Plan: | Bedrijventerreinen Beilen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1731.BedrterreinBeilen-VAS1 |
Met de structuurvisie Midden-Drenthe 2030 (concept 1.6 november 2011) schept de gemeente een kader voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen de gemeente tot 2030. De gemeente vormt daarmee het kader voor de integrale afweging van concrete ruimtelijke beslissingen en de inzet daartoe van de bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten, zoals het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen, het beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van bestuursovereenkomsten.
Voor onderhavige plangebied bepaald de structuurvisie het volgende:
Stationsgebied
Het stationsgebied wordt aangegrepen voor het ontwikkelen van een heldere entree van Midden-Drenthe voor reizigers met het openbaar vervoer. Naast het verbeteren van de routes richting het dorpscentrum, wordt het stationsgebied verder ontwikkeld tot toeristisch opstappunt. Dit is het startpunt voor toeristen en dagjesmensen, voor hun vakantie of dagje uit in (Midden-) Drenthe. Ook de ontwikkeling van het nieuwe dorp ten oosten van het station draagt bij aan een verbeterde stationsomgeving.
Bedrijventerreinen
Bedrijventerrein Ossebroeken fase 2 (gelegen buiten het plangebied) is de laatste plek in Midden-Drenthe voor vestiging van 'nieuwe' bedrijven. Daar waar bedrijven op de bestaande bedrijventerreinen, na eventuele herstructurering van deze terreinen, te weinig uitbreidingsmogelijkheden zien, kunnen zij die uitbreidingsmogelijkheid wel vinden op Ossebroeken. Met de ligging langs de A28 is het bedrijventerrein goed aangesloten op het nationale wegennet. Door deze ligging langs de A28 en aan afslag 30 is Ossebroeken beeldbepalend als entree voor Beilen, tegelijkertijd is een goede inpassing van Ossebroeken, dat ook direct aan het landschap grenst, een belangrijke opgave.
Ossebroeken fase 2 maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Dit omdat het uitgangspunt van voorliggend bestemmingsplan conserverend is. Het planologisch mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling past hier niet binnen.
Alle andere bedrijventerreinen behouden hun huidige omvang en krijgen waar nodig een kwaliteitsimpuls door middel van herstructurering van de terreinen. Mocht leegstand van bestaande panden tegengegaan kunnen worden door de vestiging van lichte bedrijvigheid in deze bebouwing, dan wordt per geval bezien of hieraan medewerking wordt verleend. Ook hier geldt dat de vestiging van het bedrijf een bijdrage aan de vitaliteit van het omliggende gebied moet leveren en deze niet moet tegengaan.
Positie van Beilen
Om onderlinge concurrentie tussen steden en dorpen binnen de gemeente te voorkomen is een goede afstemming van potentiele ontwikkelingen van belang. Van oudsher willen Beilen en Westerbork niet voor elkaar onderdoen. Hierin schuilt het gevaar dat de beide dorpen zich richten op dezelfde zaken als bijvoorbeeld een nieuwe woonwijk en een nieuw bedrijventerrein. Hiermee zouden de dorpen zichzelf tekort doen, omdat ze dan niet voortbouwen op de eigen kwaliteiten. Daarom wil de gemeente dat Westerbork en Beilen zich verschillend ontwikkelen op basis van hun onderscheidende kwaliteiten. Er is daarom gekozen dat Beilen als groeikern fungeert. Deze keuze is gebaseerd op de uitstekende ontsluitingsmogelijkheden die de snelweg en het spoor het dorp biedt. Beilen heeft als groeikern een regionale rol en voldoet in de werk en woonbehoefte van zowel Beilen als de omgeving. Hiermee wordt voorkomen dat de landelijke kwaliteiten als rust en landelijk wonen van een dorp als Westerbork niet worden aangetast door bedrijvigheid.
Midden-Drenthe beschikt over een groot areaal aan groene ruimte, circa 56 m2 per inwoner. Om een hoogwaardig groenvoorziening te behouden en een lange termijnvisie na te streven is een groenbeleidsplan opgesteld. Het doel van het beleidsplan is het voeren van een consistent beleid ten aanzien van de groenvoorziening in de bebouwde gebieden. Onderdeel hiervan is, waar mogelijk, de kwaliteit van het groen te verbeteren.
Het beleid wordt onderverdeeld in verschillende gebiedssoorten. Onderhavig plangebied behoord tot bedrijventerreinen. Groenvoorziening binnen deze gebieden wordt als volgt omschreven:
“Groenvoorzieningen die passen bij de schaal en de functie van de plek. Het moet voldoende representatief zijn voor de betreffende bedrijven. Daarnaast zijn dit vaak plekken waar ook de natuur een kans kan krijgen. Buffers langs bedrijventerreinen.”
Voor nieuwe ontwikkelingen wordt aanbevolen om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij oude landschapsstructuren. Tevens dient er zuinig omgegaan te worden met de bestaande groenstructuren als lanen en houtwallen. Het groenbeleid is uitgewerkt per kern. De deelgebieden van onderhavig bestemmingsplan vallen onder het rayon Beilen. Per deelgebied wordt het volgende opgemerkt:
Het rijks en provinciaal beleid biedt individuele gemeenten de mogelijkheid om aanvullend op de wettelijk vastgestelde beleidskaders, beleid te schrijven dat specifiek voor deze gemeente van toepassing is. Hiervoor geldt dat gemeenten uitsluitend strenger beleid kunnen voorschrijven dan in de wet is vastgelegd.
In dit kader kan de gemeente aanvullende eisen stellen aan:
Er is gekozen om een gebiedsgericht beleid op te stellen. In het beleid is voor elk afzonderlijk bedrijventerrein een bestuurlijke visie uiteengezet. Voor onderhavige deelgebieden geldt het volgende:
Terrein | Bestuurlijke visie |
Dambroeken | Terrein is bedoeld voor zakelijke bedrijvigheid en detailhandel en volumineuze goederen. |
Ossebroeken | Terrein is bedoeld voor regionale bedrijvigheid. |
De Hanekampen | In gebied A mogen industriële en ambachtelijke bedrijven geplaatst worden en in gebied B alleen kantoren. |
De vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven wordt in principe niet toegestaan op de huidige bedrijventerreinen omdat deze bedoeld zijn voor schone, zakelijke en lokale bedrijvigheid. Daarnaast grenzen de bedrijventerreinen veelal aan woonwijken. Nieuwe dienstwoningen daarentegen worden op de daarvoor bestemde bedrijventerreinen toegestaan mits het minimale beschermingsniveau wordt behouden. Nieuwe risicovolle bedrijven worden bij voorkeur toegestaan op het MERA-terrein, mits de wettelijke risicocontour op het terrein van het bedrijf blijft.
Naast bedrijven zijn ook transportwegen mogelijk van invloed op de veiligheid. Navolgende tabel geeft weer welke verantwoording benodigd is per transportroute:
Soort | Route | Opmerking |
Spoor Hoogeveen-Assen | Verantwoording 200 meter, PAG 30 meter | Overschrijding oriëntatiewaarde onacceptabel. Het toestaan van nieuwe niet zelfredzame groepen binnen 200 meter is uitgesloten. |
A28 | Verantwoording 200 meter, PAG 30 meter | Overschrijding oriëntatiewaarde onacceptabel. Het toestaan van nieuwe niet zelfredzame groepen binnen 200 meter is uitgesloten. |
Provincialen wegen (N371 N374 N381) | Verantwoording 200 meter | Overschrijding oriëntatiewaarde onacceptabel. Toename van de normwaarde is mogelijk bij optimalisatie ontwikkeling. |
Gemeentelijke wegen | Geen actie | - |
Buisleidingen | Verantwoording bij nieuwe ontwikkelingen. | Overschrijding oriëntatiewaarde onacceptabel. Toename van de normwaarde is mogelijk bij optimalisatie ontwikkeling. |
Hoogspanningsleidingen | Zakelijk recht 25 meter aan weerszijde. | - |
In de paragraaf externe veiligheid (4.5) zal onderhavig plan worden getoetst aan het beleid.
In het milieubeleidsplan wordt de gemeentelijke visie op het milieu- en duurzaamheidsbeleid voor de periode 2011-2014 uiteengezet. Daarnaast zijn in het milieubeleidsplan de projecten op het gebied van milieu en duurzaamheid opgenomen.
In de milieuvisie worden zeven eigenschappen van een duurzame gemeente uitgewerkt:
Daarnaast wordt in het milieubeleidsplan aangegeven hoe binnen de gemeente omgegaan wordt met verschillende aspecten als duurzame bodemkwaliteit, water, externe veiligheid, geur, lucht, geluid en duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
In de milieuparagraaf worden de punten uit het milieuplan getoetst. Hiermee voldoet het plan aan het milieubeleidsplan.
Het gemeentelijk verkeers en vervoerplan (gvvp) geeft de integrale verkeer en vervoersvisie van de gemeente weer. Met dit plan beoogd de gemeente de bereikbaarheid in stand te houden en waar nodig te verbeteren. Tevens is de verkeersveiligheid en het verbeteren van het leefmilieu een doelstelling.
Er is een samenhang met de ontwikkelingsvisie Beilen. Voor verkeer worden daar de volgende doelen beschreven:
Ten aanzien van bedrijventerreinen wordt voorgeschreven dat nieuwe gebieden worden aangelegd aan wegen met een stroomfunctie. Hiermee wordt af en aanvoer van goederen gegarandeerd en overlast op wegen met een lage vervoersintensiteit vermeden.
Op wegen op bedrijventerreinen blijft een snelheid van 50 km/u gelden.
De provincie Drenthe heeft afgelopen jaar WKO (warmte koude opslag) onder de aandacht gebracht bij gemeenten, particulieren en ondernemers. WKO wordt vaak nog te laat in bouwprojecten ingebracht, waardoor kansen op energiebesparing worden gemist. Eén van de vormen om WKO in een vroegtijdig stadium in het bouwproces mee te nemen, is door de ontwikkeling van een WKO kansenkaart. Aan de hand van deze kaart is op éénvoudige en overzichtelijke wijze in beeld gebracht op welke plekken in de gemeente WKO de meeste potentie heeft. Om maximaal gebruik te kunnen (gaan) maken van de mogelijkheden die WKO biedt, heeft de gemeente een kansenkaart bodemenergie laten opstellen (februari 2012). Op deze kaart is inzichtelijk gemaakt waar kansen liggen ten aanzien van het gebruik van bodemenergie. Tevens zijn locaties aangewezen die minder geschikt zijn of waar het toepassen van WKO niet is toegestaan. Het deelgebied Ossebroeken alsmede het westelijk deel van het deelgebied Hanekampen zijn geschikt voor het toepassen van WKO. Overige deelgebieden worden door aanwezige bodemverontreinigingen danwel industriële grondwateronttrekking minder geschikt geacht.
Ten aanzien van het aspect archeologie moedigt het rijksbeleid de gemeenten aan om specifiek archeologisch beleid op te stellen. In dit kader heeft de gemeente Midden-Drenthe door Oranjewoud een archeologische verwachtings- en beleidskaart laten opstellen.
De gemeente heeft de wettelijke verplichting om de archeologische waarde van de ondergrond te waarborgen. Om te weten welke gebieden een mogelijke archeologische waarde bevatten en welke niet dient de verwachting inzichtelijk te zijn. Met dit inzicht kan gestuurd worden op het behouden van de archeologische waarde. Tevens kunnen bij onvermijdelijke bodemingrepen voorschriften worden verbonden aan de daarmee gepaard gaande verstoring.
De archeologische verwachtingswaardekaart geeft voor het gehele grondgebied van de gemeente een archeologische verwachting af. De gespecificeerde waarde is aangegeven op de kaart. In het daartoe behorende beleidsdocument zijn de waarden nader uitgewerkt. Tevens is voor elke waarde opgenomen hoe ermee dient te worden omgegaan in geval van een mogelijke bodemingreep.
Met de archeologische waardekaart heeft de gemeente een instrument in handen om sturend te kunnen optreden bij bodemingrepen en zo betere zorg dragen over de instandhouding van de archeologische waarden binnen de gemeente.
Hoe wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt in het hoofdstuk 4 nader toegelicht.
Waterplan-ecoscan
Het waterbeleid van de gemeente wordt omgezet in concrete projecten en maatregelen om de waterhuishouding binnen de gemeente te optimaliseren. Een belangrijk aspect van een goed watersysteem binnen de gemeente is waterkwaliteit. Om indruk te krijgen van de waterkwaliteit binnen de gemeente is een ecologische beoordeling uitgevoerd (Grondmij, 19 juli 2007). De ecoscan fungeert als nul meting. Mogelijk kans om de ecologie te verbeteren worden gezien in:
Afkoppelplan
In haar waterplan heeft de gemeente aangegeven dat bij nieuwe ontwikkeling onderzocht moet worden welke verharde delen kunnen worden afgekoppeld. In dit kader is een afkoppelplan opgesteld. In het beleid staan richtlijnen beschreven waarmee bij afkoppeling rekening dient te worden gehouden. In het beleidsstuk zijn verschillende gebieden opgenomen die behoren tot het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. De specifieke uitwerking wordt omschreven in de waterparagraaf (4.8).
Waterplan
De gemeente Midden-Drenthe en het waterschap Reest en Wieden hebben voor het grondgebied van de gemeente Midden-Drenthe integraal een samenhangend waterbeleid opgesteld. Met het waterplan willen de samenwerkende partijen een verbetering van de samenwerking tot stand brengen. Tevens zijn in dit beleidsstuk afspraken vastgelegd aangaande beheer, waterwinning, grondwateroverlast duurzaam materiaal gebruik en waterberging.
In het waterplan is de volgende toekomstvisie opgenomen: “Het toekomstbeeld voor het waterbeheer van de gemeente Midden-Drenthe is helder. Een beeld waarbij alle functies optimaal gebruik kunnen maken van water in de gemeente, zonder daarbij de waarden van het watersysteem tekort te doen. In dat beeld heeft water een belangrijke ecologische functie en draagt bij aan een goed woon- en werkklimaat, waar zowel oog is voor de stedelijke als agrarische functies van het water.”
Ten aanzien van water in het planologisch proces komt het waterplan tot de volgende acties:
Het vGRP heeft drie pijlers:
De doelstelling van het rioleringsplan is drieledig:
Een van de belangrijke maatregelen in de goede omgang met water is afkoppelen. Voor Beilen zijn de beleidsmaatregelen ten aanzien van afkoppelen opgenomen in het afkoppelingsplan. Bij nieuwbouw wordt direct een gescheiden rioolsysteem aangelegd.
In de welstandsnota zet de gemeente haar visie uiteen over het uiterlijk van de bebouwing en hoe gebouwen en omgeving zich tot elkaar verhouden. Hierdoor streeft de gemeente naar een samenhangend geheel. Rode draad in het welstandsbeleid is rekening houden met elkaar en de omgeving. De doelstelling is de gemeente nog mooier te maken.
Het welstandsbeleid gaat uit van een bouwproces waarbij dialoog over de geplande ontwikkeling leidt tot het gewenste ontwikkeling. In de nota zijn verscheidenen toetsingscriteria opgenomen waaraan alle ingediende bouwplannen worden getoetst. Hierbij zijn volgende toetsingselementen van toepassing:
Ter voorbereiding op de ontwikkeling van een heel gebied kan er voor worden gekozen om een beeldkwaliteitsplan op te stellen. Een beeldkwaliteitsplan zal in grote mate aansluiting zoeken bij de welstandsnota maar kan in bijzondere gevallen ook afwijken van de toetsingselementen. In dit geval geldt het beeldkwaliteitsplan als een nadere verbijzondering van de welstandsnota.
Voor reclame uitingen geldt in eerste instantie de welstandsnota. Mocht de reclame uiting niet passen binnen de toetsingselementen wordt getoetst aan de landschapsverordening.
In deze notitie legt de gemeente haar beleid ten aanzien van Buitenschoolse opvang (BSO) en kinderdagverblijven (KDV) uit. De doelstelling van deze nota is het vaststellen onder welke condities de gemeente kan instemmen met een aanvraag tot het oprichten van een BSO/KDV. In vigerende bestemmingsplannen worden kinderdagverblijven toegestaan binnen de volgende bestemmingen:
In nieuwe bestemmingsplannen is het oprichten en in werking hebben van een BSO/KDV slechts mogelijk binnen de bestemming maatschappelijk. Daarnaast is een BSO/KDV mogelijkheid als nevenactiviteit op een agrarische bedrijf. De richtafstand van een KDV/BSO is minimaal 30 meter. Daarnaast mag de functie niet worden opgericht in de belemmeringsstrook van een hoogspanningsverbinding.
Op 7 november 2012 heeft het college de Nota bodembeheer en de regionale bodemkwaliteitskaart Drenthe vastgesteld. De Raad heeft de nota bodembeheer vastgesteld voor een afwijking van het Besluit bodemkwaliteit. Met het vaststellen van de Nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart is het toepassen van grond eenvoudiger en goedkoper geworden. Als de toe te passen grond voldoet aan de kwaliteit van de ontvangende bodem dan is een partijkeuring in veel gevallen niet meer nodig.
De gemeente Midden-Drenthe heeft gezamenlijk met 8 andere Drentse gemeenten en de provincie een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Omdat grondverzet gemeenteoverschrijdend is, is binnen de provincie Drenthe nu sprake van eenduidig en transparant beleid.
Duurzaam bodembeheer
De Drentse gemeenten hebben zelf de normen voor de bodemkwaliteit vastgesteld. Strengere normen voor situaties waar dat gewenst is en ruimere normen waar het kan. Hergebruik van grond wordt gestimuleerd zonder dat er sprake is van risico's voor mens en milieu. De samenwerkende gemeenten geven zo invulling aan duurzaam en milieuhygiënisch hergebruik van de grond.
Kostenbesparing
In veel planontwikkelingen is sprake van grondverzet. Bij de aanleg van wegen en rotondes komt grond vrij, maar bij het bouwrijp maken van percelen komt grond tekort. De bodemkwaliteitskaart maakt het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om vrijkomende grond op een andere locatie toe te passen. Er hoeft minder grond te worden afgevoerd en minder (schone) grond te worden aangekocht.
Grondverzet dient altijd gemeld te worden bij het Landelijk Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldpuntbodemkwaliteit.nl).
Besluit Bodemkwaliteit
In het algemeen kan worden volstaan met de regels die opgenomen zijn in het Besluit bodemkwaliteit. Op enkele punten wordt hiervan afgeweken: kabels en leidingen en % bodemvreemd materiaal. De Drentse gemeenten hebben gekozen voor het toepassen van grond en bagger gekozen voor slechts 10% bodemvreemd materiaal. En bij het tijdelijk uitnemen van grond bij de aanleg van kabels en leidingen zal om de praktische werkbaarheid te vergrote, de boven- en ondergrond geroerd teruggeplaatst worden.
Bodemkwaliteitskaart
Voor het toepassen van grond zijn verdachte locaties uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart. Hier wordt een afwijkende bodemkwaliteit verwacht. Voor de gemeente Midden-Drenthe zijn deelgebieden vastgesteld en gekoppeld aan een bodemkwaliteitszone. Om te kunnen beoordelen of grond en bagger elders mag worden toegepast is onderstaande tabel 3.1 uit de nota bodembeheer van toepassing. Grondverzet is nu mogelijk met de bodemkwaliteitskaart als erkend milieuhygiënische bewijsmiddel.
Afbeelding 3.8: tabel 3.1 uit de nota Bodembeheer (bron: gemeente Midden-Drenthe)