direct naar inhoud van 3.3 Archeologie
Plan: Herveld, Hoge Veld
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.124HERVhogeveld-ONHE

3.3 Archeologie

Voor het plangebied is een archeologisch onderzoek uitgevoerd (RAAP, nr. 558, d.d. 23 januari 2004). Doel van dit onderzoek was eventueel aanwezige archeologische resten op te sporen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging ervan. Het onderzoeksgebied betreft de zuidelijke helft van het onderhavige plangebied.

Op het noordelijke deel heeft RAAP in 1996 een karterend onderzoek uitgevoerd. Uit de conclusies van dat onderzoek blijkt dat geen archeologische vindplaatsen zijn aangetroffen. Tijdens de oppervlaktekartering zijn verschillende fragmenten laat-middeleeuws aardewerk aangetroffen, die waarschijnlijk als gevolg van bemesting op de akker terecht zijn gekomen. Voorts worden er geen aanbevelingen voor nader onderzoek gedaan.

Het plangebied is in gebruik als akkerland. Uit bureauonderzoek blijkt dat voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen geldt. Deze verwachting is gebaseerd op de aanwezigheid van een relatief hooggelegen fossiele stroomgordel en de ligging van reeds bekende vindplaatsen in de nabije omgeving. Binnen het plangebied zijn geen vindplaatsen bekend.

De tijdens het veldonderzoek vastgestelde geologische opbouw stemt in grote lijnen overeen met de bevindingen van het bureauonderzoek. Het plangebied wordt gekenmerkt door oeverafzettingen die op gemiddeld 110 cm –mv overgaan in beddingafzettingen van de Herveld. In het centrale deel van het plangebied is een restgeul van deze stroomgordel aangetroffen met zandafzettingen vanaf circa 220 cm –mv. Deze restgeul sluit in het noorden van het plangebied goed aan op de restgeul die in het eerdere onderzoek werd waargenomen. Tijdens het veldwerk zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.

Op grond van het ontbreken van duidelijke aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt ten aanzien van het plangebied geen aanvullend archeologisch onderzoek aanbevolen. De geplande ingrepen kunnen ten aanzien van archeologische waarden zonder beperkingen worden uitgevoerd.

3.3.1 Aanvullend advies RAAP

Het archeologisch onderzoek uit 2004 is gebaseerd op de contouren van het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan voor de onderhavige locatie.

Naar aanleiding van de nieuwe opzet voor het Hoge Veld is door RAAP een aanvullend advies opgesteld in de vorm van een brief (Zutphen, 22 februari 2011). In deze brief zijn de volgende passages opgenomen:

“Afgelopen jaar is contact opgenomen met de archeologisch adviseur van de gemeente Overbetuwe (dhr. P. Franzen) aan wie de vraag is gesteld of het rapport van destijds nog geldig is. Deze heeft op woensdag 7 september 2011 per e-mail laten weten dat het rapport uit 2004 nog voldoet. Dit betekent dat de aanbevelingen uit RAAP-notitie 558 nog geldig zijn, oftewel dat voor geplande ontwikkeling op het betreffende terrein ten oosten van de Stenenkamerstraat geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

De nieuwe bouwlocatie ligt aan de noordzijde voor een klein deel net buiten de onderzoekslocatie uit 2004. Deze uitbreiding is echter maar beperkt: het betreft een zone van maximaal 20 bij 100 m evenredig aan het plangebied. De boringen 1 t/m 4 zijn representatief voor deze uitbreiding, ze zijn namelijk op 15 m van de uitbreiding geplaatst. In deze boringen zijn geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen en ter plaatse geen vindplaats wordt verwacht. Op basis hiervan kan gesteld worden dat ook ter hoogte van de uitbreiding geen archeologische vindplaats wordt verwacht en dat er geen reden is tot aanvullend archeologisch onderzoek.

Wel wil ik u wijzen op het volgende: indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).”

Het aspect archeologie vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van onderhavig initiatief. Desondanks zijn, op basis van gemeentelijk beleid, in het onderhavige bestemmingsplan de archeologische waarden beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'.