Plan: | Herveld, Hoge Veld |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.124HERVhogeveld-ONHE |
Er is een nieuw Waterhuishoudingsplan (LBA bv, nr. 30110507.WHP.01, d.d. 1 december 2011) voor het plangebied opgesteld.
In 2005 is reeds een waterhuishoudingsplan opgesteld voor de 3 woonerven (onderdeel van het plan De Woerden) aan de zuidzijde van Herveld-Noord. Het Waterschap heeft dit plan destijds goedgekeurd. Daarna is er een wijziging geweest in het stedenbouwkundig plan. Om toestemming te krijgen voor de wijziging is in 2007 het waterhuishoudingsplan geactualiseerd door Arcadis. Op basis van dat Waterhuishoudingsplan (Arcadis, nr. 110301/OF7/1Y7/000590/MR, d.d. 10 juli 2007) zijn de woonerven Terp en Hoeve aangelegd.
In 2011 is voor woonerf Het Hoge Veld een nieuw stedenbouwkundig plan vastgesteld. Dit wijkt sterk af van het vorige stedenbouwkundig plan. Ten opzichte van het vorig stedenbouwkundig plan komt er in het nieuwe plan meer bebouwing en meer openbaar verhard oppervlak.
Ten oosten van het plangebied ligt een watergang (Leigraaf) waarop hemelwater mag worden geloosd middels een geknepen afvoer. Deze overstortvoorziening is bij de realisatie van de plannen Terp en Hoeve reeds aangelegd. Bij controle van de overstortvoorziening moet rekening worden gehouden met de volgende uitgangspunten:
Ten zuiden en ten westen van het plan liggen watergangen die aansluiten op de Leigraaf. Deze watergangen maken onderdeel uit van het lokale watersysteem en mogen om die reden niet gedempt worden. Aan één zijde van de watergangen dient een onderhoudspad van ten minste 4 m breed aanwezig te zijn.
In de gerealiseerde plannen Terp en Hoeve ligt een plas-/ drasgebied dat een gedeelte van het hemelwater afkomstig van beide plannen moet bergen. Deze plas-/ draszone heeft een verbinding door middel van een duiker onder de Stenenkamerstraat met de nieuwe plas-/ draszone in plan Het Hoge Veld.
De volgende eigenschappen van het nieuwe stedenbouwkundig plan zijn van belang voor de waterhuishouding in het gebied:
Verder is de verdeling van de oppervlakten van belang. Deze zijn in onderstaande tabel weergegeven. Voor het aandeel aan verhard oppervlak wordt voor de tweekappers aan de centrale toegangsweg 35% van de tuinen meegenomen. Voor de overige woningen bedraagt dat aandeel 50%.
Het bodemprofiel ter plaatse van Het Hoge Veld bestaat uit twee lagen. De bovenste laag is een slecht doorlatende kleilaag. Deze laag varieert in dikte van 1,2 tot 2,0 m. Onder deze kleilaag ligt een zandpakket. Deze is goed doorlatend met een doorlatendheid van 1,0 tot 8,50 m/d.
De maatgevende grondwaterstanden van het plangebied zijn weergegeven in onderstaande tabel:
De gemiddeld hoogste grondwaterstand in het eerste watervoerende pakket is van belang wanneer de kleilaag doorbroken wordt. De kleilaag is een afsluitende laag voor het water en wanneer deze doorbroken wordt, bijvoorbeeld om infiltratie mogelijk te maken, zou er grondwater van de onderliggende laag omhoog kunnen komen (kwel). Uit het door Arcadis verrichte onderzoek is echter gebleken dat de drukhoogte in het eerste watervoerend pakket ongeveer overeenkomt met de GHG. Extra water door kwel is dus niet de verwachting en doorbreking van de kleilaag hoeft daarmee geen problemen te geven.
De te verwachten maximale droogweerafvoer (DWA) uit het plangebied bedraagt: 42 woningen x 2,7 inwoners/ woning x 10 l/uur per inwoner.
Dit leidt tot een afvalwater aanbod van 1,14 m3/ uur.
De riolering kan onder vrij verval aansluiten op het reeds aangelegde DWA stelsel op plan de Hoeve. De diameter van de eindstrengen is 200 mm, van de strengen in de centrale toegangsweg 250 mm. Dit is conform eisen van de gemeente Overbetuwe.
In het oude stedenbouwkundig plan was in het centrum van het plan ruimte opgenomen voor een bovengrondse infiltratievoorziening. In het nieuwe stedenbouwkundig plan is dit komen te vervallen.
Vanwege de hoge GHG is het niet haalbaar om een ondergronds infiltratiesysteem aan te leggen. Voor het kunnen toepassen van waterdoorlatende verharding zal de kleilaag over de hele wegbreedte moeten worden doorbroken om een goede infiltratie vanuit cunet naar ondergrond te kunnen waarborgen. Omdat dit veel grondwerk en kosten met zich meebrengt en het systeem relatief veel onderhoud vergt wordt hier van afgezien.
In dit plangebied is gekozen om het hemelwater ondergronds in te zamelen en af te voeren richting de plas-/ draszone middels een dichte hemelwaterleiding. In de plas-/ draszone wordt het water geloosd middels uitstroombakken. Uitstroombakken geplaatst in het talud hebben als voordeel dat het achterliggende systeem leeg stroomt als de waterstand in de plas-/ draszone daalt.
Het RWA systeem is opgedeeld in 4 strengen die in de zijstraten liggen. De centrale toegangsweg sluit aan op de buitenste strengen. De strengen zijn getoetst op een afvoercapaciteit van 120 l/s/ha met een waking van 0,2 m en een minimale dekking van 1,1 m.
De uitstroom vindt plaats door middel van uitstroombakken in het
plas-/ draszone. Om uitspoeling te voorkomen dient een bodembescherming aangebracht te worden. De uitstroombakken dienen voorzien te worden van een rooster om grof vuil en inkruipen door kinderen/ dieren tegen te gaan.
Door het gekozen systeem zal de benodigde berging geheel in de plas/draszone gezocht moeten worden. Het beschikbare oppervlak daarvoor is ruim voldoende.
In de plas-/ draszone zal infiltratie plaats moeten vinden om te voorkomen dat de norm voor het lozen van water op de Leijgraaf wordt overschreden. Om infiltratie te bewerkstelligen zal een gedeelte van de kleilaag in de plas-/ draszone doorbroken moeten worden.
Een goed middel hiervoor is het aanleggen van een koffer met grof zand/fijn grind in de kleilaag. Deze infiltratiekoffer moet circa 0,5 m in de zandlaag doorlopen welke onder de kleilaag ligt. Hiermee ontstaat voldoende infiltrerend oppervlak en wordt een goede werking van de infiltratiekoffer verkregen. Om te voorkomen dat de klei en het zand vermengen zal een scheidingsdoek aangebracht moeten worden.
Bij overschrijding van de maximale waterstand in het plas/drasgebied wordt de afvoer geregeld door middel van het debietregulerend kunstwerk. Deze loost op de watergang (Leijgraaf) ten oosten van het plangebied.
De maximale afvoer uit het hele plangebied richting de watergang mag maximaal 6,77 l/s bedragen. (Volgt uit: 1,5 l/s/ha x 2,38 ha verhard en 0,75 l/s/ha x 4,29 ha onverhard.) Uit de berekeningen van het plas/drasgebied blijkt dat bij geen van beide doorgerekende buien overstort plaats zal vinden. Door de grote berging in het plasdrasgebied zal er alleen bij zeer extreme buien of bij hoge grondwaterstanden water overstorten. De overstortconstructie is niet uitgevoerd met een debietregulering maar als overstort met een vaste hoogte. De hoogte van de overstortmuur ligt op 7,4 m +NAP. Dit is gelijk met GHG zodat geen drainage van het plan plaatsvindt.