direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Elster Grindweg 22 en Hoenveldsestraat ongenummerd, Driel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het buitengebied van Overbetuwe, aan het adres Elster Grindweg 22, is caravanstalling en een eier-poelierhandel gevestigd met een omvangrijk bedrijfsgebouw en een bestaande bedrijfswoning. De initiatiefnemer wil de bestaande bedrijfsbebouwing (ruim 3.000 m²) slopen en in totaal drie vrijstaande woningen realiseren. Eén vrijstaande woning wordt gerealiseerd ter plaatse van de te slopen bedrijfsbebouwing, achter de bestaande bedrijfswoning. Een andere woning wordt gerealiseerd op het perceel direct ten noorden van de te behouden bedrijfswoning die nu in gebruik is als boomgaard. De laatste vrijstaande woning wordt gerealiseerd op een perceel op de hoek Elster Grindweg - Hoenveldsestraat tussen de woningen Elster Grindweg 1 en Hoenveldsestraat 3. Dit perceel wordt nu gebruikt als volks-/moestuin. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden en zal worden gebruikt als burgerwoning. Het poeliersbedrijf wordt voortgezet als bedrijf aan huis. De activiteiten van de eierhandel en de caravanstalling worden beëindigd.

De voorgenomen ontwikkeling past niet in het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. De ontwikkeling past wel binnen het gemeentelijk beleid voor functieveranderingen in het buitengebied. De gemeente Overbetuwe is dan ook bereid om medewerking aan het initiatief te verlenen, mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing.

Dit bestemmingsplan 'Buitengebied, Elster Grindweg 22 en Hoenveldsestraat ongenummerd, Driel' voorziet in het planologisch-juridisch kader om de door de initiatiefnemer gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft twee delen aan de Elster Grindweg te Driel. Het noordelijke perceel bevindt zich op de hoek Elster Grindweg - Hoenveldsestraat tussen de woningen Elster Grindweg 1 en Hoenveldsestraat 3. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt aan het adres Elster Grindweg 22.

Beide locaties liggen in het buitengebied van Overbetuwe ten zuiden van de kern Driel en ten noorden van de provincialeweg N837. De omgeving bestaat hoofdzakelijk uit agrarische gronden, met name aan de oostkant van de Elster Grindweg. Het plangebied maakt deel uit van een buurtschap aan de Elster Grindweg, Keulse Kamp. Dit buurtschap is duidelijk herkenbaar als een zelfstandig bebouwingscluster aan de rand van het buitengebied. De bebouwing is hier met name in gebruik voor woondoeleinden en enkele niet-agrarische bedrijven.

De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. De globale begrenzing van beide delen van het plangebied is weergegeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0001.png"  
Figuur 1: ligging van het plangebied  

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0002.png"  
Figuur 2: globale begrenzing plangebied (links het noordelijk deel en rechts het zuidelijk deel)  

1.3 Huidig bestemmingsplan

Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is 'Buitengebied Overbetuwe', vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe op 5 maart 2013. Het noordelijke deel van het plangebied heeft de bestemmingen 'Agrarisch met waarden' en 'Verkeer'. Voor het zuidelijke gedeelte geldt voor het grootste deel de bestemming 'Bedrijf'. Daarnaast is ook hier voor een deel de bestemming 'Agrarisch met waarden' opgenomen en valt een klein gedeelte van het plangebied binnen de bestemming 'Wonen'.

Verder gelden in het plangebied de gebiedsaanduidingen 'waardevol landschap' en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. Tevens zijn in het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' opgenomen.

Een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan (met de ligging van de twee delen van het plangebied) is weergegeven in figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0003.png"  
Figuur 3: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'  

Met dit initiatief worden 3 nieuwe woningen mogelijk gemaakt, waarvan twee woningen worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' en één woning binnen de bestemming 'Bedrijf'. Zowel binnen de agrarische bestemming als de bedrijfsbestemming zijn slechts bestaande bedrijfswoningen toegestaan. Het bouwen van de drie nieuwe woningen binnen deze bestemmingen is dan ook niet toegestaan. Ook het gebruiken van de bestaande (bedrijfs)woning Elster Grindweg 22 als reguliere woning is niet in overeenstemming met het bestemmingsplan. Om deze redenen is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. In hoofdstuk 8 is de procedure beschreven.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit twee delen, beide aan de Elster Grindweg te Driel. Het noordelijke plandeel bestaat uit een perceel op de hoek Elster Grindweg - Hoenveldsestraat, tussen de woningen Elster Grindweg 1 en Hoenveldsestraat 3. Dit perceel staat kadastraal bekend als de gemeente Heteren, sectie O en perceelnummer 0230.

Het zuidelijke deel van het plangebied ligt aan het adres Elster Grindweg 22 en staat kadastraal bekend als de gemeente Heteren, sectie O en perceelnummers 0807 en 1287.

Het noordelijke perceel wordt in de huidige situatie gebruikt als volks-/moestuin, zoals op de bovenste foto in figuur 4 te zien is. Ter plaatse van het zuidelijke deel van het plangebied bevinden zich een caravanstalling en een eier-poelierhandel. Hier staat een bestaande bedrijfswoning met achterliggende bedrijfsbebouwing (ruim 3.000 m2). Ten noorden van deze woning bevindt zich een perceel dat is ingericht als boomgaard (zie middelste foto in figuur 4). De overige omliggende gronden in het plangebied zijn agrarisch in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0004.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0005.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0006.png"  
Figuur 4: Huidige situatie in het plangebied (boven: foto noordelijk perceel, midden: zicht vanaf de Elster Grindweg op zuidelijk perceel, onder: foto te verwijderen opstallen)  

Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer wil de eierhandelsactiviteiten beëindigen en een groot deel van de bestaande bedrijfsbebouwing slopen. In plaats daarvan worden in totaal drie woningen gerealiseerd op drie verschillende percelen aan de Elster Grindweg in Driel. Eén woning wordt gerealiseerd op een perceel op de hoek Elster Grindweg - Hoenveldsestraat tussen de woningen Elster Grindweg 1 en Hoenveldsestraat 3 (noordelijk plandeel). Een andere woning wordt gerealiseerd op het perceel direct ten noorden van de te behouden bedrijfswoning aan de Elster Grindweg 22. Dat perceel is nu in gebruik als boomgaard. De laatste woning wordt gerealiseerd aan de achterzijde (westzijde) van de woning Elster Grindweg 22, ter plaatse van de bestaande bedrijfsbebouwing. De woning Elster Grindweg 22 zal worden gebruikt als burgerwoning, met daarbij een bedrijf aan huis (poeliersactiviteiten).

Hierna wordt ingegaan op de drie verschillende woonpercelen en het inrichtingsplan.

Hoek Elster Grindweg - Hoenveldsestraat
De wens bestaat om ter plaatse van de huidige volkstuin op de hoek Elster Grindweg - Hoenveldsestraat een vrijstaande woning te realiseren. Een inrichtingstekening van de woning en het omliggende perceel is opgenomen in figuur 5. Het gebouw ligt op een gelijke rooilijn met de naastgelegen woning aan de Hoenveldsestraat 3. De woning bestaat uit één laag met kap (zadeldak haaks op de straat). Het hoofdgebouw van de woning krijgt een oppervlakte (footprint) van circa 88 m2, zoals in figuur 5 te zien is. Daarnaast bestaat het voornemen om een aanbouw te realiseren (tot 2 meter vanaf de perceelsgrens).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0007.png"  
Figuur 5: Plattegrond meest noordelijke woning, hoek Elster Grindweg - Hoenveldsestraat  

Ten noorden van Elster Grindweg 22
De tweede woning wordt gerealiseerd op een perceel ten noorden van de bestaande (bedrijfs)woning aan de Elster Grindweg 22. Een tekening van de woning en omliggend perceel is opgenomen in figuur 6 Hierop is te zien dat het woonperceel ten zuiden van de (toekomstige) boomgaard ligt. De woning krijgt een oppervlakte (footprint) van circa 91 m2. De woning krijgt een maximale goothoogte van 3 meter en bouwhoogte van maximaal 8 meter. Ten noordwesten van de woning wordt tevens een bijgebouw gerealiseerd met een oppervlakte van circa 40 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0008.png"  
Figuur 6: Plattegrond woning ten noorden van Elster Grindweg 22  

Ten westen van Elster Grindweg 22
De derde woning wordt gerealiseerd ten westen van de bestaande (bedrijfs)woning aan de Elster Grindweg 22. Een tekening van de woning, het omliggende perceel en de de handhaven woning Elster Grindweg 22 is opgenomen in figuur 7. De woning krijgt een oppervlakte (footprint) van circa 128 m2. De woning krijgt een maximale goothoogte van 3 meter en bouwhoogte van 8 meter. Ten noorden van de woning wordt tevens een bijgebouw voorzien met een oppervlakte van circa 150 m2. Het bijgebouw bij de woning Elster Grindweg 22 blijft behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0009.png"  
Figuur 7: Plattegrond woning ten westen van Elster Grindweg 22  

Inrichtingsplan
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is een adequate landschappelijke inpassing van de nieuwe bebouwing vereist. Om dit te bereiken is een inrichtingsplan met een beplantingslijst opgesteld, dat als bijlage is bijgevoegd (Bijlage 1 bij de planregels). Hieronder worden de maatregelen kort beschreven. Voor een uitgebreidere toelichting op de keuzes en inrichtingsmaatregelen, wordt verwezen naar de bijlage.

Verspreid over de agrarische grond rondom de woningen worden 40 nieuwe wilgen aangelegd en één walnootboom. Tevens worden verschillende hagen aangelegd, verspreide struweelvlakken en 925 m2 aan bloemrijk grasland.

Het inrichtingsplan voor het meest noordelijke perceel voorziet in de realisatie van bomen, hagen en een struweelhaag/-vlak. Er worden 7 extra bomen gerealiseerd (voornamelijk aan de achterzijde van het perceel). De heg wordt gerealiseerd aan de noordoostkant van het perceel op de hoek Elster Grindweg - Hoenveldsestraat, heeft een breedte van circa 80 cm, een lengte van circa 24 meter en een hoogte van circa 1 meter. De struweelhaag bedekt een oppervlakte aan de zuidzijde van het plangebied tussen de bestaande en nieuwe bomen.

Bij de woning ten westen van de bestaande woning aan de Elster Grindweg 22 worden in totaal 3 extra bomen gerealiseerd, een haag van circa 80 cm breed, 19 meter lang en circa 1 meter hoog en een oppervlakte aan struweelhaag.

Ten behoeve van de realisatie van de woning ten noorden van de bestaande woning aan de Elster Grindweg 22, worden ook bomen, een haag en een struweelhaag/-vlak aangelegd. Er worden in totaal 3 nieuwe fruitbomen gerealiseerd op het perceel. Daarnaast wordt aan de wegzijde een heg gerealiseerd met een breedte van circa 80 cm en een hoogte van circa 1 meter. De struweelhaag bedekt een oppervlak van ruim 100 m2 aan de zuidzijde van het perceel. Ook worden ter plaatse van de boomgaard ten noorden van deze woning 8 extra fruitbomen gerealiseerd. Tevens wordt ook hier aan de straatzijde een heg aangelegd met een breedte van circa 80 cm en een hoogte van circa 1 meter.

In het vigerende bestemmingsplan is ter plaatse van dit perceel een aanduiding opgenomen voor het bestemmingsplan Buitengebied, Elster Grindweg 22 en Hoenveldsestraat ongenummerd, Driel voor het behoud van de 'openheid'. In onderhavig bestemmingsplan is deze aanduiding verwijderd. Het perceel heeft een oppervlakte van slechts circa 1.000 m2 en is gelegen in een bebouwingscluster aan de rand van het open kommenlandschap. De openheid  ligt vooral voor aan de oostzijde van de Elster Grindweg. Om nieuwe lintwoning landschappelijk in te passen is een boomgaard gepland. De locatie van de toekomstige boomgaard ligt tussen de nieuwe lintwoning en een bestaande lintwoning. De openheid van het perceel is daarmee zeer beperkt. Het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' voor de realisatie van de boomgaard wordt dan ook aanvaardbaar geacht.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Conclusie
Het plangebied ligt niet in de nationale hoofdstructuur en omvat, met het oprichten van slechts 3 woningen na beëindiging van een niet-agrarisch bedrijf, een ontwikkeling van lokaal belang. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het plan conflicteert niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.

Beoordeling en conclusie
Het initiatief betreft een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).

In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en een motivering, dat de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt drie extra woningen in het buitengebied van Overbetuwe mogelijk. De huidige niet-agrarische bedrijfsbebouwing wordt daarbij gesloopt en de agrarische functie wordt als hoofdfunctie beëindigd. Een deel van de activiteiten wordt voortgezet als bedrijf aan huis. Per saldo is er sprake van een afname van bebouwing en ruimtebeslag. Daarnaast blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het toevoegen van drie woningen, gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling, geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is. Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, is de ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet van toepassing.

4.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 maart 2019. Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen en wil op een aantal manieren waarde toevoegen:

  • met een brede blik kijken naar de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving;
  • stimuleren van ontwikkelingen enerzijds en beschermen van waarden anderzijds;
  • focussen op duurzaamheid, onderlinge verbondenheid en een economisch krachtig Gelderland;
  • door middel van 7 ambities verder verdiepen van de focus.

De 7 ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.

Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het voorliggende initiatief moet worden getoetst. De Omgevingsvisie zelf heeft geen directe doorwerking op dit bestemmingsplan.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt geregeld geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de Omgevingsverordening dateert van december 2018.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
Het plangebied ligt binnen de volgende aanduidingen:

  • Tijdelijk verbod hervestiging/nieuwvestiging/uitbreiding (bestaande) glastuinbouw. In het plangebied is zowel in de huidige als toekomstige situatie geen sprake van glastuinbouw.
  • Romeinse Limes (uitsluitend noordwestelijke hoek van het plangebied). Bestemmingsplannen die onderdeel uitmaken van de Romeinse Limes mogen geen ontwikkelingen mogelijk maken die de kernkwaliteiten van dit erfgoed aantasten. Gezien de aard en omvang van het plan, waarbij tevens de bebouwing in het buitengebied afneemt, is geen sprake van aantasting van de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes. In paragraaf 5.12 wordt ingegaan op de waarde van dit erfgoed.
  • Intrekgebieden. In dit gebied mag geen bestemming mogelijk gemaakt worden die voorziet in de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas. Dit bestemmingsplan voorziet hier niet in.
  • KWO-vrije en boringsvrije zone. Binnen deze zones mag geen koudewarmteopslag (KWO) gerealiseerd worden of schadelijke vloeibare stoffen gebruikt worden zwaarder dan water, vervoerd of in de bodem gebracht worden. Daarvan is in het plangebied geen sprake.
  • Plussenbeleid. Het plussenbeleid stelt regels aan uitbreidingen van veehouderijen in het buitengebied. Hiervan is geen sprake in dit bestemmingsplan.

Daarnaast is het thema 'Wonen' voor dit bestemmingsplan van belang, omdat het plan het toevoegen van drie extra woningen mogelijk maakt. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief/Kwantitatieve Woonprogramma past. De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgesteld in de Woonagenda Overbetuwe 2020. Zie daarover nader paragraaf 4.3. Er wordt maatwerk binnen het woningaanbod geleverd, een belangrijk speerpunt in beide woningbouwprogramma's. De drie extra woningen passen binnen het woningbouwprogramma. Verder kan worden opgemerkt dat er sprake is van geschikte woningbouwlocaties in een woonomgeving (buurtschap nabij de bebouwde kom), waarbij bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Door de ligging in een landelijk woonmilieu nabij de bebouwde kom, is het plangebied een aantrekkelijke woonlocatie.

Conclusie
De ontwikkeling waarin dit bestemmingsplan voorziet, past in de Omgevingsverordening Gelderland.

4.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' (hierna: de Toekomstvisie+) vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen is een speerpunt in het beleid.

Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig.

Beoordeling
Het plangebied ligt in het stroomruggen- en oeverwallenlandschap. Dit landschap is verdicht en kleinschalig, met een afwisselend landgebruik in onregelmatige blokverkaveling. Kenmerkend is ook de veelheid aan landelijke wegen met clusters aan vrijstaande woningen en (voormalige) boerderijen. De oeverwallen zijn in de afgelopen 60 jaar grootschaliger en opener geworden. De kwaliteit van het karakteristieke landschap wordt hierdoor bedreigd. Belangrijk is dat de kleinschaligheid van het landschap behouden blijft. Ook de contrasten tussen de open agrarische landschappen en de verdichte bebouwingsclusters, zoals buurtschappen, moeten behouden blijven of worden versterkt.

Zowel bij het opstellen van het landschappelijk inpassingsplan als bij de gekozen verkaveling en positionering van de woningen is rekening gehouden met de landschappelijke kwaliteiten van het oeverwallen- en stroomruggenlandschap. Dit aspect is nader uitgewerkt in het Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe. In de volgende subparagraaf wordt hierop ingegaan.

Het plangebied ligt niet in een als zodanig aangeduid cultuurhistorisch waardevol gebied.

Tot slot wordt opgemerkt dat dit bestemmingsplan drie nieuwe woningen mogelijk en hiermee bijdraagt aan de gemeentelijke woningbouwopgave, die onder meer in de Toekomstvisie+ wordt onderkend.

Conclusie
Het bestemmingsplan is gezien het voorgaande in overeenstemming met de door de gemeente gewenste ontwikkelingsrichting voor de omgeving van het plangebied, zoals vastgelegd in de Toekomstvisie+.

Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling is het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen. Het LOP vormt een concrete uitwerking van de opgave uit de Toekomstvisie+, die hierboven is behandeld.

Beoordeling
Het plangebied behoort tot het komgebied met open ruimte. Eén van de algemene doelstellingen is het behoud en herstel van de openheid, in het bijzonder in relatie tot de omliggende hoger gelegen oeverwallen en buurtschappen. Het plangebied behoort tot deelgebied 2, 'open kommen Hollanderbroek, Leindermeint, De Meilanden en Weerbroek' en ligt op de grens met deelgebied 13a ('t Vlot). Voor deelgebied 2 worden onder meer de volgende gebiedsspecifieke opgaven geformuleerd in het LOP:

  • openheid komgronden behouden;
  • panorama naar stuwwal behouden;
  • stimuleren weidevogelbeheer;
  • aanleggen ommetjes en wandelroutes;
  • aandacht voor erfbeplanting en samenhang tussen bebouwing en beplanting. Zicht op bedrijfsgebouwen vanaf komgronden voorkomen;
  • stimuleren aanleg poelen en ecologische oevers.

Enkele relevante opgaven voor het gebied 't Vlot zijn:

  • versterken van de recreatieve toegankelijkheid van het gebied;
  • versterken van de landschappelijke structuur van het gebied;
  • stimuleren van erfbeplantingen en hoogstamfruitboomgaarden;
  • behoud en versterking van het kleinschalige besloten landschap.

Met het oog op de doelstellingen van het LOP is in het kader van dit bestemmingsplan een inrichtingsplan gemaakt (Bijlage 1). Zie hiervoor ook Hoofdstuk 3, waarin de gewenste inrichting verder is beschreven en toegelicht. Bij het opgestelde inrichtingsplan is de gewenste ontwikkelingsrichting voor het open kommenlandschap als uitgangspunt genomen. Uitgangspunt van het inrichtingsplan is behoud de kenmerkende openheid buiten de woonkavels en een kleinschalige inrichting van de woonkavels zelf, binnen de bebouwingscontouren van de huidige bebouwing.

Het plangebied maakt deel uit van een bebouwingscluster (buurtschap Keulse Kamp) aan de rand van het open kommenlandschap. Door de sloop van de bedrijfsbebouwing wordt de omvang van de bebouwing en de ruimtelijke impact van de bouwmassa aanmerkelijk verminderd. In de huidige situatie is er vanaf de komgronden zicht op de bedrijfsgebouwen, terwijl de woningen in de toekomstige situatie landschappelijk worden ingepast. Ook het verwijderen van een rij knotpopulieren midden in het agrarisch gebied achter de huidige bebouwing draagt bij aan meer openheid in de toekomstige situatie. Dit past bij de gebiedsspecifieke doelstellingen.

In het vigerende bestemmingsplan is ter plaatse van dit perceel een aanduiding opgenomen voor het bestemmingsplan Buitengebied, Elster Grindweg 22 en Hoenveldsestraat ongenummerd, Driel voor het behoud van de 'openheid'. In onderhavig bestemmingsplan is deze aanduiding verwijderd. Het perceel heeft een oppervlakte van slechts circa 1.000 m2 en is gelegen in een bebouwingscluster aan de rand van het open kommenlandschap. De openheid  ligt vooral voor aan de oostzijde van de Elster Grindweg. Om nieuwe lintwoning landschappelijk in te passen is een boomgaard gepland. De locatie van de toekomstige boomgaard ligt tussen de nieuwe lintwoning en een bestaande lintwoning. De openheid van het perceel is daarmee zeer beperkt. Het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' voor de realisatie van de boomgaard wordt dan ook aanvaardbaar geacht.

Ook in ruimtelijk kwaliteitsopzicht is er sprake van een verbetering gezien de huidige staat van de bebouwing. In plaats van deze bebouwing ontstaan drie kleinschalige woonpercelen, die passen bij het bebouwingscluster van de Keulse Kamp. Ook krijgt het plangebied door deze ontwikkeling een meer landelijke uitstraling. Het verwijderen van de voormalige bedrijfsbebouwing komt de kleinschaligheid ten goede. Er ontstaan drie kleinschalige woonpercelen, waarbij de bouwmassa's aanmerkelijk kleiner zijn dan de huidige bebouwing. De woningen dragen bij aan de gewenste kleinschaligheid van het landschap. Het contrast met het achterliggende open agrarische gebied blijft behouden bij de zuidelijke twee woningen door het behoud van zichtlijnen vanaf de Elster Grindweg naar het open agrarische landschap.

Eén van de gebiedsspecifieke opgaven is daarnaast stimulering van erfbeplanting. Daarin voorziet de te realiseren landschappelijke inpassing eveneens. Ook wordt er een paddenpoel aangelegd ten zuiden van het zuidelijke woonperceel.

Conclusie
Met de voorgestelde landschappelijke inpassing en inrichting voldoet het plan aan de uitgangspunten van het LOP. Het plan draagt bij aan enkele gebiedsspecifieke opgaven en leidt tot een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit.

Beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'
De beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' uit 2008 bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.

Beoordeling
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van drie woningen aan de Elster Grindweg in Driel, waarbij de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (ruim 3.000 m² ) wordt gesloopt. Het plangebied ligt in een agrarisch gebied met waarden. Artikel 6 van de beleidsregel bevat regels voor dit gebiedstype. De beleidsregel biedt mogelijkheden om extra woningen toe te staan na beëindiging van de bedrijfsfunctie. Uitgangspunt is een reductie van bebouwing met tenminste 50%. Wanneer meer dan 3.000 m² aan bebouwing wordt gesloopt, kan onder voorwaarden medewerking worden verleend aan de realisatie van maximaal drie nieuwe woningen. In dit geval is sprake van maatwerk. Er wordt ruim 3.000 m² aan bebouwing gesloopt en er wordt een reductie van bebouwd oppervlak van veel meer dan 50% bereikt. Bovendien is maatwerk geleverd door de beoogde herinrichting van het totale plangebied. De beleidsregel biedt dan ook de mogelijkheid om de gewenste ontwikkeling toe te staan.

Voorwaarde is dat de nieuwe woningen een inhoud van minimaal 400 m³ en maximaal 600 m³ hebben. Hieraan wordt voldaan aangezien de maximale inhoudsmaat is in de planregels opgenomen. Daarnaast moeten nieuwe bijgebouwen aan een aantal vereisten voldoen. Deze zijn vastgelegd in de planregels van het bestemmingsplan. Verder moet waar mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande ontsluitingen. Daarvan is in dit geval sprake voor de twee zuidelijke woningen en de te behouden woning Elster Grindweg 22; deze woningen maken met uitzondering van de middelste woning gebruik van de bestaande ontsluitingen op de Elster Grindweg. Voor de noordelijke en middelste woningen is geen bestaande ontsluiting beschikbaar en wordt een nieuwe oprit aangelegd aan de voorzijde van de woning.

Conclusie
Het bestemmingsplan is gezien het voorgaande in overeenstemming met de beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'.

Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen detaillistisch uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning) vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.

Accentpunten zijn:

  • Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
  • Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
  • Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
  • Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.

Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en het opvangen van de autonome huishoudengroei.

Variatie in het woonaanbod is bij realisatie van nieuwbouw een speerpunt. De grootste vraag bestaat naar woningen voor starters en ouderen. Een ander uitgangspunt is dat nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopgeschikt worden gebouwd. De gemeente legt het accent op het bestaande bebouwde gebied: kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en mogelijkheden voor inbreiding en intensivering, bijvoorbeeld door functieverandering. Naast verbetering van de bestaande voorraad blijft nieuwbouw nodig om in te spelen op de ambities. Doel van de nieuwbouw is, naast het in de pas lopen met de groei van het aantal huishoudens, meer variatie in het woonaanbod te realiseren en beter aan te sluiten op de kwalitatieve behoefte.

Beoordeling
In de Woonagenda heeft de gemeente haar woningbouwprogramma kwalitatief én kwantitatief vastgelegd voor de periode tot en met 2020. Dit programma vormt een uitwerking van het door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de regio. Op regionaal niveau zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het toevoegen van woningen per gemeente. Deze afspraken worden frequent geactualiseerd. Binnen de Subregionale Woonagenda Arnhem e.o., waartoe Overbetuwe behoort, wordt uitgegaan van het toevoegen van in totaal circa 13.500 woningen in de periode 2017-2027. De kwantitatieve prognose is gebaseerd op de meest recente Primos-prognose. Voor Overbetuwe bedraagt de kwantitatieve behoefte in de periode 2018-2017 tussen de 1.160 en 1.330 woningen. Op de lange termijn (2018-2035) bedraagt de behoefte tussen de 1.550 en 1.880 woningen. Er ligt voor de gemeente dus een woningbouwopgave voor de korte en langere termijn.

De harde plancapaciteit in Overbetuwe bedraagt per 1 mei 2019 circa 920 woningen. De drie woningen waarin dit bestemmingsplan voorziet, passen dan ook in het woonprogramma van Overbetuwe.

In kwalitatief opzicht is het volgende van belang. Het gemeentelijk beleid is gericht op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en op mogelijkheden voor inbreiding en intensivering. In dit geval worden drie extra woningen mogelijk gemaakt in een buurtschap in het buitengebied bij de kern Driel. Er is geen sprake van een uitbreiding van het ruimtebeslag, aangezien er veel bebouwing wordt gesloopt. Bovendien is er sprake van een geschikte woonlocatie in een rustig woongebied op korte afstand van een woonkern (Driel). In kwalitatief opzicht past het plan in het beleid van de Woonagenda.

Conclusie
De ontwikkeling is in kwalitatieve en kwantitatieve zin in overeenstemming met de gemeentelijke Woonagenda.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' is relevant. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn heeft de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan worden drie nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De huidige bedrijfsfunctie eierhandel (niet-agrarisch bedrijf) vervalt en de poeliersactiviteiten worden als kleinschalig bedrijf aan huis voortgezet. De ontwikkeling behoort niet tot de in lijst C en D van het Besluit m.e.r. opgenomen categorieën. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject.

Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plichtige activiteit in dit plan. Een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde.

5.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een plan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.

De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Op grond van de Wgh geldt een voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels vanwege het wegverkeer van 48 dB (artikel 82 lid 1). Als de geluidbelasting hoger is, moet een nadere afweging plaats te vinden en kan een ontheffing voor een hogere geluidbelasting worden verleend (artikel 82 lid 2). De maximale ontheffingswaarde voor nieuwbouw buiten de bebouwde kom bedraagt 53 dB.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt drie nieuwe woningen mogelijk en voorziet daarmee in drie nieuwe geluidsgevoelige objecten, zoals bedoeld in de Wgh. De meest noordelijke woning (op de hoek Elster Grindweg - Hoenveldsestraat) ligt buiten de geluidszone van de N837/Cora Baltussenallee. De noordelijke woning ligt in een 30 km/uur-zone aan twee doodlopende straten met weinig autoverkeer. Een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai wordt voor deze woning dan ook niet noodzakelijk geacht.

De andere twee (zuidelijke) woningen liggen wel binnen de geluidszone van de N837/Cora Baltussenallee. Om deze reden is voor deze twee woningen een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (zie Bijlage 2). De resultaten van het uitgevoerde akoestisch onderzoek voor de twee zuidelijke woningen worden hieronder beschreven.

De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voor de meest zuidelijke woning overschreden. De gevelbelasting bedraagt maximaal 49 dB. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt daarmee niet overschreden. Bij de woning noordelijk van Elster Grindweg 22 wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Vaststelling van een hogere waarde is uitsluitend voor de zuidelijke woning noodzakelijk.

In dit geval kan als ontheffingscriterium worden aangedragen dat de woning komt ter vervanging van bestaande bebouwing. Maatregelen aan de bron zijn in deze situatie redelijkerwijs niet mogelijk. De weg is al voorzien van geluidarm asfalt en het verlagen van de verkeersintensiteiten is gezien de functie van de weg niet mogelijk. Omdat de voorkeursgrenswaarde slechts bij één woning wordt overschreden en alleen ter plaatse van de verdiepingen, is geen nader onderzoek gedaan naar mogelijke maatregelen in het overdrachtsgebied. Een dergelijke voorziening zal bovendien op overwegende bezwaren van financiële aard stuiten.

Bij de gemeente Overbetuwe is een verzoek worden ingediend voor het vast stellen van een hogere toelaatbare waarde. De gemeente Overbetuwe heeft beleid op het gebied van akoestiek opgesteld (Nota Geluidbeleid en Nota Hogere Grenswaarden). Het plangebied behoort tot het 'buitengebied'. De ambitieklasse in het buitengebied is 'rustig' (maximaal 43 dB voor wegverkeerslawaai). De ambitieklasse wordt niet gehaald. De bovengrens is 'onrustig' (53 dB voor wegverkeerslawaai). Aan de bovengrens wordt ruimschoots voldaan. Uit hoofdstuk 4 van het onderzoek blijkt bovendien dat de woning zal beschikken over een geluidluwe gevel. De berekende geluidbelasting is daarom met het oog op het woon- en leefklimaat aanvaardbaar. Het verzoek past in het gemeentelijk geluidbeleid.

Bij vaststelling van een hogere waarde moet rekening worden gehouden met de eisen die worden gesteld aan de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie. In dit geval betekent dit dat de op grond van het Bouwbesluit vereiste karakteristieke geluidwering gelijk is aan de minimumeis van 20 dB. Nader onderzoek naar de karakteristieke geluidwering is daarom niet nodig.

Het besluit tot vaststelling van een hogere waarde wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan gepubliceerd.

Conclusie
Er is een verzoek voor hogere waarde aangevraagd bij de gemeente Overbetuwe voor de zuidelijke woning. Dit besluit wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan gepubliceerd. Voor de overige woningen zijn er geen akoestische belemmeringen. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

5.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
  • het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in het realiseren van drie nieuwe woningen. Het toevoegen van drie woningen valt onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen. De luchtkwaliteit wordt daarom niet in betekenende mate aangetast met de voorgestane ontwikkeling en een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk.

Wel is van belang dat ter plaatse van de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In figuur 8 zijn de achtergrondwaarden ter plaatse van de dichtstbijzijnde meetpunten weergegeven uit de NSL-monitoringstool. Geconcludeerd wordt dat de waarden ruim onder de norm liggen en daarmee dus sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het kader van de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0010.png"  
Figuur 8: Achtergrondwaarden luchtkwaliteit met ligging plandelen (bron: NSL-monitoringstool)  

5.4 Bedrijven en milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk of een rustig buitengebied, is ingericht volgens het principe van functiescheiding.

Beoordeling
Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'rustig buitengebied'. De reguliere richtafstanden zijn van toepassing. Met dit plan worden drie nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Zodoende is het van belang om te onderzoeken of er sprake is van mogelijke belemmeringen voor milieubelastende functies en of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen.

In (de omgeving van) het plangebied bevinden zich de volgende bedrijfslocaties:

Adres   Bedrijf   Milieucat.   Richtafstand   Afstand werkelijk  
Elster Grindweg 22   poeliersbedrijf (te handhaven bedrijf aan huis)   1   10 m   21 m  
Elster Grindweg 8-10   opslag, laad- en losplaats t.b.v. sloopbedrijf   2   30 m   140 m  
Elster Grindweg 8-10   timmerwerkplaats t.b.v. aannemersbedrijf (<1.000 m²)   3.1   50 m   140 m  
Elster Grindweg 8-10   geluidsopnamestudio, muziekbedrijf   1   10 m   140 m  
Elster Grindweg 8-10   carrosseriebedrijf   2   30 m   140 m  
Elster Grindweg 8-10   schildersbedrijf   3.1   50 m   140 m  
Elster Grindweg 1   Reparatie witgoed e.d.   1   10 m   16 m  
Honingveldsestraat 6a   Agrarisch bedrijf (paardenhouderij)   3.1   50 m   140 m  

In de bovenstaande opsomming is uitgegaan van de kortst mogelijke afstand tussen de bedrijven en de dichtstbijzijnde woning. Uit de tabel blijkt dat aan de richtafstanden ten opzichte van deze bedrijven wordt voldaan. Er treden dan ook geen belemmeringen op voor deze bedrijven. Tevens leidt de aanwezigheid van de bedrijven niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat op de gewenste woningen in het plangebied.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied. Omgekeerd zorgt de ontwikkeling niet voor beperkingen van nabijgelegen functies.

5.5 Geurhinder

Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van nieuwe geurgevoelige objecten in de vorm van nieuwe woningen. In de nabije omgeving zijn geen veehouderijen gelegen met uitzondering van de paardenhouderij aan de Honingveldsestraat 6a. In paragraaf 5.4 is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, ook wat betreft het aspect geurhinder. De woningen liggen op ruim voldoende afstand en zorgen niet voor beperkingen.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het oprichten van drie nieuwe woningen mogelijk. Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen. Hieronder worden de belangrijkste conclusies beschreven.

Chemisch-analytisch zijn op beide locaties in zowel boven- en ondergrond licht verhoogde gehalten aan enkele zware metalen en PAK aangetoond. De verhoogde gehalten zijn vermoedelijk te relateren aan de waargenomen bodemvreemde bijmengingen. De gemeten gehalten overschrijden de achtergrondwaarden in geringe mate en vormen geen belemmering voor de geplande bestemmingsplanwijziging, aanvraag omgevingsvergunning en de geplande herinrichting van de locatie. Het uitvoeren van nader onderzoek is niet noodzakelijk. OCBfs en Asbest zijn niet in verhoogde mate aangetroffen.

Chemisch analytisch is in het grondwater op beide locaties een licht verhoogde concentratie aan barium aangetoond. De gemeten concentratie overschrijdt de streefwaarde in geringe mate en vormt geen belemmering voor de geplande bestemmingsplanwijziging, aanvraag omgevingsvergunning en de geplande herinrichting van de locatie. Aangezien met betrekking tot de licht verhoogde concentratie aan barium geen antropogene bron bekend is, is barium vermoedelijk van nature in een verhoogde concentratie in het grondwater aanwezig.

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat er, ons inziens, milieuhygienisch gezien geen belemmeringen zijn voor de bestemmingsplanwijziging, aanvraag omgevingsvergunning en de geplande herinrichting van de locatie. De gestelde hypothese dat de locatie als "onverdacht" beschouwd kan worden ten aanzien van chemische parameters is niet juist gebleken op basis van de aangetoonde licht verhoogde gehalten aan enkele zware metalen en PAK in grond en de licht verhoogde concentraties aan barium in het grondwater. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft echter een representatief beeld van de milieuhygienische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Bovendien vormen de gemeten gehalten (grond) en concentraties (grondwater) geen belemmering voor het toekomstige gebruik van de onderzoekslocatie.

5.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van drie extra woningen en maakt daarmee nieuwe kwetsbare objecten mogelijk. Op basis van de risicokaart is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In de figuur 9 is een uitsnede opgenomen van de risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0011.png"  
Figuur 9: uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl, geraadpleegd op 6 juni 2019)  

De informatie van de risicokaart levert de volgende inzichten op.

Leidingen
De meest zuidelijke woning ligt op ongeveer 350 meter van een hogedruk aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie NV (N-568-34). Op basis van de risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over het plangebied ligt. Het invloedsgebied groepsrisico (140 meter, conform het 'Handboek buisleiding in bestemmingsplannen') ligt ruimschoots buiten het plangebied.

Inrichtingen
Het plangebied ligt ongeveer 650 meter ten westen van de inrichting Grote Molenstraat 185, waar een bovengrondse propaantank aanwezig is. Op basis van de risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over het plangebied ligt. Ook is het plangebied buiten het invloedsgebied van de inrichting gelegen. Voor het overige zijn er geen risicovolle inrichtingen in de omgeving aanwezig. Het plangebied ligt niet binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 of het invloedsgebied van risicobronnen.

Transportroutes
Het plangebied ligt op ruime afstand van de rijkswegen A15 en A50, de spoortweg Arnhem-Nijmgen en de Betuweroute. Op basis van de Regeling basisnet is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze risicobronnen niet over het plangebied ligt.

Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en de snelweg A50. Ontwikkelingen binnen de invloedsgebieden hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Omdat de afstand tussen het plangebied en deze risicobronnen groter dan 200 meter is, heeft de wetgever aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft de hoogte van het groepsrisico niet in beeld gebracht te worden. Wel moet ingegaan worden op de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid.

Verantwoording groepsrisico
Het plan ligt in het invloedsgebied van twee risicobronnen. Volgens de huidige wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat het om de wettelijke verplichting op grond van artikel 7 en 9 van het Bevt vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem-NIjmegen en de snelweg A50. Omdat het plan op meer dan 200 meter van deze transportroutes ligt, hoeft enkel ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dichtbij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dichtbij de risicobron. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende.

Conclusie
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, hogedruk aardgasleiding en transportroute. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor realisatie van het plan.

Ten aanzien van het groepsrisico is van belang dat het plangebied binnen het invloedsgebied van twee risicobronnen is gelegen. Op basis van de beperkte verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op het groepsrisico en op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan.

5.8 Explosieven

De huidige gemeente Overbetuwe en buurgemeente Lingewaard maakten vanaf het begin van de geallieerde luchtlandingsoperatie 'Market Garden' op 17 september 1944 tot aan de bevrijding van Arnhem op 14 april 1945 deel uit van het frontgebied tussen de Duitsers en de Geallieerden. Overbetuwe en Lingewaard werden in hun geheel als oorlogsgebied beschouwd. Er is een gevechtspauze geweest na het oversteken van de brug bij Nijmegen. Het gebied is gedurende acht maanden frontgebied geweest waarbij het volledige eiland (gebied tussen de Rijn en de Waal) geëvacueerd is. Men sprak in die periode ook wel over 'het mannen eiland'. Tevens zijn er in die periode hevige bombardementen uitgevoerd. Tijdens de inventarisatie van oorlogsgegevens zijn 104 vliegtuigcrashes opgetekend en meer dan 1.000 oorlogsgraven. Door de oorlogshandelingen ontstonden er gebieden waarvan de bodem sterk met oorlogsmateriaal werd belast wat op dit moment nog gevaar kan opleveren voor mens en dier. De Explosieven Opruimings Dienst Defensie (EODD) gaat er in 2014 vanuit, dat slechts 35% van de munitie inmiddels uit de grond is verwijderd. Dit betekent dat we de komende decennia nog met deze explosieve erfenis te maken zullen hebben en er kans bestaat dat in het plangebied nog sprake is van onontplofte munitie.

Beoordeling en conclusie
Bij bodemroerende werkzaamheden, zoals het oprichten van gebouwen, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen en het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, is de aanwezigheid van mogelijke niet-gesprongen explosieven (NGE's) van belang. Eén woning wordt opgericht ter plaatse van de bedrijfsbebouwing. De verwachting is dat er geen of weinig ingrepen in de bodem worden gedaan, waarbij grotere verstoring van de bodem plaatsvindt. Daarom is de kans dat er NGE's aanwezig zijn op deze plaats gering. Bij de overige twee woningen is aandacht voor de mogelijke aanwezigheid van NGE's bij uitvoering van grondwerkzaamheden noodzakelijk.

5.9 Kabels en leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, hoogspanningslijnen, hoogspanningskabels, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen gelegen. Er zijn dan ook geen belemmeringen aanwezig.

5.10 Waterparagraaf

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.

Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


Beoordeling (watertoets)
Dit bestemmingsplan voorziet in sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (ruim 3.000 m²). Er worden 3 woningen en enkele bijgebouwen (in totaal circa 500-550 m2) voor in de plaats gebouwd. Per saldo is er sprake van een significante afname van bebouwd en verhard oppervlak in het plangebied. Daarmee is er waterhuishoudkundig gezien sprake van positieve effecten. Hemelwater en vuilwater moeten gescheiden worden afgevoerd van de woningen.

In het plangebied is momenteel geen oppervlaktewater aanwezig met uitzondering van enkele watergangen op de perceelsgrenzen van het zuidelijk plandeel (B- en C-watergangen). De planontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de watergangen in de omgeving. Deze blijven intact en worden zelfs voorzien van een dradiëntrijke oever. In de toekomstige situatie wordt een paddenpoel gerealiseerd, waarmee eveneens nieuw oppervlaktewater wordt toegevoegd.

Conclusie
Waterhuishoudkundig zijn er geen bezwaren of voorwaarden verbonden aan het plan. Het plan heeft een positief effect op de waterbergingscapaciteit.

5.11 Flora en Fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • 3. de bescherming van overige soorten.

Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Beoordeling
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, omdat negatieve effecten op voorhand niet uitgesloten zijn. Hiervoor wordt verwezen naar Bijlage 3. Hieronder worden de belangrijkste conclusies beschreven.

Gebiedsbescherming
Het plangebied behoort niet tot een beschermd natuurgebied. Natura 2000-gebieden bevinden zich op ruime afstand van het plangebied, namelijk circa 1,5 kilometer (Rijntakken). Op circa 200 meter meter van het plangebied bevindt zich het dichtstbij gelegen gebied behorende tot het Gelders Natuurnetwerk. Negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en het GNN kunnen, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot deze gebieden, redelijkerwijs worden uitgesloten. Immers, in de huidige situatie is er sprake van bedrijfsmatige activiteiten (eierhandel) in omvangrijke bedrijfsgebouwen en vindt daarnaast caravanstalling op het perceel plaats. Deze activiteiten worden beëindigd en de bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt. In plaats daarvan worden er drie nieuwe woonpercelen gerealiseerd. Daarnaast blijft het poeliersbedrijf gehandhaafd. Per saldo zorgen de ontwikkelingen voor een vermindering van stikstofuitstoot. Overige negatieve effecten (geluidsoverlast, stofhinder, verstoring en dergelijke) zijn vanwege de afstand tot beschermde natuurgebieden uitgesloten.

Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn dan ook uitgesloten.

Soortenbescherming
Op basis van de quickscan wordt vervolgonderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen of effecten op beschermde gebieden niet noodzakelijk geacht. Ook is er geen sprake van een noodzaak tot het indienen van een ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming ten aanzien van soorten.

Gelet op de potentiële ecologische waarden kan het plan in overeenstemming met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid worden uitgevoerd. Voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden gelden daarbij de volgende randvoorwaarden:

  • Ten aanzien van broedvogels dient het verwijderen van opgaand groen en de sloop van de schuren buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd, of een controle moet de aanwezigheid van een broedgeval kunnen uitsluiten;
  • Ten behoeve van (incidenteel) aanwezige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te worden genomen.

Conclusie
Het aspect flora en fauna zorgt niet voor belemmeringen in het kader van dit bestemmingsplan.

5.12 Archeologische waarden

De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.

De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
Figuur 9 bevat een uitsnede van de artcheologische beleidsadvieskaart. Ter plaatse van de meest noordelijke woning geldt volgens de gemeentelijke archeologische beleidskaart een 'hoge archeologische verwachting', waarbinnen een archeologisch onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm-mv. Met de realisatie van de woning zal deze grens worden overschreden. In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt een archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht. Vooralsnog blijft dan ook de huidige dubbelbestemming gehandhaafd.

De twee zuidelijke woningen zijn gelegen op de grens tussen 'hoge archeologische verwachting' en 'lage archeologische verwachting'. Binnen de zone met een lage verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 30 cm-mv. Deze grens zal in ieder geval niet worden overschreden bij de realisatie van de woningen. In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gekeken of een archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook de huidige dubbelbestemming gehandhaafd.


afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0324BUITgrindweg22-VSG1_0012.png"  
Figuur 9: uitsnede archeologische beleidskaart Overbetuwe met ligging nieuwe woningen indicatief aangegeven  


Conclusie
De huidige dubbelbestemmingen in het plangebied met betrekking tot archeologie blijven gehandhaafd. In het kader van de omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen worden de benodigde archeologische onderzoeken uitgevoerd.

5.13 Verkeer en parkeren

Parkeren
De gemeente heeft haar parkeerbeleid vastgelegd in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Ten behoeve van de vier woningen en het bedrijf aan huis in de toekomstige situatie moeten op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Binnen het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerplaatsen voor deze functies aanwezig. Dit aspect vormt geen belemmering. In de planregels is met een parkeerregeling gewaarborgd dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Deze moeten ook in stand worden gehouden.

Verkeer
De meest noordelijke woning wordt door middel van een nieuwe oprit ontsloten op de Hoenveldsestraat. De twee zuidelijke woningen hebben een ontsluiting op de Elster Grindweg. Daarbij is voor de woning ten noorden van Elster Grindweg 22 sprake van een nieuwe ontsluiting. De voorgenomen ontwikkeling leidt door het verdwijnen van de bedrijfsfunctie naar verwachting tot een afname van het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Het aantal verkeersbewegingen in de toekomstige situatie is zeer gering. De doodlopende Elster Grindweg en Hoenveldsestraat kunnen het verkeer zonder belemmering verwerken.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemene opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels). Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Elster Grindweg 22 en Hoenveldsestraat ongenummerd, Driel' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch met waarden', 'Verkeer', 'Wonen', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' opgenomen met de daarbij behorende aanduidingen. Waar nodig worden deze in paragraaf 6.2 nader toegelicht.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is zoveel mogelijk aangesloten bij het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Vanwege de concreetheid van het initiatief en de ruimtelijk-stedenbouwkundige voorwaarden en wensen, is gekozen voor een planvorm met een beperkte mate van flexibiliteit.

Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

6.2 Toelichting op de verbeelding en regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Agrarisch met waarden
Een groot gedeelte van het plangebied blijft/wordt bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Het gaat hierbij om de gronden die niet tot de toekomstige vier woonpercelen behoren. De gronden met deze bestemming worden landschappelijk ingericht volgens het inrichtingsplan en zullen in de toekomstige situatie hoofdzakelijk agrarisch in gebruik zijn (weides, boomgaarden, beheer van landschappelijke elementen).

De gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn met name bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, hobbymatig agrarisch grondgebruik, extensieve dagrecreatie, alsmede voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Een glastuinbouwbedrijf of ander niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Verkeer
Aan de oostkant van het zuidelijk plandeel is een strook grond aan de Elster Grindweg, behorend tot gemeentelijk eigendom, bestemd als 'Verkeer'. Hier wordt de bestemming overeenkomstig het bestaande gebruik en de eigendomssituatie gecorrigeerd (in de huidige situatie waren deze gronden bestemd voor bedrijfs-, woon- en agrarische doeleinden). Binnen de bestemming zijn wegen, straten en paden toegestaan, met bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, beplanting, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en nutsvoorzieningen worden gebouwd.

Wonen
Gebruik
De vier woonpercelen in de toekomstige situatie en de gronden rondom de bestaande woning Elster Grindweg 24 zijn bestemd als 'Wonen'. Deze gronden zijn primair bestemd voor wonen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Bij recht is een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, als aan de in de regels opgenomen voorwaarden wordt voldaan. Voor het poeliersbedrijf (publieksaantrekkend bedrijf aan huis) is een specifieke regeling opgenomen. Het gebruik van een deel van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een andere publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis kan uitsluitend op basis van een omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.

Bij de woningen moeten voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, conform de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016, worden gerealiseerd.

Bouwen
Er zijn bouwvlakken op maat opgenomen voor de vier woningen. De bouwvlakken zijn afgestemd op het inrichtingsplan en kennen met uitzondering van de bestaande woning Elster Grindweg 22 een kleine flexibiliteitsmarge. De maximale goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding opgenomen. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij bijgebouwen en overkappingen ook binnen de aanduiding 'bijgebouwen' zijn toegestaan. Deze aanduiding is opgenomen bij de schuurwoning achter Elster Grindweg 22. De maximale gezamenlijke oppervlakte bedraagt 75 m² per bouwperceel, danwel de grootte van het aanduidingsvlak (150 m²).

Waarde - Archeologische verwachting 2 en 4
In het plan zijn met het oog op de archeologische verwachtingswaarden (zie paragraaf 5.12) dubbelbestemmingen opgenomen. Op basis van deze dubbelbestemmingen is archeologisch onderzoek nodig indien sprake is van bodemverstorende ingrepen groter dan 100 m² respectievelijk 2.500 m² en dieper dan 30 cm-Mv. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Bij strijd tussen deze regels prevaleren de regels van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwen aanwezig danwel toegestaan zijn en in maximaal één bouwlaag ondergronds.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.

Algemene aanduidingsregels
Op de verbeelding zijn, overeenkomstig het huidige bestemmingsplan, de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'overige zone - waardevol landschap' opgenomen. Deze aanduidingen waarborgen dat er geen ingrepen worden gepleegd die de kwaliteit van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening kunnen aantasten en dat de kenmerken van het waardevolle (open) landschap niet onevenredig wordt aangetast.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Er zijn bevoegdheden opgenomen met betrekking tot de maatvoering, bouwgrenzen en ondergronds bouwen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.

Algemene procedureregels
In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan in ieder geval moet worden aangetoond.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële toelichting

Uitgangspunt voor de ontwikkeling is dat deze voor de gemeente budgetneutraal wordt ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Dit bestemmingsplan voorziet in een bouwplan, omdat er drie nieuwe woningen kunnen worden opgericht.

De kosten worden verhaald op basis van een met de initiatiefnemer afgesloten anterieure overeenkomst. Met de ontwikkelende eigenaren van de gronden in het plangebied, is tevens een planschadeovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten, dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd.

Door middel van de afgesloten overeenkomst is het kostenverhaal voldoende verzekerd en is de financiële haalbaarheid in voldoende mate aangetoond.

 

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie over het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het plan van start gaan.

8.2 Inspraak

De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, geen inspraak plaatsgevonden.

8.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan is, samen met het ontwerpbeeldkwaliteitsplan, in dit kader gedurende zes weken ter inzage gelegd vanaf 18 juli 2019. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Wel is er aanleiding geweest voor een geringe ambtshalve aanpassingen in de regels, op de verbeelding en in de toelichting bij het plan. De wijzigingen zien op het schrappen van de aanduiding 'openheid' ter plaatse van de beoogde boomgaard. Daarnaast is een bodemonderzoek uitgevoerd, dat als bijlage is toegevoegd. In Bijlage 4 staan de wijzigingen nader beschreven en zijn deze toegelicht.

Het plan is op 3 december 2019 met inbegrip van de ambtshalve wijzigingen vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.