Plan: | Tilligte, woningbouwlocatie 'Ten Dam' |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.TILBPTENDAM-0401 |
De gemeente Dinkelland heeft gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkeld dat op 27 mei 2008 is vastgesteld. In dat beleid zijn vrijstellingen opgenomen van de plicht tot het doen van een onderzoek. Deze vrijstelling zijn hierna weergegeven.
Op de verwachtingswaardenkaart, waarvan een fragment hierna in een afbeelding is weergeven, heeft het grootste gedeelte van de betrokken grond de aanduiding 'dekzandhoogten en –ruggen met een plaggendek'. De verwachting voor deze gebieden is hoog voor resten uit alle perioden. Archeologische resten zijn afgedekt door een plaggendek > 50 cm en zijn daardoor minder kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten zijn hierdoor goed geconserveerd.
Fragment archeologische verwachtingswaarden en advieskaart gemeente Dinkelland, met het
plangebied blauw omcirkeld
Karterend booronderzoek
Vanwege de omvang van het plangebied en de hoge verwachtingswaarde is door Arcadis een karterend booronderzoek uitgevoerd. De bevindingen van dat onderzoek zijn beschreven in het rapport van februari 2009 (projectcode/rapportnummer B01035.774962.022), zie bijlage 4.
Uit het onderzoek blijkt dat binnen het onderzoeksgebied zich waarschijnlijk een overwegend intact esdek bevindt, waarin in veel gevallen een ontginningslaag geconstateerd kan worden. Er zijn archeologische indicatoren aangetroffen (houtskool en aardewerk), met name in de ontginningslaag. Dit kan erop duiden dat de vindplaats en archeologiehoudende lagen waarschijnlijk nog deels intact zijn. Op locaties waar deze laag ontbreekt is de bodem mogelijk ernstiger verstoord.
Op basis van bovenstaande conclusies wordt aanbevolen proefsleuven aan te leggen op die locaties waar de bodem tot voorbij 100 cm – mv geroerd wordt. Dit kunnen locaties zijn waar funderingen of rioleringen worden aangelegd, maar ook de locaties voor de huizen indien de humeuze grond wordt afgegraven bij het bouwrijp maken. Voor het aanleggen van een proefsleuf dient een Programma van Eisen te worden opgesteld, dat door het bevoegd gezag of een senior KNA-archeoloog dient te worden getoetst en goedgekeurd.
Proefsleuvenonderzoek
Het proefsleuvenonderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 6. Uit dit onderzoek kwam het volgende naar voren.
De oude akkerlaag is aangelegd na het verdwijnen van de bewoning in de vroeg Romeinse tijd en voor de aanleg van het esdek in de late middeleeuwen of nieuwe tijd. Een preciezere datering is door gebrek aan goed dateerbaar materiaal niet te geven. De enige vondsten zijn de vele houtskoolspikkels. Deze zijn mogelijk afkomstig van het afbranden van de begroeiing, waarmee de grond werd vrijgemaakt voor akkerbouw. Tevens werd de arme zandbodem met houtskool verrijkt.
Er is voor wat betreft de overgang tussen het esdek en de oude akkerlaag een onderscheid tussen de oost- en de westzijde van het plangebied. Aan de westzijde zijn schopinsteken zichtbaar aan de onderzijde van het esdek. De onderliggende oude akkerlaag is beige tot licht bruingrijs van kleur. Aan de oostzijde zijn geen schopinsteken zichtbaar en is oude akkerlaag grijzer. De scheiding tussen de twee wordt gevormd door de sloot. Er wordt geconcludeerd dat aan oostzijde de oude akkerlaag is meegeploegd en vermengd met de onderzijde van het esdek. Dit heeft een andere kleur tot gevolg dan in het westen waar de twee lagen niet zijn vermengd. Deze vermenging heeft niet recent plaatsgevonden: er ligt een dunne intacte laag van het esdek onder het recent verstoorde esdek.
De sloot is duidelijk te dateren in de nieuwe tijd (waarschijnlijk 19de en mogelijk de 20ste eeuw) en doorsnijdt de esdeklagen tot in het dekzand. De sloot ligt op het laagste deel van het terrein en is als perceelgrens op de kadastrale minuut van 1832 afgebeeld.
In het plangebied heeft in de periode van de late ijzertijd tot de vroege Romeinse tijd een nederzetting gelegen. Mogelijk gaat de nederzetting terug in de midden ijzertijd. Of er sprake is van continue bewoning of bijvoorbeeld zwervende erven is op basis van de onderzoeksresultaten niet vast te stellen. De resten van de nederzetting zijn door latere landbouwactiviteiten en bioturbatie vrijwel geheel verstoord. Het is daarom
onwaarschijnlijk dat verder archeologisch onderzoek meer wezenlijk informatie oplevert. De vrijwel geheel verstoorde context wordt niet behoudenswaardig geacht.
Op basis van het onderzoek wordt gesteld dat zich in het plangebied geen behoudenswaardige archeologische waarden bevinden. Er is daarom een negatief selectieadvies gegeven. De gemeente heeft dit advies overgenomen. Op basis hiervan dient geen verdere archeologische zorg aan de vindplaats te worden besteed.