Konijnenburg Groep

4e partiële herziening
Bestemmingsplan Kern Maasland 2008: ‘t Wijland

Status: vastgesteld
Datum: 26 mei 2015
imro: NL.IMRO.1842.bo14ML02-va01

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan “4e partiële herziening Kern Maasland 2008: ’t Wijland” met identificatienummer NL.IMRO.1842.bo14ML02-va01 van de gemeente Midden-Delfland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of bepaalde figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijk uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bevoegdheden

afwijkingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder c., van de Wet ruimtelijke ordening;

bevoegdheid tot stellen van nadere eisen: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan van burgemeester en wethouders tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;

burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland;

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen, en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw en kapverdiepingen;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.20 dakopbouw

elke constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.23 erfscheiding

de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn;

1.24 gebouw

een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.26 gestapelde woningen

meer dan één wooneenheid in één complex waarvan de private toegang tot de wooneenheid niet op de gelijkvloerse verdieping gelegen is, maar ontsloten wordt via een centrale trappenhal, overloop of galerij;

1.27 groenvoorzieningen

groenschermen van opgaande beplanting, bermbeplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben;

1.28 hoofdgebouw

een gebouw dat door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.29 kamerbewoning

het opsplitsen van een woning in meerdere zelfstandige wooneenheden welke worden verhuurt aan diverse huishoudens;

1.30 kantoor-/praktijkruimte

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.31 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30 graden en minder dan 65 graden;

1.32 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.33 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatiehuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor de telecommunicatie is hieronder niet inbegrepen;

1.34 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.35 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 overkapping

een overig bouwwerk omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.37 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.38 peil

voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang of in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.39 plangebied

het grondgebied van de gemeente waarop het bestemmingsplan betrekking heeft;

1.40 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, seksbioscoop, sekstheater, sekswinkel, seksautomatenhal, seksclub of parenclub;

1.41 stedenbouwkundige

de binnen de gemeente Midden-Delfland werkzame en/of aangewezen stedenbouwkundige;

1.42 tuinmeubilair

voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.43 verkeerskundige

de binnen de gemeente Midden-Delfland werkzame en/of aangewezen verkeerskundige;

1.44 voorgevel

de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.45 voorgevelrooilijn

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing;

1.46 waterbeheerder

het Hoogheemraadschap van Delfland;

1.47 woning

een complex van ruimten dat blijkens indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een gezinshuishouden;

1.48 woongebouw

een gebouw dat één of meer woningen bevat;


Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand

bij het meten worden afstanden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.


Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer - Verblijfsgebied” (V-VB) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en onderdoorgangen met een functie voor verblijf en verplaatsing;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. parkeerplaatsen;
  4. bij deze functie behorende bermen, beplanting, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, abri’s, groen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels:
  1. de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt maximaal 7,00 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, bedraagt maximaal 3,00 meter.



Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Water” (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wateraanvoer en waterafvoer;
  2. waterberging;

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeing, duikers en bruggen worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels:
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter.



Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, met eventueel daarbij behorende aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. bij deze functie behorende erven;
  3. bij deze functie behorende parkeervoorzieningen;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend hoofdgebouwen met de daarbij bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende bouwregels ten aanzien van:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd als:
  3. b.1 rijwoningen met een maximum van 15 woningen;
    b.2 binnen de bouwaanduiding ‘gestapeld’ [gs] gestapelde woningen met een maximum van 3 woningen;
  4. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 6 meter;
  5. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 10 meter;
  6. de bouwhoogte van het hoofdgebouw binnen de bouwaanduiding ‘gestapeld’ [gs] bedraagt maximaal het aantal meter dat is weergegeven op de planverbeelding.
  7. 5.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

    Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
  8. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 50 m2, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlak van niet minder dan 15 m2 van het bouwperceel onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  9. in afwijking van het bepaalde onder f mag het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken 80 m2 bedragen, indien het oppervlak van de bij het hoofdgebouw behorende gronden ten minste 250 m2 bedraagt;
  10. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
  11. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedraagt maximaal 5 meter;
  12. de diepte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van de diepte van het hoofdgebouw;
  13. balkons en dakterrassen op bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
  14. ter hoogte van de bouwaanduiding ‘gestapeld’ [gs] zijn maximaal 3 garageboxen toegestaan met dien verstanden dat deze achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw zijn gelegen.
  15. de bouwhoogte van de garageboxen binnen de bouwaanduiding ‘gestapeld’ [gs] bedraagt maximaal het aantal meter dat is weergegeven op de planverbeelding.
  16. 5.2.3 Overige bouwwerken

    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels
  17. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste:
    • 1 meter voor erf- en terreinafscheiding voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2 meter voor erf- en terreinafscheiding elders;
    • 2 meter voor tuinmeubilair;
    • 3 meter voor overige bouwwerken.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Aan huis gebonden beroepen

Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voor zover:
  1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het oppervlak van het hoofdgebouw inclusief de bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m2;
  3. ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  4. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  5. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
  6. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer net niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonder beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  7. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan.

5.4 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e om de bouwhoogte van het hoofdgebouw binnen de bouwaanduiding ‘gestapeld’ [gs] te verhogen naar maximaal 14 meter met dien verstande dat:
  1. de hoofdingang van het hoofdgebouw niet aan de zijde van de kopgevel aan de ’s-Herenstraat is gesitueerd maar meer richting het achtererf en de technische uitvoering van de realisering van 3 appartementslagen in het geding komt door de wijze van meten vanuit het peil.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

5.5.1 Bouwen van twee onder-één-kap woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bouwaanduiding ‘gestapeld’ [gs] op de planverbeelding en in artikel 5 van deze regels te vervangen door de bouwaanduiding ‘twee-aaneengeschakeld’ [tae] voor het realiseren van twee-onder-één kapwoningen met dien verstande dat:
  1. het aantal twee-onder-één kap woningen maximaal 2 bedraagt;
  2. advies wordt ingewonnen bij de stedenbouwkundige van de gemeente;
  3. voor het gebruik en het bouwen het bepaalde in artikel 5 overeenkomstig van toepassing is.



Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Bouwen volgens de onderliggende bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
  3. b.1 de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    b.2 de betrokken archeologische waarde, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  5. c.1 vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    c.2 een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    c.3 een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

6.3 werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde – Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een andere wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  6. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  8. het aanleggen en verwijderen van verharding ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

  9. Met uitzondering van:

  10. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
  11. werken en werkzaamheden een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  12. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  13. Werken en werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
  14. De werken en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 6.2 zijn slechts toelaatbaar indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologische onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar indien:
  15. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  16. de betrokken archeologische waarde, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde-Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen indien:
  1. Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.



Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waterstaat - Waterkering” (WS-WK) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. de waterhuishouding, wateraanvoer en –afvoer;
  2. instandhouding van waterkeringen en bijbehorende beschermingszone(s);
  3. bij deze functie behorende waterstaatkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Bouwen volgens de onderliggende bestemming

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemmingen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in onderdeel 7.2 indien de bij de betrokken bestemmingen behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning wint burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.


Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Parkeren

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien wordt voorzien in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen. Bij zowel de rijwoningen als de gestapelde woningen dienen minimaal 1,5 parkeervoorzieningen per woning te worden gerealiseerd.


Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:
  1. afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10 %;
  2. Overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technische betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en de oppervlakte van het bouwvlak mag met ten hoogste met 10% worden vergrooat.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.


Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag ten hoogste 10% worden vergroot.


Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.


Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
  3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in 13.2a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder 13.2a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. het bepaalde onder 13.2a, is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.



Artikel 14 Slotregels

14.1 Vervangen bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt in zijn geheel of gedeeltelijk de volgende bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:
  • het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Kern Maasland 2008’, zoals vastgesteld door de raad van gemeente Midden-Delfland op 19 mei 2009.

14.2 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “4e partiële herziening Bestemmingsplan Kern Maasland 2008: ’t Wijland”, van de gemeente Midden-Delfland.


Copyright ©2014 Konijnenburg Groep - Disclaimer - Algemene voorwaarden