Plan: | Elst, Regenboog |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0258ELSTregenboog-VSG1 |
Aanleiding voor het opstellen van voorliggend uitwerkingsplan is het voornemen om 16 rijwoningen te realiseren aan de oostzijde van de Regenboog ter hoogte van de scholenzone in het gebied Westeraam. In dit gebied is invulling gegeven aan de woningbouwopgave die volgt uit de VINEX (Vierde Nota over de Ruimtelijke ordening Extra) voor zover het de gemeente Overbetuwe betreft. Voor het nog braakliggende perceel aan de Regenboog is door GEM Westeraam een verkavelingsschets opgesteld.
In het vigerende bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325' is voor het perceel een uit te werken woonbestemming opgenomen. Deze bestemming is overgenomen uit het oorspronkelijke bestemmingsplan 'Westeraam' dat voor het gebied Westeraam is opgesteld. Hiermee heeft de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders de plicht meegegeven om binnen de planperiode (10 jaar) een uitwerkingsplan op te stellen binnen de kaders van de uitwerkingsregels. In het voorliggende plan wordt toepassing gegeven aan de uitwerkingsplicht. Tevens wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitwerkingsregels en de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Het uitwerkingsgebied ligt aan de oostzijde van Elst in het nieuw ontwikkelde gebied Westeraam. Dit gebied is opgedeeld in een aantal deelgebieden: Groenoord, Centrale Zone, Lingebuurt, Lanenbuurt en Vierslag. Het plangebied ligt in het zuidelijke deel van de Centrale Zone ten noorden van de Nieuwe Aamsestraat.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325'. Dit bestemmingsplan is op 11 juni 2013 vastgesteld. Voor het plangebied zijn de bestemmingen 'Wonen - Uit te werken' en 'Verkeer - Uit te werken' opgenomen. Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Op figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325'
De uit te werken bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Westeraam' dat is opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het gehele gebied Westeraam en is vastgesteld op 14 december 1999.
De ontsluiting van het plangebied (doortrekken Auditorium) ligt deels aan de zuidzijde van de uit te werken bestemming waar de beheersverordening 'Elst, kavels Nieuwe Aamsestraat' geldt. In deze beheersverordening wordt verwezen naar de regeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark De Aam'. De beoogde ontsluiting past binnen deze regeling en is daarom vergunbaar onder de vigerende beheersverordening.
In hoofdstuk 2 is een omschrijving van de huidige en nieuwe situatie opgenomen. Vervolgens vindt in hoofdstuk 3 toetsing aan de uitwerkingsregels plaats. De nieuwe situatie wordt in hoofdstuk 4 getoetst aan het relevante beleidskader en in hoofdstuk 5 aan de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 is de juridische regeling beschreven. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
Binnen het ontwikkelingsgebied Westeraam is de Centrale Zone gelegen tussen Groenoord in het westen en de Lanenbuurt in het oosten. Het eerste deelplan, Groenoord, is in 2006 geheel opgeleverd. Het tweede en derde plan, de Lingebuurt met de Centrale Zone, zijn inmiddels ook zo goed als klaar. De Lanenbuurt is het vierde deelplan dat wordt ontwikkeld. Ten slotte is verder naar het oosten het vijfde deelplan Vierslag in productie genomen. In totaal zullen uiteindelijk 2.350 woningen worden gebouwd. De wijk wordt goed ontsloten door een aansluiting van de Nieuwe Aamsestraat op de A325. Direct ten westen van Westeraam ligt de spoorlijn Arnhem-Nijmegen met treinstation Elst op loopafstand.
Figuur 2.1 Plangebied met op achtergrond scholengemeenschap Het Westeraam
De Centrale Zone beschikt over allerlei wijkvoorzieningen zoals een supermarkt, een brede school, een zorgcentrum, een peuterspeelzaal, kinderdagopvang, een multifunctioneel centrum en een grote groene ruimte die als ligweide en voor sport- en buitenactiviteiten kan worden gebruikt. Het plangebied is gelegen ten zuiden van deze ligweide. Ligweide en plangebied worden gescheiden door een fietspad en een watergang. Aan de oostzijde van het plangebied zijn Het Westeraam (vmbo) en Lyceum Elst (havo en vwo) gelegen. Evenals het plangebied zelf liggen de gronden ten zuiden van het plangebied momenteel braak. Verder naar het zuiden is bedrijventerrein De Aam gelegen. Ten slotte wordt het plangebied aan de westzijde begrensd door woningbouw gelegen in de wijk Groenoord. De bestaande appartementen en rijwoningen die grenzen aan de Regenboog worden van het plangebied gescheiden door een fietspad en een busbaan. De busbaan start bij het kruispunt van de Regenboog met de Meiregen.
Figuur 2.2 Regenboog, busbaan en fietspad vanaf Meiregen met aan rechterzijde plangebied
De verkavelingsopzet gaat uit van 16 middeldure koopwoningen. Met de ontwikkeling wordt voorzien in een regionale woningbehoefte (zie hoofdstuk 3). Het aantal woningen voor het gebied Westeraam is in bestuurlijke afspraken vastgelegd. Voorliggend plan is opgesteld in overeenstemming met deze afspraken.
Figuur 2.3 Verkavelingsopzet plangebied
De woningen zijn opgedeeld in twee rijen van acht woningen gescheiden door een voetpad. De woningen zijn op het westen (Regenboog) georiënteerd met de tuin op het oosten. De woningen worden ontsloten door een verkeerslus rondom de percelen. De lus sluit aan de zuidzijde aan op het verlengde van het Auditorium, de straat aan de zuidzijde van het scholencomplex. Het Auditorium zal ten behoeve van de beoogde woningbouw in westelijke richting worden doorgetrokken en aansluiten op de Regenboog. Daarnaast is zowel aan de noord- als aan de zuidzijde van het plangebied voorzien in een doorsteek voor voetgangers/fietsers naar het vrijliggende fietspad langs de busbaan. Rondom de woonpercelen wordt een voetpad aangelegd.
Het merendeel van de parkeerplaatsen is gelegen aan de achterzijde van de woningen (dwarsparkeren). Enkele langsparkeerplaatsen zijn gesitueerd aan de noordzijde van het plangebied. Deze indeling komt de leefkwaliteit aan de voorzijde van de woningen ten goede en creëert eveneens een buffer tussen de beoogde woningbouw en de scholengemeenschap ten oosten van het plangebied. Het plangebied wordt begrensd door smalle groenstroken die aansluiten op bestaande groenstroken.
Figuur 2.4 Impressie beoogde rijwoningen
De beoogde rijwoningen bestaan uit drie bouwlagen met plat dak (zie figuur 2.4). De bouwhoogte van de woningen bedraagt maximaal 11,5 meter. De woningen op de hoeken zijn iets hoger dan de tussenwoningen voor een meer gevarieerd straatbeeld. De bouwhoogte sluit aan op de hoogte van de woningen met lessenaarsdaken aan de overzijde van de Regenboog. De voorgevelrooilijn verspringt licht vanwege de lichte kromming van de Regenboog. De kavels hebben een oppervlakte van circa 146 m2 - 245 m2. Aan de voorzijde beschikken de woningen over een ondiepe voortuin (circa 2 m).
Voor het plangebied is geen beeldkwaliteitsplan opgesteld. Daarom dient te worden voldaan aan de welstandscriteria voor 'Gebied 9 Woonwijk recente uitbreidingen' uit de Welstandsnota: de woningen zijn op de weg georiënteerd waarbij de rooilijn soms een zaagtandmodel heeft dat de straat volgt. De stijl van de bebouwing is divers, maar overwegend modern waarbij de hoofdvorm bestaat uit drie bouwlagen met plat dak. Het materiaalgebruik is hoofdzakelijk baksteen voor de gevels, in verschillende tinten.
Het verkavelingsplan voldoet aan bovengenoemde uitgangspunten. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het uitwerkingsplan. Bij de verdere invulling van het bouwplan is harmonie met de omgeving van belang. Aangezien de beoogde woningen aansluiten op de woningen als aan de overzijde van de Regenboog, zijn hierover door GEM Westeraam privaatrechtelijke afspraken met de gemeente gemaakt.
In dit hoofdstuk wordt beknopt getoetst aan de uitwerkingsregels die in het geldende bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325' zijn opgenomen.
Bestemmingsomschrijving en uitwerkingsregels zoals opgenomen in artikel 13 'Verkeer - Uit te werken' luiden als volgt.
'13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
13.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 13.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:
Bestemmingsomschrijving
De beoogde ontsluiting met bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen en groen past binnen de kaders als gesteld binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Verkeer - Uit te werken'. Het verlengen van het Auditorium en de aansluiting op de Regenboog valt buiten dit uitwerkingsplan en is vergunbaar onder de vigerende beheersverordening 'Elst, kavels Nieuwe Aamsestraat'.
Uitwerkingsregels
Ad a.
Er vindt geen verschuiving met de aangrenzende uit te werken bestemming plaats. De ontwikkeling past binnen de uit te werken bestemmingen zoals aangegeven op de verbeelding in het vigerende bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325'. De infrastructurele werken aan de zuidzijde van het plangebied passen binnen de regeling zoals opgenomen in de beheersverordening 'Elst, kavels Nieuwe Aamsestraat'. Hiermee wordt voldaan aan deze uitwerkingsregel.
Ad b.
Binnen de uit te werken verkeersbestemming zijn geen gebouwen voorzien. Daarmee wordt voldaan aan deze uitwerkingsregel.
Ad c.
Aangezien geen gebouwen in de verkeersbestemming zijn beoogd, wordt ook aan deze uitwerkingsregel voldaan.
Ad d.
In de regels is opgenomen dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van verkeersgeleiding en wegverlichting maximaal 8 m mag bedragen. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen. Met het oog op deze bepalingen wordt voldaan aan deze uitwerkingsregel.
Bestemmingsomschrijving en uitwerkingsregels zoals opgenomen in artikel 14 'Wonen - Uit te werken' luiden als volgt.
'14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
14.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 14.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:
Bestemmingsomschrijving
De gewenste woningbouw met bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen en groen past binnen de kaders als gesteld binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Wonen - Uit te werken'.
Uitwerkingsregels
Ad a.
Er vindt geen verschuiving met de aangrenzende uit te werken bestemming plaats. De ontwikkeling past binnen de uit te werken bestemmingen zoals aangegeven op de verbeelding in het vigerende bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325'. Hiermee wordt voldaan aan deze uitwerkingsregel.
Ad b.
Binnen het plangebied zijn rijwoningen toegestaan bestaande uit maximaal 3 bouwlagen met een platte dakafdekking. Voor deze woningen geldt een maximale bouwhoogte van 11,5 m. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan deze uitwerkingsregel.
Ad c.
In de regels is opgenomen dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen maximaal 3,5 m bedraagt. Voldaan wordt aan deze uitwerkingsregel.
Ad d.
Het plangebied beslaat een oppervlakte van 5.807 m2. Uitgaande van 16 woningen komt dit neer op ruim 27 woningen per hectare. Hiermee wordt voldaan aan deze uitwerkingsregel.
Ad e.
Het plangebied is omsloten door groen, braakliggend terrein en een scholencomplex. Enkel aan de westzijde van het plangebied is sprake van woningbouw. Zoals beschreven in paragraaf 2.3 sluit de voorgestelde stedenbouwkundige structuur aan op de stedenbouwkundige structuur aan de overzijde van de Regenboog. De verkaveling is als het ware gespiegeld. Daarom is voldaan aan deze uitwerkingsregel.
Ad f.
Voor het akoestisch onderzoek wordt verwezen naar paragraaf 5.3. Uit dit onderzoek blijkt dat voor alle woningen sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Er wordt voldaan aan de uitwerkingsregels zoals opgenomen in artikel 13 en artikel 14 van bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325'.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR, in werking getreden op 13 maart 2012, schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben de centrale overheden beleidsvrijheid. De belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Eén van die uitgangspunten is de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro)
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
De ladder is op 1 juli 2017 gewijzigd. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet daarnaast worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kunnen worden.
Om de regionale groei op te kunnen vangen is in 2000 al besloten om Elst uit te breiden ten behoeve van de realisering van de VINEX-woningbouwtaakstelling van het stedelijk knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) en voorziening in de woningbehoefte van de gemeente Overbetuwe.
Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling en de ruimtelijke effecten op de omgeving. Ook speelt de geldende bestemming een belangrijke rol. Bij meer dan 11 woningen is doorgaans sprake van een stedelijke ontwikkeling, maar in dit geval is sprake van een uitwerkingsplicht zonder brede uitwerkingsmogelijkheden. Het plangebied moet worden uitgewerkt naar een woongebied voor minimaal 15 woningen (0,5807 ha *25 woningen per ha). Ook is het plangebied omsloten door stedelijke functies. Daarom wordt geconcludeerd dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Ook als geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, moeten nut en noodzaak in het kader van de uitvoerbaarheid worden beschreven. Daarom is de behoefte beschreven uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening
Beschrijving behoefte
De relevante woonregio is in dit geval de regio Arnhem e.o. Alle onderzoeken zijn hierop afgestemd. Elst heeft overigens ook verhuisrelaties met de regio Nijmegen.
Het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft in juni 2015 ingestemd met het aantal woningen dat mag worden gebouwd in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. In Arnhem en omstreken zijn dat bijna 6.500 woningen tot 2020. Deze woningbouwafspraken hebben de (Stads)regio, de gemeenten, de woningcorporaties en projectontwikkelaars met elkaar gemaakt in de zogenoemde Regionale Woonagenda. In 2016 is er in de subregio Arnhem en met de provincie afgesproken dat Overbetuwe tot 2025 1.400 woningen kan bouwen.
Uit de Bevolkings- en huishoudensprognose 2017, Provincie Gelderland blijkt het aantal huishoudens in de regio Arnhem e.o. tot 2035 toeneemt. Het aantal huishoudens in Overbetuwe neemt op basis van deze prognose naar verwachting in de periode 2020-2030 met ruim 1.100 toe. Vooral het aantal alleenstaanden groeit sterk.
Figuur 4.1 Bevolkings- en huishoudensprognose 2017 provincie Gelderland (bron: woningmarktmonitor)
In de Subregionale Woonagenda Arnhem e.o. 2017-2027 (februari 2018) is afgesproken om een horizon voor de komende 10 jaar (2017-2027) op basis van de meest recente Primos-prognose te hanteren. De provinciale huishoudens- en bevolkingsprognose wordt als spiegel gehanteerd, niet als hard maximum. Daarnaast wil de subregio het woningtekort inlopen (mede gebaseerd op de meest recente regionale woningmarktanalyse (Companen). Kwantitatief streven de gemeenten in de subregio Arnhem in de periode 2017-2027 naar een netto toevoeging van ca. 13.500 te realiseren woningen. Hiermee hebben de gemeenten in de subregio het comfort om in te spelen op de groei die ze op dit moment voor de komende jaren voor zich zien en voor de aanpak van de kwalitatieve opgaven in de lokale en subregionale woningmarkt.
Uit de Primosprognose 2018 blijkt dat het aantal huishoudens in de gemeente Overbetuwe in de periode 2017-2030 met ruim 1.500 groeit naar bijna 20.800.
De gemeente heeft de woningbehoefte nader onderzocht in het kader van de gemeentelijke woonagenda (februari 2017). In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op deze woonagenda. Hieruit blijkt dat er behoefte is aan 2.200 nieuwe woningen tot 2035 waarvan 1.000 tot 2020. Dit plan geeft daar mede invulling aan.
Plancapaciteit
In de woningmarktmonitor Gelderland is aangegeven dat de totale harde plancapaciteit in de gemeente Overbetuwe 450 woningen is. Plannen in uit te werken bestemmingen worden beschouwd als harde plancapaciteit. Gelet op de woningbehoefte zullen ook zachte plannen in bestemmingsplannen hard gemaakt moeten worden.
Figuur 4.2 Plancapaciteit (bron: Woningmarktmonitor)
Toetsing rijksbeleid
Er zijn geen rijksbelangen in het geding. Uit bovenstaande toetsing aan de ladder kan worden geconcludeerd dat er behoefte is aan het toevoegen van nieuwe woningen en nieuwe harde plancapaciteit.
Omgevingsvisie en omgevingsverordening
Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de Omgevingsvisie.
Omgevingsvisie
De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland.
De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:
De provincie streeft onder andere naar het beter benutten van gebiedskwaliteiten, oftewel het verbinden van kwaliteiten van een gebied met ontwikkelingsmogelijkheden. Daarbij is meer ruimte voor regionale afstemming en lokaal maatwerk.
Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.
Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
De Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen. Vooral op regionale schaal kan de behoefte aan bouwplannen per gemeente worden bepaald en wat de beste plekken hiervoor zijn. Voor de afweging van de behoefte aan woningbouw is het Kwalitatief WoonProgramma leidend.
In de provinciale Omgevingsverordening is aangegeven dat de afspraken over de groei van de woningvoorraad worden vastgelegd in de 'kwantitatieve opgave t/m 2024'. In de omgevingsverordening is de status van de kwantitatieve opgave vastgelegd (art. 2.2.1.1). Nieuwe woningen in bestemmingsplannen moeten passen in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde programmering. Zolang er in een regio geen afspraken over de 'kwantitatieve opgave t/m 2024' zijn, blijft het Kwalitatief Woonprogramma 2010 t/m 2019 (KWP3) van kracht.
In de subregio Arnhem zijn er kwantitatieve afspraken met de provincie gemaakt over de verdeling van beschikbare plancapaciteit tot 2025. Voor Overbetuwe betekent dat ruimte voor realisatie van 1.400 woningen.
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de Gelderse ladder. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. De stedelijke ontwikkelingen vinden plaats in het bestaand stedelijk gebied van de gemeente Overbetuwe.
Omgevingsverordening
In Artikel 2.2.1.1 Nieuwe woonlocaties is vastgelegd dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft in juni 2015 ingestemd met het aantal woningen dat mag worden gebouwd in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. In Arnhem en omstreken zijn dat 6.498 woningen tot 2020. Deze woningbouwafspraken hebben de (Stads)regio, de gemeenten, de woningcorporaties en projectontwikkelaars met elkaar gemaakt in de zogenoemde Regionale Woonagenda.
Regionaal Plan 2005-2020
De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel. De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. Het Regionaal Plan zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken.
Een voor de gemeente Overbetuwe relevante doelstelling uit het Regionaal Plan is de ontwikkeling van de eigenheid en de identiteit van de dorpen. Door binnen deze dorpen mogelijkheden te creëren voor herinrichting van bestaande gebouwen, nieuwe functies toe te staan én kwalitatieve nieuwbouw te genereren, kan de identiteit van deze dorpen worden versterkt, dit vanuit een duurzaam toekomstperspectief. Herstructurering en transformatie is noodzakelijk om in een aantrekkelijk dorpsklimaat te blijven voorzien en te zorgen voor sociaal-economische vitaliteit. Dat kan door te zorgen voor variatie in aanbod van woningen, voorzieningen en woonmilieus, toegesneden op de (woon)wensen van de huidige en toekomstige inwoners.
Toetsing provinciaal en regionaal beleid
Dit uitwerkingsplan maakt woningbouw mogelijk binnen de uitbreidingswijk Westeraam. De totale ontwikkeling is verankerd in provinciaal en regionaal beleid en is daarmee passend in de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie en het Regionaal Plan van de Stadsregio. Bij de bouw van de 16 rijwoningen wordt in kwalitatieve zin aangesloten op de woningbouw in het gebied Westeraam.
Toekomstvisie+
De Toekomstvisie+ is vastgesteld op 8 september 2009 en is een overkoepelend beleidsdocument dat richting geeft aan het beleid en handelen van de gemeente Overbetuwe. Het is het vertrekpunt voor het uitwerken van het verdere beleid. Aan de hand van uitgewerkt (sectoraal) beleid en actuele gegevens kan de gemeente hier periodiek de prioriteiten bepalen.
In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten. De opgave die is vastgelegd in de toekomstvisie is gebaseerd op een lagenbenadering. Aan de hand van deze methodiek is aandacht voor onder andere de volgende doelstellingen:
Bij eventuele groei van kernen gaat de gemeente uit van de bestaande contouren voor woningbouw en zoekzones. Inbreiding moet leiden tot een kwaliteitsverhoging met aandacht voor leefbaarheid en gekoppeld aan herstructurering van de gebouwde omgeving. Hier liggen kansen voor meervoudig ruimtegebruik waarbij meer gedaan wordt met dezelfde ruimte (zowel ruimte met een openbaar als privé karakter).
Woonvisie 2010-2015 en Woonagenda Overbetuwe 2020 (februari 2017)
De Woonvisie is een uitwerking van het beleidsveld wonen uit de Toekomstvisie+. Doel is het behouden en waar nodig versterken van de kwaliteit van wonen en leven in de diverse kernen binnen de gemeente. De Woonvisie dient om de visie en opvattingen van de gemeente helder te maken, in te spelen op veranderende woonbehoeften en richting te geven aan de omvang en de samenstelling van het woningbouwprogramma. Bij laatstgenoemd doel vindt een doorkijk richting 2020 plaats. De opgaven zijn inmiddels geactualiseerd in de Woonagenda.
De Woonagenda benoemt de vijf belangrijkste opgaven tot en met 2020:
Nieuwbouw blijft nodig. De huishoudensgroei in Overbetuwe neemt de komende decennia af en zal rond 2035 na verwachting stabiliseren. Dat betekent dat er tot 2035 nog ongeveer behoefte is aan 2.200 woningen, waarvan circa 1.000 woningen tot 2020. Deze kwantitatieve groei is niet gelijk verdeeld over de gemeente.
Bij uitsplitsing van de huishoudensontwikkeling per kern blijkt dat het grootste deel van de huishoudensgroei voorzien is in Elst, met nog een aanzienlijke restcapaciteit in Westeraam: een voortzetting van de groeitrend van de afgelopen jaren.
Figuur 4.3 Huishoudensprognose gemeente Overbetuwe (bron: woonagenda)
De huishoudensgroei zet zich voort in Oost, de andere deelgebieden stabiliseren. In Oost (voornamelijk Elst), concentreert de behoefte zich verder op de vleugels. Enerzijds een substantiële behoefte aan huurwoningen en daarnaast een sterke behoefte aan middeldure en dure koop.
Figuur 4.4 Opgave per deelgebied (bron: woonagenda)
Het woningbouwprogramma moet worden versterkt via de flanken: goedkope en betaalbare huur en een deel goedkope koop enerzijds en meer kwaliteit in de duurdere segmenten anderzijds. Juist daar investeert de gemeente in het matchen van vraag en aanbod en in die kansrijke segmenten wil de gemeente komen tot versnelling.
Toetsing gemeentelijk beleid
Het plangebied is in de Toekomstvisie+ opgenomen binnen de 'rode contour' (bestaand stedelijk gebied). De locatie is goed ontsloten en ligt in het groeigebied binnen de gemeente. Op basis van de uitwerkingsregels in het vigerende bestemmingsplan kan woningbouw worden mogelijk gemaakt (ten minste 25 woningen per hectare). Binnen het plangebied worden 16 middeldure koopwoningen gerealiseerd. Vooral in deelgebied Oost waarin het plangebied ligt, bestaat woningbehoefte in dit segment.
De uitwerking van het moederplan past binnen de kaders van de uitwerkingsregels. Bij het opstellen van het vastgestelde bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325' heeft geen specifieke toetsing van de ontwikkeling aan sectorale aspecten plaatsgevonden. Een deel van de toetsingen heeft plaatsgevonden in het kader van bestemmingsplan 'Westeraam' dat is opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het hele gebied Westeraam (vastgesteld 14 december 1999). Waar mogelijk en actueel is gebruik gemaakt van de toetsing uit dit bestemmingsplan. De overige werkzaamheden zijn uitgevoerd in het kader van onderhavig uitwerkingsplan. De resultaten van de toetsing zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via het Auditorium. Het Auditorium wordt in westelijke richting doorgetrokken tot aan de Regenboog. In oostelijke richting kan via het Auditorium het Colosseum worden bereikt. Deze wegen zijn als erftoegangsweg geschikt voor 30 km/u. Zowel de Regenboog als het Colosseum sluiten in zuidelijke richting aan op de Nieuwe Aamsestraat. Deze gebiedsontsluitingsweg ontsluit Elst en is (deels) geschikt voor 50 km/u. Fietsers hebben hier een apart fietspad dat gescheiden is van de rijbaan.
Ook ten noorden van de kruising van de Regenboog met de Meiregen maken fietsers langs de Regenboog gebruik van een vrijliggend fietspad omdat bij dit kruispunt de busbaan start. Het stedenbouwkundig plan voorziet in twee doorsteekjes richting het fietspad voor fietsers/voetgangers.
Parkeren
De parkeernorm die de gemeente heeft gehanteerd voor het bestemmingsplan 'Westeraam' - waar het onderhavige plan indirect een uitwerking van is - bedraagt 1,5 parkeerplaats per woning. Het plan omvat 16 rijwoningen. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling worden 41 parkeerplaatsen gerealiseerd in het openbaar gebied. Geconcludeerd kan worden dat ruimschoots aan de parkeernorm wordt voldaan.
Daarnaast is ook getoetst aan de 'Nota parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016'. Aan de hand van deze nota heeft een berekening van de parkeerbehoefte plaatsgevonden. Volgens de nota ligt het uitwerkingsgebied in de 'rest van de bebouwde kom' van Elst. Op basis van dit gebiedstype is een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning van toepassing. Dit komt voor 16 woningen neer op 37 parkeerplaatsen. Ook aan deze parkeernorm wordt voldaan.
In de regels van het bestemmingsplan is geborgd dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De ontwikkeling past, gezien het voorgaande, in het gemeentelijk parkeerbeleid van Overbetuwe.
Onderzoek
Het plan omvat de realisatie van ten hoogste 16 woningen aan de zuidrand van de woonwijk Westeraam. Woningen zijn op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige objecten waarvoor, indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van gezoneerde (spoor)wegen, akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze toetsing is vastgelegd in de rapportage 'Akoestisch onderzoek Elst, Regenboog' (Rho Adviseurs voor leefruimte, 2019). Deze rapportage is opgenomen in bijlage 1.
Resultaat en conclusie
Ten gevolge van het wegverkeer op de Nieuwe Aamsestraat en het spoorverkeer op het spoortraject tussen Arnhem en Nijmegen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden zoals gesteld in de Wet geluidhinder. Een verdere procedure in het kader van de Wgh is zodoende niet benodigd.
Op het zuidelijke bouwblok blijkt ten aanzien van het wegverkeer voor één woning dat niet wordt voldaan aan de ambitiewaarde van 43 dB. De maximale geluidsbelasting op deze woning bedraagt op één gevel 45 dB. Ook kan op het zuidelijke bouwblok niet voor alle woningen worden voldaan aan de ambitiewaarde van 50 dB ten aanzien van spoorweglawaai. De maximale geluidsbelasting op deze woningen bedraagt 52 dB tot 55 dB. Zowel ten aanzien van wegverkeerslawaai als ten aanzien van spoorweglawaai is de overschrijding van de ambitiewaarde beperkt. Ook wordt voor veruit de meeste te realiseren woningen voldaan aan de ambitiewaarde. Geconcludeerd wordt dat het plan op het aspect geluid goed scoort en niet afgeweken wordt van het gemeentelijke geluidsbeleid. Een procedure hogere waarden hoeft daarom niet te worden gevoerd.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Gezien de aanwezigheid van bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied kan het gebied getypeerd worden als gemengd gebied.
Ten zuiden van het plangebied ligt bedrijventerrein De Aam op een afstand van circa 100 m. Aan de noordkant van dit bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Voor milieucategorie 2 geldt een richtafstand van 10 m ten opzichte van woningen in gemengd gebied. Aan de richtafstand wordt dan ook ruimschoots voldaan.
Ten oosten van het plangebied is een middelbare school aanwezig. Scholen voor algemeen voortgezet onderwijs vallen onder milieucategorie 2 met een bijbehorend richtafstand van 10 m ten opzichte van woningen in gemengd gebied. De afstand van de middelbare school tot de gevels van de beoogde woningen bedraagt circa 25 m. Aan de richtafstand wordt dan ook ruimschoots voldaan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat door de uitvoering van het plan geen bedrijven in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het uitwerkingsplan maakt de realisatie van 16 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de A325, ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Inleiding
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Planbeoordeling
De ontwikkeling betreft het realiseren van 16 rijwoningen. In het vigerende bestemmingsplan is voor het plangebied een nog uit te werken woonbestemming opgenomen. Het plan voorziet in deze uitwerking. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In figuur 4.1 is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.
Figuur 4.1 Uitsnede provinciale risicokaart (geraadpleegd op 21-2-2017) met het plangebied in de zwarte cirkel
De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op.
Rondom het plan zijn geen buisleidingen aanwezig met externe veiligheidsrisico's. Wel ligt de spoorlijn Arnhem - Nijmegen op 210 meter van het plan, de Betuweroute op circa 2.100 meter en het LPG tankstation GULF aan de Nieuwe Aamsestraat op circa 205 meter. Op basis van de regeling Basisnet en de provinciale risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze drie risicobronnen niet over plangebied ligt.
Ten aanzien van het groepsrisico is het plangebied alleen gelegen binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en de Betuweroute. Het invloedsgebied groepsrisico van het LPG tankstation bedraagt 150 meter, het plangebied is daarbuiten gelegen. Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Echter is de afstand tussen het plan en de beide risicobronnen der mate groot (groter dan 200 meter), dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid.
Verantwoording groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van een tweetal risicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat het om de wettelijke verplichting op grond van artikel 7 en 9 uit het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanwege het vervoer gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en de Betuweroute. Doordat het plan op meer dan 200 meter van de beide transportroutes ligt, hoeft enkel ingegaan te worden op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Hierop heeft de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) op 22 maart 2017 (kenmerk: 170322-0026) het volgende geadviseerd.
Het plangebied is gelegen binnen enkele effect scenario's, de kans op voordoen hiervan is wel klein en de toekomstige bewoners worden voldoende zelfredzaam geacht. De VGGM ziet dan ook geen belemmering bij een verdere uitwerking van het plan. Wel adviseert de VGGM in het kader van het verbeteren van de zelfredzaamheid en rampbestrijding een aantal maatregelen. Onderstaand een beschouwing van deze aspecten.
Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident met toxische stoffen te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Zelfredzaamheid
Voor het vermogen om jezelf en/ of anderen in veiligheid te brengen bij de dreiging van, of het bestaan van een gevaarlijke situatie wordt de term zelfredzaamheid gebruikt. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol.
Het advies van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden geeft het volgende aan:
Ten aanzien van risicocommunicatie is er een dekkend waarschuwings- en alarmeringssysteem. Ook is NL-alert operationeel, daarmee zijn mensen binnen een bepaald gebied gericht te informeren door sturen van een bericht naar de mobiele telefoons. Verder is het plan via het Auditorium, de Regenboog/ het Colosseum en Nieuwe Aamsestraat te ontvluchten. De gemeente acht het dan ook niet noodzakelijk verdere maatregelen te treffen om de zelfredzaamheid te verbeteren.
Conclusie
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, buisleiding en transportroute met externe veiligheidsrisico's. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor realisatie van het plan.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plan in het invloedsgebied van de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en de Betuweroute. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
Het onderzoek naar milieuhygiënische aspecten heeft plaatsgevonden in het kader van de totstandkoming van het bestemmingsplan Westeraam. De provincie Gelderland stelt de eis dat een bodemonderzoek niet ouder mag zijn dan 5 jaar. Het bodemonderzoek, waar in de toelichting van het bestemmingsplan Westeraam naar wordt verwezen, dateert van maart 1997 en is dus ouder dan 5 jaar. Recenter onderzoek is beschikbaar. De gemeente Overbetuwe beschikt namelijk over een Bodemkwaliteitskaart (oktober 2010) voor de gehele gemeente. Uit het onderzoek ten behoeve van de vaststelling van de Bodemkwaliteitskaart blijkt dat de locatie onverdacht is voor mogelijk bodembedreigende bedrijfsmatige activiteiten. In 2017 is de Bodemkwaliteitskaart geactualiseerd. De doorgevoerde wijzigingen hebben niet geleid tot een andere conclusie voor het plangebied. Voor nader onderzoek of het treffen van maatregelen bestaat dan ook geen aanleiding.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer.
Onderzoek en conclusie
Bij het tot stand komen van moederplan Westeraam is overleg gevoerd met de waterbeheerder en is het Koepelplan Water Westeraam opgesteld.
De realisatie van de woningen leidt tot een toename in verharding ten opzichte van de huidige situatie. De benodigde waterberging is al geborgen in het Koepelplan Water Westeraam. Uitgangspunt voor de uitwerking van het plan is het zoveel mogelijk scheiden van de verschillende waterkwaliteiten. In het plangebied wordt daarom een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd. In oktober 2012 is in overleg met het Waterschap en de gemeente Overbetuwe besloten dat al het hemelwater – dus niet alleen meer het schone dakwater – via het HWA-riool kan worden afgevoerd.
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
De gemeente Overbetuwe onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld (recentelijk is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet). Als onderdeel van het archeologisch beleid vormt de Archeologische beleidskaart een belangrijk instrument. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Overbetuwe daarmee wenst om te gaan.
Onderzoek en conclusie
Op de Archeologische beleidskaart van de gemeente ligt de beoogde woningbouwlocatie in een gebied met een hoge archeologische verwachting (zie figuur 4.2). Het noordelijke deel van het plangebied is daarnaast gelegen binnen de 50 m brede attentiezone van een terrein met een zeer hoge archeologische waarde en het noordoostelijke puntje van het plangebied is gelegen binnen de 50 m brede attentiezone van archeologische vindplaats 29.
Figuur 4.2 Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Overbetuwe
Ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden heeft het plangebied in het bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325' conform de gemeentelijke Archeologische beleidskaart de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Deze dubbelbestemming legt een verplichting op tot archeologisch onderzoek als het bruto-oppervlak van de bodemingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 0,30 m. De dubbelstemming is in het uitwerkingsplan overgenomen.
Ten behoeve van de beoogde woningbouw hoeft geen archeologisch vervolgonderzoek te worden uitgevoerd aangezien GEM Westeraam voor de gehele wijk Westeraam een archeologisch onderzoek heeft laten uitvoeren. Deze onderzoeken zijn (niet geheel) betrokken bij de archeologische beleidskaart. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan de archeologische verwachting voor het gebied niet worden geschrapt. De gemeente heeft per brief d.d. 16 juni 2014 bevestigd dat het onderdeel archeologie geen belemmering vormt voor de beoogde woningbouw.
Inleiding
Vanwege de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven (NGE) op de projectlocatie en de voorgenomen bodemroerende werkzaamheden op deze locatie is door de gemeente Overbetuwe de risicokaart NGE zoals weergegeven in het Blind GuideTM systeem en de gemeentelijke informatiesystemen geraadpleegd. De resultaten van deze analyse zijn opgenomen in de Projectleidersamenvatting niet-gesprongen explosieven (PLS-NGE). De complete PLS-NGE is opgenomen als bijlage 2.
Projectleidersamenvatting niet-gesprongen explosieven
Uit de risicokaart is gebleken dat zich binnen de Tweede Wereldoorlog diverse oorlogshandelingen hebben afgespeeld op en in de nabijheid van de projectlocatie waarbij mogelijk NGE in de bodem zijn achtergebleven (zie figuur 4.3). De gele gebieden betreffen beschadigde bebouwing, de rode symbolen granaatinslagen en de roze gebieden de mijnenvelden en schuttersputten.
Figuur 4.3 Indicaties als weergegeven op de risicokaart (plangebied in blauw)
Op basis van deze gegevens en de NGE die sinds 1971 door de Explosieven Opruimingsdienst Defensie in de directe nabijheid van het plangebied zijn aangetroffen, kan worden gesteld dat binnen het projectgebied verschillende (sub)soorten NGE kunnen zijn achtergebleven. Om de risico’s met betrekking op NGE te minimaliseren wordt in de PLS-NGE per taak een maatregel voorgesteld.
Taaknummer | Taak | Risico | Maatregel | ||
1 | Graafwerkzaamheden t.b.v. fundering en kabels en leidingen | Stoten en bewegen van NGE | Oppervlaktedetectie | ||
2 | In geval van heiwerkzaamheden | Detonatie door trillingen | Eventueel maatregelen t.b.v. werkzaamheden waarbij trillingen vrijkomen (bijv. boren i.p.v. heien) |
Tabel 4.2 Maatregel per taak
Detectieonderzoek
Naar aanleiding van de te nemen maatregelen is door Leemans Speciaalwerken een computerondersteunend oppervlaktedetectie onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3). Een overzichtstekening van het gedetecteerde gebied is separaat bijgevoegd als bijlage 4.
Na softwarematige berekening zijn circa 3.290 anomalieën waargenomen. Op basis van de oriëntatiemelding Kabels en Leidingen (Kadaster) kan niet worden opgemaakt dat binnen het gebied sprake is van ondergrondse infrastructuur. Na interpretatie en analyse van de verkregen data is gebleken dat in het overgrote deel van het gedetecteerde gebied, een hoge concentratie metaalhoudende verstoringen in de bovenlaag aanwezig zijn. Wanneer zich in de bovenlaag een grote hoeveelheid verstoringen bevindt, zal deze de dieper gelegen objecten 'maskeren'. Hierdoor bestaat het risico dat Conventionele Explosieven die onder de betreffende laag liggen, niet waargenomen kunnen worden.
Om grondroerende werkzaamheden binnen het gedetecteerde gebied veilig te kunnen uitvoeren ten aanzien van mogelijk aanwezige Conventionele Explosieven, adviseert Leemans Speciaalwerken om de volgende acties te ondernemen:
Conclusie
De mogelijke aanwezigheid van explosieven staat de uitvoering van het uitwerkingsplan niet in de weg. Voorafgaand aan het bouwrijp maken van het terrein zal opnieuw een detectieonderzoek worden uitgevoerd na het verwijderen van een circa 40 cm diepe bovenlaag. Eventueel zullen maatregelen worden getroffen teneinde het gebied vrij te maken van de mogelijk aanwezige explosieven.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Gelderland
In de provincie Gelderland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstelling verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 28 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)/Gelders Natuurnetwerk (GNN). De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied de Rijntakken bedraagt circa 4 km en tot het dichtstbijzijnde GNN-gebied circa 1 km.
Figuur 4.3 Gelders Natuurnetwerk
Figuur 4.4 Natura 2000-gebieden (AERIUS calculator)
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot Natura 2000-gebieden en de ligging in de bebouwde kom kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Gezien de aard (realisatie van 16 woningen zal) en de afstand, zal de ontwikkeling niet leiden tot een meetbare toename van stikstofdepositie ter plaatse van de Natura 2000-gebieden. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen daarom worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Het plangebied is aan de hand van een veldbezoek op 2 november 2016 beoordeeld op het mogelijk voorkomen van beschermde plant- en diersoorten. Het rapport is opgenomen als bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt dat geen ontheffing nodig is voor algemeen voorkomende soorten omdat hiervoor in de provincie Gelderland een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Gezien de bovenstaande conclusies staan de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Op basis van de onderzochte informatie worden geen belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het uitwerkingsplan. Uit de voorgaande onderzoeken kan worden geconcludeerd dat er geen verslechtering optreedt op het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.
Het uitwerkingsplan 'Elst, Regenboog' maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325'. De regels van het bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325' zijn dan ook van toepassing op dit uitwerkingsplan, naast de regels die zijn opgenomen in het voorliggend uitwerkingsplan. De relevante regels uit het bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325' zijn opgenomen in bijlage 1 van de regels.
Bij het opstellen van de regels is het bepaalde in het bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325' (waaronder de uitwerkingsregels) als uitgangspunt gehanteerd. Aangezien in dit bestemmingsplan de agrarische schil rond het gebied Westeraam wordt geregeld, wordt voor de bestemming 'Wonen' teruggevallen op de regeling uit het voormalige bestemmingsplan 'Westeraam' en de regeling zoals opgenomen in het meer recente bestemmingsplan 'Elst'. Het bestemmingsplan 'Elst' is vastgesteld op 2 februari 2011 en vigeert voor de woningen aan de overzijde van de Regenboog.
Onderstaand worden de regels van het uitwerkingsplan 'Elst, Regenboog' toegelicht. De regels vallen in 4 hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen, hoofdstuk 3 bevat de algemene regels en hoofdstuk 4 de slotregel.
Inleidende regels
Inleidende regel
In het eerste artikel zijn de artikelen uit het bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325' opgesomd die onverkort van toepassing zijn op het plangebied 'Elst, Regenboog'. Het begrip 'aan-huis-gebonden beroep' is in dit uitwerkingsplan nader ingeperkt. De begripsomschrijving is terug te vinden in artikel 2.5 van de regels.
Begrippen
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het uitwerkingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel (en artikel 1 van het bestemmingsplan 'Elst, Schil Westeraam A325') aan de betreffende woorden toegekende betekenis.
Bestemmingsregels
Groen
De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen met bijbehorende additionele voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, voet- en fietspaden. Ten behoeve van de bestemming zijn bouwwerken toegestaan.
Tuin
Een gedeelte van het plangebied is enkel bestemd voor tuinen. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en ondergeschikte bouwdelen van de op de aangrenzende gronden gehegen hoofdgebouwen worden gebouwd.
Verkeer - Verblijfsgebied
Binnen deze bestemming worden alle openbare functies als verblijfsgebied, wegen, voet- en fietspaden en parkeren mogelijk gemaakt. Ten behoeve van de bestemming zijn bouwwerken toegestaan.
Wonen
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor het wonen met bijbehorende erven, tuinen, ontsluitingspaden, parkeerplaatsen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen. Op de gronden zijn enkel aaneengebouwde woningen toegestaan. Ook het aantal woningen is vastgelegd.
Waarde - Archeologie 2
De gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2. Deze gebieden worden eveneens beschermd door middel van een verplichting tot het overleggen van een archeologisch onderzoek bij bouwaanvragen en omgevingsvergunningen. De onderzoeksplicht geldt vanaf 100 m2 bij aanvragen om omgevingsvergunning en >100 m2 en > 0,30 m diepte bij andere werken waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is.
Algemene regels
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag (burgemeester en wethouders) kan met behulp van dit artikel in de genoemde situaties afwijken van de regels zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van dit uitwerkingsplan.
Slotregel
Voor verwijzingen in andere stukken kunnen de regels als volgt worden aangehaald: 'Regels van het uitwerkingsplan Elst, Regenboog'.
De gronden zijn in eigendom bij de GEM Westeraam. De kosten voor de aanleg van de (openbare) infrastructuur, inrichting openbaar gebied en de inrichting van het groen komen voor rekening van de GEM Westeraam. Hiermee is rekening gehouden in de exploitatie. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.
Bij het opstellen van dit plan wordt de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen. In het bestemmingsplan zijn de inhoudelijke kaders opgenomen voor de uit te werken gebieden. Omdat deze kaders al onderwerp zijn geweest van inspraak is nu een minder uitgebreide inspraakprocedure noodzakelijk. De wettelijke basis is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.