10.2 Bouwregels
Op de op de verbeelding (plankaart) voor
Detailhandel
aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
10.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel
41.1 (Bebouwingsgrenzen);
-
b. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen (inclusief de oppervlakte van kassen) mag niet meer bedragen dan de in de tabel hierna aangegeven maximale oppervlakte;
-
d.
adres
|
activiteit
|
toegestane oppervlakte (m2)
|
Buitenrot 1, Rijssen
|
tuincentrum
|
500
|
Deventerweg 79, Holten
|
verkoop tuingereedschap
|
1030
|
Dijkerhoekseweg 2 , Holten
|
bakkerij
|
600
|
Holterstraatweg 170, Rijssen
|
tuincentrum
|
2900
|
Jeurlinksweg 5, Holten
|
tuinmaterialenhandel
|
600
|
-
e. voor de goot- en bouwhoogte en de dakhelling gelden de volgende maten:
maximale goothoogte
|
6 m
|
maximale bouwhoogte
|
13 m
|
minimale dakhelling
|
15º
|
-
f. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
10.2.2 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:
-
a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding aantal bedrijfswoningen het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding (plankaart) aangegeven aantal;
-
c. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
-
d. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
-
e. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders, voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn,
met dien verstande dat:
-
1. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt, met dien verstande dat dit niet geldt voor vervangende nieuwbouw;
-
2. er geen sprake is van woningen die zijn aangewezen als rijks- dan wel gemeentelijk monument, waarbij sprake is van een afstand tot een andere woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) van minder dan 15 m, in welk geval niet meer dan 660 m3 is toegestaan.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning
Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:
-
a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aaneengebouwd;
-
b. de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk gebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 8 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet minder dan 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
-
d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, met dien verstande dat dit niet geldt voor vervangende nieuwbouw.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de bedrijfsvoering
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceels en erfafscheidingen, geldt de volgende regel:
-
a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogte:
bouwwerk
|
hoogte
|
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat vrijstaande overkappingen niet zijn toegestaan
|
3 m
|
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de bedrijfswoning
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceel- en erfafscheidingen, gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:
bouwwerk
|
hoogte
|
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
|
3 m
|
10.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:
-
a.
10.1 ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
-
1. uitsluitend is één paardrijbak per bedrijfswoning toegestaan;
-
2. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
-
3. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
-
4. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
-
5. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
-
6. lichtmasten niet zijn toegestaan.
-
b.
10.2.1 onder b en toestaan dat de afstand tot de perceelgrens wordt verkleind;
-
c.
10.2.1 onder c en toestaan dat de maximale oppervlakte voor kassen 4000 m2 bedraagt;
-
d.
10.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
-
e.
10.2.1 onder d en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 14 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
-
f.
10.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
-
g.
10.2.2 onder c en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt vergroot tot 6 m;
-
h.
10.2.2 onder e ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
-
i.
10.2.3 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m.
10.4.1 Afwegingskader
Een in
10.4
genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
b. de milieusituatie;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
e. de sociale veiligheid;
-
f. de externe veiligheid;
en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:
-
a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
-
b. seksinrichting of prostitutiebedrijf;
-
c. kampeerterrein en/of dagrecreatie;
-
d. boerderijkamers;
-
e. plattelandskamers;
-
f. meer dan één, al dan niet afhankelijk, huishouden;
-
g. bewoning van bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de bedrijfsvoering.
10.5.2 Uitzondering op strijdig gebruik
Het in artikel
10.5.1
vervatte verbod is niet van toepassing met betrekking tot:
-
a. lid a, opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering en dit uitsluitend plaatsvindt binnen het bouwvlak
-
b. lid g voor bewoning dat is ontstaan voor vaststelling van dit bestemmingplan;
10.5.3 Toegestaan gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:
-
a. bed & breakfast is in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
-
1. niet meer dan 4 kamers mogen worden verhuurd;
-
2. bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de bestemming
Wonen
indien het bedrijf is beëindigd en er reeds een vergunde bedrijfswoning aanwezig is binnen hetzelfde bestemmingsvlak.
10.7.1 Afwegingskader
De wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
-
b. de milieusituatie;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
e. de sociale veiligheid;
-
f. de externe veiligheid;
en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.