Plan: | Tilligte, woningbouwlocatie 'Ten Dam' |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.TILBPTENDAM-0401 |
De natuurwetgeving in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming. Hiertoe zijn twee wetten actief, respectievelijk de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. In beide wetten zijn naast het nationaal natuurbeschermingsbeleid ook tal van internationale verdragen en richtlijnen verankerd, zoals: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands-Conventie, Conventie van Bonn en CITES etc. Alle instrumenten tezamen vormen een stevig fundament voor de bescherming van de waardevolle Nederlandse natuur voor nu en in de toekomst.
Gebiedsbescherming (o.b.v. Natuurbeschermingswet)
Kern van de gebiedsbescherming wordt gevormd door het netwerk van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) die strikt beschermd zijn. Daarnaast zijn er ook nog tal van Beschermde Natuurmonumenten, de Nationale Landschappen, de Nationale Parken, is er de Ecologische Hoofdstructuur (Structuurschema Groene Ruimte en Nota Ruimte) en worden er in het kader van de Wetlands Conventie wetlands aangewezen. Het plangebied is niet gelegen in of nabij een Natura 2000-gebied. De gemeente Dinkelland kent de volgende Natura 2000 gebieden: Lonnekermeer (Habitatrichtlijn), Springendal en Dal van de Mosbeek (Habitatrichtlijn), Bergvennen & Brecklenkampseveld (Habitatrichtlijn), Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek (Habitatrichtlijn), Lemselermaten (Habitatrichtlijn) en Dinkelland (Habitatrichtlijn). De kortste afstand bedraagt circa 2,5 km (betreft gebied Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek). De andere gebieden liggen op grotere afstanden. Het plangebied is niet gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur zoals opgenomen in het Omgevingsvisie Overijssel.
Het plangebied ligt niet in, of in de invloedsfeer van de EHS of een beschermd natuurgebied. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteit wordt geconcludeerd dat de voorgenomen activiteit geen aantoonbaar significant negatief effect heeft op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS en andere beschermde natuurgebieden. Er hoeft geen natuurbeschermingsvergunning aangevraagd te worden, er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden voor het onderdeel ‘gebiedsbescherming’.
Soortenbescherming (o.b.v. Flora- en Faunawet)
De soortenbescherming kent naast de passieve wettelijke bescherming (het tegenhouden van verslechtering) met de Flora- en faunawet een actieve soortenbescherming via onder andere de soortenbeschermingsplannen (het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000-2004) en de rode lijsten.
In januari 2009 heeft Ecogroen BV een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Omdat de houdbaarheid van een dergelijk onderzoek circa 3 jaar bedraagt, is dit onderzoek door Natuurbank Overijssel geactualiseerd.
Het plangebied is door Natuurbank Overijssel nogmaals onderzocht op 28 november 2012 om vast te stellen of er beschermde planten en dieren aanwezig zijn in het plangebied en of er beschermde nesten, holen of vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig zijn, die door de uitvoering van de voorgenomen activiteiten vernield of verstoord worden en of de voorgenomen activiteit een negatief effect heeft op beschermde leefgebieden van dieren. Zie bijlage 7.
Het te realiseren plan wordt gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor het verstoren van soorten van tabel 1 van de Ff-wet geldt een algemene vrijstelling, idem voor soorten van tabel 2 mits er gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Alle soorten van tabel 3 zijn strikt beschermd, evenals bezette vogelnesten en jaarrond beschermde nesten en nestlocaties.
Er zijn in het plangebied geen soorten van tabel 2/3 van de Ff-wet vastgesteld. De inrichting en het toegepaste beheer maken het plangebied nagenoeg volledig ongeschikt voor soorten zoals vermeld in tabel 2/3, om zich te vestigen. Het plangebied maakt geen essentieel deel uit van het functionele leefgebied van vleermuizen. Het is mogelijk dat konijnen vaste verblijfplaatsen in de bulten zand in het plangebied hebben. Vanuit de algemene zorgplicht is een ieder verplicht daar rekening mee te houden (zie §6.5). Het is zeer goed mogelijk dat in de opgaande beplanting langs de randen van het plangebied vogels broeden. Er zijn alleen broedvogelsoorten te verwachten waarvan uitsluitend de bezette nesten beschermd zijn, niet de oude en verlate nesten en/of de nestplaatsen (bomen).
Het plangebied is volledig en onder goede omstandigheden onderzocht. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht, er hoeft geen ontheffing van de Ff-wet aangevraagd te worden.
Ook vanuit de Flora- en faunawet zijn er geen belemmeringen om het voorgenomen plan te kunnen realiseren.