen van bebouwing, bedrijventerreinen en wegenaanleg. Daarbij dient gelet te worden op de vormgeving van nieuwe bebouwing, de situering van nieuwe gebouwen ten opzichte van de reeds bestaande gebouwen en de wijze waarop de nieuwe gebouwen zich verhouden tot de ruimere omgeving in het betreffende landschapstype. Dit doel wordt door de aanleg van streekeigen beplanting gerealiseerd en leidt tot een verhoging van de landschappelijke kwaliteit.
Op 16 december 2013 hebben burgemeester en wethouders de 'beleidsregels 'Parkeernormen Gemeente Bronckhorst' vastgesteld. Deze beleidsregels zijn op 25 december 2013 in werking getreden. De beleidsregels bevatten parkeernormen die dienen als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelijke plannen en waar initiatiefnemers van ruimtelijke activiteiten aan moeten voldoen.
De parkeernormen geven aan hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn voor een bepaalde functie. Het kan gaan over woningen, kantoren en supermarkten maar bijvoorbeeld ook over een camping of een manege. Iedere functie heeft een eigen parkeernorm. De normen die in deze beleidsregels zijn opgenomen komen uit publicatie "kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW. Niet alle functies zijn opgenomen in de beleidsregels. Voor functies die niet in de beleidsregels staan hanteren wij als uitgangspunt de maximale norm uit de CROW publicatie 'kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie'.
De parkeernormen worden gebruikt om praktische en wettelijke redenen. Praktisch is het handig om met elkaar af te spreken hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn per functie. Op deze manier kan de gemeente van te voren toetsen of een nieuw of aangepast plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Hiermee wordt achteraf getouwtrek en mogelijke parkeeroverlast in de toekomst voorkomen. Wettelijk gezien vloeit het gebruik en toepassen van parkeernormen voort uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Binnen de Wro speelt het bestemmingplan een centrale rol. Hierdoor verdwijnen de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening. Een eis voor voldoende parkeergelegenheid is zo'n stedenbouwkundige bepaling. Nu deze niet meer middels de bouwverordening worden geregeld, moeten de parkeernormen op een andere manier vastgesteld worden. Het vastleggen in beleidsregels, als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelike plannen en beoordeling van verzoeken om medewerking aan ruimtelijke ontwikkelingen, is een goed instrument voor dit doel.
Bij nieuwe ontwikkelingen of functieveranderingen moet gekeken worden naar het benodigde
aantal parkeerplaatsen voor de nieuwe situatie. Is er sprake van een geheel nieuwe
situatie dan moet de berekende parkeervraag in zijn geheel toegevoegd worden. Wanneer
er sprake is van een functieverandering dan moet het verschil in parkeervraag tussen
oude en nieuwe situatie worden toegevoegd. Vraagt de nieuwe functie om minder parkeerplaatsen
dan hoeven de, eventueel, te veel aanwezige parkeerplaatsen niet verwijderd te worden.
De gemeente Bronckhorst kende een Milieubeleidsplan 2009-2012. Dit beleidsplan geldt niet meer. Een milieubeleidsplan is niet verplicht en om deze reden is er geen nieuwe meer opgesteld. de gemeente Bronckhorst handelt echter nog wel volgens dit beleid.
Het Milieubeleid van de gemeente Bronckhorst komen allerlei milieu-aspecten aan de orde. Bijvoorbeeld wat de gemeente nu doet en in de toekomst van plan is met belangrijke onderwerpen als afval, klimaat, bodem, geluid, lucht, openbaar groen, externe veiligheid en landschap. Dit milieubeleid geeft de ambities en de richting aan die wordt gevolgd voor wat betreft het te voeren gemeentelijk milieubeleid.
In het milieubeleid worden verbanden gelegd tussen de diverse thematische beleidsplannen. Voor veel onderwerpen is al beleid vastgesteld, zoals afval, klimaat, groen, bodem en geluid. Dit beleid is verwerkt en waar nodig aangescherpt. Er zijn duidelijker doelen opgenomen en maatregelen om die te bereiken. Nieuwe onderwerpen in het milieubeleid zijn een nagenoeg afvalloze maatschappij door nog betere scheidingsmogelijkheden en afval als grondstof voor nieuwe producten en de mogelijkheid van subsidie voor energiebesparende maatregelen bij particuliere woningen.
Duurzaamheid en leefbaarheid zijn actuele thema's en met een aantal maatregelen die in het plan zijn opgenomen zet de gemeente zich hiervoor in. Het verminderen van afval en het bijdragen aan het tegengaan van klimaatsverandering zijn aangegeven als de belangrijkste uitgangspunten. Leefbaarheid richt zich hierbij op de korte termijn, hier en nu, de mensen in hun leefomgeving. Duurzaamheid richt op de langere termijn, de volgende generatie en kijkt over de grenzen heen. Het doel van het milieubeleid is een bijdrage leveren aan het creëren van een gezonde, prettige en duurzame leefomgeving voor nu en in de toekomst.
Ruimtelijke ordening richt zich op de inrichting van de leefomgeving. Als gevolg hiervan heeft ruimtelijke ordening vele raakvlakken met de in dit milieubeleid genoemde thema's (bijvoorbeeld Externe Veiligheid en Geluid). Ten aanzien van ruimtelijke ordening zijn als ambitie en doelstelling opgenomen een duurzame inrichting van de schaarse grond, harmonie tussen de diverse functies en het handhaven daarvan. Om deze doelstellingen te kunnen bereiken zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:
Met het milieubeleid wordt bij het uitoefenen van gemeentelijke taken, waaronder ruimtelijke ordening, rekening gehouden.
De gemeente streeft naar duurzaamheid en wil inzetten op het gebruik van alternatieve
energiebronnen, met name biogas en zonne-energie. Daartoe heeft de gemeenteraad op
27 september 2012 de 'Duurzaamheidsagenda Bronckhorst 2013 - 2016' vastgesteld.
Het duurzaamheidsbeleid van de gemeente is afgestemd op de EU-doelen voor Nederland
en voorziet in een reductie van CO2-uitstoot met 20% en het toepassen van 14% duurzame
energie in 2020. Daarnaast is het de ambitie van de gemeente om in 2030 energieneutraal
te worden.
De gemeente ziet duurzaamheid als een kans voor economische groei. Door het innovatieve
karakter liggen er kansen om nieuwe, vaak kennisintensieve werkgelegenheid te scheppen.
Het duurzaamheidsbeleid geeft een belangrijke impuls aan de leefbaarheid in de gemeente
en aan de lokale en regionale economie.
Lokale initiatieven zijn essentieel voor een duurzaam klimaat. Naast initiatieven
om haar eigen bedrijfsvoering energieneutraal te maken, heeft de gemeente het plan
om ook met inwoners, dorpsbelangenorganisaties en bedrijven gezamenlijk duurzaamheidsprojecten
op te starten en zo bijvoorbeeld de kernen energieneutraal te maken. De gemeente wil
deze lokale initiatieven faciliteren.
In de Duurzaamheidsagenda worden tenslotte de speerpunten en belangrijkste acties
bij het creëren van een duurzame en groene economie vermeld. Deze speerpunten zijn:
klimaat & energie, grondstoffen & produktketens, duurzame gebouwde omgeving, duurzame
mobiliteit, duurzame economie en duurzame energieproductie.
De gemeente Bronckhorst sluit ten aanzien van waterhuishouding aan op het beleid van het 'Waterbeleid voor de 21e eeuw' (zie ook paragraaf 2.1.4) en beleid van het Waterschap Rijn en IJssel ten aanzien van integraal waterbeheer zoals dat in het Waterbeheerplan 2010-2015 en de Watervisie is vastgelegd.
Het Waterbeheerplan beschrijft het beleid op hoofdlijnen voor de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de waterkeringen in het beheersgebied van het waterschap. Het plan sluit aan op de beleidskaders van de provincie Gelderland en het Rijk, zoals opgenomen in het provinciale waterhuishoudingsplan en de Kaderrichtlijn Water. De hoofdthema's in het waterbeheerplan zijn veiligheid, watersysteembeheer en waterketenbeheer.
In de Watervisie geeft het Waterschap aan hoe ze aankijken tegen de gewenste ruimtelijke inrichting van het werkgebied om de wateropgaven waarvoor ze de komende vijftig jaar staan, duurzaam op te lossen.
Met ingang van 1 oktober 2000 is tengevolge van wijziging van zedelijkheidswetgeving de opheffing van het algemene bordeelverbod in werking getreden. Met de opheffing van dit verbod is een einde gekomen aan het illegale karakter van deze prostitutiebedrijven. De verwachting bestaat dat van deze wetswijziging een sanerende werking uitgaat en uiteindelijk zal leiden tot een betere regulering van de prostitutiebranche.
Ondanks het feit dat deze bedrijvigheid in Bronckhorst momenteel niet voorkomt, is de opheffing van het bordeelverbod voor de gemeente aanleiding geweest om de eventuele vestiging en exploitatie van de aan de seksindustrie gelieerde bedrijven/activiteiten planologisch nader te reguleren.
In de bestemmingsplannen van Bronckhorst is de vestiging van een sexinrichting in eerste aanleg uitgesloten. Middels een wijzigingsbevoegdheid kan onder voorwaarden het vestigen van maximaal één seksinrichting in een daarvoor aangewezen zone worden toegelaten. Bij het bepalen van die zone is rekening gehouden met de uitstraling die een sexinrichting heeft naar de omgeving.
Op grond van de huidige rechtspraak is het college van burgemeester en wethouders niet alleen bevoegd maar zelfs verplicht om tot handhaving over te gaan. Het college heeft een handhavingsbeleid opgesteld waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het college kunnen voordoen op basis van prioritering en de benodigde en beschikbare financiële en personele middelen.
Het beleid richt zich op de zogenaamde preventieve en repressieve vormen van handhaving. Onder deze vormen van handhaving wordt het volgende verstaan.
Preventieve handhaving
Preventief handhaven is gericht op het voorkomen van overtredingen. Onderzoeken hebben
aangewezen dat veel overtredingen vaak onbewust plaatsvinden. Goede voorlichting,
via brochures, voorlichtingsbijeenkomsten, herhaalde informatie in het gemeentelijke
nieuwsbulletin, actieve benadering doelgroepen etc. kunnen er toe leiden dat overtredingen
worden voorkomen.
Repressieve handhaving
Deze vorm van handhaving ziet op het beëindigen van de overtreding door het inzetten
van sanctiemiddelen. Bestuursdwang en een dwangsom zijn de meest voorkomende instrumenten
die de gemeente tot haar beschikking heeft. Voordat deze instrumenten worden ingezet
kan in overleg met de overtreder vaak een oplossing bereikt worden. In dat kader wordt
er een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de overtreder en het algemeen
belang.
Gedogen
Het is niet altijd mogelijk, nodig of zelfs wenselijk dat tegen elke vorm van overtreding
van een beleidsregel wordt opgetreden. Niet mogelijk, omdat soms teveel overtredingen
worden begaan om daartegen op te treden; niet nodig omdat steekproefsgewijs controles
en sancties een preventief effect kunnen hebben; niet wenselijk omdat er andere zwaarwegende
belangen kunnen zijn die zich tegen handhaving verzetten. Er is/wordt ten aanzien
van bestemmingsplannen geen algemeen gemeentelijk gedoogbeleid ontwikkeld.
De handhaving van c.q. het toezicht op de ruimtelijke ordening is aangestuurd vanuit het handhaafprogramma 2008 van de gemeente Bronckhorst. Het toezicht vindt onder meer plaats vanuit de thema’s permanente bewoning, klachten verzoeken om handhaving en eigen constateringen.
Wanneer een overtreding wordt geconstateerd wordt via een vaste werkwijze opgetreden. Deze werkwijze is vastgelegd in de nota “Sanctiestrategie Fysieke Leefomgeving’. Voordat wordt gecorrigeerd wordt eerst de legalisatiemogelijkheid onderzocht.
In deze paragraaf wordt de gemeentelijke beleidsvisie voor het buitengebied beschreven en de wijze waarop deze in het bestemmingsplan is vertaald. De beleidskeuzes zijn gebaseerd op de bestaande situatie, de beleidskaders van rijk en provincie en het eigen gemeentelijke beleid.
De basis voor de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan wordt gevormd door
de provinciale Structuurvisie (2005). Het beleid in deze visie is door de gemeente
overgenomen als uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Daarnaast vormt bestemmingsplan
Buitengebied Hengelo/Vorden een belangrijke basis voor het ruimtelijke beleid voor
het buitengebied, tenzij er aanleiding is om hiervan af te wijken. Bijvoorbeeld vanwege
geactualiseerde beleidskaders.
Het buitengebied van Bronckhorst biedt ruimte aan diverse functies waaronder landbouw, natuur, landschap, recreatie, wonen en werken. De waarden die aan deze functies worden toegekend en de onderlinge relaties verschillen per gebied. Het is dan ook noodzakelijk belangen af te wegen. Soms gaat de ontwikkeling van de ene functie ten koste van de andere functie, soms kunnen ze elkaar ook versterken.
Bij de afweging van de verschillende belangen in het buitengebied is - aansluitend het beleid van provincie en rijk - aan de gebiedsfuncties natuur, landbouw en landschap een doorslaggevend belang toegekend. Ontwikkelingen van andere functies mogen dus niet een zodanige omvang of intensiteit hebben dat ze de functies natuur, landschap en landbouw onevenredig beïnvloeden.
De functies natuur, landschap en landbouw vormen ook de grondslag voor de gebiedsbestemmingen in dit plan. Het karakter van deze functies is echter niet gelijk. Landbouw en natuur zijn gebiedsdekkende functies terwijl het landschap overal is. Het landschap is het resultaat van de ontwikkelingen op het gebied van landbouw en natuur c.q. de wijze waarop de mens en natuur met elkaar omgaan. Een ingewikkeld samenspel dat in ons land diverse waardevolle cultuurlandschappen met zeer verschillende identiteiten heeft opgeleverd. Ook op de schaal van het buitengebied van Bronckhorst is dit het geval: de ontginningsgeschiedenis heeft geleid tot het huidige cultuurlandschap waarin landbouw en natuur hun eigen plaats hebben.
Vanwege deze wisselwerking tussen landbouw, natuur en het landschap én gelet op het grote belang dat (door de gemeente en ook de hogere overheden) wordt gehecht aan de instandhouding van dit cultuurlandschap geldt voor dit bestemmingsplan de volgende algemene en overkoepelende beleidskeuze: Behoud, herstel en/of ontwikkeling van de verschillende karakteristieke landschapstypen en het waarborgen van de dynamiek daarbinnen.
De functies landbouw, natuur en landschap vormen de grondslag voor de gebiedsbestemmingen in het bestemmingsplan.
Waar nodig wordt ingezet op een scheiding van de functies landbouw en natuur. Dit vanwege de spanningen die er zijn tussen de productiefunctie landbouw (met de bijhorende schaalvergroting en intensivering) en de kwetsbare natuurfunctie. In de agrarische gebieden worden zo weinig mogelijk beperkingen opgelegd aan de landbouw, in de natuurgebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur kan de natuur zich verder ontwikkelen.
Waar mogelijk wordt ook gekozen voor verweving van de functies landbouw en natuur. Dit omdat ontwikkelingen in de landbouw enerzijds en de natuur (en het landschap) anderzijds elkaar ook kunnen versterken. Zo is het duurzaam voortbestaan van de grondgebonden landbouw een essentiële voorwaarde voor het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle landschap. Ook verbreding van de agrarische bedrijfsvoering en agrarisch natuurbeheer kunnen een gunstig effect hebben op natuur en landschap.
De begrenzing van de gebiedsbestemmingen is primair gebaseerd op de zonering van het landelijk gebied zoals deze is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie. Het onderscheid tussen het groen/blauwe raamwerk en het multifunctionele gebied is hierbij als uitgangspunt genomen. Daarnaast is ook het geldende bestemmingsplan Buitengebied uit 1988 en het Landschapsontwikkelingsplan Bronckhorst, Lochem en Zutphen (LOP) bij de begrenzing van de gebiedsbestemmingen betrokken.
Voor de benaming van de gebiedsbestemmingen hebben de standaardiseringseisen uit het SVBP 2012 (zie Hoofdstuk 3 Juridische aspecten) als leidraad gediend. In het onderstaande schema zijn de gebiedsbestemmingen opgesomd waarbij tevens de (sub)zone uit de Structuurvisie 2005 en/of geldende bestemmingsplan is aangegeven waarop de betreffende bestemming gebaseerd is.
Gebiedsbestemming (verbeelding) | Structuurvisie / geldend bestemmingsplan |
Agrarisch | Multifunctioneel gebied |
Agrarisch met waarden - Landschap |
Multifunctioneel gebied met landschapswaarden
• waardevol landschap HKS * • Halse Rug • waardevol open gebied |
Agrarisch met waarden - Landschap en natuur |
Groen/blauwe raamwerk (EHS)
• EHS-verweving • EHS-verbindingszone |
Natuur |
Groen/blauwe raamwerk
• EHS-natuur |
*Waardevol landschap Hummelo, Keppel, Slangenburg
De precieze begrenzing van de bestemmingen is afgestemd op de in het gebied aanwezige waarden.
Agrarisch gebied
Deze bestemming omvat de gronden die in de Structuurvisie behoren tot het multifunctionele gebied en geen specifieke waardevolle landschappelijke en/of natuurwaarden bezitten. In deze bestemming staat het functioneren van de landbouw voorop, waarbij wel zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met de aanwezige (kleinschalige) landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Agrarisch gebied met waarden - Landschap
Onder deze bestemming vallen de gebieden die in de Structuurvisie als multifunctioneel gebied zijn aangemerkt en waar tevens sprake is van specifieke landschapswaarden. Onder deze bestemming valt het open essencomplex ten westen van Zelhem, de gronden die deel uitmaken van het waardevolle landschap Hummelo, Keppel en Slangenburg en het gebied de Halse Rug waar sprake is van aardkundige waarden en een waardevolle historische verkaveling.
Ook in deze bestemming wordt ruimte geboden voor verdere ontwikkeling van de aanwezige agrarische bedrijven. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de aanwezige landschapswaarden. Het vestigen van agrarische bedrijven op nieuwe locaties is - gelet op de aanwezige landschapswaarden - in deze bestemming uitgesloten. Mocht nieuwvestiging toch aan de orde zijn dan dient hiervoor een afzonderlijk bestemmingsplan te worden opgesteld.
Agrarisch gebied met waarden - Landschap en natuur
Deze bestemming omvat de gronden die deel uitmaken van het groen/blauwe raamwerk c.q. het Groene natuurnetwerk (GNN) en die nog in agrarisch gebruik zijn. Voor deze bestemming geldt een beleid waarin aan natuur, landschap en cultuurhistorie en landbouw gelijke waarde wordt toegekend.
Bos / Natuur
De bestaande bos- en natuurgebieden worden apart bestemd als 'Bos' of 'Natuur'. De bestemming 'Natuur' bestaat uit de gebieden die zijn aangewezen als Groene natuurnetwerk (GNN). Alle bossen zijn bestemd als 'Bos'. De meeste bos- en natuurgebieden hebben een meervoudige functie, te weten een natuurfunctie, een economische functie (houtproductie) en een recreatieve functie. De regeling voor deze bestemmingen is daarom dusdanig geredigeerd dat bos- en/of natuurbeheer in combinatie met extensieve recreatie en houtproductie mogelijk is.
De zonering in gebiedsbestemmingen werkt door in het bestemmingsplan via de regels ten aanzien van bouwen en gebruik en het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden. Deze regels zijn afgestemd op de aanwezige waarden. Een belangrijk instrument om de gewenste bescherming van de aanwezige waarden te bewerkstelligen is het stelsel van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden (het vroegere aanlegvergunningenstelsel). Doel van dit stelsel is het voorkomen dat specifieke waarden die een gebied herbergt als gevolg van bepaalde activiteiten onevenredig worden geschaad. Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden opgenomen ter bescherming van onder meer de volgende waarden:
Op 25 juni 2009 heeft de raad van Bronckhorst het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor het buitengebied vastgesteld. Dit beleidsplan is door de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Zutphen gezamenlijk opgesteld. Het doel van het LOP is om een stimuleringskader te bieden voor het landelijke gebied en de gewenste initiatieven te ondersteunen, wat moet leiden tot verder behoud en versterking van het landschap. Hierbij wordt rekening gehouden met bestaande plannen. Het LOP krijgt verdere uitwerking in de gemeentelijke structuurvisie voor het buitengebied.
Bestaande burgerwoningen in het buitengebied - die volgens het geldende planologische kader als woning worden gezien - krijgen een positieve bestemming. Om een verdere verstening van het buitengebied tegen te gaan worden de inhoud c.q. de oppervlakte van de woningen en de bijgebouwen aan een maximum gebonden. De mogelijkheid bestaat om binnen zekere grenzen de bestaande bebouwing te vervangen door nieuwbouw. De woonfunctie kan ook gecombineerd worden met een kleinschalige bedrijfsactiviteit in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep.
Bestaande woningen
De bestemmingsvlakken voor woondoeleinden worden conform de feitelijke situatie op basis van de luchtfoto en digitale ondergrond toegekend, waarbij wordt gelet op een logische begrenzing conform eigendom en fysieke elementen, zoals sloten en wegen. Schapen- en paardenweitjes worden als agrarisch gebied beschouwd en ook als zodanig bestemd.
De toegestane maatvoering voor burgerwoningen is 750 m3. Voor het bepalen van de inhoud (‘wijze van meten’) wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij voor de definities hiervan wordt aangesloten op de landelijke norm NEN2580.
Indien de inhoud van een woning reeds groter is, is de bestaande inhoud de maximaal toelaatbare maat. Herbouw van een woning op een andere locatie is alleen toegestaan mits de woning niet dichter bij de weg wordt gesitueerd, herbouw plaatsvindt in de bestaande bouwwijze en op een afstand van maximaal 20 m van de bestaande fundering. Het bevoegd gezag kan hier onder voorwaarden van afwijken door het verlenen van een omgevingsvergunning. Één van die voorwaarden is dat uit onderzoek zal moeten blijken dat voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde normen ten aanzien van de geluidbelasting op de gevel. Indien niet aan deze normen voldaan kan worden en het toch gewenst is op die locatie de woning te herbouwen, zal de procedure voor een buitenplanse omgeving gevolgd moeten worden, omdat een ontheffing van de Wet geluidhinder (hogere grenswaarde) noodzakelijk is.
Toevoeging van burgerwoningen in het buitengebied door nieuwbouw wordt niet toegestaan, tenzij toepassing wordt gegeven aan de regeling van functieverandering bij bedrijfsbeëindiging, waarbij geldt dat een toename van de woningvoorraad moet passen in het kwalitatief woningbouwprogramma c.q. de gemeentelijke Woonvisie.
Bijgebouwen
Bij burgerwoningen zijn bijbehorende bouwwerken, uitsluitend in de vorm van bijgebouwen, toegestaan tot een maximum oppervlak van 100 m2. Ook bij een gesplitste woning is 100 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Indien de bestaande oppervlakte van een bestaand bijgebouw groter is dan deze maat is de bestaande oppervlakte de maximaal toelaatbare maat. Vaak zijn deze bijgebouwen voormalige stallen en schuren.
Bij nieuw- en/of herbouw van bijgebouwen geldt een sloopbonus regeling. Bij sloop van bebouwing kan middels een omgevingsvergunning voor afwijken 20% worden teruggebouwd tot een maximum van 375 m2. Eventueel nieuw op te richten bebouwing dient binnen het bestemmingsvlak zo dicht mogelijk tegen de bestaande bebouwing te worden gesitueerd, met een maximale afstand van 20 m tot de woning. Zowel bij een agrarische bedrijfswoning als een burgerwoning wordt een hooiberg toegestaan.
Paardenbakken
Ook bij burgerwoningen is de aanleg van een paardenbak mogelijk. Oprichting van een paardenbak buiten het bestemmingsvlak kan enkel op basis van een omgevingsvergunning voor afwijken worden gerealiseerd, waarbij eisen worden gesteld aan de maatvoering, afstand tot omliggende objecten, verlichting, omzetting bodemgebruik en plaatsing van hekwerk.
Woningsplitsing
Bij de inventarisatie van de huidige situatie is het geldende bestemmingsplan en het bouwvergunningsdossier maatgevend voor de bestemming van 1 dubbelbewoonde burgerwoning of 2 burgerwoningen in 1 woongebouw. Een woning die volgens de verleende bouwvergunningen een interne verbinding dient te hebben, is dus als 1 woning in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij een dubbelbewoonde woning is inwoning mogelijk. Hierbij kan gedacht worden aan mantelzorg. Separate verkoop van een deel van de woning is in dergelijke gevallen niet verstandig. Planologisch blijft het namelijk één burgerwoning.
Aan huis verbonden beroepen
Binnen de woonfunctie bestaat ruimte voor het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep. Hierbij geldt wel een aantal randvoorwaarden die moeten garanderen dat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft:
Mantelzorg
Vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt is er een toenemende behoefte aan mogelijkheden voor huisvesting van zorgbehoevende familieleden, een gehandicapt kind of rustende boer. Mantelzorg is daarom in het gehele buitengebied toegestaan, ongeacht of dit bij een burgerwoning of een (agrarisch) bedrijf is, maar niet in bijbehorende bouwwerken. De toegestane omvang van zowel burger- als agrarische dienstwoningen in het buitengebied is 750 m³ om mantelzorg in de woningen mogelijk te maken. Een grotere inhoudsmaat ten behoeve van mantelzorg wordt daarom niet toegestaan.
Permanente bewoning recreatiewoningen
Omzetting van een recreatiewoning in een burger- of bedrijfswoning is niet toegestaan.
Illegale bewoning
Wanneer sprake is van illegale bewoning van bijvoorbeeld vrijstaande bijgebouwen en recreatiewoningen is bij het bestemmen van de situatie het volgende uitgangspunt gehanteerd:
Daarnaast zijn er diverse overgangsrechtsituaties van bewoning en recreatieve bewoning bekend. Dit zijn situaties, waarvan in 1997 en 1998 is geconstateerd dat deze al aanwezig waren voordat het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied in 1988 ter visie werd gelegd. Uit jurisprudentie volgt dat deze situaties niet meer handhaafbaar zijn. De gemeente is bereid deze gevallen in te passen, mits voldaan wordt aan het Bouwbesluit ten aanzien van bestaande bouw. Deze beoordeling zal op locatie plaatsvinden voordat het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie wordt gelegd.
Bestaande landgoederen
De beleidsruimte die binnen landgoederen wordt geboden, is gebaseerd op de doelstelling om landschap, natuur en cultuurhistorie in onderlinge samenhang te behouden en herstellen. Om dit mogelijk te maken, is functieverandering soms noodzakelijk voor de exploitatie van het landgoed. In gebieden waar het "ja, mits"- dan wel "nee, tenzij"-beleid geldt, moet de ontwikkeling bijdragen aan, respectievelijk geen significante aantasting vormen van de daar voorkomende kernkwaliteiten.
Voor bestaande landgoederen is het gewenst om nieuwe economische dragers voor de instandhouding van de landgoederen, de gebouwen en het bijbehorende landgoederenlandschap te vinden. Dergelijke nieuwe functies mogen niet leiden tot ongewenste invloeden op het landschap.
Op basis van een wijzigingsplan kan functieverandering binnen het bestaande landgoed plaatsvinden. De basis daarvoor is een visie op het gehele landgoed. Binnen bestaande landgoedbebouwing is omvorming mogelijk naar wonen, hotel of conferentieoord. Daarnaast zijn ook nevenfuncties mogelijk. Het gaat dan om gedeeltelijke functieverandering van bestaande landgoederen naar kantoren, andere verblijfs- en dagrecreatievormen (recreatiewoning, recreatieappartement, B&B, groepsaccommodaties, restaurant of tearoom) en sociaal-culturele functies. Daarvoor mag maximaal 40% van de bebouwing worden benut, waarbij het overige deel voor bewoning wordt benut.
Uit de integrale visie op het landgoed moet blijken dat het initiatief ruimtelijk en planologisch goed inpasbaar is. Naast de ruimtelijke meerwaarde moet aangetoond worden dat verkeer en parkeren goed wordt opgelost en dat omliggende functies geen onevenredige beperkingen ondervinden.
Nieuwe landgoederen
Daarnaast is de ontwikkeling van 'nieuwe landgoederen' mogelijk overeenkomstig het bij raadsbesluit van 18 mei 2006 vastgestelde gemeentelijk beleid voor nieuwe landgoederen. Onder een nieuw landgoed wordt verstaan een openbaar toegankelijk bos- en/of natuurcomplex (al dan niet met overige gronden) met daarin een woongebouw van allure met maximaal 3 wooneenheden en een minimale omvang van het nieuwe bos of natuurgebied van 10 ha. Gezien de aard en omvang van dergelijke ontwikkelingen biedt het bestemmingsplan hiervoor geen rechtstreekse mogelijkheden. Een nieuw landgoed kan alleen op basis van een herziening van het bestemmingsplan. Binnen dit plangebied is alleen het gebied ten oosten van Baak aangemerkt als zoekgebied voor nieuwe landgoederen.
De gemeente Bronckhorst heeft een sterke recreatieve structuur en de potentie voor verdergaande verbetering van zowel dag- als verblijfsrecreatie. Het gemeentelijke recreatiebeleidvoetnoot: Op 25 oktober 2007 heeft de raad van Bronckhorst de gemeentelijke Recreatienota vastgesteld. Bij de opstelling van het bestemmingsplan buitengebied is aangesloten bij de hierin opgenomen beleidsuitgangspunten. biedt hiervoor veel ruimte, in afstemming met de landschappelijke waarden. Voor de verschillende vormen van recreatie geldt het volgende beleid.
Zonering
In het bestemmingsplan is - conform de gemeentelijke Recreatienota - een recreatieve zonering opgenomen die met name van betekenis is voor het beleid ten aanzien van minicampings (zie hieronder). Er zijn drie zones:
Nieuwe minicampings zijn in zone 1 (EHS) ter bescherming van de aanwezige rust en
natuur- en landschapswaarden uitgesloten. In zoen 2 bestaan wel mogelijkheden voor
nieuwe minicampings bij agrarische bedrijven en bij voormalige agrarische bedrijven.
Het maximaal aantal toegestane kampeerplaatsen is daarbij vastgelegd op 30. Binnen
dit maximum aantal zijn 3 trekkershutten toegestaan.
In zone 3 geldt een meer terughoudend beleid dan in zone 2. Nieuwe minicampings zin
hier - bij agrarische bedrijven en/of voormalige agrarische bedrijven (die in het
geldende bestemmingsplan nog een agrarische bestemming hebben) - mogelijk mits ze
in de directe nabijheid liggen van een bewegwijzerde recreatieve route gelegen zijn.
Zo wordt voorkomen dat er een ongebreidelde groei plaatsvindt van campings plaatsvindt
in een gebied waar recreatie toch vooral een mede gebruiksfunctie is. Ook in deze
zone geldt als maximum voor het aantal kampeerplaatsen van 30.
Recreatie als nevenactiviteit / hoofdactiviteit
Voor recreatie als nevenactiviteit en/of hoofdactiviteit (na functieverandering van een agrarisch bedrijf) geldt het beleid voor respectievelijk nevenactiviteiten zoals reeds is uiteengezet in paragraaf 'Landbouw' en functieverandering zoals wordt beschreven in paragraaf 'Hergebruik agrarische bebouwing' mogelijkheden worden bepaald door de gebiedszonering c.q. verschillen per gebiedsbestemming.
Recreatiewoningen en -appartementen
Bestaande legale recreatiewoningen en -appartementen hebben een recreatieve bestemming, gericht op verblijf. Permanent wonen wordt daarbij niet toegestaan. De maximale omvang van een recreatiewoning bedraagt 300 m3 (inclusief kelderrruimte) en 75 m2 of de bestaande omvang indien deze ruimer is. De maximale oppervlakte van chalets en stacaravans bedraagt 55 m². Deze maten zijn inclusief bijbehorende bouwwerken zoals bijgebouwen en overkappingen.
Voor maatvoeringseisen is aangesloten op de in de provinciale Structuurvisie 2005 verwoorde uitgangspunten. Dit onderscheid is op dezelfde wijze verwoord in het bestemmingsplan Buitengebied 2005 Hengelo/Vorden alsmede de nota Ruimtelijk Recreatiebeleid c.q. de Recreatienota en wordt in dit plan eveneens gehanteerd.
In de regels wordt onderscheid gemaakt tussen mobiele kampeermiddelen en stacaravans, die niet regelmatig en op normale wijze op verkeerswegen worden voortbewogen. Het gebruik van stacaravans en chalets is vergelijkbaar en geeft geen verschil in recreatiedruk. Omdat de maatvoeringseisen voor stacaravans en chalets overeenkomen, zijn deze twee categorieën planologisch gezien uitwisselbaar op de recreatieparken. Nieuwe chalets zijn dus mogelijk c.q. uitwisselbaar bij omvorming van stacaravanstandplaatsen.
Campings
Bestaande campings met meer dan 30 standplaatsen zijn specifiek bestemd. Oprichting van nieuwe grote campings is vanwege de landschappelijke kwetsbaarheid en recreatieve potenties bij agrarische bedrijven in het bestemmingsplan niet direct of indirect toegestaan. Voor eventuele verzoeken voor nieuwvestiging van een grote camping zal een afzonderlijke, specifieke bestemmingsplanprocedure gevolgd dienen te worden, waarmee een regeling op maat kan worden opgesteld. Daarbij dient dan onder meer een marktonderzoek overlegd te worden.
Evenementenregeling
Naar aanleiding van een juridische uitspraak over een zaak in de Diepenheim dienen jaarlijks terugkerende evenementen op niet-openbare terreinen bestemd te worden in het bestemmingsplan. Om deze reden worden evenementen die langer dan 5 dagen duren (incl. opbouwen en afbreken) in het bestemmingsplan geregeld. Als locaties in of nabij het Groene natuurnetwerk (GNN) of in het waardevol landschap liggen, is het ongewenst om uitbreiding van de evenementenactiviteiten toe te staan. In de regels is dan opgenomen dat deze evenementen zonder uitbreiding naar meer evenementen op deze terreinen mogen blijven voortbestaan.
Dit bestemmingsplan is opgesteld overeenkomstig de RO Standaarden zoals opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het plan voldoet aan het Informatiemodel ruimtelijke ordening 2012 (IMRO2012), de Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten 2012 (STRI2012), het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten 2012 (IMROPT2012), de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP2012) en de Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart (PRABPK2012).
Het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding tezamen.
Uitgangspunt voor de regels en de verbeelding is het handboek van de gemeente Bronckhorst, welke gebaseerd is op de SVBP2012 en de PRABPK2012. Daarnaast bevat het plan regels die de Wet ruimtelijke ordening voorschrijft. De basis voor de verbeelding is de Grootschalige basiskaart Nederland (GBKN) en de Kadastrale kaart (LKI)
De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat Inleidende regels waarin de onderdelen Begrippen en Wijze van meten zijn opgenomen. Deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.
Hoofdstuk 2 bevat Bestemmingsregels waarin de diverse bestemmingen zijn opgenomen. De artikelen met de bestemmingen hebben een min of meer vaste opbouw.
Hoofdstuk 3 bevat Algemene regels, die van algemeen belang zijn voor het plan.
Hoofdstuk 4 bevat tenslotte Overgangs- en slotregels.
Dit bestemmingsplan beoogt een drietal recreatiewoningen te laten vervallen en in plaats daarvan 3 woningen terug te bouwen. Twee recreatiewoningen worden verplaatst naar de Varsselseweg 45. De vrijkomende gronden krijgen een nieuwe bestemming, te weten 'Natuur'. Andere nieuwe functies worden niet toegevoegd.
In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen (hoofd)gebouwen en bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen, aan- en uitbouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de situering en maatvoering van bouwwerken is het belangrijk dat er regels zijn opgenomen met betrekking tot:
Bouwwijze
Uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat de bestaande en/of nieuwe situatie op een goede manier dient te worden gereguleerd.
Goot- en bouwhoogte
De maatvoering voor de goot- en bouwhoogte wordt in de bouwregels van de verschillende bestemmingen nader geregeld.
Situering gebouwen
De gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
In Hoofdstuk 1 van de planregels zijn de volgende Inleidende regels opgenomen.
In Artikel 1 Begrippen is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Voor een gedeelte van de begrippen is aansluiting gezocht bij de SVBP2012, de rest is afkomstig uit het handboek Bronckhorst en zijn in de gemeente gebruikelijke definities.
In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels.
In Hoofdstuk 2 van de planregels zijn de volgende Bestemmingsregels opgenomen.
In de agrarische bestemmingen zijn gronden in hoofdzaak de gronden buiten de kernen opgenomen die een agrarische functie hebben. Het verschil tussen deze bestemmingen is voornamelijk dat er meer of minder ruimte is voor neven- en vervolgfuncties bij de agrarische bedrijven.
Bos is overeenkomstig de vigerende bestemming bestemd en opgenomen in art. 6 Bos. Ter bescherming van de natuurwaarden van deze gronden is een omgevingsvergunningstelsel in de regels opgenomen.
De bescherming van de natuurwaarden van deze gronden is nader geregeld in een omgevingsvergunningstelsel van art. 7 Natuur in de regels opgenomen.
In deze bestemming die nader verfijnd is tot 'Recreatie - Recreatiewoning' is een regeling opgenomen voor recreatiewoningen en stacaravans met bijbehorende bouwwerken.
Woningen zijn ondergebracht onder de bestemming 'Wonen'. Voor regulering van de woonfunctie wordt tevens verwezen naar paragraaf 1.1.2.3 Planbeschrijving.
De woning, al dan niet met aan- en uitbouwen kunnen worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven 'bestemmingsvlak'.
Binnen de woonfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken, die qua functie hieraan ondergeschikt zijn. Deze aan huis verbondenen bestaan uit een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop en bed & breakfast.
Bij een aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden bedrijf is het uitgangspunt dat de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling past in een woonomgeving. Bij een bedrijf geldt aanvullend dat deze vermeld moet zijn in de activiteiten in de bijgevoegde . Omdat de functiemengingslijst een algemene lijst is waarnaar in meerdere bestemmingen wordt verwezen, is niet zonder meer iedere in de lijst vermelde activiteit toegelaten. Leidend is dat de activiteit past in de woonomgeving. Verder zijn er enkele kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden gesteld en is detailhandel als hoofdactiviteit niet toegestaan.
Bij internetverkoop gaat het om een vorm van detailhandel dat op essentiële punten afwijkt van de traditionele detailhandel in winkels. Waar die traditionele detailhandel nu in bestemmingsplannen wordt uitgesloten vanwege haar (ruimtelijke) uitstraling en effecten op de omgeving, kan internetverkoop juist vanwege de aard en uitstraling van de activiteiten wel worden toegelaten.
Bij een bed & breakfast-accommodatie geldt dat er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast. Door deze bepaling is het mogelijk binnen de grenzen van het bestemmingsplan initiatieven te ontplooien ter bevordering van het toerisme.
Een gedeelte van de woning mag onder voorwaarden als afhankelijke woonruimte worden gebruikt. Daarmee is het mogelijk om ruimten binnen de woning in te richten om een naaste te kunnen verzorgen uit het oogpunt van mantelzorg Een belangrijke voorwaarde is echter wel dat er geen sprake mag zijn van woningsplitsing. Hiervoor zijn geen regels in het bestemmingsplan opgenomen omdat het landelijke Besluit omgevingsrecht (Bor) reeds in voorziet in een vergunningvrije mogelijkheid.
De archeologische waarden worden beschermd door middel van dubbelbestemmingen welke zijn gebaseerd op de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst. Deze artikelen zijn inhoudelijk hetzelfde van opbouw, maar verschillen onderling in archeologische waarden en de regels die daar mee samenhangen. Artikel 10 Waarde - Archeologische verwachting 1 staat voor een hoge verwachtingswaarde. Artikel 11 Waarde - Archeologische verwachting 2 staat voor een middelhoge verwachtingswaarde en . Artikel 12 Waarde - Archeologische verwachting 3 staat voor een lage verwachtingswaarde. Ter bescherming van deze waarden zijn bouwregels, gebruiksregels en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met daarbij een onderzoeksverplichting. Het bestemmingsregime is afhankelijk van de aangetoonde waarde en de hoogte van de verwachting. De onderzoeksverplichting vervalt als er reeds onderzoeksgegevens bekend zijn of op andere wijze voldoende informatie beschikbaar is over de aanwezigheid van archeologische waarden. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee burgemeester en wethouders, als onderzoeksgegevens daartoe aanleiding geven, de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk kunnen laten vervallen of deze kunnen omzetten van een verwachtingswaarde naar een aangetoonde waarde.
In Hoofdstuk 3 van de planregels zijn de volgende Algemene regels opgenomen.
In Artikel 13 Anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
In Artikel 14 Algemene bouwregels is een bepaling opgenomen waarmee grotere maatvoeringen die afwijken van het plan en die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds aanwezig zijn, zijn toegelaten.
In Artikel 15 Algemene gebruiksregels zijn activiteiten opgenomen die voor alle bestemmingen als strijdig gebruik worden aangemerkt. Het gaat onder meer om het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming. Hierdoor wordt voorkomen dat opslag ontstaat van materialen die een negatieve uitstraling heeft op de omgeving. Voorzover opslag plaatsvindt in het kader van de bedrijfsvoering is deze toegestaan. Ook het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting. Hiermee wordt voorkomen dat gebouwen in de kom worden aangewend voor prostitutiedoeleinden. Het gebruik van een recreatiewoning of een bijbehorend ten behoeve van permanente bewoning. En het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'. Dit laatste is aan een voorwaardelijke verplichting gekoppeld waarbij een gewijzigd gebruik binnen een bestemming pas mag plaatsvinden als is voldaan aan de beleidsregels.
Algemene aanduidingsregels kent diverse algemene aanduidingsregels.
Er zijn zonevoorschriften opgenomen ter bescherming van hindergevoelige en kwetsbare objecten (zoals woningen, verzorgingshuizen en scholen) in de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie' en 'veiligheidszone - lpg'. Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken door middel van een omgevingsvergunning na een besluit hogere grenswaarde geluidhinder, danwel als wordt voldaan aan de wet- en regelgeving ten aanzien van externe veiligheid.
Met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden aldaar
mede bestemd voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit. Hier gelden beperkingen
ten aanzien van het bouwen en het gebruik.
[Met de 'overige zone - gemengde functies' wordt geregeld dat ter plaatse van die
aanduiding, behalve de daar aanwezige bestemmingen, tevens kleinschalige bedrijven,
detailhandel, dienstverlening en kantoren zijn toegelaten. Deze regeling is specifiek
opgenomen voor het dorpscentrum van Steenderen. Daar zijn centrumfuncties beperkt
aanwezig, maar biedt deze regeling wel de nodige flexibiliteit.]
In Artikel 17 Algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen om het legaal aanwezige dubbele bewoning toe te staan of te beperken.
In Hoofdstuk 4 van de planregels zijn de volgende Overgangs- en slotregels opgenomen.
In Artikel 18 Overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.
Artikel 19 Slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Buitengebied; verschuiving bestemmingen landgoed Zelle Hengelo met identificatienummer NL.IMRO.1876.BP01066-VG01 van de gemeente Bronckhorst.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is aangebouwd, dat architectonisch ondergeschikt is aan, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop en bed & breakfast.
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning, in bijbehorende bouwwerken en de bij de woning behorende gronden, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning, in bijbehorende bouwwerken en de bij de woning behorende gronden, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Daaronder niet begrepen prostitutie of een seksinrichting.
De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen, zoals steilranden en bodemtypen.
erf achter de lijn die het doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Activiteiten die gericht zijn op het bedrijfsmatig danwel hobbymatig voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen.
Gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden, niet zijnde een bedrijfswoning.
Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
De aan een gebied toegekende hoge, middelmatige of lage verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
De aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
Een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie, waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij er een gemeenschappelijke ruimte is waar de gasten een door de ondernemer bereide maaltijd (ontbijt) kunnen nuttigen.
Een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
De grens van een bestemmingsvlak.
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw, dat ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet aan het hoofdgebouw gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf of garagebox en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
De grens van een bouwvlak.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
De wijze van bouwen van een woning, te onderscheiden in vrijstaande woningen.
Een parkeerplaats op particulier terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht met voorzieningen, welke een goede en stevige ondergrond biedt voor een kampeerauto (camper) en die gedurende een beperkt aantal nachten wordt gebruikt als verblijfsplaats.
Een niet-omgevingsvergunningplichtige ruimte, niet zijnde een gebouw (waaronder een stacaravan), in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders en bedoeld om achter een personenauto voortbewogen te worden;
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.
Het verkopen van producten, die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd.
Het verkopen van plaatselijk gekweekte of vervaardigde producten op een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met een nevenfunctie, als ondergeschikte nevenactiviteit, aan personen die deze producten kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels.
Het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik.
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
Een terrein dat gebruikt wordt voor jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteiten met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken.
Gebruik van grond als schraal grasland of graanakker (m.u.v. mais).
Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, boerengolf en fietsen.
Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, 50).
Een agrarisch bedrijf waarbij het telen van gewassen in kassen plaatsvindt.
Een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan of trekkershut zijnde, bestemd om uitsluitend door minimaal 12 personen, die het hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar uitsluitend te worden bewoond in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie.
Agrarische bedrijfsvoering gericht op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond, bijvoorbeeld melkveehouderijen en akkerbouw.
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. In het geval er in bestaande situaties volgens de geldende bestemming sprake is van één of meerdere (bedrijfs)woningen op een bouwperceel, wordt het gebouw waarbinnen deze (bedrijfs)woning(en) is/zijn gesitueerd als hoofdgebouw aangemerkt.
Een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
Een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
dat terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het hele jaar aanwezig mag zijn, alsmede voor exclusief gebruik door de gebruikers van dat kampeermiddel.
Een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°.
Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein.
Een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen.
Een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van minimaal 16 en maximaal 30 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten, niet zijnde een minicamping.
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
Een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen – diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden waarbij beperkte grondopslag op het bedrijfsterrein mogelijk is.
Afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw, al of niet ondersteund.
Een bouwwerk waar mestopslag plaatsvindt van één of meerdere agarische bedrijven;
Een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van maximaal 15 mobiele kampeervoertuigen en/of tenten.
Een tentwagen, een kampeerauto of een caravan (geen stacaravan zijnde), die uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt wordt uitsluitend voor recreatieve doeleinden.
Bos en natuurterreinen waar de kwaliteit van deze terreinen vraagt om een goede grondwatersituatie en eventueel een kwelstroom van voldoende mate van kwaliteit.
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
Activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel.
Een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.
Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
Het geheel of gedeeltelijk omzetten en/of uitbreiden van een grondgebonden agrarisch bedrijf in een intensieve veehouderij.
Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken (< 1 m), balkons (< 5 m2), erkers (<7 m3), dakkapellen (< 7 m3) en liftschachten.
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk, geen gebouw zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.
Het reconstructieplan Achterhoek en Liemers, zoals bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;
Wet van 31 januari 2002, houdende regels inzake de reconstructie van de concentratiegebieden;
Een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige voorziening met een dagrecreatief karakter, zoals zwembad of tennisbaan.
Een recreatiewoning deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere recreatiewoningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.
Een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden. Hieronder wordt tevens verstaan een chalet en een vakantiehuisje.
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
Een bouwwerk – geen mestopslagplaats zijnde – voor het opslaan van agrarische producten ten behoeve van de veehouderij en/of kuilvoer.
Een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.
Kassen, waarin producten worden geteeld die een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale agrarische bedrijfsactiviteit.
Ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen-, en boomteelt, te onderscheiden in de volgende categorieën:
Een gebouw met een eenvoudige constructie, uitsluitend bestemd voor recreatief nachtverblijf zonder sanitaire voorzieningen.
Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een als vergroting van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, hetwelk door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en daar in architectonisch opzicht ondergeschikt aan is, maar in functioneel opzicht wel deel uitmaakt van dat hoofdgebouw.
De oppervlakte van een ruimte, die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/ bewerken van producten.
Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van een intensieve veehouderij mogelijk is, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.
Een agrarisch bedrijf met zodanig omvang en/of structuur dat redelijkerwijs verwacht mag worden, dan wel aantoonbaar is, dat tenminste één persoon een volledige dagtaak heeft met het beheer van het bedrijf, de verzorging van het vee en de bewerking van het land.
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
De naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een , (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.
De lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel).
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, zoals gewijzigd bij de Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007, 271 (grondexploitatie), inclusief de door de Tweede Kamer op 1 januari 2008 aanvaarde wijzigingen in het kader van de Invoeringswet (TK 2007-2008, 30 938, A).
Een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
De gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1, teneinde buiten het bouwvlak een schuilgelegenheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a., teneinde buiten het bouwvlak een sleufsilo toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder d, teneinde buiten het bouwvlak een paardenbak toe te staan ten behoeve van deze bestemming dan wel de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Situering binnen het bouwvlak danwel het bestemmingsvlak 'Wonen' is redelijkerwijs niet mogelijk.
Indien een paardenbak ten behoeve van deze bestemming wordt toegestaan, dan wordt de paardenbak aansluitend aan het eigen bouwvlak opgericht; indien een paardenbak ten behoeve van de bestemming 'Wonen' wordt toegestaan, dan wordt de paardenbak aansluitend of binnen een afstand van 50 m van dat bestemmingsvlak 'Wonen' opgericht.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, als opgenomen in 3.2, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 ten behoeve van het opslaan van hooibalen buiten de aanduiding 'bouwvlak' gedurende een periode langer dan 6 weken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
De in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan voor:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een aanduiding ten behoeve van een recreatieve route op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:
De gronden zijn tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden, zoals:
De gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in4.2.1 teneinde buiten het bouwvlak een schuilgelegenheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder a., teneinde buiten het bouwvlak een sleufsilo toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder d, teneinde buiten het bouwvlak een paardenbak toe te staan ten behoeve van deze bestemming dan wel de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, als opgenomen in 3.24.2, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 ten behoeve van het opslaan van hooibalen buiten de aanduiding 'bouwvlak' gedurende een periode langer dan 6 weken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:
Het in 4.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
De in 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een aanduiding ten behoeve van een recreatieve route op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:
Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduiding zijn de onder 'omschrijving' opgenomen functies toegestaan. Daarnaast dient voldaan te worden aan de overige bepalingen in de tabel, behorend bij de betreffende aanduiding:
Aanduiding | Adres | Omschrijving | Maximaal toegestane oppervlakte in m2 | Maximum aantal bedrijfswoningen, anders dan 1 | ||
sb-56 | specifieke vorm van bedrijf - 56 | Beunksteeg 2/2a en 4 | Loonwerkbedrijf | 4308 | 2 |
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn agrarische bedrijven toegestaan. Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.
De gronden zijn tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden in de EHS, zoals:
De gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
Maximaal 350 m² van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenfuncties, met uitzondering van de categorie 'Verblijfsrecreatie', zoals bedoeld in Bijlage 1 mits:
Een niet-grondgebonden veehouderij(tak) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'IV' Ten aanzien van een niet-grondgebonden intensieve veehouderij(tak) geldt het volgende:
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het 'bouwvlak'.
In afwijking van het bepaalde in 5.2.2 gelden voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen:
Herbouw van bestaande bedrijfswoningen is, voor zover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, zijnde uitsluitend aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, bij woningen, gelden de volgende bepalingen:
Bedrijfsgebouwen dienen te voldoen aan de volgende maatvoering:
Voor het bouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij(tak) binnen het bouwvlak, geldt het volgende:
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de landschaps- en natuurwaarden, als bedoeld in 5.1.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2, teneinde buiten het bouwvlak een schuilgelegenheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.6, teneinde de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.7, teneinde de bebouwde oppervlakte te vergroten voor een intensieve veehouderij(tak) in extensiveringsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.9 onder d, teneinde buiten het bouwvlak een paardenbak toe te staan ten behoeve van deze bestemming dan wel de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, als opgenomen in 5.2, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde toegelaten functies voor milieuhygiënisch vergelijkbare functies, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bestaande minicampings en bestaande kleinschalige kampeerterreinen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Algemene criteria minicamping:
Specifieke criteria bestaande minicampings of kleinschalige kampeerterreinen:
Specifieke criteria nieuwe minicampings of uitbreiden tot kleinschalige kampeerterreinen:
Specifieke criteria, in aanvulling op het bepaalde onder a, ten behoeve van minicamping of kleinschalig kampeerterrein buiten het bouwvlak:
Indien de minicamping of het kleinschalige kampeerterrein niet volledig binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak 'Wonen' kan worden gerealiseerd, kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen om de standplaatsen in aansluiting op het bouwvlak of het bestemmingsvlak te realiseren.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gebruik van gronden ten behoeve van groepskamperen of een bed&breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels teneinde een combinatie van recreatieve activiteiten als nevenfunctie, als bedoeld in Bijlage 1 Toegelaten functies, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Binnen het kader van deze omgevingsvergunningsmogelijkheid is het mogelijk de ene bestaande recreatieve functie om te zetten in een andere recreatieve functie.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels teneinde in karakteristieke/monumentale gebouwen en overige gebouwen, nevenfuncties als hieronder genoemd, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.1 ten behoeve van het opslaan van hooibalen buiten de aanduiding 'bouwvlak' gedurende een periode langer dan 6 weken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren
die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:
Het in 5.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
De in 5.7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde het aangeduide 'bouwvlak' te vergroten en/of van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied ontwikkelingslocaties' het aangeduide 'bouwvlak' ten behoeve van intensieve veehouderij te vergroten en/of van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een concentratie van intensieve veehouderijtakken van één bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Natuur' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming 'Wonen' op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde in karakteristieke/ monumentale gebouwen en overige gebouwen een grotere oppervlakte aan nevenfuncties, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een bestemming op te nemen die past bij de onderstaande toe te laten functies, teneinde in karakteristieke/ monumentale gebouwen en overige gebouwen een nieuwe hoofdfunctie, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een aanduiding ten behoeve van een recreatieve route op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde gebouwen aan te wijzen als karakteristiek of monumentaal gebouw, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een gezamenlijke mestopslag buiten het bouwvlak mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Een gebouw dient te voldoen aan de volgende bepalingen:
Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 ten behoeve van het oprichten van schuilgelegenheden, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van PM
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:
Het in 6.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
De in 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de bestemming Natuur op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:
Uitsluitend zijn toegestaan één gebouw en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Voor het bouwen van het gebouw gelden de volgende regels:
Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 ten behoeve van het oprichten van schuilgelegenheden, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die mogelijk gevolgen hebben voor bodemstructuur, het bodemniveau, het landschap en de waterhuishouding:
Het in 7.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
De in 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voorzover door de werken en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde een aanduiding ten behoeve van een recreatieve route op te nemen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor recreatieve doeleinden in de vorm van recreatiewoningen en stacaravans met bijbehorende voorzieningen.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:
Voor recreatiewoningen en stacaravans gelden de volgende bepalingen:
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Per bestemmingsvlak is maximaal één recreatiewoning/ stacaravan toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal woningen' het met deze aanduiding aangegeven aantal als maximum aantal recreatiewoningen en/of stacaravans betreft.
Voor recreatiewoningen gelden de volgende maatvoeringseisen:
Voor stacaravans gelden de volgende maatvoeringseisen:
Bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1:
Voor bed&breakfast gelden de volgende bepalingen:
Uitsluitend zijn toegestaan hoofdgebouwen in de vorm van woningen en bij de woning behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
Herbouw van bestaande woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk, uitsluitend zijnde aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bij woningen, gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van overkappingen bij woningen, niet zijnde hooibergen, gelden de volgende bepalingen:
Voor hooibergen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.4, teneinde verplaatsing van een woning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.5, teneinde een grotere bebouwde oppervlakte toe te staan. Dit dient in combinatie te gaan met sloop van met vergunning/ legaal gebouwde gebouwen. Hierbij geldt dat karakteristieke bebouwing behouden blijft. De regeling is als volgt:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels genoemde maten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
Het gebruik van een woning en/of bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn mits voldaan wordt aan het volgende:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bestaande en nieuwe minicampings en kleinschalige kampeerterreinen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Algemene criteria:
Algemene criteria minicamping:
Specifieke criteria bestaande minicampings of kleinschalige kampeerterreinen:
Specifieke criteria nieuwe minicampings of uitbreiden tot kleinschalige kampeerterreinen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels teneinde een combinatie van recreatieve activiteiten als nevenfunctie, als bedoeld in bijlage 'Toegelaten functies' toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Binnen het kader van deze omgevingsvergunningsmogelijkheid is het mogelijk de ene bestaande recreatieve functie om te zetten in een andere recreatieve functie.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde deze bestemming te wijzigen teneinde een andere bouwwijze toe te staan, dan de bestaande, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde recreatieve verblijfsdoeleinden te kunnen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde extra woningen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 10.2.1 onder a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde in 10.2.1 onder a geldt niet indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in 10.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in 10.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door;
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 11.2.1 onder a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde in 11.2.1 onder a geldt niet indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in 11.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in 11.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door;
.
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 12.2.1 onder a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bepaalde in 12.2.1 onder a geldt niet indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in 12.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in 12.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door;
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onverminderd het in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen geen bouwwerken worden opgericht in de navolgende zones:
Ten aanzien van de in 'Verkeer' onderscheiden en als zodanig aangeduide categorieën van wegen gelden de volgende zones:
De onder 14.1.1 onder b weergegeven zones zijn niet van toepassing op bestaande gebouwen die daarvan afwijken, mits bij herbouw of uitbreiding van het betreffende gebouw de bestaande afstand tot de as van de weg gelijk blijft, waarbij voor de onderscheiden wegen een uiterst minimum geldt van:
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van ingebruikname van van gronden of bouwwerken geldende Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst;
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van ingebruikname van gronden of bouwwerken geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'.
Indien ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - aanlegvergunning landgoed' een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is vereist, dan geldt aanvullend de voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed niet onevenredig mogen worden aangetast.
Indien ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen' een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is vereist, dan geldt aanvullend de voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden open gebieden waaronder essen niet onevenredig mogen worden aangetast.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde meerdere woningen binnen één hoofdgebouw toe te kunnen staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het voorgeschreven aantal woningen binnen één hoofdgebouw als bedoeld in de artikelen bedrijfswoning onder b, bedrijfswoning onder c, 5.2.3 onder b, bedrijfswoning onder a, bedrijfswoning onder a en 9.2.3 onder a te kunnen verminderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van 18.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 18.1.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in 18.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 18.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in 18.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in 18.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestemmingen Zone Structuurvisie |
Agrarisch | Agrarisch met waarden - Landschap | Agrarisch met waarden - Natuur en landschap | |
Multifunctioneel gebied | Multifuctioneel gebied met landschapswaarden | EHS-verweving / EHS-verbinding | Gebiedsgebonden | |
Functies | ||||
1. Verblijfsrecreatie | Uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning in afwijking van de gebruiksregels. | |||
* minicampings | Ja | |||
* recreatieappartementen | Ja | |||
* bed & breakfast | Ja | |||
* groepsaccomodatie | Ja | |||
* recreatiewoningen | Ja | |||
2. Dagrecreatie | ||||
* catering1 | N/H | N/H | N | Ja |
* café1 | N/H | N/H | N | |
* restaurant1 | N/H | N/H | N/H | Ja |
* eethuis1 | N/H | N/H | N/H | Ja |
* ijssalon1 | N/H | N/H | N/H | Ja |
* terras/theetuin1 | N/H | N/H | N/H | Ja |
* theeschenkerij1 | N/H | N/H | N/H | Ja |
* bezoekerscentrum | N/H | N/H | N/H | Ja |
* paardenpension/stalling | N/H | N/H | N/H | Ja |
* sauna | N/H | N/H | N/H | Nee |
* verhuur van: | ||||
- paarden | N | N | Ja | |
- fietsen | N | N | N | Ja |
- kano's | N | N | N | Ja |
- trapauto's | N | N | N | Ja |
3. Zorg | ||||
* sociale nevenfunctie op agrarisch bedrijf (resocialisatie, therapie, gehandicapten) | N/H | N/H | N/H | |
* individuele (para)medische of therapeutische praktijk | N/H | N/H | N/H | Ja |
* privékliniek | N/H | N/H | N/H | |
* kuuroord | N/H | N/H | N/H | Ja |
* dagverblijf | N/H | N/H | N/H | Ja |
* groepspraktijk | N/H | N/H | N/H | Ja |
4. Opslag | ||||
* caravans / boten | N/H | N/H | N | Ja |
* inboedel | N/H | N/H | N | Ja |
* overige opslag | N/H | N/H | N | Ja |
5. Overige functies | ||||
Landbouw verwante functies | ||||
Agrarische hulpbedrijven | ||||
* loonbedrijven | N/H | N/H | - | Ja |
* drainagebedrijven | N/H | N/H | - | Ja |
* veehandelsbedrijven | N/H | N/H | - | Ja |
toeleverende bedrijven | ||||
* spermabank | N/H | N/H | N | Nee |
* foeragehandel | N/H | N/H | N | Nee |
* zaai en pootgoed | N/H | N/H | N | Ja |
* opslag agrarische producten | N/H | N/H | N | Ja |
* hoefsmederij | N/H | N/H | N | Ja |
semi-agrarische bedrijven | ||||
* hoveniersbedrijven | N/H | N/H | N/H | Ja |
* boomverzorgingsbedrijven | N/H | N/H | N/H | Ja |
* natuur- en landschapsbeheer | N/H | N/H | N/H | Ja |
* bosbouwbedrijven | N/H | N/H | N/H | Ja |
* tuincentrum | N/H | N/H | - | Nee |
* vis- escargot- wormkwekerij | N/H | N/H | N/H | Ja |
manege | N/H | N/H | N/H | Ja |
huifkarcentrum | N/H | N/H | N/H | Ja |
Aan huis verbonden beroepen | ||||
dierenarts | N/H | N/H | N/H | Ja |
atelier | N/H | N/H | N/H | Ja |
overige aan huis verbonden-beroepen | N/H | N/H | N/H | Ja |
Medisch (verwante) dienstverlening | ||||
dierenkliniek | N/H | N/H | N/H | Nee |
Overige dienstverlening | ||||
cursuscentrum | N/H | N/H | N/H | Nee |
crêche / peuterspeelzaal | N/H | N/H | N/H | Nee |
museum / tentoonstellingsruimte | N/H | N/H | N/H | Ja |
dierenasiel / pension | N/H | N/H | N/H | Nee |
kappersbedrijf | N/H | N/H | N/H | Nee |
computerservicebedrijf | N/H | N/H | N/H | Nee |
adviesbureau | N/H | N/H | N/H | Ja |
geluids- en/of TV-studio | N/H | N/H | N/H | Nee |
post- en koeriersdiensten | N/H | N/H | N/H | Nee |
telecommunicatie | N/H | N/H | - | Nee |
antiekhandel | N/H | N/H | N/H | Nee |
kunsthandel | N/H | N/H | N/H | Nee |
Ambachtelijke landbouwproduktverwerkende bedrijven | ||||
- slagerij | N | N | N | Ja |
- vleesverwerking | N | N | N | Ja |
- zuivelverwerking | N | N | N | Ja |
- plantaardige produktverwerking |
N | N | N | Ja |
- imkerij | N/H | N/H | N/H | Ja |
- palingrokerij | N/H | N/H | N/H | Ja |
- wijnmakerij | N/H | N/H | - | Ja |
- ijsmakerij | N/H | N/H | N/H | Ja |
- bierbrouwerij | N/H | N/H | N/H | Nee |
- riet- en vlechtwerk | N/H | N/H | N/H | Nee |
Overige ambachtelijke bedrijven | ||||
bouwbedrijven | N/H | N/H | N | Nee |
- schildersbedrijven | N/H | N/H | N | Nee |
- glas in lood zetterijen | N/H | N/H | N | Nee |
- installatiebedrijven | N/H | N/H | N | Nee |
- electrotechnisch installatiebedrijf |
N/H | N/H | N | Nee |
- dakdekkersbedrijf | N/H | N/H | N | Nee |
- rietdekkersbedrijf | N/H | N/H | N | Ja |
houtbewerkingsbedrijven | N/H | N/H | N | Nee |
- houtzagerij en -schaverij | N/H | N/H | N | Ja |
- speeltoestellenfabricage | N/H | N/H | N | Nee |
lasinrichtingen / bankwerkerijen | N/H | N/H | N | Nee |
vervaardigen medische instrumenten / precisie-instrumenten en orthopedische artikelen | N/H | N/H | N | Nee |
meubelmakerij / restauratie | N/H | N/H | N | Nee |
meubelstofferderijen | N/H | N/H | N | Nee |
vervaardigen en reparatie sieraden | N/H | N/H | N | Nee |
vervaardigen en reparatie muziekinstrumenten | N/H | N/H | N | Nee |
spel- en speelgoedfabricage | N/H | N/H | N | Nee |
textiel | ||||
- spinnen en weven van textiel | N/H | N/H | N/H | Nee |
- vervaardigen van textielwaren |
N/H | N/H | N/H | Nee |
- kledingvervaardiging | N/H | N/H | N/H | Nee |
reparatiebedrijven gebruiksgoederen | N/H | N/H | N/H | Nee |
pottenbakkerij | N/H | N/H | N/H | Nee |
natuursteenbewerking beeldhouwerij | N/H | N/H | N/H | Nee |
zeefdrukkerij | N/H | N/H | N/H | Nee |
grafische bedrijven | N/H | N/H | N/H | Nee |
verkoop eigen agrarische producten | N | N/H | N/H | Ja |
Artikel 1 Waarde - Archeologie
1.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
1.2 Bouwregels
1.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
1.2.2 Advies archeoloog
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 1.2.1 sub a, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
1.2.3 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde onder 1.2.1 sub a geldt niet indien:
1.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
1.4.1 Vergunningplicht
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder 1.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
1.4.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de onder 1.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
1.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning