direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Driel, Baltussenweg 37 en Heteren, Poort van Midden Gelderland Blauw 14
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie Baltussenweg 37 te Driel is momenteel een fietsenwinkel gevestigd. De initiatiefnemer wil de fietsenwinkel verplaatsen naar de locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren en de bebouwing op deze nieuwe locatie uitbreiden voor opslag, werkplaats- en winkelruimte. Op de nieuwe locatie is op basis van een eerdere verleende tijdelijke omgevingsvergunning tot medio 2022 al een tijdelijk filiaal van de winkel toegestaan.

De locatie Baltussenweg 37 en omgeving wordt na de verplaatsing herontwikkeld. Er komen zes clusters met in totaal maximaal 97 nieuwe woningen, bestaande uit 41 reguliere woningen (grotendeels seniorenwoningen) en 56 zorgwoningen. Daarbij wordt één bestaande bedrijfswoning (Drielse Rijndijk 83) behouden. Deze krijgt een Woonbestemming. Ook wordt een gebouw voor dagbesteding en kinderdagverblijf voorzien. Er wordt een nieuwe toegangsweg tussen de kruising Spechtstraat-Patrijsstraat en de toegangsweg tot het perceel Baltussenweg 37 aangelegd en een extra ontsluiting richting de Patrijsstraat wordt verhard. Rondom de stedelijke clusters wordt het landschap ontwikkeld met onder meer weides, houtsingels, waterpartijen, paden, etc. Ten oosten van de Baltussenweg vindt realisatie en versterking van het Natuurnetwerk Gelderland plaats, rondom het daar voorziene cluster met drie woningen.

Om de initiatieven mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan op zowel de locatie Baltussenweg 37 e.o. te Driel als op de locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 nodig. Dit bestemmingsplan 'Driel, Baltussenweg 37 en Heteren, Poort van Midden Gelderland Blauw 14' voorziet in een nieuw planologisch-juridisch kader om de gewenste ontwikkelingen op beide locaties mogelijk te maken.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit twee locaties: het perceel Baltussenweg 37 en omgeving te Driel en het perceel Poort van Midden Gelderland Blauw 14.

Het plandeel Baltussenweg 37 e.o. te Driel ligt in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe, direct ten noordoosten van de bebouwde kom van Driel aan de wegen Baltussenweg en Patrijsstraat. Noordelijk van dit plandeel stroomt de Nederrijn. Het plandeel ligt buitendijks, niet ver van de Drielse Rijndijk. Het omvat grofweg het gebied tussen de percelen Drielse Rijndijk 67, 69 en 83, de Baltussenweg en de Patrijsstraat (oostelijk westelijk van de Baltussenweg) en een gebied ten zuiden van de weg Leedjes en ten oosten van de Baltussenweg. Zie voor de begrenzing nader paragraaf 2.1.

Het plandeel Poort van Midden Gelderland Blauw 14 ligt binnen de bebouwde kom van Heteren, aan de rand van het bedrijventerrein Poort van Midden Gelderland. Dit bedrijventerrein ligt aan de zuidoostkant van Heteren en direct westelijk van de rijksweg A50. Het perceel ligt aan de Achterstraat, die met de Boterhoeksestraat en de Boltweg de belangrijkste verbinding tussen de kernen Driel, Heteren en Randwijk vormt.

Op afbeelding 1 is de ligging van beide plandelen aangeduid, met links Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren en rechts Baltussenweg 37 e.o. te Driel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0001.png"  
Afbeelding 1: ligging plangebied met beide planlocaties in rode cirkel aangeduid (bron: Bing Maps)  

1.3 Huidige bestemmingsplannen

In het plangebied Baltussenweg 37 e.o. geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', dat is vastgesteld op 5 maart 2013. Er gelden de volgende bestemmingen en aanduidingen:

  • Bestemming 'Agrarisch met waarden' (met één bouwvlak ter plaatse van Drielse Rijndijk 83) met functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschaligheid' in vrijwel het gehele plangebied;
  • Bestemming 'Detailhandel' ter plaatse van het perceel Baltussenweg 37;
  • Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1 (noordwestelijke hoek) en 2 (rest van het plandeel';
  • Gebiedsaanduiding 'ehs verbinding' ter plaatse van het plandeel oostelijk van de Baltussenweg.

Het realiseren van nieuwe woningen en zorgwoningen is niet mogelijk op basis van de geldende bestemmingen 'Agrarisch met waarden' en 'Detailhandel'. Het initiatief is daarom niet in overeenstemming met de bouw- en gebruiksregels van het huidige bestemmingsplan. Daarnaast is het wenselijk om de planologische mogelijkheden voor detailhandelsvestiging ter plaatse van Baltussenweg 37 weg te bestemmen na de volledige verplaatsing van de fietsenwinkel. Een herziening van het bestemmingsplan is om deze redenen noodzakelijk.

Verder is, voor zover in het kader van dit bestemmingsplan relevant, het bestemmingsplan 'Overbetuwe, Paraplubestemmingsplan Plussenbeleid' (vastgesteld op 7 januari 2020) van toepassing op deze planlocatie. Dit bestemmingsplan bevat regels voor uitbreidingen van niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Een dergelijke ontwikkeling is met het plan niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0002.png"  
Afbeelding 2: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', plandeel Baltussenweg 37 e.o. te Driel (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)  

Ter plaatse van het perceel Poort van Midden Gelderland Blauw 14 gelden het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Heteren', vastgesteld op 21 mei 2013 en het bestemmingsplan 'Overbetuwe, Parapluplan Bedrijventerrein', vastgesteld op 4 februari 2014. In eerstgenoemd bestemmingsplan heeft het perceel de volgende bestemmingen:

  • Bestemming 'Bedrijventerrein' met een bouwvlak en functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1 (noordwestelijke hoek) en 2 (overig perceelsdeel)';
  • Dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' aan de oostelijke en noordoostelijke randen;
  • Dubbelbestemming 'Leiding - Gas' uiterst noordelijk op het perceel.

Het bestemmingsplan 'Overbetuwe, Parapluplan Bedrijventerrein' stelt enkele regels, welke aanvullend zijn ten opzichte van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Heteren'.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is uitsluitend volumineuze detailhandel met een maximum van 1.500 m² (bruto vloeroppervlak, bvo) toegestaan. Het initiatief voorziet in een groter oppervlak en in een assortiment (fietsen met daarop aanvullend assortiment) dan in de gebruiksregels niet is benoemd. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom ook op deze locatie noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0003.png"  
Afbeelding 3: uitsnede bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Heteren' ter plaatse van locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).  

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Hoofdstuk 8 gaat in op enkele procedurele aspecten, zoals overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Plandeel Baltussenweg 37 e.o. te Driel

Het plandeel Baltussenweg 37 e.o. te Driel beslaat twee gebieden ten noorden en noordoosten van de kern Driel. Tussen de twee delen ligt de Baltussenweg. Het omvat grofweg het gebied tussen de percelen Drielse Rijndijk 67, 69 en 83, de Baltussenweg en de Patrijsstraat (westelijk van de Baltussenweg) en een gebied ten zuiden van de weg Leedjes en ten oosten van de Baltussenweg. Het westelijk deel wordt begrensd door de Patrijsstraat aan de zuidzijde, agrarische percelen aan de westkant, de percelen Drielse Rijndijk 65, 71 en 73 en een boomgaard aan de noordkant en de Baltussenweg aan de oostkant. Het oostelijk deel wordt aan de zuid- en oostkanten begrensd door agrarische percelen, aan de westkant door de Baltussenweg en aan de noordkant door de weg Leedjes, de woonpercelen Leedjes 2 en 4 en een agrarisch perceel. Afbeelding 4 geeft de begrenzing van het plandeel indicatief weer. Kadastraal bestaat het plandeel uit de percelen Heteren, sectie O, nummers 318, 360, 361, 968 (ged.), 1889 en 1890.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0004.png"  
Afbeelding 4: huidige situatie en begrenzing planlocatie Baltussenweg 37 e.o. (bron: Bing Maps)  

In het westelijk plandeel is de huidige fietsenwinkel van de initiatiefnemer gelegen (Baltussenweg 37). Dit perceel is centraal op afbeelding 4 zichtbaar. Het perceel beschikt over een eigen ontsluiting op de Baltussenweg. Op het perceel zijn in totaal 5 gebouwen aanwezig: een groot bedrijfsgebouw, het monumentale hoofdgebouw met de bedrijfswoning (zie afbeelding 5) en drie kleinere gebouwen. De rondom de bebouwing gelegen gronden zijn ingericht als tuin, groen en water. Op de locatie zijn planologische rechten voor maximaal 3.423 m² aan detailhandel aanwezig. Het huidige verkoopvloeroppervlak bedraagt ca. 1.400 m2.

Westelijk van het perceel Baltussenweg 37 loopt een verharde weg naar de agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0005.png"  
Afbeelding 5: monumentale boerderij Baltussenweg 37 (bron: Oostzee)  


Verder is in dit plandeel aan de noordzijde een agrarische bedrijfslocatie (Drielse Rijndijk 83) met een bedrijfswoning en enkele opstallen en agrarische gronden aanwezig. De bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning zijn noordelijk op de Drielse Rijndijk ontsloten.

Het oostelijk plandeel is momenteel onbebouwd en bestaat uit agrarische gronden (boomkwekerij). Centraal over het perceel loopt een verharde weg. Ten noorden van dit plandeel ligt het buurtschap Leedjes, waar een aantal woningen en agrarische percelen liggen. Tevens zijn hier enkele tot natuur ontwikkelde percelen aanwezig.

2.2 Plandeel Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren

Deze planlocatie betreft uitsluitend het perceel Poort van Midden Gelderland Blauw te Heteren, kadastraal bekend gemeente Heteren, sectie F, nummers 284 en 415. Deze locatie, gelegen in de noordoostelijke hoek van het bedrijventerrein Heteren, wordt begrensd door de weg Poort van Midden Gelderland Blauw aan de westkant, de Achterstraat aan de noordkant, een watergang aan de oostkant en het bedrijfsperceel Poort van Midden Gelderland Blauw 8-8c aan de zuidkant. De locatie ligt tevens op korte afstand van de A50 (zie afbeelding 6).

Op deze locatie is sinds 2015 een dependance van de fietsenwinkel aan Baltussenweg 37 gevestigd. Hiervoor is een tijdelijke omgevingsvergunning verleend ,die tot medio 2022 geldt. Het in gebruik zijnde winkelvloeroppervlak van deze winkel is 1.825 m². Het perceel, dat aan de westkant wordt ontsloten op de weg Poort van Midden Gelderland Blauw, is grotendeels verhard. Er is één gebouw aanwezig van één bouwlaag, met een kenmerkende kartelvorm en architectuur (zie afbeelding 7).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0006.png"  
Afbeelding 6: luchtfoto huidige situatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 en directe omgeving (bron: Bing Maps)  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0007.png"  
Afbeelding 7: straatbeeld pand Poort van Midden Gelderland Blauw 14 vanaf de Achterstraat (bron: Google Streetview)  

Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie

3.1 Plandeel Baltussenweg 37 e.o. te Driel

De locatie Baltussenweg 37 en omgeving wordt herontwikkeld. Vanwege de herontwikkeling wordt de fietsenwinkel, die nu op Baltussenweg 37 is gevestigd, geheel verplaatst naar de planlocatie in Heteren (zie ook hierna paragraaf 3.2). Daarnaast wordt de agrarische bedrijfsbestemming van het perceel Drielse Rijndijk 83 opgeheven.

Het plangebied zal in een geclusterde opzet worden ontwikkeld. Er komen zes clusters met in totaal maximaal 97 nieuwe woningen. Het programma bestaat uit 41 reguliere woningen, voornamelijk seniorenwoningen en daarnaast uit 56 zorgwoningen. Ook wordt een gebouw voor dagbesteding en kinderdagverblijf voorzien. De bestaande (bedrijfs)woning Drielse Rijndijk 83 wordt behouden en blijft als reguliere woning in gebruik. In afbeelding 8 is deze opzet in vogelvluchtperspectief zichtbaar. Beneden is de kern Driel zichtbaar en linksboven de Drielse Rijndijk.

Elk cluster kent een erfachtige opzet, refererend aan de boerenerven die in de omgeving aanwezig zijn en waren. De clusters met bebouwing zullen worden omgeven door groenstroken en -voorzieningen, weides, water en natuur. Het tot stand brengen en behouden van een goed functionerend watersysteem met voldoende mogelijkheden voor waterberging en -afvoer is hierin een belangrijke voorwaarde. Hierover is overleg met het waterschap gevoerd. Er zijn meerdere waterlopen toegevoegd om dit te bewerkstelligen. De waterlopen maken ook nadrukkelijk onderdeel uit van de ruimtelijke opzet en de beleving van het landschap, in het bijzonder in het oostelijk plandeel, waar ook een moerasgebied wordt gerealiseerd. Zie uitgebreider over dit thema paragraaf 5.10. Ook worden nieuwe wandelpaden aangelegd, waardoor het onder meer mogelijk wordt om vanaf de Patrijsstraat aan de rand van Driel door het plangebied naar de Drielse Rijndijk te wandelen. Ten oosten van de Baltussenweg wordt het Natuurnetwerk Gelderland versterkt met realisatie van natuur en water, rondom het daar voorziene cluster met drie woningen. Er wordt een nieuwe toegangsweg tussen de kruising Spechtstraat-Patrijsstraat en de toegangsweg tot het perceel Baltussenweg 37 aangelegd. De ontsluiting ten westen van Baltussenweg 37 richting de Patrijsstraat wordt omgevormd tot een ontsluitingsweg, passend in het landschap.

Afbeelding 8 geeft de toekomstige inrichting schetsmatig weer. Met de clustermatige opzet wordt een geleidelijke overgang tussen de kern Driel en het buitengebied, in het bijzonder de Drielse Rijndijk en directe omgeving beoogd. De bebouwingsclusters met stedelijke functies worden omgeven met kleinschalige agrarische landschappen in de vorm van weides met groen en water in het plandeel westelijk van de Baltussenweg. Dit plandeel sluit direct aan op de kern Driel. Het plandeel oostelijk van de Baltussenweg wordt hoofdzakelijk met natuur ingericht en bevat centraal slechts één kleinschalig bebouwingscluster rondom het doodlopende einde van de bestaande toegangsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0008.png"  
Afbeelding 8: vogelvluchtimpressie toekomstige inrichting (uit zuidwestelijke richting) met nummering clusters (bron: initiatiefnemer)  

In het kader van de beoogde ontwikkeling van het gebied is een inrichtings- en beplantingsplan (zie Bijlage 2 en Bijlage 3 bij de planregels), alsmede een beeldkwaliteitsplan (zie Bijlage 1 bij deze toelichting) opgesteld. Op afbeelding 9 is het inrichtingsplan weergegeven. Realisatie van de in het inrichtings- en beplantingsplan opgenomen landschappelijke inrichting en landschapselementen conform de beplantingenlijst, wordt per cluster als voorwaardelijke verplichting in de planregels geborgd. Het beeldkwaliteitsplan vormt een toetsingskader voor omgevingsvergunningaanvragen voor het bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0009.png"  
Afbeelding 9: inrichtingsplan (bron: Oostzee ontwerp & omgeving)  

In afbeelding 9 is zichtbaar dat er zes bebouwingsclusters worden gerealiseerd. Hierna volgt een beschrijving per cluster, waarbij tevens wordt ingegaan op enkele beeldkwaliteitsaspecten.

Cluster 1
Dit cluster ligt in het zuidwestelijk deel van het plangebied, nabij de noordkant van de bebouwde kom van Driel. Het cluster zal bestaan uit drie gebouwen rondom een centraal erf. De oorspronkelijke erfopzet van een boerenerf vormt de basis voor de nieuwe erfopzet van het cluster, waarbij één gebouw (het noordelijke gebouw) het hoofdgebouw vormt qua hoogte en verschijningsvorm. De overige twee gebouwen completeren het geheel. De hoofdmassa zal bestaan uit 1,5 of 2 bouwlagen met een kap en is georiënteerd op het centrale erf. De andere twee gebouwen zullen bestaan uit één bouwlaag met een kap volgens een ingetogen en eenduidige hoofdopzet. Deze gebouwen worden eveneens georiënteerd op het centrale erf. De bouwmaterialen zijn natuurlijk.

In cluster 1 worden in totaal 15 woningen gerealiseerd. Het betreft koopwoningen in de vorm van 10 appartementen en 5 grondgebonden woningen (aaneengebouwd).

Het cluster wordt ontsloten op de nieuw aan te leggen weg tussen de Patrijsstraat en Baltussenweg. De parkeervoorzieningen zijn aan de zuidkant van het cluster voorzien en worden geclusterd gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0010.png"  
Afbeelding 10: cluster 1  

Cluster 2
Dit cluster ligt centraal westelijk in het plangebied, op de hoek van de nieuwe weg tussen de Patrijsstraat en Baltussenweg. Het cluster zal bestaan uit twee gebouwen aan weerszijden van een centraal erf in pleinachtige opzet, dat onderdeel uitmaakt van de genoemde weg. De gebouwen binnen de hoofdmassa hebben verschillende kapvormen, waardoor een 'dakenlandschap' ontstaat en hebben een bouwhoogte van één tot twee bouwlagen met een kap. Het andere gebouw bestaat uit één bouwlaag met een samengesteld dak. Het cluster zal qua functie en verschijningsvorm afwijken van de naastgelegen clusters 1 en 3. De bouwmaterialen zijn natuurlijk (baksteen, glas hout en pannendaken) en mogen afwijken van clusters 1 en 3.

In het cluster zijn in totaal 24 zorgappartementen voor zware zorg (WlZ- en ZvW-cliënten) voorzien. Daarnaast wordt binnen dit cluster een kinderdagverblijf en een dagbestedingsvoorziening beoogd. Het cluster krijgt een maatschappelijke bestemming.

Het cluster zal worden omgeven door onder meer tuinen, een watergang, pluk- en bloementuinen en weides. Op en aan het centrale erf is ruimte voor parkeervoorzieningen gereserveerd. Voor het kinderdagverblijf wordt een kiss & ride zone gerealiseerd met langsparkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0011.png"  
Afbeelding 11: cluster 2 (centraal, met linksonder cluster 1 en rechtsonder cluster 3)  

Cluster 3
Cluster 3 ligt centraal in het plangebied, zuidoostelijk van cluster 2 en ten westen van de huidige locatie van de fietsenwinkel. Het cluster zal bestaan uit drie gebouwen, die onderling zijn verbonden door een centrale toegang en een verbindingsgang. De oorspronkelijke erfopzet van een boerenerf vormt de basis voor de nieuwe erfopzet van het cluster, waarbij één gebouw (het zuidelijke gebouw) het hoofdgebouw vormt qua hoogte en verschijningsvorm. De overige twee gebouwen completeren het geheel. De hoofdmassa zal bestaan uit 1,5 of 2 bouwlagen met een kap en is georiënteerd op het centrale erf. De twee 'bijgebouwen' zullen bestaan uit één bouwlaag met een kap volgens een ingetogen en eenduidige hoofdopzet. Deze gebouwen worden eveneens georiënteerd op het centrale erf. De bouwmaterialen zijn natuurlijk.

In het cluster komen in totaal 21 gestapelde woningen. Het betreft seniorenwoningen voor sociale en vrije sector huur. Het cluster krijgt een woonbestemming.

Het cluster wordt tweezijdig ontsloten. Aan de noordkant op de nieuwe verbindingsweg tussen de Patrijsstraat en Baltussenweg en aan de zuidoostkant op de te verharden bestaande toegangsweg, die zuidelijk op de Patrijsstraat ontsluit. Het cluster zal worden omgeven door tuinen, heggen een watergang aan de westkant, pluk- en bloementuinen en weides. Parkeren vindt binnen het cluster zelf plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0012.png"  
Afbeelding 12: cluster 3  

Cluster 4
Dit cluster betreft de huidige fietsenwinkel aan de Baltussenweg 37. Een deel van de bestaande bebouwing, namelijk de monumentale boerderij, het losse bijgebouw westelijk daarvan en het karakteristieke bijgebouw met wolfseindenkap centraal op het erf, blijven behouden. Een enkele ingreep aan de monumentale boerderij is mogelijk.

Ter plaatse van de bestaande schuur wordt een bijgebouw gerealiseerd. Dit wordt met een glazen doorgang verbonden met de boerderij. Het voor boerenerven kenmerkende verschil tussen voor en achter is hierbij als ontwerpprincipe gekozen. Het bijgebouw mag een hoogte van 1,5 tot 2 bouwlagen met een kap krijgen en zal worden uitgevoerd met een a-symmetrisch zadeldak. Het gebouw refereert in architectuur naar de ‘agrarische schuren’, maar dit hoeft niet letterlijk te zijn. Binnen deze karakteristiek is ruimte voor moderne architectuur.

Het cluster krijgt de opzet van een boerenerf met een grotendeels verhard voorerf tussen de aansluiting op de Baltussenweg en de hoofdbebouwing in. Hier komt tevens één bijgebouw. Aansluitend op het voorerf komt een parkeervoorziening. Beoogd is om de boerderij prominent in het zicht te laten. De tweede hoofdmassa is daarom terugliggend gepositioneerd. De huidige, ietwat rommelige uitstraling van het erf wordt sterk verbeterd.

Na het verdwijnen van de huidige detailhandelsfunctie zal dit cluster een maatschappelijke bestemming krijgen. Er zijn in totaal 32 woon-zorgeenheden voor dementerenden binnen de hoofdbebouwing beoogd.
Het cluster wordt ingepast door een tuin met duidelijke afbakening door hagen, omgeven door met name weides. De bestaande vijver aan de zuidoostkant wordt gehandhaafd. Tussen de Baltussenweg en de bestaande, te behouden groenstrook langs de vijver, blijft ook de bestaande watergang (A-watergang) gehandhaafd. Aan de zuidkant van het cluster wordt een deel van de bestaande groenvoorziening op het perceel verwijderd, waardoor vanuit Driel zicht op de monumentale boerderij ontstaat. Oostelijk van het cluster wordt een fruitboomgaard aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0013.png"  
Afbeelding 13: cluster 4  

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0014.png"  
Afbeelding 14: impressie verbouw en nieuwbouw Baltussenweg 37  


Cluster 5
Dit cluster ligt in het plandeel oostelijk van de Baltussenweg. Dit plandeel maakt onderdeel uit van een gebied, dat momenteel nog hoofdzakelijk voor agrarische (bedrijfs)doeleinden wordt gebruikt, maar als ecologische verbindingszone tussen gebieden uit het Natuurnetwerk Nederland is beoogd. Het nieuwe cluster moet een meerwaarde voor het landschap opleveren en bijdragen aan natuurontwikkeling, extensieve dagrecreatie en cultuurhistorie. Het plan geeft invulling aan de gewenste realisatie van een ecologische verbindingszone, omdat dit deelgebied hoofdzakelijk met natuur, water en weides ingericht zal worden. De aan de oostzijde gelegen natte gronden worden gevormd door rabattenweiden, rabattenbossen, rietmoerassen en natuurlijke graslanden. Uitgangspunt is verder dat hier retentie en eventueel infiltratie van hemelwater kan plaatsvinden, hetgeen de milieudynamiek in deze zone verder versterkt.

De bestaande landschappelijke structuren blijven gehandhaafd en worden door watergangen geaccentueerd. In het oostelijk deel wordt het bestaande open landschap gehandhaafd. Het open landschap van de groene ontwikkelingszone vormt hier een visueel onderdeel van de natuurontwikkeling. Tevens wordt door middel van een aantal paden het recreatieve netwerk uitgebreid en het landschap beleefbaar gemaakt. Een groot deel van het gebied zal openbaar toegankelijk zijn. Enkele cultuurhistorische elementen, zoals een fruitboomgaard en bomenrij nabij de entree, worden toegevoegd ter versterking van de cultuurhistorische waarden.

Cluster 5 ligt centraal in het gebied en zal de allure van een landgoed krijgen. Het cluster zal bestaan uit een kleinschalig bebouwingscluster rondom de bestaande toegangsweg. Er worden drie royale vrijstaande woningen rondom een centraal erf voorzien, welke gezamenlijk de uitstraling van één hoofdmassa met twee 'bijgebouwen' krijgen. De woningen krijgen een gedeeld bijgebouw, dat eveneens aan het erf ligt. De woningen krijgen ruime tuinen, die worden begrensd door water en bebossing. De hoofdmassa zal bestaan uit één tot 1,5 bouwlaag met een kap, die een combinatie van een schild- en zadeldak vormt. Het hoofdgebouw wordt rijk gedetailleerd. De 'bijgebouwen' bestaan uit één bouwlaag met een kap. Voor de materialisatie zijn natuurlijke materialen voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0015.png"  
Afbeelding 15: cluster 5 en omgeving  

Cluster 6
Het laatste cluster is de huidige agrarische bedrijfslocatie Drielse Rijndijk 83. De agrarische bedrijfsfunctie wordt beëindigd en de agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt. De bedrijfswoning wordt behouden en zal als reguliere woning worden gebruikt. Het perceel krijgt daarom een Woonbestemming. Daarnaast worden er twee vrijstaande woningen toegevoegd. De woningen worden rondom de ontsluitingsweg (bestaande ontsluiting op de Drielse Rijndijk) en een fruitboomgaard gesitueerd en komen geclusterd in het landschap te liggen. De bebouwing moet een samenhang met de overige bebouwing aan de Drielse Rijndijk vormen. Dit gebeurt door het toepassen van dezelfde karakteristieken qua oriëntatie, massa en schaal. De resterende gronden buiten de tuinen worden ingericht als weides.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0016.png"  
Afbeelding 16: cluster 6 (centraal, onder zichtbaar cluster 2)  

Buitenruimte
De gronden in het plangebied zijn privé-terrein en blijven dat. Een deel van het plangebied wordt echter wel toegankelijk. De woon-zorgclusters zijn gecentreerd rondom een centrale belevingsweide met bloemrijk grasland. Hoogstamfruitbomen zijn kenmerkend voor het landschap van de oeverwal en worden daarom op enkele plekken aangeplant. Vanwege de rijke gronden was en is hier veel fruitteelt. De zorgclusters worden direct ontsloten op de Patrijsstraat en de Baltussenweg. De ontsluiting sluit aan bij de structuren vanuit het stedelijk weefsel van de zuidelijk gelegen Vogelbuurt.

Alle wegen bestaan in principe uit gebakken materiaal, tenzij het ontwerpthema vraagt om hiervan af te wijken. De bermen bestaan uit bloemrijke grasbermen en bieden ruimte aan wegmeubilair, zoals verkeersborden, en verlichting.

De langzaam verkeersverbindingen knopen de clusters en andere belangrijke elementen zoals wiel, dijk en dorp aan elkaar, waardoor doorgaande wandelroutes ontstaan. De (schouw)wandelpaden bestaan hoofdzakelijk uit een gemaaid graspad.

De open weides creëren contrast met de meer gesloten (zorg)clusters met opgaande beplanting en dragen bij aan de versterking van het stroomruglandschap. Door de kleinschaligheid op de oeverwallen te versterken, wordt het contrast met openheid en oostelijke gelegen komgebied vergroot. Vanuit de dorpsrand worden zichtlijnen (panorama’s) naar de Veluwse stuwwal en (zorg)clusters gewaarborgd. Aan de Patrijsstraat ontstaat een afwisselend beeld van op afstand gelegen erven, weides, kruidenrijke graslanden en andere agrarische percelen. Bij voorkeur worden de weides ontwikkeld tot kruidenrijk grasland met beweiding. Een kruidenrijk grasland is niet alleen mooi in het landschap, maar levert ook een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit en aan de belevingswaarde van het landschap.

3.2 Plandeel Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren

De activiteiten van de fietsenwinkel van initiatiefnemer worden geheel naar deze planlocatie verplaatst. Daarbij wordt de bestaande bebouwing op deze locatie aan de noordoostkant en aan de westkant uitgebreid. De bebouwing zal uit één tot drie bouwlagen bestaan: twee bouwlagen in de noordoostelijke hoek en drie bouwlagen aan de westkant). De nieuwe bebouwing zal voor een groot deel dienen als opslagruimte, deels als winkel en deels als kantoor.

Met het voornemen is sprake van een verplaatsing van planologische rechten voor detailhandel vanuit de locatie Baltussenweg 37 (3.423 m² bvo, zie hiervoor) en uitbreiding van het bestaande gebouw (van 2.600 naar 5.418 m² bvo). Daarmee wordt er planologisch 1.995 m² bvo (5.418 m² minus 3.423 m²) aan detailhandel toegevoegd. Het totale winkelvloeroppervlak (wvo) zal in de toekomstige situatie 2.887 m² wvo bedragen. In de huidige situatie is dit 1.825 m² wvo op deze locatie in Heteren en ca. 1.400 m² op de locatie in Driel. De maximale omvang wvo wordt in de planregels begrensd (maximaal 2.900 m²).

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die nu gepland staat voor 1 januari 2022, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Op die manier wordt invulling gegeven aan de verplichting tot het opstellen van zo'n visie zoals die is vastgelegd in art. 3.1 lid 3 Ow. Tot de invoering van de Omgevingswet heeft dit document de status van structuurvisie in de zin van art. 2.3 Wro.

Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.

Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.

Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • duurzaam economisch groeipotentieel;
  • sterke en gezonde steden en regio's;
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De nationale overheid richt zich in de NOVI op 21 verschillende nationale belangen.

Beoordeling en conclusie
Het initiatief is aan te merken als een lokale ontwikkeling. Er zijn, gelet op de aard van het project en de ligging van het plangebied, geen nationale belangen, zoals opgenomen in de NOVI, in het geding.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.

Beoordeling en conclusie
Het initiatief is een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit plan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).

In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet enerzijds in de ontwikkeling van maximaal 97 nieuwe woningen (41 reguliere woningen, hoofdzakelijk seniorenwoningen, en 56 zorgwoningen) en de ontwikkeling van een kinderdagverblijf en een dagbestedingsvoorziening (gezamenlijk maximaal 400 m²) ter plaatse van de bestaande agrarische percelen, agrarische bedrijfslocatie Drielse Rijndijk 83 en de detailhandelslocatie Baltussenweg 37. Daarnaast wordt één bedrijfswoning omgezet naar een reguliere woning. Gezien de aard en omvang van de beoogde functies en bebouwing in relatie tot de huidige bestemmingen, is deze ontwikkeling geheel als een nieuwe stedelijke ontwikkeling te beschouwen. Anderzijds wordt voorzien in een gedeeltelijke verplaatsing van de detailhandel (fietsenwinkel) van Baltussenweg 37 naar de locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14. Op de laatstgenoemde locatie wordt de bebouwing uitgebreid. Er wordt planologisch 1.995 m² bvo (5.418 m² minus 3.423 m²) aan detailhandel toegevoegd. Het totale winkelvloeroppervlak (wvo) zal in de toekomstige situatie 2.887 m² wvo bedragen. Deze is in de huidige situatie 1.825 m² wvo op de locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 en ca. 1.400 m² op de locatie in Baltussenweg 37 in Driel (totaal ca. 3.235 m²). Ook deze ontwikkeling is gezien de aard van de functie en de omvang van de uitbreiding als een nieuwe stedelijke ontwikkeling te beschouwen.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is om voorgaande reden een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking uitgevoerd ten aanzien van alle in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte functies. Deze onderbouwing is opgenomen in Bijlage 2. Navolgend volgt een samenvatting van de voornaamste overwegingen ten aanzien van de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte van de verschillende functies. Voor een uitgebreide onderbouwing van de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte wordt verwezen naar de bijlage.

Woningen
Het plan omvat een toevoeging met netto 41 (reguliere) woningen, inclusief het behoud van één vrijstaande woning (thans nog een bedrijfswoning). Het beoogde programma met in totaal 41 woningen bevat verschillende woningtypen verdeeld over de clusters 1, 3, 5 en 6, namelijk:

  • 6 grondgebonden koopwoningen >€310.000;
  • 4 grondgebonden koopwoningen €200.000 - €300.000;
  • 10 koopappartementen €200.000 - €300.000;
  • 13 sociale huurappartementen;
  • 8 particuliere huurappartementen.

De ontwikkeling van woningen in het plandeel Baltussenweg 37 e.o. te Driel is in 2017 deels al (met circa 18 woningen) aangewezen als beleidsmatig 'prioritair' project. Er wordt beleidsmatig gestreefd naar een woningmarkt die zowel kwantitatief als kwalitatief in balans is. Inspelen op de vraag is van belang. Toevoegen van zowel sociale huurwoningen voor de doelgroep ouderen, middeldure koopwoningen als koopwoningen in het dure koopsegment voorziet in een kwalitatieve behoefte. Hiermee wordt namelijk ingespeeld op:

  • 1. de groei van het aantal ouderen in de regio (vergrijzing) en het feit dat zij langer actief zijn op de woningmarkt;
  • 2. een groeiende groep huishoudens die in aanmerking komen voor sociale huur (in gemeente en regio) en de toename van de behoefte aan sociale huur in het gemeentelijk streefprogramma.
  • 3. een concrete behoefte aan koopwoningen in alle segmenten, met de grootste behoefte aan woningen tot € 300.000,-;
  • 4. de behoefte aan koopappartementen, waaraan de afgelopen jaren in de regio nauwelijks invulling is gegeven.


Zorgwoningen
In de clusters 2 en 4 worden gezamenlijk 56 zorgwoningen voorzien voor dementerenden, Wlz-cliënten en ZvW-cliënten. De behoefte aan de diverse zorgwoningen komt duidelijk naar voren uit zowel trends en ontwikkelingen als het geldende beleid. De sterke vergrijzing in Overbetuwe leidt onvermijdelijk tot een toename van zorgvraag en de behoefte aan zorgwoningen. De gemeente en de subregio Arnhem e.o. krijgen beide te maken met een stevige groei van de doelgroep die vanuit een (Wlz-) indicatiestelling in aanmerking komt voor zorgwonen. Beleidsmatig wordt de noodzaak en behoefte aan zorgwonen onderkend. Daarbij is er concreet vanuit de zorgaanbieder Stichting Samen Zorgen vanuit wachtlijsten sprake van een behoefte aan woonplekken voor mensen met zware/complexe zorgvragen en dementerenden. Met de in het ontwikkelplan beoogde kleinschalige woonvormen (erfachtige opzet) wordt bovendien goed ingespeeld op de behoefte aan individualiteit, privacy en autonomie onder ouderen en zorgbehoevenden.

Dagbesteding
De dagbesteding is onderdeel van het totaalconcept en geeft in belangrijke mate invulling aan de behoefte van toekomstige bewoners van de clusters 2 en 4 , die allen een Wlz-indicatie hebben en van daaruit aanspraak kunnen maken op enige vorm van dagbesteding. Voor de doelgroep zorgbehoevenden (met name ouderen) is elders in Driel bovendien geen mogelijkheid voor dagbesteding, met uitzondering van het initiatief van de werkgroep Zorg in Driel, die sinds 2018 dagopvangactiviteiten voor ouderen met lichte dementie organiseert in Driel. Dit en enkele andere initiatieven (o.a. 'Huiskamer Vogelbuurt Driel') kunnen tevens gebruik maken van de dagbestedings- en ontmoetingsruimte.

Dagbesteding is maatwerk en gezien de diversiteit van de problematiek van de toekomstige bewoners op de locatie is het wenselijk een verscheidenheid aan activiteiten te kunnen bieden. Door dit op de locatie zelf te doen, kunnen vervoersbewegingen (kosten en tijd) bespaard worden en wordt onnodige onrust voor bewoners voorkomen. Ook door samenwerking met andere (buurt)initiatieven zijn synergievoordelen te behalen. Daarmee sluit het planinitiatief ook aan op trends en ontwikkelingen in dagbesteding en is er sprake van een (kwalitatieve) behoefte. Ook de situering van de locatie in het groen en de ruime opzet, maar toch nabij de kern is een pré en maakt de locatie naar verwachting aantrekkelijk voor zorgbehoevenden vanuit elders in Driel (en omgeving).

Kinderdagverblijf
De behoefte aan een aanvullende kinderopvanglocatie in Driel komt enerzijds vanuit Driel, maar ook sterk vanuit de dichtbij gelegen nieuwbouwwijk Schuytgraaf in Arnhem. In deze wijk worden tot 2028 in totaal 6.300 woningen gerealiseerd (momenteel al ruim 4.000 gerealiseerd). Bewoners van Schuytgraaf wijken voor opvang en primair onderwijs (vanwege het beperkte aanbod) ook uit naar omliggende gebieden zoals de wijk Elderveld en ook Driel. Om in te spelen op die vraag heeft Kinderopvangorganisatie Skar in Schuytgraaf al zes vestigingen en in Driel 2 vestigingen van dagopvang / BSO gerealiseerd. In aanvulling op dit bestaande aanbod wenst Skar nu een opvanglocatie te realiseren die kan voorzien in de aanvul-lende vraag naar opvangplekken, en tegelijkertijd onderschei-dend is ten opzichte van de bestaande opvanglocaties door thematisering rond 'natuur en buiten spelen'.

Gezien de toename van de vraag en het onderscheidend karakter van de nieuw te realiseren locatie zijn er naar verwachting geen negatieve effecten op andere kinderopvanglocaties, waardoor bijvoorbeeld leegstand te verwachten is.

Fietsenwinkel (detailhandel)
Het plan voorziet in verplaatsing van de fietsenwinkel vanaf de locatie Baltussenweg 37 naar de locatie in Heteren, in combinatie met een uitbreiding van laatstgenoemde locatie. Daarbij zijn de volgende gegevens van belang:

  • 1. Planologisch wordt er in de gemeente 1.995 m² bvo (5.418 m² minus 3.423 m²) aan detailhandel toegevoegd.
  • 2. Het totale winkelvloeroppervlak (wvo) zal in de toekomstige situatie 2.887 m² wvo bedragen. Deze omvang wordt in de planregels van dit bestemmingsplan begrensd. De rest van de uitbreiding van het pand komt ten goede aan een opslag en werkplaats.
  • 3. Hoewel de planologische detailhandelsmogelijkheden in bruto vloeroppervlak binnen de gemeente vergroot worden, is er slechts zeer beperkt (ca. 150 m²) sprake van uitbreiding van planologische mogelijkheden in winkelvloeroppervlak.
  • 4. Doordat het gaat om een samenvoeging van alle verkoopruimte, opslag en werkplaatsruimte van de winkel van initiatiefnemer onder één dak, is er na verplaatsing met de gevraagde uitbreiding ca. 340 m² winkelvloeroppervlak minder, afgezet tegen het feitelijk aanwezige winkelvloeroppervlak in de afgelopen 5 jaar.


De beoogde uitbreiding van Fietswinkel Gelderland (feitelijke samenvoeging van de twee vestigingen an Wels2Wielers) voorziet in een kwalitatieve behoefte vanuit trends en ontwikkelingen. Na de beoogde ontwikkeling hebben inwoners van de gemeente Overbetuwe en de omliggende gemeenten de beschikking over een grootschalige fietsenwinkel met een compleet aanbod en service. De winkel kan een ruimer assortiment voeren en een aantrekkelijker beleving en service bieden (o.a. met een testbaan, ruimere ontvangstruimte, meer huurfietsen, grotere werkplaats voor snellere reparatie) en daarmee nog beter aansluiten bij de behoefte van de hedendaagse consument. Met de ontwikkeling wordt tevens ruimte geboden aan lokaal ondernemerschap en een bestaande winkel, die ook vanuit diverse bedrijfseconomische redenen noodzaak heeft tot uitbreiden (o.a. meer ruimte nodig voor opslag en voorraad, werkplaatsplekken, afvalscheiding en verbetering van personeels- en bedrijfsruimten).

De te verwachten (theoretische) omzeteffecten zijn redelijk beperkt. De rijwielenbranche binnen de gemeente functioneert al enige tijd op het huidige niveau, met enkele kleinschalige winkels in de kernen en feitelijk twee grote fietsenwinkels: Wels2Wielers in Driel en het tijdelijk vergunde filiaal van Wels2Wielers op het bedrijventerrein in Heteren (Fietswinkel Gelderland). Sinds 2015, toen Fietswinkel Gelderland werd geopend, zijn er zowel fietsenwinkels verdwenen als bijgekomen. Naar verwachting treden er geen onaanvaardbare effecten en aantasting van het woon-, leef- en ondernemersklimaat op. Ook op bovenlokaal niveau zal geen sprake zijn van onaanvaardbare effecten.

Locatie-afweging
Poort van Midden gelderland Blauw 14 te Heteren
De locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De beoogde (stedelijke ontwikkeling) op deze locatie is daarom in beginsel passend binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het betreft een locatie aan de rand van een bestaand bedrijventerrein. Er is daarom vanuit het perspectief van goede ruimtelijke ordening bezien of een verplaatsing naar deze locatie passend is. Beleidsmatig is verplaatsing naar en uitbreiding van de detailhandelsvoorziening op deze bedrijventerreinlocatie mogelijk en aanvaardbaar te achten om de volgende redenen:

  • Het betreft een grootschalige voorziening die niet inpasbaar is in een centrumgebied.
  • De Aamsepoort in Elst is in principe het enige (alternatieve) aangewezen concentratiegebied voor perifere detailhandel in de gemeente Overbetuwe. Op deze locatie is een fietsenwinkel echter bestemmingsplanmatig niet passend en ook is er geen fysieke ruimte gezien het ontbreken van leegstand.
  • Hoewel de locatie Poort van Midden-Gelderland geen concentratiegebied voor perifere detailhandel betreft, is de locatie wel aangewezen als kleinschalig cluster ('overige winkellocatie'), waar onder voorwaarden marktinitiatieven geconcentreerd kunnen worden.
  • Bovendien is sprake van een verplaatsing en lokale uitbreiding. Daarbij worden op de locatie Baltussenweg 37 te Driel, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, planologische mogelijkheden voor detailhandel weggenomen.
  • Hoewel de planologische detailhandelsmogelijkheden in bruto vloeroppervlak binnen de gemeente vergroot worden, is er slechts zeer beperkt (ca. 150 m²) tot geen sprake is van uitbreiding van planologische mogelijkheden in winkelvloeroppervlak. Bovendien er in werkelijkheid juist sprake van een afname van winkelvloeroppervlak (met ca. 340 m²).
  • In 2016 heeft het Intergemeentelijk Overleg Detailhandel (6-6-2016) al een positief advies opgesteld ten aanzien van de verplaatsing van de fietsenwinkel. Dit gezien de grote planologische voordelen op de locatie die achtergelaten wordt.


Baltussenweg 37 e.o. te Driel
De ontwikkeling van woningen, zorgwoningen, kinderdagopvang en dagbestedingsvoorziening aan de Baltussenweg e.o. vindt plaats buiten bestaand stedelijk gebied. Daarom is een nadere motivering vereist waarom de ontwikkeling niet redelijkerwijs binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Het plangebied Baltussenweg 37 ligt aan de rand van stedelijk gebied. In de Subregionale woonagenda Arnhem en omstreken 2017-2027 is afgesproken dat uitbreiding aan de randen van stedelijk gebied acceptabel is onder een drietal voorwaarden:

  • 1. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt vergroot;
  • 2. Er zijn geen acceptabele alternatieven binnen de bebouwde kom;
  • 3. Er wordt een bijzonder en vernieuwend woonmilieu toegevoegd dat regionaal toegevoegde waarde heeft.


De beoogde ontwikkeling voldoet aan deze voorwaarden:

  • 1. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied is nadrukkelijk onderdeel van het plan en vormt een aantoonbare meerwaarde. Aan de oostkant van het plangebied vindt natuurontwikkeling plaats, waarmee een concrete beleidsmatige wens voor het gebied wordt ingevuld. Deze ontwikkeling draagt bij aan de realisatie van een ecologische verbindingszone én aan ontwikkeling en behoud van de landschappelijke waarden en kenmerken (zie ook paragraaf 4.3). Deze ontwikkelingen vergen een forse investering, welke met de planontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.
    Op en rondom de bebouwingsclusters met de beoogde stedelijke functies zelf is volop aandacht voor landschappelijke ontwikkeling en inpassing door het creëren van onder andere weides, houtsingels, fruitboomgaarden, waterpartijen en paden. Daarbij worden de huidige agrarische bedrijfslocatie Drielse Rijndijk 83 en de detailhandelsfunctie Baltussenweg 37 beëindigd. Op de locatie baltussenweg 37 wordt de huidige, ietwat verrommelde aanblik, sterk verbeterd.
    De beoogde planinvulling met landschappelijk ingepaste losse clusters van bebouwing, afgewisseld met open agrarische percelen, landschapselementen, water en natuur vormt een logische en passende overgang tussen de kern Driel en het omliggende gebied (agrarisch gebied en uiterwaarden).
  • 2. De verschillende onderdelen van het plan houden verband met elkaar (synergie) en kunnen daarom niet los van elkaar worden gezien. Daarom is gekeken naar de ontwikkeling als totaalconcept. De locatie is sterk gericht op wonen en zorg voor ouderen (vanuit Wlz gefinancierd) en bijbehorende dagbesteding. Ook de 'reguliere' woningen zijn hoofdzakelijk gericht op ouderen met de mogelijkheid tot lichte zorg en geeft ook mensen de gelegenheid in de buurt van hun partner met zware zorgvraag te blijven wonen. Ook tussen dagbesteding en kinderopvang zijn er synergievoordelen voor wat betreft faciliteiten en in samenwerking. Juist de 'landelijke' locatie in het groen, maar toch nabij de kern is daarbij onderscheidend.
    Gelet op de ruimtevraag van de ontwikkeling kan al snel worden geconstateerd dat het stedelijk gebied van Driel geen alternatief biedt. Ook voor het kinderdagverblijf is in Driel geen geschikte bestaande locatie met ook een passende buitenruimte.
  • 3. Er wordt een onderscheidend woonmilieu gecreëerd door de combinatie van diverse woon- en zorgvormen, de kleinschalige uitstraling (erfachtige opzet), ligging in het groen en aanbod van dagbesteding. Dit geldt zowel voor de doelgroep ouderen en zorgbehoevenden voor wie de behoefte binnen de gemeente én de (sub)regio groot is.


Gelet op de voorgaande overwegingen, kan worden gesteld dat de beoogde ontwikkeling als totaalconcept redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de tweede trede van de Ladder voor duurzame verstedelijking. In Bijlage 2 is een en ander zoals reeds aangegeven uitgebreider onderbouwd.

Conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in een aantal met elkaar samenhangende stedelijke ontwikkelingen. De kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan de individuele en samenhangende functies is uitgebreid verantwoord en onderbouwd. Bovendien is onderbouwd dat de beoogde planlocaties passend zijn voor de beoogde ontwikkelingen. Daarnaast is onderbouwd dat er geen sprake zal zijn van onaanvaardbare effecten, zoals leegstand en aantasting van het ondernemersklimaat.

Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking is.

4.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 maart 2019. Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen en wil op een aantal manieren waarde toevoegen:

  • met een brede blik kijken naar de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving;
  • stimuleren van ontwikkelingen enerzijds en beschermen van waarden anderzijds;
  • focussen op duurzaamheid, onderlinge verbondenheid en een economisch krachtig Gelderland;
  • door middel van 7 ambities verder verdiepen van de focus.

De 7 ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.

Beoordeling
De Omgevingsvisie stelt het stimuleren van ontwikkelingen enerzijds en beschermen van waarden anderzijds centraal. Met dit bestemmingsplan wordt een aantal samenhangende ontwikkelingen mogelijk gemaakt op de planlocaties in Driel en Heteren. Daarbij is, met name op de locatie in Driel, uitdrukkelijk gekeken naar de in de omgeving aanwezige waarden en is hiermee bij de planopzet en -uitwerking rekening mee gehouden. Concreet vertaalt dit zich in:

  • het ontwikkelen van natuur in de zone oostelijk van de Baltussenweg, die in de Omgevingsvisie is aangewezen als ecologische verbindingszone;
  • behoud van openheid c.q. open agrarische percelen, met name in de zone oostelijk van de Baltussenweg;
  • behouden van zichtrelatie tussen kern Driel en de uiterwaarden rond de Drielse Rijndijk;
  • creëren van kleinschaligheid door afwisseling van bebouwingsclusters met agrarische percelen, inclusief landschappelijke inpassing;
  • het wegbestemmen van een minder courante functie in het landelijk gebied (detailhandel) door verplaatsing naar een locatie in stedelijk gebied.


Bij de ontwikkeling wordt dan ook op verantwoorde en evenwichtige wijze rekening gehouden met het behouden en versterken van de aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden, in lijn met het gedachtengoed van de Omgevingsvisie. Specifiek draagt het plan bij aan de daadwerkelijke realisatie van de gewenste ecologische verbindingszone in het oostelijk deel van het plangebied. Bij de uitwerking van de ontwikkeling is ook gestreefd naar een optimaal woon- en leefklimaat voor de specifiek beoogde woon-zorgvormen. De landelijke omgeving, direct bij de bebouwde kom van Driel, is daar bij uitstek geschikt voor.

Daarnaast is onderlinge verbondenheid een belangrijke pijler uit de visie. Door de beoogde combinatie van (regulier) wonen, woon-zorgappartementen, dagbesteding/ontmoetingsruimte en kinderopvang op een locatie aan de rand van Driel, worden synergievoordelen verwacht. De functies sluiten goed op elkaar aan en stimuleren verschillende partijen tot samenwerking. Niet alleen binnen het plangebied zelf, maar ook in relatie tot initiatieven en partijen in Driel.

Tot slot stimuleert de provincie in de Omgevingsvisie een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat. Voor de fietsenwinkel van de initiatiefnemer betekent de gewenste samenvoeging van de huidige twee vestigingen door gedeeltelijke verplaatsing en beperkte uitbreiding niet alleen een efficiency-voordeel, maar ook de mogelijkheid om een nog completere grootschalige fietsenwinkel te kunnen exploiteren. De winkel kan een ruimer assortiment voeren en een aantrekkelijker beleving en service bieden en daarmee nog beter aansluiten bij de behoefte van de consument. Met de ontwikkeling wordt dus ruimte geboden aan lokaal ondernemerschap en een bestaande winkel, op een verantwoorde wijze en een geschikte locatie (zie ook paragraaf 4.1). Dit past in de provinciale ambitie om een aantrekkelijk economisch vestigingsklimaat te behouden/creëren.

Conclusie
Het plan past in de doelstellingen en ambities, die de provincie in de Omgevingsvisie heeft vastgelegd.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt geregeld geactualiseerd. De meest recente versie van de Omgevingsverordening dateert van 19 december 2018.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
Planlocatie Baltussenweg 37 e.o. te Driel
De planlocatie Baltussenweg 37 e.o. ligt binnen de volgende aanduidingen:

  • plussenbeleid;
  • tijdelijk verbod nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging glastuinbouw;
  • groene ontwikkelingszone (deel oostelijk van de Baltussenweg);
  • Romeinse limes;
  • intrekgebied;
  • boringsvrije zone (deel westelijk van de Baltussenweg).

De bovengenoemde aanduidingen met betrekking tot glastuinbouw en het plussenbeleid zorgen niet voor belemmeringen. Het plan maakt geen nieuwvestiging, uitbreiding of hervestiging van een glastuinbouwbedrijf mogelijk. Het plan voorziet daarnaast onder meer in het beëindigen van een intensieve veehouderij (Drielse Rijndijk 83). Het plussenbeleid is dus niet van toepassing.

Romeinse limes
De regels ten aanzien van de Romeinse Limes bepalen dat nieuwe ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes niet mogen aantasten (artikel 2.60). In paragraaf 5.12 van dit bestemmingsplan wordt onderbouwd dat de voorgenomen ontwikkelingen geen negatieve invloed hebben op de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes.

Groene ontwikkelingszone
Het doel van de Groene ontwikkelingszones (hierna ook: GO) is het versterken van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden en een toename van de oppervlakte natuur. De regels ten aanzien van de Groene ontwikkelingszone bepalen dat een nieuwe grootschalige ontwikkeling, die tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten Groene ontwikkelingszone kan leiden, niet is toegestaan (artikel 2.52 onder 1), tenzij:

  • geen reële alternatieven aanwezig zijn;
  • sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  • de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en
  • de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd.

In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kunnen nieuwe kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, mits:

  • in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt; en
  • deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.

De kernkwaliteiten van het GO zijn in de bijlagen bij de Omgevingsverordening beschreven. Het plangebied ligt in het deelgebied 'Overbetuwe' (58). De kernkwaliteiten voor dit deelgebied zijn onder meer:

  • Variabel, agrarisch cultuurlandschap met snelle stedelijke ontwikkelingen en glastuinbouw.
  • Ecologische verbindingszone KAN, tevens Park Lingezegen; groenelementen binnen Park Lingezegen en bij Schuytgraaf vormen samen een groene verbinding tussen Veluwe, Nijmeegse stuwwal en Gelderse Poort en vormen de hoofdstructuur van de natuurkwaliteit in het gebied.
  • Cultuurhistorische waarden van de Limes.
  • Plaatselijk kleinschalige landschappen met vroegere strangen en stroomruggen, ook enkele landgoederen.
  • Leefgebied das.
  • Leefgebied kamsalamander.
  • Zeer rijk leefgebied steenuil.
  • Cultuurhistorische waarden van de stroomruggen en landgoederen, oude kavelpatronen (Slijk-Ewijk), doorbraakkolken, waterstaatswerken (o.a. zegen en weteringen, Linge).
  • Abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, waterreservoir.
  • Ecosysteemdiensten: recreatie, waterwinning.
  • Alle door de Wet natuurbescherming beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied.

De (relevante) ontwikkelingsdoelen voor natuur en landschap voor de GO binnen dit deelgebied zijn:

  • ontwikkeling ecologische verbinding Overbetuwe - KAN: parkachtige structuren met water en moeraszones.
  • ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden.
  • ontwikkeling biotopen voor vlinders, reptielen en amfibieën en vogels van cultuurlandschappen.
  • ontwikkeling cultuurhistorische patronen en beheersvormen.

Met dit bestemmingsplan wordt binnen de Groene ontwikkelingszone een cluster met drie vrijstaande woningen en een gezamenlijk bijgebouw mogelijk gemaakt. Er is daarmee geen sprake van een grootschalige ontwikkeling. In de quickscan flora en fauna (Bijlage 10) is het planvoornemen nader getoetst aan de bovenstaande kernkwaliteiten van de GO. Ter plaatse van de overige gronden van de Groene ontwikkelingszone wordt bijgedragen aan de daadwerkelijke realisatie van een ecologische verbindingszone. De gronden worden ingericht met onder meer rabattenbos, opgaand groen, een waterplas en watergangen, boomgroepen en solitaire bomen en open agrarische percelen (extensief agrarisch gebruik). Op advies van de provincie in het kader van het vooroverleg, is voor de laatstegenoemde open gronden gekozen voor schraal grasland. Ten opzichte van de huidige invulling van deze gronden als boomkwekerij, is er daarmee sprake van een significante ontwikkeling van de ecologische en hydrologische waarden van de Groene ontwikkelingszone en neemt het oppervlak aan natuur aanzienlijk toe. De inrichting en beplanting, zoals beschreven in het inrichtings-, beplantings- en beeldkwaliteitsplan (respectievelijk te raadplegen in Bijlage 2, Bijlage 3 en Bijlage 1), is op deze eis nadrukkelijk afgestemd.

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen aantasting van de kernkwaliteiten van de GO met zich meebrengt, maar integendeel juist bijdraagt aan de te bereiken doelstellingen voor het gebied.

Thema 'wonen'
Aangezien met het plan in totaal 41 nieuwe woningen en 56 zorgwoningen mogelijk worden gemaakt, is het thema 'wonen' van toepassing. Nieuwe woningen mogen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. In paragraaf 4.1 onder 'Ladder voor duurzame verstedelijking' alsmede in Bijlage 2 is het plan uitvoerig getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en is onder meer ingegaan op de wijze waarop het woon- en zorgprogramma passen binnen onder meer de regionale afspraken. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan de regels met betrekking tot het thema wonen.

Planlocatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren
Op deze locatie gelden de volgende aanduidingen:

  • tijdelijk verbod nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging glastuinbouw;
  • Romeinse limes;
  • intrekgebied.

De ligging binnen deze gebieden zorgt niet voor belemmeringen. Het plan maakt geen nieuwvestiging, uitbreiding of hervestiging van een glastuinbouwbedrijf mogelijk. Daarnaast is er geen sprake van winning van fossiele energie. De regels ten aanzien van de Romeinse Limes bepalen dat nieuwe ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes niet mogen aantasten (artikel 2.60). In paragraaf 5.12 van dit bestemmingsplan wordt onderbouwd dat de voorgenomen ontwikkelingen geen negatieve invloed hebben op de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes.

Thema 'detailhandel'
Dit bestemmingsplan voorziet in een verplaatsing van een detailhandelsfunctie vanuit het landelijk gebied (Baltussenweg 37) naar de onderhavige planlocatie in bestaand stedelijk gebied. Dit past in het uitgangspunt dat stedelijke functies, zoals detailhandel, in principe binnen bestaand stedelijk gebied worden uitgeoefend. Op de locatie in Heteren wordt de bestaande, tijdelijk vergunde vestiging van de fietsenwinkel uitgebreid. Planologisch wordt er in de gemeente 1.995 m² bvo aan detailhandel toegevoegd. Daarnaast is er zeer beperkt (ca. 150 m²) sprake van uitbreiding van planologische mogelijkheden in winkelvloeroppervlak.

Het plangebied betreft een 'perifere locatie', zoals bedoeld in de verordening. Conform artikel 2.2.4 van de verordening is dit uitsluitend toegestaan, mits de detailhandelsvoorziening past in het vigerende Regionaal programma werklocaties (RPW). In Bijlage 2 (paragraaf 6.2 van de betreffende bijlage) is aan het RPW getoetst. Het RPW kent vier doelstellingen:

  • zorgen voor nieuwe economische ontwikkeling op de juiste locatie met maximaal rendement voor de werkgelegenheid;
  • ruimte geven aan lokale bedrijvigheid;
  • in een realistisch tijdspad toewerken naar een economisch evenwicht in vraag en aanbod;
  • de economische marktontwikkelingen nauwlettend volgen en optimaal benutten.

Ten aanzien van perifere detailhandel in relatie tot de gewenste planontwikkeling zijn de volgende overwegingen relevant:

  • gezien het volume van het assortiment kan de fietsenwinkel niet in reguliere centrumgebieden worden ingepast.
  • de locatie Poort van Midden-Gelderland is aangewezen als kleinschalig cluster ('overige winkellocatie), waar onder voorwaarden marktinitiatieven geconcentreerd kunnen worden.
  • in 2016 is over de verplaatsing van de winkel advies gegeven door het Intergemeentelijk Overleg. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is het plan, inclusief de beoogde uitbreiding op de locatie in Heteren, opnieuw ter advies voorgelegd. Op 17 juni 2020 is positief besloten op deze adviesaanvraag door het regionaal PFO Economie. Het initiatief past binnen het vigerende RPW.
  • er is een groot aantal bedrijfseconomische redenen voor de uitbreiding van de fietsenwinkel, welke in de genoemde bijlage uitgebreid zijn beschouwd.
  • er is geen ruimte voor de planontwikkeling op daarvoor aangewezen concentratiegebieden. De Aamsepoort in Elst is het concentratiegebied in Overbetuwe, maar door de geldende bestemming (Detailhandel – Tuin-, Interieur- en Sfeercentrum) en het ontbreken van leegstand is hier geen ruimte.


Tevens moet sprake zijn van lokale uitbreiding/verplaatsing en moet elders in de gemeente/subregio planologische ruimte voor perifere detailhandelsvoorzieningen worden wegbestemd. Dit is het geval: er sprake van een verplaatsing en lokale uitbreiding. Daarbij worden op de locatie Baltussenweg in Driel planologische mogelijkheden voor detailhandel weggenomen. Met een voorwaardelijke verplichting in de planregels is geborgd dat de detailhandel op de huidige locatie wordt beëindigd.

De gewenste ontwikkeling is in overeenstemming met het RPW en voldoet daarmee aan de in de Omgevingsverordening gestelde regels.

Drinkwaterbescherming
Het plangebied ligt binnen een intrekgebied grondwater en (gedeeltelijk) binnen een boringsvrije zone. In de Omgevingsverordening zijn hiervoor specifieke regels opgenomen in artikelen 3.5, 3.25 en 3.26 ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de drinkwatervoorziening. Deze regels hebben onder meer betrekking op de aanleg van boorputten (waaronder sonderingen), grond- of funderingswerken en open of gesloten bodemenergiesystemen. Zo zijn bodemenergiesystemen verboden en is het verboden om boorputten op te richten. Tevens is het verboden om grond- of funderingswerkzaamheden uit te voeren op een diepte van 3 meter of meer onder het maaiveld. Deze verboden gelden niet indien wordt voldaan aan bepaalde voorschriften die opgenomen zijn in de verordening. Voorafgaand aan het oprichten van een boorput of het uitvoeren van grond- of funderingswerkzaamheden dieper dan 3 meter dient door degene die de activiteit onderneemt een melding te worden gedaan bij Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland.

De zorgplicht grondwaterbescherming vraagt aandacht om te voorkomen dat bepaald handelen of juist het nalaten daarvan de kwaliteit van het grondwater aangetast.

Omdat bij de uitvoering van werkzaamheden in het plangebied moet worden voldaan aan de regels die opgenomen zijn in de Omgevingsverordening voor boríngsvrije zones en intrekgebieden, is op de verbeelding van het bestemmingsplan op beide planlocaties de aanduiding 'milieuzone - beschermingszone grondwater' opgenomen. In de regels is bepaald dat hier tevens de regels uit de Omgevingsverordening Gelderland gelden vanwege de ter plaatse aanwezige boríngsvrije zone en het intrekgebied. Er geldt een verbod voor het bouwen van bouwwerken dieper dan 3 meter, tenzij er sprake is van vervanging van bestaande fundering, of op basis van een advies van het waterleiding bedrijf vaststaat dat er vanuit grondwaterbeschermingsoogpunt geen bezwaar tegen de bouwactiviteiten is. Eventueel kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het bouwen worden gesteld.

De aanduiding 'milieuzone – beschermingszone grondwater' vervult mede een signaleringsfunctie en maakt direct duidelijk dat deze regels uit de verordening ten behoeve van de bescherming van het grondwater in acht genomen moeten worden. De regels die opgenomen zijn in de Omgevingsverordening Gelderland hebben een rechtstreekse werking en deze gelden dus ook los van het bestemmingsplan altijd.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

4.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Overbetuwe 2040
Op 1 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de integrale koers en ambities van de gemeente Overbetuwe voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot en met 2040 aan. De Omgevingsvisie is er primair op gericht om de kwaliteit van het leefmilieu te behouden en waar mogelijk te versterken. Samenwerking tussen verschillende partijen staat centraal en is noodzakelijk om deze doelen te bereiken. De visie is opgesteld vanuit een brede blik, waarbij ruimtelijke ordening, milieu, economie en bereikbaarheid met elkaar worden verbonden.

De gemeente onderscheidt een aantal kernwaarden die als vertrekpunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen dienen. Deze kernwaarden zijn ontstaan in het cultuurhistorisch gegroeide Betuwse rivierenlandschap. Kernwaarden zijn beschreven op het gebied van bodem en landschap, netwerk en infrastructuur en occupatie. De verschillende kernen in de gemeente kennen elk een eigen karakteristieke identiteit en waarden. Deze worden eveneens als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen gehanteerd. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen en het buitengebied is een speerpunt in het beleid.

In de Omgevingsvisie wordt de focus gelegd op zes opgaven:

  • Vitaal buitengebied in beweging;
  • Innovatieruimte voor ondernemerschap;
  • Samen werken aan energietransitie;
  • Gevarieerde dorpse woonomgeving;
  • Netwerk verbonden met samenleving;
  • Voorzieningen geclusterd.

Per thema wordt de toekomstige ontwikkeling van de Overbetuwse leefomgeving beschreven.

Beoordeling
De planlocatie Baltussenweg 37 e.o. te Driel behoort tot het buitengebied van Overbetuwe. Eén van de centrale opgaven volgens de Omgevingsvisie is het behouden van een vitaal buitengebied. De gemeente wil dit met (meer) differentiatie bereiken. In het buitengebied worden zeven deelgebieden onderscheiden, met specifieke ambities per deelgebied, die op concrete situaties worden toegepast. Het plangebied ligt op een snijvlak van verschillende gebieden: aan de rand van de uiterwaarden, aan de dorpsrand van Driel en aan de rand van de landschappelijke zone (parklandschap) die zich uitstrekt van Driel en de Drielse Rijndijk tot aan Park Lingezegen. De Omgevingsvisie geeft in samenhang met het Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe het landschappelijk kader voor ontwikkelingen in het buitengebied. Bij de planontwikkeling is nadrukkelijk rekening gehouden met de ligging op een snijvlak van verschillende karakteristieke gebieden en de daarbij behorende bestaande en te ontwikkelen kwaliteiten. Onder het kopje 'Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)' wordt hier nader op ingegaan.

Ook aan enkele overige opgaven wordt door het voorliggende plan bijgedragen, namelijk het streven naar een gevarieerde dorpse woonomgeving, verbinden van netwerken met de samenleving en het clusteren van voorzieningen. Het plan voorziet in een combinatie van woningen en zorgwoningen in een landelijke omgeving aan de rand van de bebouwde kom van Driel. Bij elkaar passende voorzieningen worden geclusterd, waarbij er een onderscheidend landelijk woonmilieu wordt gecreëerd. De clustering biedt ook mogelijkheden om netwerken met bestaande voorzieningen in en rond de kern tot stand te brengen.

Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling is het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan is er sprake van ontwikkeling van in totaal zes clusters met woningen of zorgwoningen en een gebouw voor een kinderopvang/ontmoetingsruimte. Deze ontwikkelingen vinden plaats in het buitengebied. Een bestaande agrarische bedrijfslocatie verdwijnt en een detailhandelslocatie wordt verplaatst uit dit gebied. Het LOP stelt kaders voor de ontwikkelingen in dit plangebied.

Het plangebied Baltussenweg 37 e.o. maakt deel uit van het oeverwallen- en stroomruggenlandschap, waar gestreefd wordt naar behoud van ruimtelijke afwisseling en versterking van kleinschaligheid op de oeverwallen. Het plangebied ligt in de deelgebieden 1c (Oeverwal tussen Driel en Randwijk, westelijk plandeel) en 13a ('t Vlot, oostelijk plandeel). Bij het opstellen van het inrichtingsplan (opgenomen in Bijlage 2) is het LOP in samenhang met bovengenoemde Omgevingsvisie als kader gehanteerd. Hierna wordt dit per deelgebied nader toegelicht.

Westelijk plandeel: oeverwal Driel
De oeverwal zuidelijk van de Nederrijn strekt zich uit van Randwijk in het westen tot Driel, ter hoogte van het plangebied, in het oosten. In dit deelgebied is beoogd om het stroomruglandschap te versterken. Panorama’s naar de stuwwal dienen behouden te blijven. In dit deelgebied moet er dus voorzichtig omgegaan worden met verdichtende ontwikkelingen. Behoud van zichtrelaties tussen de stuwwal en de kern Driel/Baltussenweg is daarom als randvoorwaarde bij de planuitwerking gesteld.

In het deelgebied worden onder meer de volgende ambities nagestreefd:

  • Behoud kolk De Nieuwstad, direct noordwestelijk van het plangebied. Deze blijft behouden. Aansluitend wordt een weide voorzien en wordt het huidige agrarische bouwvlak verwijderd;
  • Vergroten contrast tussen openheid en kleinschaligheid. Dit wordt bereikt doordat kleinschalige bebouwingsclusters worden afgewisseld met open agrarische percelen, behoud van doorzichten tussen de clusters en landschappelijke inpassing van de clusters.


Met de gekozen invulling is een passende verhouding tussen bebouwing en onverhard gebied gevonden. De weides, die door jongvee extensief zullen worden begraasd, borgen het behoud van het agrrische karakter van het gebied, in samenhang met de (boeren)erf-achtige opzet van de clusters.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0017.png"  
Afbeelding 17: landschappelijke inpassing en inrichting westelijk plandeel conform LOP  

Oostelijk plandeel: 't Vlot
In dit deelgebied ligt een provinciaal aangewezen ecologische verbindingszone tussen de Nederrijn en Park Lingezegen. Het deelgebied functioneert als een groene bufferzone tussen Driel en Arnhem (wijk Schuytgraaf). Dit karakter moet worden behouden. Naast het realiseren van natuur is het maken van een recreatief netwerk mogelijk. Binnen het deelgebied wordt ingezet op onder meer:

  • Ontwikkeling ecologische verbindingszone. Kavelpatronen geven richting aan de inrichting;
  • Aanleg vochtig loofbos, rietmoeras
  • Woerden beleefbaar houden;
  • Open kom ten oosten van Driel open houden;
  • Toegankelijkheid en beleefbaarheid bufferzone vergroten;
  • Versterken contrast tussen openheid en kleinschaligheid, onder meer door laanbeplanting en erfbeplanting op lagere oeverwallen;
  • Cultuurhistorie (karakteristieke verkavelingspatronen) herkenbaarder maken.

Met dit bestemmingsplan wordt een belangrijke stap in de realisatie van de ecologische verbindingszone gezet. Het plandeel ligt op een belangrijk schakelpunt voor deze zone en is essentieel om een doorgaande verbindingszone tot stand te brengen. Ten noorden van het plandeel zijn al enkele percelen met natuur ingericht en met het voorliggende plan wordt dit verder uitgebreid door de huidige agrarische boomkwekerijfunctie om te zetten in ontwikkeling van de volgende functies. Daarbij zijn de bovengenoemde ambities voor het deelgebied als leidraad gehanteerd. Bij de inrichting van het gebied zijn de herkenbare kavelpatronen gehandhaafd en beter zichtbaar gemaakt. Het plandeel bestaat uit:

  • weides aan de Baltussenweg, waarmee een kleinschalig agrarisch landschap in lijn met het westelijk plandeel wordt gecreëerd. Dit vormt een logische overgang naar de rest van het deelgebied (bebouwingscluster en natuur);
  • een grootschalige open weide in de oostelijke zone;
  • aanleg rabattenbossen en bosplantsoenen met boomvormers (streekeigen beplanting);
  • realisatie waterplas en rietmoeras centraal in het gebied;
  • aanleg wandelpaden met bruggen door het gebied heen ter bevordering van toegankelijkheid, beleefbaarheid en recreatieve ontwikkeling in samenhang met ontwikkeling van ecologische waarden;
  • aanleg natuurvriendelijke oevers langs bestaande watergangen;
  • realisatie kleinschalig wooncluster in boerenerf-opzet met drie woningen en gedeelde toegangsweg, bijgebouw en erf. Nadrukkelijk wordt de relatie met de waterplas en het open landschap benut;
  • fruitboomgaard en bomenrij nabij de toegangsweg;
  • solitaire bomen en boomgroepen verspreid door het plangebied.


De voorgestelde inrichtingsmaatregelen leveren in samenhang bezien een bijdrage aan een groot aantal ambities uit het LOP voor dit deelgebied. Het gebied zal blijven functioneren ls buffer tussen Driel en Schuytgraaf en wordt ontwikkeld met een gebalanceerde mix van natuur, weides, water, een bebouwingscluster en intensieve recreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0018.png"  
Afbeelding 18: inrichting oostelijk plandeel in deelgebied 't Vlot conform LOP.  


Conclusie
Het plan levert een bijdrage aan meerdere doelstellingen van het LOP en is hiermee dus in overeenstemming.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' is relevant. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn heeft de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt enerzijds voorzien in een verplaatsing en uitbreiding van een detailhandelsfunctie naar de locatie Poort van Midden Gelderland Blauwe 14 te Heteren. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de huidige bestemming ('Bedrijventerrein') op deze locatie, is er geen sprake van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten op deze planlocatie.

Aan de Baltussenweg 37 e.o. worden in totaal 6 clusters met stedelijke functies (41 woningen, 56 zorgwoningen, een kinderdagopvang en een dagbestedingsvoorziening) gerealiseerd. Gezien de aard en omvang van deze ontwikkeling, kan dit onderdeel van het plan als een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r., worden beschouwd. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is daarom noodzakelijk.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgesteld op basis van de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het ruimtelijke plan. In de aanmeldingsnotitie vindt een beoordeling/toets plaats aan de criteria, die zijn genoemd in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze is opgenomen in Bijlage 3. Aanbevolen is om geen MER op te stellen. Het bevoegd gezag heeft voorafgaand aan de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan een afzonderlijk besluit hieromtrent genomen (d.d. 9 februari 2021). Dit besluit is op de voorgeschreven wijze kenbaar gemaakt.

5.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een plan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.


De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld.

De gemeente Overbetuwe heeft specifiek beleid vastgesteld in de Nota geluidbeleid en de Nota hogere grenswaarden.

Beoordeling
Met dit bestemmingsplan worden nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt op de planlocatie Baltussenweg 37 e.o. de Driel, namelijk woningen, zorgwoningen en kinderdagopvang. In de omgeving van de planlocatie zijn enkele wegen aanwezig met diverse snelheidsregimes. Spoorwegen en geluidgezoneerde industrieterreinen zijn in de omgeving niet aanwezig.

Er is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in Bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de relevante omliggende wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijdt. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening is tevens de cumulatieve geluidbelasting berekend. Deze blijft eveneens (ruimschoots) onder de voorkeursgrenswaarde. Er zijn dan ook geen akoestische belemmeringen voor de geplande woningen, zorgwoningen en het kinderdagverblijf.

Conclusie
Het aspect akoestiek vormt geen belemmering voor het plan.

5.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.


Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
  • het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).


Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt enerzijds voorzien in een verplaatsing en uitbreiding van een detailhandelsfunctie naar de locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren. Hier neemt het aantal verkeersbewegingen met circa 290 mvt/etmaal toe conform de berekende verkeersgeneratie in paragraaf 5.13. Aan de Baltussenweg 37 e.o. worden in totaal 6 clusters met stedelijke functies (41 woningen, 56 zorgwoningen, een kinderdagopvang en een dagbestedingsvoorziening) gerealiseerd. Ook hier is sprake van een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen, maximaal circa 140 mvt/etmaal.

De ontwikkelingen kunnen dan ook een relevant effect op de luchtkwaliteit hebben. Om na te gaan of de ontwikkeling NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is door middel van de NIBM-tool berekend of het plan mogelijk in betekenende mate bijdraagt. Afbeelding 19 geeft de resultaten hiervan weer. Hierbij is vanuit een worst case benadering de totale verkeerstoename vanwege het plan berekend, hoewel de locaties op behoorlijke afstand van elkaar liggen. De conclusie is dat het plan ruim onder de drempelwaarde blijft, derhalve niet in betekenende mate bijdraagt en nader onderzoek niet noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0019.png"  
Afbeelding 19: resultaten NIBM-tool (bron: www.infomil.nl)  

5.4 Bedrijven en milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk of een rustig buitengebied is ingericht volgens het principe van functiescheiding.

Beoordeling
Locatie Baltussenweg 37 e.o. te Driel
Dit bestemmingsplan maakt op deze planlocatie zowel nieuwe milieugevoelige functies (woningen en zorgwoningen) als een nieuwe milieubelastende functie (kinderdagverblijf en dagbesteding) mogelijk.

In de omgeving van de planlocatie zijn de volgende relevante milieubelastende functies aanwezig. In de onderstaande tabel is getoetst wat de kortste afstand tot milieugevoelige functies in het plangebied zal zijn en of aan de richtafstand wordt voldaan. Uitgegaan is van het gebiedstype 'rustig buitengebied/rustige woonwijk'.

Adres   Functie   Milieucategorie   Richtafstand   Afstand feitelijk  
Vogelenzangse- straat 3   Pluimveehouderij   4.1   200 meter   ca. 85 meter  
Drielse Rijndijk 85   Detailhandel (houtkachelwinkel)   1   10 meter   ca. 12 meter  
Baltussenweg 39   Autobedrijf   2   30 meter   ca. 80 m  


Aan de richtafstand ten opzichte van de pluimveehouderij Vogelenzangsestraat 3 wordt niet voldaan. De richtafstand wordt bepaald door het aspect geur. Op dit aspect wordt in paragraaf 5.5 nader ingegaan en er is een geuronderzoek uitgevoerd ten aanzien van de betreffende veehouderij (zie Bijlage 5). uit het onderzoek volgt dat er geen belemmeringen zijn. Daarnaast is, mede naar aanleiding van een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan, een nader onderzoek naar de effecten van geur, fijnstof en endotoxinen vanwege de pluimveehouderij uitgevoerd (Bijlage 6). Hieruit blijkt dat er geen beperking voor het bedrijf ontstaat en dat de luchtkwaliteit ter plaatse ruimschoots voldoet aan de grenswaarden.

Spuitzones
Ten aanzien van boom- en fruitteeltbedrijven is niet alleen de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van belang, maar ook spuitzones in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij deze bedrijven. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' is opgenomen dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt in acht moet worden genomen (artikel 3.4.1). Deze afstand wordt algemeen aanvaard, maar er kan volgens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gemotiveerd worden afgeweken van deze afstand.

Direct ten noorden van het perceel Baltussenweg 37 ligt een boomgaard. De bebouwing in clusters 3 en 4, die respectievelijk maximaal 20 woningen en maximaal 32 zorgwoningen krijgen, liggen gedeeltelijk binnen 50 meter van deze boomgaard, op een kleinste afstand van ruim 10 meter. Ook de bestaande (bedrijfs)woning Drielse Rijndijk 83 ligt binnen de spuitzone. Met deze woning moet reeds rekening worden gehouden. De woning wordt behouden, maar niet op kortere afstand tot de boomgaard worden gerealiseerd. In Bijlage 7 is nader onderzocht of gemotiveerd van de richtafstand van 50 meter afgeweken kan worden ten aanzien van de (zorg)woningen in clusters 3 en 4. Navolgend wordt ingegaan op de voornaamste bevindingen en conclusies.

De betreffende (peren)boomgaard is volledig omzoomd door een groenblijvende windsingel. Voor de geplande ontwikkelingen dient desondanks rekening gehouden te worden met een spuitzone. Zoals hiervoor is genoemd, is de in de praktijk gebruikte afstand van 50 meter indicatief. Dat betekent dat er onder omstandigheden gemotiveerd van kan worden afgeweken. Hierbij zijn de volgende aspecten relevant:

  • 1. wat wordt planologisch mogelijk gemaakt;
  • 2. welke gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt;
  • 3. wat zijn de effecten van de gewasbeschermingsmiddelen voor de mens bij blootstelling;
  • 4. het gebruik van driftreducerende middelen.

Wanneer deze aspecten nader locatiespecifiek worden beschouwd, zijn de volgende omstandigheden van belang.

  • In de huidige situatie is er in een tweetal gevallen reeds sprake van een woning op een afstand van 10 meter en minder ten opzichte van de boomgaard, derhalve op vergelijkbare tot iets kleinere afstand dan de beoogde nieuwe bebouwing.
  • Uit overleg met de kweker van de boomgaard is naar voren gekomen dat onder andere door de ligging van deze beide woningen de bedrijfsvoering al dusdanig is aangepast, dat spuiten op een afstand van 10 meter geen problemen geeft. Hiervoor is de groenblijvende windsingel opgericht. Verder vindt bemesting handmatig en met een druppelslang plaats en is er sprake van een teeltvrije zone van circa 5 meter.
  • Onbekend is welke middelen de fruitteler gebruikt bij het spuiten van de fruitbomen. Om die reden wordt uitgegaan van de gewasbeschermingsmiddelen die in de fruitteelt het meest worden gebruikt. Bij het bepalen van de afstand in het onderzoek is gemotiveerd worst case uitgegaan van het middel Captan.
  • Uit onderzoek van Wageningen University & Research blijkt dat de gezondheidsrisico's van gewas-beschermingsmiddelen voor omwonenden vooral liggen bij opname van stoffen door de huid (dermaal risico). Voor het middel Captan wordt het dermale blootstellingseindpunt (100%) overschreden bij bespuiting op fruitbomen zonder blad op een afstand van 20 meter tot de laatste bomenrij. Zoals eerder opgemerkt worden de laatste drie boomrijen vanaf de woning handmatig behandeld en is er sprake van een teeltvrije zone van 5 meter. Bovendien is een windsingel gerealiseerd.
  • Uit informatie van de kweker blijkt dat deze een dwarsstroomspuit met driftbeperkende Venturi spleetdoppen gebruikt (DRT75). Uit onderzoek blijkt dat in die situatie van een in de winter bladhoudende windhaag vanaf een afstand van 5 meter tot de laatste bomenrij in het geheel geen overschrijding van het dermale blootstellingseindpunt plaatsvindt. In de huidige situatie is sprake van een groenblijvende windhaag, waarmee de afstand kan worden verkleind naar 5 meter.
  • Vanwege de aangrenzende watergangen is de fruitteler verplicht om emissiebeperkende spuittechnieken te gebruiken. Hierbij dient afstand te worden houden van de aanwezige sloot door middel van een teeltvrije zone. Deze zone bedraagt bij de teelt van peren tenminste 3 meter indien er gebruik wordt gemaakt van driftreducerende spuittechnieken.

Op basis van de benoemde omstandigheden van het geval wordt geconcludeerd dat een afstand van 10 meter ten opzichte van de boomgaard te verantwoorden is. Deze afstand wordt in werkelijkheid nog met circa 5 meter vergroot in verband met de teeltvrije zone en een windsingel. Daarbij wordt geconcludeerd dat in de huidige situatie reeds op 10 meter en minder woningbouw aanwezig is, zonder dat dit tot problemen leidt. Verder wordt geconcludeerd dat in een situatie zonder bladhoudende haag tussen het agrarische perceel en het perceel met de beoogde woning en zorgerf, een afstand van 20 meter (-6 meter teeltvrije zone) volstaat. Met een bladhoudende windhaag is het mogelijk de afstand te verkleinen tot zelfs 5 meter.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Omliggende functies worden niet belemmerd. Ook spuitzones vormen geen belemmering voor het oprichten van de nieuwe bebouwing.

5.5 Geurhinder

Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het oprichten van nieuwe geurgevelige objecten in het plandeel Baltussenweg 37 e.o. te Driel. In de omgeving van deze planlocatie is één veehouderij aanwezig, namelijk de pluimveehouderij aan de Vogelenzangsestraat 3. Ten aanzien van deze veehouderij is een geuronderzoek uitgevoerd (Bijlage 5) en is een nadere beschouwing van onder meer de ontwikkelmogelijkheden voor de veehouderij uitgevoerd (Bijlage 6). Uit deze onderzoeken blijkt dat er geen belemmeringen voor de veehouderij optreden. Daarnaast is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor het initiatief.

5.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een nieuwe woningen en zorgwoningen en dus gevoelige functies mogelijk. Derhalve is een bodemonderzoek voor de planlocatie Baltussenweg 37 e.o., voor zover het de beoogde bebouwingsclusters betreft noodzakelijk. Voor deze planlocatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in Bijlage 8. Voor de onderzoeksmethodiek en gedetailleerde resultaten wordt verwezen naar deze bijlage. Uit het onderzoek blijkt dat er hooguit sprake is van lichte verontreinigingen in de bodem en het grondwater. De licht vehoogde gehaltes met nikkel in de bodem kunnen als verhoogde achtergrondwaarde worden beschouwd. De verhoogde gehaltes barium en molybeen in het grondater betreffen eveneens van nature verhoogde achtergrondwaarden. De bodemkwaliteit vormt hiermee geen belemmering voor de toekomstige functies. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Voor de locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 in Heteren is een bodemonderzoek niet noodzakelijk gezien de aard van de wijziging.

Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan. De bodem is geschikt voor het beoogde gebruik.

5.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Locatie Baltussenweg 37 e.o. te Driel
Het bestemmingsplan voorziet in de in de realisatie van in totaal 97 nieuwe woningen, waarbij de bestaande rijwielhandel wordt verwijderd. Van de 97 woningen worden er 41 reguliere woningen (grotendeels seniorenwoningen) ontwikkeld en 56 zorgwoningen. Er is sprake van nieuwe kwetsbare objecten met deze ontwikkeling.

Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In afbeelding 19 is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0020.png"  
Afbeelding 19: uitsnede provinciale risicokaart (geraadpleegd op 26 januari 2021) met het plangebied locatie Driel in zwarte cirkel  

De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op.

Het plangebied ligt op ca. 3.250 meter ten oosten van de snelweg A50 en op ca. 1.900 meter ten westen van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen. Over deze twee transportroutes worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Op basis van de regeling basisnet en de provinciale risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze twee risicobronnen niet over het plangebied ligt.

Ten aanzien van het groepsrisico is het plan gelegen in het invloedsgebied van snelweg A50 en de spoorlijn Arnhem - Nijmegen. Daarmee hebben wijzigingen in het invloedsgebied mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico van beide risicobronnen. Echter is de afstand tussen het plan en beide risicobronnen dermate groot (groter dan 200 meter), dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Verantwoording groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van een twee externe veiligheidsrisicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat om de wettelijke verplichting op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de snelweg A50 en de spoorlijn Arnhem - Nijmegen. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de Veiligheidsregio adviesrecht. Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) van 21 januari 2021 (kenmerk: 2021-000165).

Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen. VGGM zag eveneens geen reden om aanvullend te adviseren.

Zelfredzaamheid
Met de term “zelfredzaamheid” wordt bedoeld: Het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij (een dreiging van) een gevaarlijke situatie. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol.

  • Het plan ligt binnen de effectafstand van het relevante incidentscenario toxische wolk. Bij het genoemde scenario is naar verwachting het schuilen in een woning/gebouw het te adviseren handelingsperspectief van de veiligheidsregio. Het plan leidt tot een toename van het aantal aanwezigen waarbij de doelgroep in woonzorgfunctie vermindert zelfredzaam is. Het ligt daarbij in de verwachting dat de aanwezigen zichzelf in veiligheid kunnen brengen, mits geïnformeerd en tijdig gewaarschuwd.
  • De VGGM adviseert ter verbetering zelfredzaamheid, het toepassen van risicocommunicatie, BHV organisatie af te stemmen op de aanwezige risico's en technische maatregelen te treffen aan de gebouwen zodat een toxische wolk buiten blijft.

Ten aanzien van risicocommunicatie is er NL Alert. Hiermee zijn mensen binnen een bepaald gebied gericht te informeren door het sturen van een bericht naar mobiele telefoons. Verder zal de gemeente initiatiefnemer inlichten over de aanwezige risico's en is het plan te ontvluchten via de Baltussenweg en de Drielse Rijndijk. Gezien het geadviseerde van de VGGM enkel ter verbetering is, acht de gemeente het niet noodzakelijk om verdere maatregelen te treffen om de zelfredzaamheid te vergroten. Daarnaast zijn de geadviseerde maatregelen niet ruimtelijk relevant.


Locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren
Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van een rijwielhandel aan de Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In afbeelding 20 is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0021.png"  
Afbeelding 20: uitsnede provinciale risicokaart (geraadpleegd op 26 januari 2021) met het plangebied locatie Heteren in zwarte cirkel  

De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op:

Transportroutes
Het plangebied ligt op ca. 120 meter ten westen van de snelweg A50. Over deze transportroute vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van de regeling basisnet en provinciale risicokaart is vastgesteld dat plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze risicobron niet over het plangebied ligt.

Ten aanzien van het groepsrisico is het plangebied wel gelegen binnen het invloedsgebied van de snelweg A50. Ontwikkelingen hierbinnen hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Er is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd (zie de rapportage in Bijlage 9). Uit dit onderzoek volgt dat het groepsrisico door de toekomstige situatie niet toeneemt en de hoogte van groepsrisico beneden de 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijft. Hierdoor kan er worden volstaan met een beperkte verantwoording groepsrisico.

Buisleidingen
Aangrenzend aan het plangebied ligt aan de noordzijde aardgastransportleiding (N-568-32). Op basis van de provinciale risicokaart is vastgesteld dat de aardgastransportleiding ter plaats van het plangebied geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 heeft. Daarnaast ligt ook de belemmeringenstrook niet over het gebouw.

Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied wel binnen het invloedsgebied van deze aardgastransportleiding. Ontwikkelingen hierbinnen hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Hiervoor heeft de initiatiefnemer een onderzoek externe veiligheid aangeleverd, genaamd: Rijwielhandel te Heteren, met rapportnummer O 16556-2-RA d.d. 18 januari 2021. Uit dit onderzoek volgt dat het groepsrisico door de toekomstige situatie niet toeneemt en de hoogte van groepsrisico beneden de 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijft. Hierdoor kan er worden volstaan met een beperkte verantwoording groepsrisico.

Inrichtingen
Het plangebied ligt op ca. 550 meter ten noorden van het bedrijf A.S. Watson B.V (Kruidvat distributiecentrum, Poort van Midden Gelderland Rood 24 te Heteren). Hier worden gevaarlijke stoffen opgeslagen waardoor het bedrijf valt onder het 'Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO)'. Uit een destijds opgestelde risicoberekening ('Kwantitatieve Risicoanalyse Distributiecentrum A.S. Watson Heteren', d.d. 21 januari 2015 met documentnummer BD3451-104-100), blijkt dat het plangebied buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze inrichting ligt. Dit vormt geen belemmering voor de realisatie van dit plan.

Ten aanzien van het groepsrisico is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van deze inrichting. Ontwikkelingen hierbinnen hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Uit de destijds uitgevoerde risicoberekening,('Kwantitatieve Risicoanalyse Distributiecentrum A.S. Watson Heteren', d.d. 21 januari 2015 en documentnummer BD3451-104-100), blijkt dat het berekende groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt (zie afbeelding 21).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0022.png"  
Afbeelding 21: fN-curve QRA A.S. Watson B.V.  

Het plan voorziet in een beperkte toename van het aantal aanwezige personen. Gelet op de afstand tot de risicobron heeft dit geen invloed op het groepsrisico. Desondanks is er sprake van een ontwikkeling binnen het invloedsgebied en moet het groepsrisico verantwoord worden.

Verantwoording groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van verschillende externe veiligheidsrisicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat om de wettelijke verplichting op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de snelweg A50 (onderdelen H en I), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) artikel 12 vanwege de aardgastransportleidingen (onderdelen A, B, H en I) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) artikel 13 vanwege de inrichting A.S. Watson B.V. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) van 21 januari 2021 (kenmerk: 2021-000165).

A. Personendichtheid
Het plan maakt de uitbreiding van een detailhandel mogelijk. Hier waren 15 personen overdag aan het werk en 1 klant per werknemer. De beoogde situatie gaat uit van 25 werknemers en 1 klant per werknemer. Hierdoor zal het aantal aanwezigen overdag met 20 personen toenemen.

B. Hoogte groepsrisico
Doordat het aantal personen maar beperkt toeneemt (maximaal 20 personen) en het plan ook nog op enige afstand ligt van A.S. Watson B.V. heeft deze wijziging geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico. Uit de destijds uitgevoerde risicoberekening van A.S. Watson B.V. (document: 'Kwantitatieve Risico analyse Distributiecentrum A.S. Watson Heteren” d.d. 21-1-2015) blijkt dat de berekende hoogte van het groepsrisico zich beneden de oriëntatiewaarde bevindt.

Voor de aardgastransportleiding is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd (Bijlage 9). Uit dit onderzoek volgt dat het groepsrisico door de toekomstige situatie niet toeneemt en de hoogte van groepsrisico beneden de 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijft.

C t/m E. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico binnen de inrichting
De gemeente Overbetuwe ziet geen andere mogelijkheden om het groepsrisico verder te beperken. In het verleden zijn er aanvullende veiligheidsmaatregelen opgenomen in de omgevingsvergunning van A.S. Watson B.V.

F. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Omdat het plan kleinschalig van aard is,de rijwielhandel reeds in een bestaand pand is gerealiseerd en de uitbreiding van deze rijwielhandel beperkt is ziet de gemeente Overbetuwe geen andere mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico.

G. Mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
De gemeente Overbetuwe is niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken.

H. Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen. VGGM zag eveneens geen reden om aanvullend te adviseren.

I. Zelfredzaamheid
Met de term “zelfredzaamheid” wordt bedoeld: Het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij (een dreiging van) een gevaarlijke situatie. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol.

  • Het plan ligt binnen de effectafstand van het relevante incidentscenario toxische wolk. Bij het genoemde scenario is naar verwachting het schuilen in een woning/gebouw het te adviseren handelingsperspectief van de veiligheidsregio. Het plan leidt tot een toename van het aantal aanwezigen waarbij de doelgroep in woonzorgfunctie vermindert zelfredzaam is. Het ligt daarbij in de verwachting dat de aanwezigen zichzelf in veiligheid kunnen brengen, mits geïnformeerd en tijdig gewaarschuwd.
  • De VGGM adviseert ter verbetering zelfredzaamheid, het toepassen van risicocommunicatie, ontvluchtbaarheid op planniveau en afspraken maken met Gasunie over werkzaamheden aan de aardgastransportleiding.

Ten aanzien van risicocommunicatie is er NL Alert. Hiermee zijn mensen binnen een bepaald gebied gericht te informeren door het sturen van een bericht naar mobiele telefoons. Verder zal de gemeente initiatiefnemer inlichten over de aanwezige risico's en is het plan te ontvluchten via de Poort van Midden Gelderland Blauw. Gezien het geadviseerde van de VGGM enkel ter verbetering is, acht de gemeente het niet noodzakelijk om verdere maatregelen te treffen om de zelfredzaamheid te vergroten. Daarnaast zijn de geadviseerde maatregelen niet ruimtelijk relevant.

Conclusie
Locatie Baltussenweg 37 e.o. te Driel
Deze planlocatie ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de transportroutes met een externe veiligheidsrisico. De plaatsgebonden risicocontour van beide risicobronnen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de snelweg A50 en de spoorlijn Arnhem - Nijmegen. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren
Het plandeel ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de transportroutes, buisleidingen en inrichtingen met een externe veiligheidsrisico. De plaatsgebonden risicocontour van de drie risicobronnen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de snelweg A50, aardgastransportleiding (N568-32) en de inrichting A.S. Watson B.V. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan.

5.8 Explosieven

De huidige gemeente Overbetuwe en buurgemeente Lingewaard maakten vanaf het begin van de geallieerde luchtlandingsoperatie 'Market Garden' op 17 september 1944 tot aan de bevrijding van Arnhem op 14 april 1945 deel uit van het frontgebied tussen de Duitsers en de Geallieerden. Overbetuwe en Lingewaard werden in hun geheel als oorlogsgebied beschouwd. Er is een gevechtspauze geweest na het oversteken van de brug bij Nijmegen. Het gebied is gedurende acht maanden frontgebied geweest waarbij het volledige eiland (gebied tussen de Rijn en de Waal) geëvacueerd is. Tevens zijn er in die periode hevige bombardementen uitgevoerd. Tijdens de inventarisatie van oorlogsgegevens zijn 104 vliegtuigcrashes opgetekend en meer dan 1.000 oorlogsgraven. Door de oorlogshandelingen ontstonden er gebieden waarvan de bodem sterk met oorlogsmateriaal werd belast, wat op dit moment nog gevaar kan opleveren voor mens en dier. De Explosieven Opruimings Dienst Defensie (EODD) gaat er in 2014 vanuit, dat slechts 35% van de munitie inmiddels uit de grond is verwijderd. Dit betekent dat we de komende decennia nog met deze explosieve erfenis te maken zullen hebben en er kans bestaat dat in het plangebied nog sprake is van onontplofte munitie.

Beoordeling en conclusie
Bij bodemroerende werkzaamheden, zoals het oprichten van gebouwen, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen en het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, is de aanwezigheid van mogelijke niet-gesprongen explosieven (NGE's) van belang. Uit een door de gemeente uitgevoerd vooronderzoek blijkt dat er sinds 1945 binnen het projectgebied sprake is geweest van verschillende bodemroeringen, zoals exploitatie en realisatie van boomgaarden, aanleg van wegen en paden, verleggen en dempen van sloten, etc. Geen van de plandelen kan echter worden vrijgegeven voor nader onderzoek naar de aanwezigheid van NGE's. Dit betekent dat voor de beoogde bebouwingsclusters nader onderzoek door middel van opsporingswerkzaamheden moet plaatsvinden. Voor aanvang van de werkzaamheden moet er een projectplan Opsporing Conventionele Explosieven (OCE) worden opgesteld. Dit projectplan moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag, te weten de burgemeester van de gemeente Overbetuwe als eindverantwoordelijke voor de openbare orde en veiligheid. Het aspect vormt in het kader van dit bestemmingsplan geen belemmering.

5.9 Kabels en leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, moet de (leiding)beheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Beoordeling en conclusie
In het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor het plan.

5.10 Waterparagraaf

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.

Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


Beoordeling (watertoets)
De voorgenomen ontwikkelingen kunnen effecten hebben op de waterhuishoudkundige situatie, zowel kwantitatief als kwalitatief. In Nederland is daarom de watertoets een verplicht onderdeel van elke ruimtelijke ontwikkeling. Bij de uitvoer van de watertoets wordt de toekomstige waterhuishoudkundige situatie in beeld gebracht. De uitkomsten en de daarbij gehanteerde uitgangspunten worden afgestemd met zowel de gemeente als het waterschap. Per plandeel wordt de watertoets hierna uitgewerkt.

Locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren
Op deze locatie wordt het bestaande gebouw uitgebreid binnen het bestaande bouwvlak. De betreffende gronden zijn reeds geheel verhard. Er is geen sprake van een toename van verhard oppervlak. Voor deze ontwikkeling is een compensatieverplichting niet aan de orde. Hemel- en afvalwater blijven gescheiden afgevoerd op vergelijkbare wijze als thans het geval is. De ontwikkeling is hydrologisch neutraal.

De planvorming heeft geen negatieve invloed op oppervlaktewater. Grenzend aan het perceel is een A-watergang aanwezig volgens de legger van het waterschap Rivierenland. De bijbehorende onderhoudsstrook ligt deels binnen het plangebied. Deze bestaande watergang blijft intact. Er wordt geen bebouwing of verharding binnen de onderhoudsstrook gerealiseerd. De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' wordt gehandhaafd.

Locatie Baltussenweg 37 e.o. te Driel
In het plandeel bij Driel worden in totaal 6 clusters van bebouwing en verharding gerealiseerd. Daarnaast wordt een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd tussen de Baltussenweg en Patrijsstraat en wordt de bestaande toegang oostelijk van de Baltussenweg verhard. Ter plaatse van het perceel Drielse Rijndijk 83 wordt de agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en een deel van de bestaande verharding verwijderd.

In de huidige situatie is het verhard oppervlak binnen de planlocatie circa 7.888 m², waarvan circa 3.729 m² uit bebouwing bestaat. In de toekomstige situatie is het verhard oppervlak circa 15.283 m². Daarvaan betreft ongeveer 6.595 m² bebouwing, 6.454 m² gesloten verharding en 2.234 m² open verharding (parkeerhoven, schuurtjes in weilanden).

Per saldo is er binnen de planlocatie sprake van een toename van meer dan 1.500 m² verhard oppervlak, namelijk circa 7.395 m² (waarvan 2.234 m² uit open verharding bestaat). Daarmee is er sprake van een compensatieverplichting volgens de Keur.

In en aangrenzend aan de planlocatie ligt een aantal oppervlaktewateren (zie afbeelding 22):

  • A-watergang westelijk van de Baltussenweg;
  • B-watergangen zuidelijk en oostelijk van perceel Drielse Rijndijk 83, doorlopend tot aan de A-watergang;
  • diverse B-watergangen in en rondom het plandeel oostelijk van de Baltussenweg;
  • C-watergangen aan zuidkant van perceel Baltussenweg 37 en op dit perceel;
  • C-watergang aan de uiterst westelijke plangrens, tot aan de Patrijsstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0023.png"  
Afbeelding 22: oppervlaktewateren plangebied en omgeving (bron: Legger waterschap Rivierenland)  

De A- en B-watergangen blijven in het plan gehandhaafd en er wordt geen bebouwing en verharding binnen de onderhoudsstroken van de watergangen opgericht. Een aantal bestaande schouwpaden wordt gebruikt voor de beoogde uitbreiding van het wandelpadennetwerk. Er worden geen nieuwe duikers aangelegd. Uitzondering op het voorgaande vormt de B-watergang, die centraal in noord-zuidelijke richting door het plandeel oostelijk van de Baltussenweg loopt. Er wordt één woonperceel voorzien ter plaatse van deze watergang. Deze watergang zal hierdoor worden onderbroken, maar worden aangesloten op de te realiseren waterplas in dit plandeel. Daarnaast vindt er een wijziging aan één C-watergang plaats. De watergang uiterst westelijk wordt gedeeltelijk verlegd. De watergang/vijver op perceel Baltussenweg 37 wordt naar aanleiding van een overlegreactie van het waterschap vrijwel geheel behouden en voor een klein gedeelte gedempt. Voor deze wijzigingen is een watervergunning volgens de Keur benodigd.

Hemelwatercompensatie
Het waterschap heeft in haar beleidsregels opgenomen dat bij een toename van 7.395 m² aan verhard oppervlak minimaal 322 m³ berging nodig is bij een T10+10%-situatie en minimaal 491 m³ bij een T100+10%-situatie. De maximale afvoer van water uit het plangebied bedraagt 1,5 l/s/ha.

Om te compenseren voor de toename in verharding en de te dempen oppervlaktewateren, wordt op enkele plaatsen nieuw oppervlaktewater voorzien. In afbeelding 23 is de toekomstige waterhuishoudkundige situatie weergegeven. Het betreft de volgende maatregelen:

  • Realisatie van een grootschalige waterplas met aangrenzend rietmoeras in het oostelijk plandeel en aansluiting van de waterplas op het bestaande B-watergangenstelsel. De waterplas heeft een voorziene oppervlakte van circa 3.570 m² en het rietmoeras van circa 2.555 m²;
  • Aanleg van drie nieuwe B-watergangen in oost-westelijke en noord-zuidelijke richting, aansluitend op het bestaande B-watergangenstelsel;
  • Verlegging en verlenging van de C-watergang westelijk in het plangebied, aansluitend op het te handhaven deel en op de bestaande B-watergang;
  • Het hemelwater wordt nabij de nieuwe erven opgevangen in wadi’s.

Hiermee kan ruimschoots aan de minimale compensatie in geval van een T100+10%-situatie worden voldaan. Nadere technische uitwerking van de profielen en taluds vindt in overleg met het waterschap plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0024.png"  
Afbeelding 23: nieuw oppervlaktewater toekomstig inrichtingsplan  

Natuurvriendelijke oevers 
Waterschap Rivierenland heeft in haar beleid opgenomen dat bij nieuw aan te leggen A-watergangen minimaal 35% van de oevers natuurvriendelijke oevers moeten zijn. In dit geval is er geen sprake van nieuwe A-watergangen, maar in lijn met het waterschapsbeleid en de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone wordt een groot deel van het nieuwe oppervlaktewater oostelijk van de Baltussenweg voorzien van natuurvriendelijke oevers. Daarnaast wordt een natuurvriendelijke oever bij de vijver/watergang op perceel Baltussenweg 37 aangelegd.

Waterkwaliteit
Bij de inrichting, bouw en het beheer in het plangebied dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. De voorkeursvolgorde betreft: 1) schoonhouden, 2) scheiden, 3) zuiveren. Concreet houdt dit in dat de mogelijkheden voor bronmaatregelen (schoonhouden van het oppervlaktewater) onderzocht moeten worden. Dit betreft een uitwerkingsaspect voor de nadere planuitwerking. Voorbeelden hierbij zijn zorgvuldige materiaalkeuze (geen uitlogende materialen) en een verantwoord beheer van de buitenruimte.

Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Bij de nieuwbouw moeten vuilwater en hemelwater gescheiden worden afgevoerd. De vuilwaterafvoer zal bij voorkeur onder vrij verval aansluiten op een nabijgelegen vuilwaterstelsel. Bij de technische uitwerking dient uitgezocht te worden wat de mogelijkheden zijn met betrekking tot het aansluiten op een bestaand stelsel, mede in relatie tot de capaciteit daarvan. Pas wanneer een vrij verval aansluiting op een nabijgelegen vuilwaterstelsel niet mogelijk is, kan een persleiding aangelegd worden.

Er zijn voldoende mogelijkheden om hydrologisch neutraal te ontwikkelen. Dit vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan geen belemmering.

Conclusie
In waterhuishoudkundig opzicht zijn er geen bezwaren verbonden aan dit bestemmingsplan. De ontwikkeling kan hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en zijn er geen negatieve effecten op de waterhuishouding of op oppervlaktewater te verwachten. Voor een aantal ingrepen is een watervergunning vereist. Technische uitwerking in het kader van de vergunningaanvraag vindt in overleg met het waterschap plaats.

5.11 Flora en fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.


Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • 3. de bescherming van overige soorten.

Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Beoordeling
Soortenbescherming
Met dit bestemmingsplan wordt een agrarische bedrijfslocatie beëindigd (inclusief sloop van bedrijfsgebouwen), wordt een zestal clusters met grotendeels nieuwe bebouwing en verharding gerealiseerd, alsmede een nieuwe weg aangelegd. Gezien de aard van de beoogde ingrepen, zijn negatieve effecten op beschermde soorten op voorhand niet uitgesloten. Daarom is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, waarvan de rapportage is opgenomen in Bijlage 10. Het onderzoeksgebied is daarbij ruimer genomen dan enkel de gronden waar de beoogde ingrepen zullen plaatsvinden.

Uit de quickscan soortenbescherming volgende navolgende bevindingen:

  • Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht door het ontbreken van geschikte groeiplaatsen. Aanvullend onderzoek naar het voorkomen van beschermde plantensoorten en/of het aanvragen van een ontheffing is dan ook niet noodzakelijk.
  • In en rondom het plangebied zijn algemeen beschermde vogelsoorten te verwachten. Het plangebied vormt functioneel leefgebied (foerageer- en nestgebied) voor diverse vogelsoorten. Daarom moet er buiten het broedseizoen gestart worden met de werkzaamheden (bouwen, rooien van beplanting, verwijderen van materialen). Als de werkzaamheden in volle gang zijn bij aanvang van het broedseizoen, is het verstoringeffect op (broed)vogels minimaal.
  • Op het perceel Baltussenweg 37 is een bezette nestlocatie van de steenuil aanwezig in een nestkast in een boom (treurwilg). De boom wordt niet verwijderd. Wel is er mogelijk sprake van verstoring van de nestlocatie en aantasting van de functionaliteit van deze verblijfplaats door het verloren gaan van essentieel leefgebied. Verschillende terreindelen en groenelementen binnen het plangebied zijn namelijk geschikt als foerageergebied, schuilplaats en uitkijkpost en behoren daarmee vermoedelijk tot het functioneel leefgebied. Behoud en versterking van deze groenstructuren is noodzakelijk om de functionaliteit van de vaste rust- en verblijfplaats te waarborgen. Daarmee is bij het opstellen van de landschappelijke inpassing en beplanting (Bijlage 2 en Bijlage 3) rekening gehouden, waardoor overtreding van de Wnb redelijkerwijs uitgesloten is. Vervolgonderzoek is daarom niet noodzakelijk, hetgeen bevestigd is door een deskundig ecoloog (zie Bijlage 11).
  • Het hoofdgebouw aan de Baltussenweg 37 is geschikt als broedlocatie voor de jaarrond beschermde huismus. Dit gebouw wordt echter niet gesloopt. In de te slopen bebouwing zijn geen potentiële nestplaatsen van huismussen aangetroffen. Overtreding van de Wnb is daarom niet aan de orde. Vervolgonderzoek is daarom niet noodzakelijk, hetgeen bevestigd is door een deskundig ecoloog (zie Bijlage 11).
  • Verder is het plangebied ongeschikt als nestlocatie voor overige soorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn als buizerd en gierzwaluw, vanwege het ontbreken van geschikte nestlocaties. Het plangebied en directe omgeving behoren eveneens niet tot het essentieel leefgebied van deze vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten. Het uitvoeren van een aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk voor deze overige soorten.
  • Het plangebied wordt mogelijk gebruikt als foerageergebied door een enkele algemene beschermde soort als bunzing, egel, haas, konijn, steenmarter, vos, wezel en algemene muizensoorten. Voor deze soorten geldt, met uitzondering van de steenmarter, de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ingrepen. Het voorkomen van de beschermde steenmarter is alleen ontheffingsplichtig wanneer er vaste verblijfplaatsen aanwezig zijn. Hiervan is geen sprake in het plangebied. Nader onderzoek naar het voorkomen van de steenmarter is dan ook niet noodzakelijk.
    Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten kunnen verschillende beschermde grondgebonden zoogdiersoorten gedood worden en kunnen vaste verblijf- en voortplantingsplaatsen van beschermde grondgebonden zoogdiersoorten beschadigd en vernield worden. Beschermde grondgebonden zoogdieren mogen niet opzettelijk gedood worden. Voor het beschadigen/vernielen van de verblijf- en voortplantingsplaats geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen. Om te voorkomen dat beschermde dieren (opzettelijk) gedood worden, dienen ze verjaagd of weggevangen te worden en elders weer losgelaten te worden. Het wegvangen van grondgebonden zoogdieren, in een dergelijk plangebied is geen sinecure en vergt een goede planning en voorbereiding. Geadviseerd is om het terrein op een diervriendelijke wijze ongeschikt te maken als verblijfplaats, zodat de dieren grotendeels zelfstandig zullen verkassen.
  • In het plangebied is één gebouw geschikt als winter-, kraam-, zomer- of paarverblijfplaats voor vleermuizen, namelijk het hoofdgebouw Baltussenweg 37. Aangezien er geen sprake is van sloop van dit gebouw, is nader onderzoek niet noodzakelijk. Er wordt geen aantasting van vliegroutes en/of essentieel foerageergebied voor vleermuizen verwacht. Vervolgonderzoek is daarom niet noodzakelijk, hetgeen bevestigd is door een deskundig ecoloog (zie Bijlage 11).
  • Het plangebied wordt beschouwd als functioneel leefgebied voor verschillende algemene amfibieënsoorten, zoals gewone pad en bruine kikker. De bestaande vijver op het perceel Baltussenweg 37 vormt vermoedelijk geschikt voortplantingsbiotoop voor deze soorten. Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt mogelijk een amfibie gedood en wordt mogelijk een (winter)verblijfplaats beschadigd. De amfibieën die in het plangebied voorkomen mogen niet opzettelijk gedood worden, maar voor het beschadigen/vernielen van de vaste rust- en voortplantingsplaats geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen. Om te voorkomen dat deze dieren (opzettelijk) gedood worden, dienen ze verjaagd of weggevangen te worden en elders weer losgelaten te worden
  • Ten aanzien van overige beschermde soortgroepen wordt nader onderzoek of een ontheffing niet noodzakelijk geacht.

Geconcludeerd wordt dat aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk is. Wel dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen van algemene vogelsoorten aan te vangen. Voorts is de zorgplicht te allen tijden van toepassing.

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Veluwe' ligt op circa 800 meter afstand van het plangebied, aan de overzijde van de Rijn. Ten westen van het plangebied ligt op 1,5 km afstand een perceel dat behoort tot het Natura 2000-gebied 'Rijntakken'.

Negatieve externe effecten in de vorm van stof-, licht- en geluidhinder, verstoring, en dergelijke zijn gezien deze afstanden op voorhand uitgesloten. Gezien de aard en omvang van het project en de relatief korte afstand tot Natura 2000-gebieden, is op voorhand echter niet uitgesloten dat een toename van stikstofdepositie op gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden optreedt. Daarom is een stikstofdepositieberekening door middel van de Aerius-calculator uitgevoerd voor de aanleg- en gebruiksfase. De berekeningen, inclusief een toelichtende beknopte rapportage, zijn opgenomen in Bijlage 12. Uit de berekeningen blijkt dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr op treden in zowel de aanleg- als de gebruiksfase. De uitgangspunten van de berekeningen zijn in de bijlage beschreven. Negatieve externe werking op Natura 2000-gebieden kan daarom worden uitgesloten.

Een gedeelte van het plangebied ligt in het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en is aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (GO) (zie ook paragraaf 4.2). Het betreft het oostelijk plandeel dat momenteel in gebruik is als boomkwekerij en deels als paardenwei. De percelen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 3 hectare.

Externe effecten op het GNN zijn evenmin aan de orde. De planlocatie ligt niet in de directe omgeving van een dergelijk gebied. Wel ligt het plangebied binnen een Groene Ontwikkelingszone. Hierop is in paragraaf 4.2 nader ingegaan en in de bijlage concreet getoetst. Geconcludeerd wordt dat het plan geen aantasting van de kernkwaliteiten van de GO met zich brengt, maar bijdraagt aan de doelstellingen voor de ontwikkeling van (de ecologische verbindingszone binnen) de GO.

Wat betreft gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor het plan.

Conclusie
Negatieve effecten op beschermde soorten en natuurgebieden zijn op voorhand uit te sluiten. Ten aanzien van beschermde soorten is de algemene zorgplicht van toepassing en dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen aan te vangen.

5.12 Archeologie en cultuurhistorie

De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.

De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling en conclusie
In het plangebied geldt deels een hoge, deels een zeer hoge en deels een lage archeologische verwachtingswaarde op basis van de beleidskaart. De drempelwaarden voor een archeologische onderzoeksplicht worden naar verwachting overschreden. Er is daarom een verkennend archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 13.

Op grond van de onderzoeksresultaten van het bureauonderzoek is gebleken dat in het plangebied vermoedelijk sprake is van een nederzettingsterrein uit de periode Late IJzertijd-Romeinse Tijd en een grafveld uit de Romeinse Tijd. Uit bodemonderzoek in de directe omgeving van het plangebied blijkt dat deze archeologische niveaus relatief dicht onder de oppervlakte liggen (ca. 50 cm-mv). Daarnaast is binnen het plangebied sprake van een historische boerderij die vermoedelijk uit de 17e eeuw dateert. Hierdoor geldt voor het plangebied ook een hoge verwachting voor de periode Late Middeleeuwen- Nieuwe Tijd. Hoewel nog geen exacte verstoringsdieptes bekend zijn voor de geplande ontwikkeling, reiken deze vermoedelijk dieper dan 50 cm-mv, waardoor mogelijk verstoring van archeologisch waardevolle niveaus optreedt.

Omdat door één van de huidige gebruikers van de percelen binnen het plangebied is aangegeven dat de bodem grotendeels is verstoord, volstaat in eerste instantie een verkennend booronderzoek om de intactheid van de bodem en de bodemsamenstelling vast te stellen. Indien de bodem binnen het plangebied intact blijkt te zijn, zal voor het deel ten oosten van de Baltussenweg, waar het Romeins grafveld wordt verwacht, een proefsleuvenonderzoek worden geadviseerd. Voorafgaand aan een proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld dat getoetst wordt door het bevoegd gezag. Voor het deel ten westen van de Baltussenweg zal afhankelijk van de resultaten uit het verkennend booronderzoek een passend advies worden opgesteld.

De huidige archeologische dubbelbestemmingen worden in het plan gehandhaafd. Hiermee is gewaarborgd dat tijdig nader archeologisch onderzoek plaatsvindt, wanneer daartoe aanleiding bestaat. De initiatiefnemer onderzoekt de mogelijkheden om te bouwen conform het Handboek archeologisch vriendelijk bouwen.

Het plangebied maakt volgens de provinciale Omgevingsverordening tevens onderdeel uit van de Romeinse limes. Nieuwe ontwikkelingen mogen de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes niet aantasten (artikel 2.60). Deze kernkwaliteiten bestaan uit: forten (castella), burgerlijke nederzettingen, kampdorpen (vici) grafvelden, de militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens en scheepswrakken. Het plangebied is grotendeels in gebruik als boomkwekerij. Er zijn geen zichtbare restanten van de limes aanwezig. Uit het archeologisch bureauonderzoek is wél gebleken dat in het plangebied restanten van een Romeins grafveld worden verwacht. Nader onderzoek hiernaar is noodzakelijk. Door het borgen van nader onderzoek is het plan niet in strijd met artikel 2.60 van de Omgevingsverordening.

Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, gebieden en elementen zijn in de omgeving van het plangebied niet aanwezig. Uitzondering vormt de monumentale boerderij Baltussenweg 37. Deze wordt behouden en beperkt verbouwd. De cultuurhistorische waarden van het monument blijven intact. Dit aspect levert geen belemmeringen op.

5.13 Verkeer en parkeren

Parkeren
In de toekomstige situatie moeten voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn. Hierbij moet worden voldaan aan de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016 (hierna ook: Nota).

Locatie Baltussenweg 37 e.o. te Driel
Navolgend is per cluster een parkeerbalans opgesteld bij toepassing van de parkeernormen uit de Nota. In clusters 1 en 3 zijn seniorenwoningen voorzien. Hiervoor is dan ook de norm voor aanleunwoningen gehanteerd.

  Functie   Norm   Aantal   P.p. nodig/ aanwezig   Balans  
Cluster 1   Aanleunwoning   1,4   15   21    
Aanwezig         22   +1  
Cluster 2   Zorgwoning   0,7   24   16,8    
  Kinderdagopvang   1,6/100 m² bvo   400 m² bvo   6,6    
Totaal nodig         23,4    
Aanwezig         25   +1  
Cluster 3   Aanleunwoning   1,4   21   30    
Aanwezig         28   -2  
Cluster 4   Zorgwoning   0,7   32   22,4    
Aanwezig         24   +1  
Cluster 5   Koop vrijstaand   2,8   3   8,4    
Aanwezig         >9   voldoet  
Cluster 6   Koop vrijstaand   2,8   3   8,4    
Aanwezig         9   voldoet  

.

Uit het overzicht blijkt dat binnen alle clusters, uitgezonderd cluster 3, in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein danwel binnen het cluster op zeer korte loopafstand. Binnen de clusters 1 tot en met 4 is bovendien voorzien in separate parkeerplaatsen voor mindervaliden. Cluster 2 beschikt tevens over een Kiss & Ride strook met 3 parkeerplaatsen ten behoeve van het kinderdagverblijf.

Voor cluster 3 is een theoretisch tekort van twee parkeerplaatsen aanwezig. De naastgelegen clusters 1, 2 en 4 kennen een gezamenlijk overschot van 3 parkeerplaatsen. In voorkomende, naar verwachting incidentele gevallen, kunnen de extra parkeerplaatsen van deze clusters dan ook worden benut. Gezien de korte afstand van deze clusters tot cluster 3 kan dit acceptabel worden geacht.

Conclusie is dat er binnen het plandeel wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren
De winkel krijgt in de toekomstige situatie een omvang van (maximaal) 5.500 m² bvo. Voor de fietsenwinkel is in de gemeentelijke Nota Parkeernormen, noch in de CROW-kencijfers (publicatie 381) een direct bruikbare norm opgenomen. In het pand komen verschillende functies, namelijk winkelruimte, werkplaats, kantoor en magazijnen. De volgende normen worden voor de onderscheiden functies het meest reëel geacht:

  • Winkel: categorie 'woonwarenhuis', parkeernorm 2,2 p.p./100 m²;
  • Werkplaats/kantoor: 'bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief (industrie, lab, werkplaats)', parkeernorm 2,6 p.p./100 m²;
  • Magazijn: 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)', parkeernormen 1,3 p.p./100 m².

Een en ander leidt tot de volgende parkeeropgave:

Functie   Opp. m²   Norm   Benodigd  
Winkel   2.900 (wvo)   2,2/100 m²   63,8  
Werkplaats/kantoor   467 (bvo)   2,6/100 m²   12,1  
Magazijn   2.133 (bvo)   1,3/100 m²   27,7  
Totaal   5.500     104  

In totaal zijn conform deze normering 104 parkeerplaatsen benodigd. Op eigen terrein zijn voldoende parkeerplaatsen aanwezig. Aan de gestelde opgave wordt voldaan.

Verkeer
De ontwikkelingen op de beide planlocaties zullen voor wijzigingen in de verkeersaantallen zorgen. Onderstaand wordt de verkeerskundige situatie voor beide planlocaties beschreven. Bij het bepalen van de verkeersgeneratie voor autoverkeer is uitgegaan van de CROW-kencijfers (publicatie 381), waarbij de gemiddelde kencijfers zijn toegepast.

Locatie Baltussenweg 37 e.o. te Driel
Voor deze locatie is een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zijn beschreven in Bijlage 14. In het onderzoek zijn de huidige intensiteiten op de omliggende wegen geïnventariseerd, is de verkeersgeneratie vanwege de ontwikkeling beschreven en vervolgens getoests wat de toekomstige verkeersafwikkeling van het plan betekent voor de verkeersafwikkeling op de omliggende wegen.

Op deze locatie verdwijnt de huidige fietsenwinkel (3.423 m² bvo). In de CROW-kencijfers (publicatie 381) is geen direct bruikbare categorie opgenomen voor het berekenen van de verkeersgeneratie opgenomen. De functie kan nog het best vergeleken worden met de categorie 'Bedrijf arbeidsintensief, bezoekerextensief', aangezien werkplaatsen hier ook onder vallen. Daarnaast is er sprake van een agrarische bedrijfslocatie met een bedrijfswoning (Drielse Rijndijk 83) en incidenteel verkeer in het kader van het agrarisch grondgebruik in de huidige situatie.

In de onderstaande tabel is de toekomstige verwachte verkeersgeneratie weergegeven. De verkeersgeneratie van de woning is hierbij verhoogd met een factor 1,11 om van weekdagintensiteit naar werkdagintensiteit te gaan. De verkeersgeneratie van de te verdwijnen functies is met negatieve waarden aangegeven. De slotsom betreft de verwachte totale toename vanwege het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0343DRIEBaltuss37-VSG1_0025.png"

In de toekomstige situatie bedraagt de berekende verkeersgeneratie in het plandeel in totaal 408 mvt/etmaal (afgerond). Er is sprake van een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen. De wijze van verkeersafwikkeling verandert. De verkeersstromen van en naar de clusters worden op verschillende wijzen afgewikkeld. Deze zijn onderstaand kort beschreven. In het onderzoek is cijfermatig ingegaan op de verkeersafwikkeling voor de verschillende clusters.

  • cluster 1 ontsluit middels de aan te leggen nieuwe weg (met uitsluitend een lokale verkeersfunctie) op de Patrijsstraat. Via deze weg wordt het verkeer verdeeld over diverse ontsluitingsroutes;
  • cluster 2 wordt middels de aan te leggen nieuwe weg (met uitsluitend een lokale verkeersfunctie) tweeledig ontsloten op de Patrijsstraat. Via deze weg wordt het verkeer verdeeld over diverse ontsluitingsroutes;
  • cluster 3 ontsluit middels de aan te leggen nieuwe weg (met uitsluitend een lokale verkeersfunctie) op de Patrijsstraat. Via deze weg wordt het verkeer verdeeld over diverse ontsluitingsroutes;
  • cluster 4 wordt ontsloten op de Baltussenweg en van daaruit in noordelijke en zuidelijke richting op het omliggende wegennet. Het aantal verkeersbewegingen over deze routes zal afnemen ten gevolge van de ontwikkeling.
  • cluster 5 wordt via een eigen in-/uitrit op de Baltussenweg ontsloten en van daaruit in noordelijke en zuidelijke richting op het omliggende wegennet. Deze ontsluiten wordt thans incidenteel gebruikt door verkeer voor de boomgaard. Het aantal verkeersbewegingen neemt zodanig beperkt toe, dat dit geen merkbare invloed op de verkeersveiligheid en doorstroming heeft.
  • cluster 6 wordt via de bestaande ontsluiting van perceel Drielse Rijndijk 82 ontsloten op de gelijknamige weg, waar het verkeer in oostelijke en westelijke richting wordt verdeeld. Ten opzichte van het huidige agrarische bedrijf zal het zwaar verkeer afnemen, hetgeen de verkeerssituatie ten goede komt. Het autoverkeer met kleine auto's zal beperkt toenemen, maar dit is zodanig gering dat dit geen wezenlijke invloed op de verkeerssituatie heeft.

Vervolgens is getoetst wat de berekende verkeersaantallen per wegvak in de omgeving betekenen voor de verkeersafwikkeling. Uit het onderzoek blijkt dat op de veruit meeste wegen geen knelpunt zal ontstaan. Alleen op de Drielse Rijndijk blijft er sprake van een knelpunt, dat er ook in de huidige situatie al is. Ter vergelijking: de verhouding tussen de intensiteit en maximaal acceptabele intensiteit van de Drielse Rijndijk is in 2029 zonder rekening te houden met de ontwikkelingen aan de Baltussenweg 133%. De ontwikkelingen aan de Baltussenweg zorgen in het jaar 2029 voor een toename van 2% ten opzichte van de 2029-situatie zonder ontwikkeling aan de Baltussenweg. Dit is een marginale bijdrage. Dit knelpunt kan dan ook niet worden toegeschreven aan de relatief kleine toename van het verkeer door de ontwikkeling, ook niet in de 2029-situatie.

Conclusie is dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare verkeerssituaties en geen onevenredige effecten op de verkeerssituatie in de omgeving heeft.

Locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren
De winkel krijgt in de toekomstige situatie een omvang van (maximaal) 5.500 m² bvo. Zoals bovenstaand al is geconstateerd, is in de CROW-kencijfers (publicatie 381) geen direct bruikbare categorie voor het berekenen van de verkeersgeneratie opgenomen. Er wordt voor de toekomstige situatie uitgegaan van de volgende kencijfers (rest bebouwde kom, weinig stedelijk, gemiddeld):

  • Winkel: categorie 'woonwarenhuis', kencijfer 9,8 mvt/etmaal/100 m²;
  • Werkplaats/kantoor: 'bedrijf arbeidsintansief/bezoekersextensief (industrie, lab, werkplaats)', kencijfer 10,0 mvt/etmaal/100 m²;
  • Magazijn: 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)', kencijfer 4,8 mvt/etmaal//100 m².

Een en ander leidt tot de volgende parkeeropgave:

Functie   Opp. m²   Kencijfer   Verkeersgeneratie  
Winkel   2.900 (wvo)   9,8 mvt/etm/100 m²   284,2 mvt/etm  
Werkplaats/kantoor   467 (bvo)   10 mvt/etm/100 m²   46,7 mvt/etm  
Magazijn   2.133 (bvo)   4,8 mvt/etm/100 m²   102,4 mvt/etm  
Totaal   5.500     433,3 mvt/etm  

In de huidige situatie (2.600 m² bvo) is de verkeersgeneratie ca. 260 mvt/etmaal. De ontwikkeling leidt tot een toename van ca. 173 mvt/etmaal. Deze planlocatie ligt op een goed bereikbare locatie aan de rand van het bedrijventerrein. Het verkeer wordt via de Achterstraat afgewikkeld. Deze weg heeft voldoende (rest)capaciteit om het verkeer af te wikkelen. Er zijn geen aanpassingen in de verkeersstructuur benodigd. Het verkeer kan op een verkeersveilige wijze worden afgewikkeld.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemene opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en het initiatief (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Driel, Baltussenweg 37 en Heteren, Poort van Midden Gelderland Blauw 14' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting zijn de beoogde ontwikkelingen en wijzigingen verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De regels
De bouw- en gebruiksregels zijn binnen de verschillende bestemmingen opgenomen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven. Ook zijn algemene regels opgenomen, die binnen alle bestemmingen van toepassing zijn.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch met waarden', 'Bedrijventerrein', 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Natuur', 'Verkeer', 'Water', 'Wonen', 'Leiding - Gas' en 'Waarde - Archeologische verwachting 1, 2 en 4' opgenomen, met de daarbij behorende aanduidingen en een bouwvlak. Deze worden waar nodig in paragraaf 6.2 toegelicht. Het landschappelijk inpassings-/inrichtingsplan (Bijlage 2) is leidend geweest bij de bestemmingskeuzes.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij zowel de huidige bestemmingsplannen 'Buitengebied Overbetuwe' en 'Bedrijventerrein Heteren' als een aantal recente ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen binnen de gemeente. Op enkele onderdelen is maatwerk toegepast.

Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

6.2 Toelichting op de verbeelding en regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Agrarisch met waarden
De planlocatie Baltussenweg 37 e.o. ligt in een hoofdzakelijk agrarisch gebied, waarin gestreefd wordt naar behoud en versterking van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden. In de toekomstige inrichting is beoogd om het agrarische karakter zoveel mogelijk te behouden. Een groot deel van de planlocatie blijft c.q. wordt dan ook bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Dit betreft de weides rondom de bebouwingsclusters, aan de Baltussenweg en het grootschalige open gebied aan de oostkant.

De gronden zijn bestemd voor grondgebonden agrarische activiteiten, hobbymatig agrarisch grondgebruik, het behoud, de bescherming en het herstel van de openheid (hiertoe is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' opgenomen), extensieve dagrecreatie, beheer en ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden, alsmede bijbehorende voorzieningen zoals water en paden. Zuidelijk van cluster 2 is een pluktuin voorzien; deze is middels een functieaanduiding toegestaan.

Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bouwvlak ter plaatse van het bestaande bijgebouw bij Baltussenweg 37. Dit heeft tevens de aanduiding 'maatschappelijk' gekregen en mag worden gebruikt voor doeleinden ondersteunend aan de bestemming 'Maatschappelijk'. Voorts zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, waaronder één bouwwerk per bestemmingsvlak ten behoeve van het vee op de weides. Binnen de bestemming geldt een omgevingsvergunningstelsel voor enkele categorieën van werken en werkzaamheden.

Bedrijventerrein
Op de locatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 blijft de bestemming 'Bedrijventerrein' van toepassing. De bouw- en gebruiksregels zijn vrijwel geheel gehandhaafd ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Het bouwvlak alsmede de maximale maatvoeringen zijn eveneens gehandhaafd; de beoogde uitbreiding past binnen deze bouwregels.

De bestemming is voorzien van één bouwvlak, waarin de maximum goot- en bouwhoogten aangegeven zijn. Dit mag volledig worden bebouwd. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Daarnaast zijn bouwregels opgenomen voor het bouwen van bouweerken, geen gebouwen zijnde binnen en buiten het bouwvlak.

Om de beoogde verplaatsing en uitbreiding van de fietsenwinkel op deze locatie mogelijk te maken, is ten opzichte van het huidige bestemmingsplan een specifieke gebruiksregeling opgenomen. De aanduiding 'detailhandel' is op de verbeelding toegevoegd. Ter plaatse van deze aanduiding is detailhandel in fietsen en daarmee direct verband houdend assortiment toegestaan, met een maximum bvo van 5.500 m² en een maximaal wvo van 2.900 m².

Daarnaast blijven de gronden bestemd voor onder meer bedrijfsactiviteiten in milieucategorieën 1 t/m 3.1, niet-zelfstandige kantoren, ondergeschikte detailhandel, buitenopslag onder voorwaarden, groen- en parkeervoorzieningen, in- en uitritten en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Groen
Enkele conform het inrichtingsplan te realiseren robuuste groenelementen, alsmede de fruitboomgaarden, hebben de bestemming 'Groen' gekregen. Deze gronden zijn bestemd voor onder meer groenvoorzieningen, hobbymatige fruitteelt, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Uitzondering betreft een bestaand bouwwerk nabij Baltussenweg 37, dat de aanduiding 'maatschappelijk' heeft gekregen en mag worden gebruikt voor doeleinden ondersteunend aan de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze bebouwing mag worden gehandhaafd en vervangen, mits de bestaande maatvoering niet wordt vergroot.

Maatschappelijk
De bebouwingsclusters 2 en 4 met de omliggende gronden zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn zorgwoningen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, waarbij per bestemmingsvlak het maximum aantal zorgwoningen is aangegeven. Daarnaast is maximaal 400 m² bvo toegestaan voor kinderdagverblijf, ontmoetingsruimte en dagbesteding gezamenlijk binnen het hiervoor aangeduide bouwvlak. Voorts zijn binnen de bestemming onder meer groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen en wegen en paden toegestaan.

Binnen de bestemming is een aantal bouwvlakken opgenomen, waarbij een beperkte uitwerkings-/flexibiliteitsmarge ten opzichte van het inrichtingsplan is gehanteerd. Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend binnen de bouwvlakken toegestaan. De gronden buiten de bouwvlakken worden niet als 'erf' in de zin van het Besluit omgevingsrecht beschouwd. De reden hiervoor is dat de positionering van bebouwing in clustervorm noodzakelijk is om de landschappelijke kwaliteiten, in het bijzonder de openheid en doorzichten, die beleidsmatig zijn verankerd in onder meer het LOP van Overbetuwe, te waarborgen. Toestaan van vergunningsvrije bouwwerken buiten de zorgvuldig bepaalde bouwvlakken kan daaraan onevenredige afbreuk doen en is daarom niet wenselijk. Met een afwijkingsbevoegdheid is het wel mogelijk gemaakt om na nadere afweging ook buiten de bouwvlakken kleinschalige vrijstaande bijbehorende bouwwerken bouwen.

Er is geen maximum bebouwingspercentage voorgeschreven, maar voor het grootste bouwvlak in cluster 4 wel een maximum bebouwd oppervlak. De maximum goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. Buiten de bouwvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Met een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk gemaakt om na nadere afweging ook buiten het bouwvlak te bouwen.

Binnen de bestemming is een parkeerregeling opgenomen, alsmede een voorwaardelijke verplichting voor de realisatie van de vereiste landschappelijke inpassing en inrichting. Laatstgenoemde verplichting is clustergebonden voorgeschreven. Dit is middels gebiedsaanduidingen op de verbeelding vastgelegd.

Natuur
Oostelijk van de Baltussenweg is natuurontwikkeling voor de realisatie van een ecologische verbindingszone beoogd. Een deel van de gronden, daar waar met name bebossing is voorzien, is dan ook bestemd als 'Natuur'. De gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke, ecologische waarden en natuurwaarden, alsmede voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensieve dagrecreatie met bijbehorende paden, e.d. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Verkeer
De deels bestaande en deels nieuw te realiseren ontsluitingswegen met één aantakking op de Baltussenweg en twee op de Patrijsstraat zijn bestemd als 'Verkeer'. Deze gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een functie voor afwikkeling van doorgand verkeer, alsmede voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, parkeervoorzieningen, verblijfsgebied, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen de bestemming mogen uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Water
De beoogde waterplas en het rietmoeras in het oostelijk plandeel, alsmede de A-watergang westelijk van de Baltussenweg, zijn bestemd als 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waterstaatkundige werken, bruggen, vijvers en het behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische waarden. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Wonen
De bebouwingsclusters 1, 3, 5 en 6 met de omliggende gronden zijn bestemd als 'Wonen'. Binnen deze clusters zijn (reguliere) woningen in verschillende typen, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven beoogd. Binnen de bestemming zijn woningen, een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit onder voorwaarden en bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groenvoorzieningen, hobbymatig agrarisch grondgebruik, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan.

Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen de bouwvlakken, die op basis van het inrichtingsplan met een geringe flexbiliteits-/uitwerkingsmarge zijn bepaald, toegestaan. Daarbij is per bouwvlak het maximum aantal woningen aangegeven. De maximum goot- en bouwhoogten en de toegestane woningtypen zijn op de verbeelding aangegeven.

Voor bijbehorende bouwwerken is een specifieke regeling opgenomen, welke per cluster en woningtype enigszins verschilt. Bijbehorende bouwwerken mogen binnen de bouwvlakken en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken' worden gebouwd, alsmede op minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten bijbehorende bouwwerken' zijn echter geen bijbehorende bouwwerken toegestaan, ook niet vergunningsvrij. Deze gronden worden niet als 'erf' in de zin van het Besluit omgevingsrecht beschouwd. De reden hiervoor is dat de positionering van bebouwing in clustervorm noodzakelijk is om de landschappelijke kwaliteiten, in het bijzonder de openheid en doorzichten, die beleidsmatig zijn verankerd in onder meer het LOP van Overbetuwe, te waarborgen. Toestaan van vergunningsvrije bouwwerken buiten de zorgvuldig bepaalde bouwvlakken kan daaraan onevenredige afbreuk doen en is daarom niet wenselijk. Met een afwijkingsbevoegdheid is het wel mogelijk gemaakt om na nadere afweging ook ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bijbehorende bouwwerken' kleinschalige vrijstaande bijbehorende bouwwerken bouwen.

De maximum goot- en bouwhoogten buiten het bouwvlak zijn in de bouwregels voorgeschreven. Tevens zijn bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgenomen.

Binnen de bestemming is een parkeerregeling opgenomen, alsmede een voorwaardelijke verplichting voor de realisatie van de vereiste landschappelijke inpassing en inrichting. Laatstgenoemde verplichting is clustergebonden voorgeschreven. Dit is middels gebiedsaanduidingen op de verbeelding vastgelegd.

Leiding - Gas
Nabij de planlocatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren ligt een gasleiding. De bijbehorende belemmeringenstrook reikt deels over het plangebied, buiten het bouwvlak van de bestemming 'Bedrijventerrein'. Deze strook behoudt de bestemming 'Leiding - Gas'. De bepalingen van deze bestemming prevaleren boven die van de overige bestemmingen. Binnen deze zone mag in beginsel niet gebouwd worden. Ook geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een aantal categorieën van werkzaamheden.

Waarde - Archeologische verwachting 1, 2 en 4
In het plan is de archeologische beleidskaart vertaald in dubbelbestemmingen, ten behoeve van het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Zie hierover ook paragraaf 5.12.

Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemmingen bevatten een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld en met een omvang groter dan 50 m², respectievelijk 100 m², respectievelijk 2.500 m².

Waterstaat - Waterlopen
Aangrenzend aan de planlocatie Poort van Midden Gelderland Blauw 14 te Heteren ligt een A-watergang met een bijbehorende onderhoudsstrook. Deze strook reikt gedeeltelijk over de planlocatie, buiten het bouwvlak van de bestemming 'Bedrijventerrein'. Deze strook behoudt de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen'. De bepalingen van deze bestemming prevaleren boven die van de overige bestemmingen. Binnen deze zone mag in beginsel niet gebouwd worden. Ook geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een aantal categorieën van werkzaamheden.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling voor het ondergronds bouwen opgenomen. Hier kan met toepassing van de opgenomen afwijkingsbevoegdheid onder voorwaarden van worden afgeweken.

Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.

Algemene aanduidingsregels
Het plangebied behoort tot een gebied dat is aangewezen als een gebied waarin een ecologische verbindingszone gerealiseerd wordt. De huidige gebiedsaanduiding is met dit plan grotendeels overgenomen, met uitzondering van de gronden met de bestemming 'Wonen'. In dit artikel worden aanvullende regels gesteld, die gelden bij toepassing van een in het plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid en voorkomen dat aldus de gewenste realisatie van de ecologische verbindingszone onevenredig wordt belemmerd.

Daarnaast is op beide locaties de aanduiding 'milieuzone - beschermingsgebied grondwater' opgenomen, vanwege de ligging binnen een intrekgebied en (gedeeltelijk) binnen een boringsvrije zone. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.2, onder 'Omgevingsverordening Gelderland'. Binnen deze aanduiding gelden beperkingen voor het bouwen van bouwwerken met een diepte van meer dan 3 meter.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Opgenomen zijn bevoegdheden voor kleine afwijkingen in maatvoeringen, de inhoud van woningen en bouwgrenzen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.

Algemene procedureregels
In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan, waarbij gebruik wordt gemaakt van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, in ieder geval moet worden aangetoond.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken, welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële toelichting

Uitgangspunt voor de ontwikkeling is dat deze voor de gemeente budgetneutraal wordt ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in een bouwplan.

De kosten worden verhaald op basis van een met de initiatiefnemer afgesloten anterieure overeenkomst. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden in het plangebied, is tevens een planschadeovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten, dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd.

Middels de afgesloten overeenkomst is het kostenverhaal voldoende verzekerd en is de financiële haalbaarheid in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie over het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het plan van start gaan.

8.2 Inspraak

De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft geen inspraak plaatsgevonden, gelet op de participatie die reeds heeft plaatsgevonden.

Ruim voor het opstarten van de bestemmingsplanherziening zijn buurtbewoners van de locatie in Driel reeds geïnformeerd over en betrokken bij de plannen. De initiatiefnemer heeft onder meer met een aantal buurtbewoners keukentafelgesprekken gevoerd met persoonlijke uitleg. Daar waar mogelijk zijn afspraken gemaakt en zijn de plannen aangepast op basis van deze gesprekken. Zo is de positionering van de bebouwing in de clusters 1 en 2 aangepast, de opzet van de percelen van cluster 6 gewijzigd en zijn groenvoorzieningen aangepast of toegevoegd.

In januari 2020 zijn buurtbewoners en inwoners van Driel door initiatiefnemers uitgenodigd voor een inloopavond. Daarin zijn de planvoornemens toegelicht door de betrokkenen en is gelegenheid geboden voor het stellen van vragen en maken van opmerkingen. Ook is hierbij aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met eerdere opmerkingen en wensen. De bezoekers van de inloopavond hebben overwegend positief op het voornemen gereageerd, mede omdat de woningen en zorgwoningen met voorzieningen ook voor inwoners uit Driel bedoeld zijn en hier veel behoefte aan is. Wel kwam naar voren dat er ook behoefte was aan koopwoningen voor senioren. Een aantal omwonenden van het plangebied hadden nog concrete opmerkingen op het plan. Naar aanleiding van de inloopavond zijn het inrichtings- en beeldkwaliteitsplan op onderdelen aangepast. Opmerkingen en reacties zijn waar mogelijk verwerkt. Zo zijn afspraken gemaakt over de begrenzing van percelen en is de ligging van een aantal wandelpaden in verband met privacy gewijzigd. Ook hebben de reacties op de inloopavond  bijgedragen aan herzieningen van het woningbouwprogramma.

In december 2020 heeft nog een laatste participatieronde plaatsgevonden. In verband met de Covid 19-pandemie heeft deze de vorm van individuele gesprekken gekregen in plaats van een nieuwe inloopavond. Gemeente heeft met initiatiefnemer de afspraak gemaakt dat ruim om de planlocatie in Driel inwoners een uitnodiging zouden ontvangen voor deze participatieronde. Op de site www.virehof.nl zijn de aangepaste plannen, alsmede het beeldkwaliteitplan beschikbaar gesteld. Van de 66 huishoudens die zijn aangeschreven, hebben er 8 gereageerd. Van deze 8 zijn er 4 op gesprek geweest. Gemeente was aanwezig bij deze gesprekken. In de gesprekken is gekeken hoe nog verder tegemoet kon worden gekomen aan de bezwaren en/of wensen van participanten.

Op basis van het aantal reacties tijdens de participatieronde en de inhoud ervan, is gekozen om niet eerst een voorontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. In de afweging die hieraan ten grondslag lag is de meerwaarde van inspraak op het bestemmingsplan afgezet tegen de roep om snelle start bouw vanuit de zorgpartij die de zorgvoorziening gaat exploiteren. Door de persoonlijke gesprekken met omwonenden die hebben geleid tot aanpassingen van het inrichtingsplan waarvan het bestemmingsplan de juridische vertaling is, is de meerwaarde van de inspraakfase als zeer gering beschouwd en is voorrang gegeven aan de belangen van zorgbehoevende die met snelle start bouw gediend zijn.     

Op de locatie in Heteren zijn direct omwonenden door initiatiefnemer ruimschoots voor de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan persoonlijk op de hoogte gesteld van het voornemen op die locatie. Er zijn geen bewaren vanuit de omgeving naar voren gekomen, mede omdat het enkel om een gebruikswijziging gaat. In 2016 hebben gesprekken plaatsgevonden met verschillende ondernemers uit de rijwielbranche binnen Overbetuwe over de vestiging van de rijwielhandel op het bedrijventerrein in Heteren. Omdat de ondernemers zich bij de gemeente hadden gemeld met bezwaren, was gemeente destijds initiatiefnemer voor de gesprekken. De uitkomsten van deze gesprekken zijn meegenomen in de besluitvorming bij aanvang van het project. Gesprekken hebben toen geen aanleiding gegeven om het plan geen doorgang te laten vinden.

8.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Over de verplaatsing van de fietsenwinkel heeft reeds in 2016 regionale afstemming plaatsgevonden. Destijds is hierover een positief advies gegeven (16 juni 2016). Vanwege de tussentijdse ontwikkelingen en wijzigingen in de planvorming, heeft in 2020 wederom regionale afstemming plaatsgevonden. Op 17 juni 2020 is positief besloten op deze adviesaanvraag door het regionaal PFO Economie.

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg tevens aan de betrokken partners toegestuurd. Dit heeft geleid tot enige aanpassingen in het inrichtingsplan en het bestemmingsplan. Zo wordt de vijver bij het perceel Baltussenweg 37 grotendeels gehandhaafd. Ook is aan de oostkant van het plangebied schraal grasland toegevoegd. Daarnaast is een maximum bebouwd oppervlak voor het bouwvlak rondom de monumentale boerderij Baltussenweg 37 toegevoegd.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vond plaats volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan is in dit kader gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende de periode van 18 februari tot en met 31 maart 2021 kon een ieder een zienswijze kenbaar maken op het plan. Gedurende deze periode zijn vier zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en van een reactie voorzien in het 'Rapport zienswijzen en ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan Driel, Baltussenweg 37 en Heteren, Poort van Midden Gelderland Blauw 14'. Dit rapport is opgenomen als bijlage bij het vaststellingsbesluit. De zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot enkele aanpassingen in het bestemmingsplan. In het rapport is aangegeven welke wijzigingen dit betreft. Daarmaast zijn er enkele ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.

Het plan is vervolgens op 22 juni 2021 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als er geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.