direct naar inhoud van 3.8 Bodem
Plan: Mölnbekke, Ootmarsum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.OOTBPOUDEHENGEL-0401

3.8 Bodem

De bodemingrepen in het buitengebied hebben geen betrekking op een gevoelige functie en daarom is een bodemonderzoek hier niet noodzakelijk.

Woongebied

Verkennend onderzoek

Het woningbouwplan maakt daarentegen wel gevoelige functies mogelijk. In het kader hiervan is in 2006 door Mos Grondmechanica een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit bodemonderzoek bestaat uit een (historisch) vooronderzoek, een veldonderzoek met boringen en peilbuizen en een analytisch beoordeling van de bodemmonsters.

Bij meerdere boringen is gebroken puin aangetroffen in de bodem. Zintuiglijk zijn geen afwijkingen geconstateerd die duiden op een verontreiniging. In het samengestelde grondmonster zijn lichte verontreinigingen met PAK en EOX en minerale olie aangetroffen.

In het zintuiglijk schone mengmonster worden de streefwaarden niet overschreden.

In het zintuiglijk puinhoudende mengmonster zijn lichte verontreinigingen met lood, zink, PAK en minerale olie aangetroffen. In het mengmonster van de ondergrond met veen zijn lichte verontreinigingen met PAK en EOX aangetroffen Ook is in een peilbuis een lichte verontreiniging met zink en naftaleen aangetroffen.

De aangetoonde concentraties in de grond en het grondwater overschrijden de tussenwaarde niet. Een nader bodemonderzoek is niet nodig. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaan er voor wat betreft bodem geen bezwaren voor de uitvoering van voorgenomen plannen.

Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar de bijlage bodemonderzoek.

Aanvullend onderzoek

Op basis van eerder gevoerde onderzoeken is in december 2009 door Mos Grondmechanica een nader onderzoek uitgevoerd op een aantal verdachte deellocaties:

  • A. voormalige HBO-tank;
  • B. voormalige dieseltank;
  • C. voormalige opslag;
  • D. opgebracht slib, verdacht met minerale olieverontreiniging.

Voor de deellocatie B,C en D geldt dat op basis van zintuiglijke en/of analytische waarnemingen niet meer als verdacht kunnen worden beschouwd.

Voor deellocatie A wordt geconcludeerd dat ter plaatse sterk verontreinigd is van naar schatting 60 m2. Ook het grondwater is tot vlak boven de tussenwaarde verontreinigd.

In overleg met de provincie worden afspraken gemaakt over de sanering van de locatie.

Het aanvullend bodemonderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.