Plan: | Dijckerwaal fase 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2obp-VA01 |
het bestemmingsplan Dijckerwaal fase 2 met identificatienummer NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2obp-VA01 van de gemeente Westland.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een onderneming die is of kan zijn gevestigd in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon die in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken.
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen.
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één of meerdere personen van wie de huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein daar noodzakelijk is.
een cluster van aaneengesloten percelen bestemd voor bedrijven, dienstverlening en de daarbij behorende voorzieningen.
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of vergund zijn om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
een constructie die ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, en die vrij ligt in het hellend dakvlak.
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw of de betreffende woning.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
een detailhandelsbedrijf nader te onderscheiden in de volgende branchegroepen:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaars-kantoren en bankfilialen.
al dan niet bebouwd perceel die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
bedrijven als bedoeld in artikel 41, lid 3 van de Wet geluidhinder in verbintenis met artikel 2.1, lid 3, en bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken of vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
een onderneming gericht op de vrijetijdsbesteding, waaronder begrepen detailhandel, horeca, recreatie, sport, care en daarmee naar aard gelijk te stellen activiteiten.
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de genoemde functie, exclusief de hieraan ondersteunende voorzieningen (zoals keuken, uitgifteruimte, toiletten en dergelijke).
voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
een kantoor dat ter plaatse rechtstreeks verbonden is aan en ten dienste staat van een bedrijf.
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.
een overig bouwwerk voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
het peil:
inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals:
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn.
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing of daar waar deze op de planverbeelding is aangegeven met een gevellijn
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
De voor “Bedrijf” (B) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent situering van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht-)verkeer, met dien verstande dat:
Voor het gebruik van de gronden in het algemeen gelden de volgende regels:
Het is verboden de gronden gelegen buiten het achtererfgebied te gebruiken voor de opslag van goederen.
Burgemeester kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
De voor “Groen” (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor de nieuwe ontsluiting van de Dijckerwaal via de woonwijk die in artikel 10 van deze regels wordt mogelijk gemaakt, door de bestemming “Groen” te wijzigen in de bestemming “Woongebied - 1”, als geregeld in artikel 10 van deze regels, met dien verstande dat:
De voor "Natuur" (N) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3 voor het kamperen door groepen met als doelstelling het onderhoud en beheer van het natuurgebied, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden.
Het is verboden op de gronden met de bestemming "Natuur" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 5.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.5.1 zijn alleen toelaatbaar:
De voor “Tuin” (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
De voor “Verkeer” (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden worden uitsluitend overige bouwwerken gebouwd, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte daarvan, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, 3 m bedraagt.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor de nieuwe ontsluiting van de Dijckerwaal via de woonwijk die in artikel 10 van deze regels wordt mogelijk gemaakt, door de bestemming “Verkeer” te wijzigen in de bestemming “Woongebied - 1”, als geregeld in artikel 10 van deze regels, met dien verstande dat:
De voor “Water” (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
De voor “Wonen” (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
en gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding – 1” [sba-1] gelden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ter plaatse van de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding – 1” [sba-1] gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, geldt de regel, dat voor het creëren van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in het Westlands verkeer en vervoersplan, zoals dit als Bijlagen regels van deze regels onlosmakelijk deel uitmaakt van de planregels, en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
Op de gronden ter plaatse van de functieaanduiding “cultuurhistorische waarden” (cw) dient bij het verlenen van de omgevingsvergunning rekening te worden gehouden met de gemeentelijke monumenten-verordening.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2, onder f., voor het plaatsen van één zijgevel van een woning op een afstand van ten minste 2,50 m uit één van de zijdelingse perceelgrenzen, met dien verstande dat:
Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden onderneming toegestaan mits:
Voor het gebruik geldt de regel, dat voor het creëren van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in het Westlands verkeer en vervoersplan, zoals dit als Bijlagen regels van deze regels onlosmakelijk deel uit van de planregels, en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor een betere situering van woningbouw op de gronden met de bestemming “Woongebied - 2”, als geregeld in artikel 11 van deze regels, door de bestemming “Wonen” te wijzigen in de bestemming “Woongebied - 2”, met dien verstande dat:
De voor “Woongebied - 1” (WG-1) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
en gelden de volgende regels.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Indien hoofdgebouwen met bijbehorende tuinen en achtererfgebied direct grenzen aan de watergang, dan dient, indien de watergang een minimale breedte van 4 m heeft, een vrije ruimte van minimaal 1 m aanwezig te zijn bij de oever ten dienste van het onderhoud van de watergang.
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het creëren van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen gelden de volgende regels:
Voor het creëren van voldoende groen in de vorm van wijkgroen, buurtgroen, blokgroen en verkavelingsgroen, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1, onder e., voor het realiseren van hoofdgebouwen ter plaatse van de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding - zonder bebouwing” (sba-zbb), en wel indien is aangetoond dat ter plaatse een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden in verband met de geluidbelasting vanwege de nabijgelegen verkeerswegen.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.3, onder l., voor de bouw van een dakkapel met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1, onder c. en d., voor de bouw van architectonische elementen met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.4, onder a., voor de bouw van hogere erfafscheiding tussen de openbare weg en de zijerfgrens, met dien verstande dat:
Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden onderneming toegestaan mits:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
Het is verboden op de gronden met de bestemming “Woongebied - 1” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door burgemeester en wethouders, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 10.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.5.1 zijn alleen toelaatbaar indien die passen in het waterhuishoudingsbeleid van het Hoogheemraadschap van Delfland en indien deze vooraf daarover een positief advies heeft uitgebracht.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor de bouw van appartementen binnen de bestemming “Woongebied - 1”, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor de aanleg van een verkeersverbinding (bypass van de rotonde) door de bestemming “Woongebied - 1” te wijzigen in de bestemming “Verkeer” of de bestemmingen “Verkeer” en “Woongebied - 1”, als geregeld in artikel 7 en in dit artikel, met dien verstande dat:
De voor “Woongebied - 2” (WG-2) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
en gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, geldt de regel, dat voor het creëren van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in het Westlands verkeer en vervoersplan, zoals dit als Bijlagen regels van deze regels onlosmakelijk deel uitmaakt van de planregels, en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en bouwhoogte van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,50 m in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
Op de gronden is het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden onderneming toegestaan mits:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor een betere situering van woningbouw op grond van dit artikel, door de bestemming “Woongebied - 2” te wijzigen in bestemming “Wonen”, als geregeld in artikel 9 van deze regels, met dien verstande dat:
De voor “Leiding - Riool” (L-R) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse riool(pers)leiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook. In geval van strijdigheid gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen op deze gronden gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2, onder b., indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Leiding - Riool” zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 12.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en alvorens te beslissen schriftelijk advies is ingewonnen in bij de leidingbeheerder(s).
De voor “Leiding - Water” (L-W) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse waterleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook. In geval van strijdigheid gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen op deze gronden gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, onder b., mits:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Leiding - Water” zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 13.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het belang van de waterleiding daardoor niet onevenredig wordt geschaad en alvorens te beslissen schriftelijk advies is ingewonnen in bij de leidingbeheerder(s).
De voor “Waarde - Archeologie” (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
Op deze gronden mag worden gebouwd met dien verstande, dat indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, de bestemming “Waarde - Archeologie” prevaleert.
Op de gronden mogen ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) bouwwerken, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw-)regels, binnen de beschermingszone worden gebouwd, mits:
Indien uit het in lid 14.2.1, onder a., genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden als gevolg van het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, verbinden burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden te verrichten:
Het verbod als bedoeld in lid 14.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet worden verstoord.
Indien uit het in lid 14.3.3 genoemde archeologische onderzoek blijkt, dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de in lid 14.3.1 bedoelde kunnen worden verstoord, verbinden burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
Voor verlening van de omgevingsvergunning dienen burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies aan te vragen aan de archeologische deskundige van de gemeente Westland of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige, tenzij geen archeologisch onderzoek benodigd is.
De voor “Waterstaat - Waterkering” (WS-WK) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de waterkering. In geval van strijdigheid, gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2, onder b., indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor het verwijderen van de waterkering, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen voor het aanleggen van de waterkering, mits:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduiding geeft de maximale goot- dan wel bouwhoogte van gebouwen in meters aan.
Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is opgenomen, geldt voor de maximaal toelaatbare goot- dan wel bouwhoogte het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze planregels.
De in lid 17.1 bedoelde hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in lid 17.3, en door schoorstenen, trappenhuizen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwonderdelen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van overige bouwwerken gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 van deze planregels anders is bepaald:
erfafscheidingen: - tussen de openbare weg en 2 m achter de voorgevelrooilijn - erfafscheiding elders |
1, 00 m 2,00 m |
overkappingen | 3,00 m |
straatmeubilair | 3,00 m |
lichtmasten | 20,00 m |
antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes | 5,00 m |
overige bouwwerken | 2,00 m |
De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
Voor ondergrondse bouwwerken geldt dat:
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1, lid 1 onder c., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan:
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie” zijn de gronden primair bestemd voor bescherming van de mens tegen schadelijke geluidhinder, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, afkomstig van een industriegebied.
Op of in deze gronden mogen volgens de gebiedsaanduiding uitsluitend worden gebouwd overige bouwwerken die voor het tegengaan of beperken van de geluidhinder nodig zijn en waarvoor de maximale maten zijn gegeven in artikel 17, onderdeel 17.3, van deze regels.
Op of in de gronden mogen gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming of bestemmingen die op die gronden rust of rusten, mits deze de geluidhinder bouwtechnisch niet versterken en mits deze voldoende tegen de geluidhinder volgens de normen van de Wet geluidhinder zijn beschermd.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – LPG” zijn de gronden primair bestemd voor bescherming van de mens tegen gevaar afkomstig van gevaarlijke inrichtingen of gevaarlijke objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Op of in deze gronden mogen volgens de gebiedsaanduiding uitsluitend worden gebouwd overige bouwwerken die voor het tegengaan of beperken van het gevaar nodig zijn en waarvoor de maximale maten zijn gegeven in artikel 17, lid 17.3, van deze regels.
Op of in de gronden mogen gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming of bestemmingen die op die gronden rust of rusten, mits deze gebouwen of andere bouwwerken niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij op grond van onderzoek is aangetoond dat die objecten voldoen aan de wettelijke normen van plaatsgebonden risico en grondgebonden risico.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “geluidzone – munitie” zijn de gronden primair bestemd voor de bescherming van mens en dier tegen ontploffingsgevaar of brandgevaar vanwege de waarschijnlijke aanwezigheid van ondergrondse conventionele explosieven afkomstig van de Tweede Wereldoorlog.
Op of in deze gronden mogen volgens de gebiedsaanduiding uitsluitend worden gebouwd overige bouwwerken die voor het tegengaan van het gevaar, als bedoeld in lid 19.3.1, nodig zijn, die een maximale bouwhoogte van 3 m hebben en waarvoor voor het overige de algemene bouwregels gelden als gegeven in artikel 17, lid 17.3, van deze regels.
Op of in de gronden mogen gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming of bestemmingen die op die gronden rust of rusten, mits uit onderzoek is aangetoond dat zich in die gronden geen explosieven bevinden als bedoeld in lid 19.3.1.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “wetgevingzone – wijzigingsgebied 1” zijn de gronden primair bestemd voor het toepassen van de in artikel 10 opgenomen wijzigingsbevoegdheid met het oog op het realiseren van een bypass bij de rotonde op de Naaldwijkseweg.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “wetgevingzone – wijzigingsgebied 2” zijn de gronden primair bestemd voor het toepassen van de in artikelen 4 en 7 van deze regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden met het oog op de nieuwe ontsluiting van de Dijckerwaal via de woonwijk die in artikel 10 van deze regels wordt mogelijk gemaakt.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “wetgevingzone – wijzigingsgebied 3” zijn de gronden primair bestemd voor het toepassen van de in artikelen 9 en 11 van deze regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden met het oog op een betere situering van woningbouw die op grond van artikel 11 van deze regels wordt mogelijk gemaakt
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 van deze planregels deze bevoegdheid al is gegeven – met een omgevingsvergunning af te wijken van de planregels voor:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden, die onderdeel uitmaken van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, die onderdeel uitmaakt van dit plan, gelden de volgende procedureregels:
Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Overtreding van het bepaalde in artikel 18 van deze regels is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2°, van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik, zoals gegeven in lid 24.2, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Dijckerwaal fase 2.