Plan: | Vries - Oude Asserstraat 38 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1730.bpOudeAsserstr38-0401 |
Aansluitend op het centrumgebied van Vries, aan de Oude Asserstraat, ligt de locatie van een voormalige kerk. Na een fusie van de kerkelijke gemeente in 2007 is het gebouw gesloopt. Plannen voor de realisatie van een appartementengebouw op deze plek zijn niet doorgegaan en de locatie ligt sindsdien braak.
Nu zijn er nieuwe plannen voor een stedenbouwkundige invulling van de locatie met 10 grondgebonden woningen, die een afronding vormen voor het aangrenzende woongebied en centrumgebied langs de Oude Asserstraat. Het woningbouwproject is niet mogelijk op basis van de geldende beheersverordening Vries, waarin de locatie nog is 'bestemd' voor maatschappelijke voorzieningen. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen het voorgestelde stedenbouwkundig plan ontwikkeld kan worden.
Het plangebied ligt aan de Oude Asserstraat 38, ter hoogte van de aansluiting op de Nieuwe Rijksweg. De kavel ligt aansluitend op de woonpercelen aan de Blauwpotskamp en aansluitend op de centrumvoorzieningen aan de Oude Asserstraat. De begrenzing is afgestemd op de kadastrale perceelsgrenzen. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1. De ligging en begrenzing van het plangebied
Het plangebied is geregeld in de beheersverordening Vries, die is vastgesteld op 21 maart 2017. In deze beheersverordening zijn de bestemmingen van het ervoor geldende bestemmingsplan overgenomen. Voor het plangebied is zo de maatschappelijke bestemming met bouwvlak opgenomen, die hoorde bij het voormalig gebruik van de kerk. Binnen de maatschappelijke bestemming is het bouwen van woningen niet mogelijk.
Een klein deel van de strook ten zuiden van het perceel, die nu een groenbestemming heeft, is ook meegenomen in het plangebied teneinde hier de nieuwe aansluiting op de Asserstraat te kunnen aanleggen.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en ruimtelijke inpassing daarvan en de vertaling naar uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt het juridische systeem toegelicht. Ten slotte worden in hoofdstuk 6 de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het plan besproken.
Het esdorp Vries is één van de grotere kernen in de gemeente Tynaarlo. Het dorp is ontstaan vanuit de Brink, die nu in het noorden van het dorp ligt. Het gebied rondom de Brink is aangewezen als beschermd dorpsgezicht en vormt het centrumgebied van Vries. Het plangebied ligt aan de zuidelijke uitloper van dit centrumgebied, dat langs de Oude Asserstraat ligt. Deze weg was in het verleden deel van een belangrijke doorgaande route naar Assen. In de jaren '40 is de Nieuwe Rijksweg aangelegd die de functie van de Asserstraat, tot ter hoogte van het plangebied, als hoofdweg heeft overgenomen.
Tot in de jaren '60 lag het plangebied nog aan de zuidelijke rand van de kern. In daarop volgende periode zijn grootschalige uitbreidingsplannen gerealiseerd, waarbij eerst de woonwijk aan de oostzijde van de Oude Asserstraat is ontwikkeld. Later, in de jaren '80, is de ten zuiden van het plangebied een nieuwe woonwijk gebouwd. In sinds de jaren '90 is het dorp ook in oostelijke richting uitgebreid, waarmee het plangebied nu centraal in bebouwde kom ligt.
Door de hiervoor beschreven historische ontwikkeling ligt het plangebied nu zowel ruimtelijk als functioneel in een overgangszone tussen verschillende gebieden. Aan de noordzijde ligt het centrumgebied met individuele, overwegend vrijstaande bebouwing met lage gootlijnen. Het gebruik is hier een combinatie van centrumfuncties (en een autobedrijf) en wonen. Aan de westkant grenst het plangebied aan een planmatig ontwikkelde woonwijk, vooral bestaande uit rijwoningen die zijn opgetrokken uit twee bouwlagen met kap. Aan de zuidzijde ligt een nieuwere ruim opgezette woonwijk met veel groen. Tot slot ligt langs de westzijde de huidige hoofdroute door het dorp. Deze heeft een relatief breed profiel.
Een luchtfoto van het plangebied en de omgeving is weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied en omgeving
In 1968 is in het plangebied het kerkgebouw van de Ontmoetingskerk gebouwd. Na een fusie van de kerkelijke gemeenten in 2007 is dit gebouw gesloopt. Daarop zijn plannen voor een appartementengebouw op de locatie ontwikkeld. Als gevolg van de crisis op de woningmarkt in de daarop volgende periode, zijn de plannen bij gebrek aan afnemers verlaten.
Sinds de sloop van het kerkgebouw is het plangebied een braakliggend terrein, afgeschermd met een hekwerk. Door de verstreken tijd is het terrein sterk begroeid met struiken en jonge bomen. Een aanzicht op het plangebied vanaf de oostzijde is weergegeven in figuur 2.2.
Figuur 2.2 Aanzicht op het plangebied
Algemeen
Op basis van een ruimtelijke analyse zijn door architect BA32 de stedenbouwkundige kaders bepaald voor de invulling van het plangebied. Hiervan is een voorbeeld-uitwerking gemaakt. De analyse, stedenbouwkundige kaders en de voorbeeld-invulling worden in deze paragraaf behandeld op basis van het rapport van BA32.
Ruimtelijke analyse
Het uitgangspunt voor het plan is het gebruiken van de bestaande kenmerken van de omgeving als uitgangspunt voor de invulling van het plangebied. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ligging van het plangebied in een overgangszone. Het vormt een open plek in de stedelijke structuur en biedt een kans om zowel de zijde van de planmatige woonwijk als de uitloper van het centrum af te ronden. Dit is gevisualiseerd in figuur 2.3.
Figuur 2.3 Ruimtelijke analyse: afronding bouwblokken
De woonwijk aan de westzijde heeft een duidelijke regelmatige opbouw, bestaande uit bouwblokken (geduid als A, B en C). Het 'bouwblok' langs de westzijde van de Oude Asserstraat (geduid als D) sluit hierop aan, maar kent een andere typering van bebouwing. De achterkant-situatie van bouwblok C wordt afgerond met een passend woningtype. Tussen de stedenbouwkundige blokken C en D wordt ruimte gemaakt, waardoor vanaf de Tipkampen een zicht relatie met de groene drager ontstaat. Dit is vergelijkbaar met de situatie tussen bouwblokken A, B en C, in de vorm van de straten Sprikkenveen en Blauwpotskamp. Het gebied aan de Oude Asserstraat gaat deel uitmaken van bouwblok D. Hier wordt uitgegaan van een meer individuele bebouwingstypologie voor de woningen en een alzijdige uitstraling. Langs de buitenrand (Oude Asserstraat) en langs de nieuwe binnenruimte ontstaan twee voorkant-situaties.
De woningen in bouwblok D gaan deel uitmaken van de groene open ruimte langs de Asserstraat - Nieuwe Rijksweg. Beoogd wordt zoveel mogelijk transparantie te creëren naar de woningen in bouwblok C, die als wand de rug vormen van deze plek. De woningtypologie refereert naar een mogelijke 'brink-situatie', waar voor en achterkant geruisloos in elkaar overlopen en niet direct een formele achterkant ontstaat. Daarnaast zijn de woningen langs de zijkant laag, zodat een schuurtypologie als expressie ontstaat. De lage gootlijn heeft tevens tot doel dat de gewenste footprint van de woningen ruim kan worden ingezet, waardoor een inpandige berging en garage kan worden opgelost. Daarnaast is er voor gekozen om en om, twee woningen te ontsluiten via de Oude Asserstraat en twee woningen te ontsluiten via de nieuwe binnenweg. Dit bevordert de gewenste alzijdigheid. Een afschuining aan de woning geeft extra doorkijk, en meer zichtbaarheid vanuit de woning zelf.
Stedenbouwkundige kaders
Uit de ruimtelijke analyse volgt een stedenbouwkundig kader, dat als uitgangspunt voor de juridische regeling van dit bestemmingsplan dient. Van belang is dat het gebied centraal wordt ontsloten via een nieuwe binnenweg, die ook een functie als zichtlijn vervuld. Echter, het is ongewenst dat de weg een doorlopende verbinding vormt met de Tipkampen. Dit zou namelijk voor een deel van de wijk de kortste route naar hoofdweg vormen en zodoende kunnen leiden tot ongewenst sluipverkeer.
Voor de woningen ten zuidwesten van de binnenweg (in de analyse aangeduid als type A) geldt deze enige wandvorming tot gevolg mogen hebben. Een opbouw van twee bouwlagen met kap, in aansluiting op de bestaande aangrenzende woningen, is hier passend. Er kunnen hier zes woningen worden gebouwd. Het gebied ten noordoosten van de nieuwe binnenweg moet transparant worden, met individuele vrijstaande woningen met een lage gootlijn (aangeduid als type B). Hier is ruimte voor vier woningen.
Het stedenbouwkundig kader is gevisualiseerd in figuur 2.4. Deze figuur is vertaald naar de verbeelding van dit bestemmingsplan, met daarin enige flexibiliteit.
Figuur 2.4 Stedenbouwkundig kader
Beeldkwaliteit
Binnen het stedenbouwkundig kader is een visualisatie gemaakt van een voorbeeld-uitwerking. Deze visualisatie is in figuren 2.5 en 2.6 vanuit verschillende perspectieven weergegeven. Dit kan gezien worden als een impressie van het wensbeeld voor de locatie. Om te waarborgen dat dit wensbeeld ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt, zijn beeldkwaliteitscriteria als aanvulling op de welstandsnota opgesteld. Deze zijn opgenomen in een beeldkwaliteitsplan, in Bijlage 1. Deze worden gelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld en waarborgen samen met de regels van dit bestemmingsplan de gewenste beeldkwaliteit.
Figuur 2.5 Voorbeelduitwerking vogelvlucht
Figuur 2.6 Voorbeelduitwerking aanzicht vanaf Oude Asserstraat
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zette het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent deze belangen.
Het plangebied en de voorgestelde ontwikkeling raken geen van de 14 rijksbelangen. Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het rijksbeleid.
Omgevingsvisie Drenthe 2014
Op 20 augustus 2014 is de omgevingsvisie Drenthe geactualiseerd. In de Omgevingsvisie Drenthe wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Drenthe geschetst. De provincie geeft in de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe met betrekking tot dit plan een aantal beleidsregels.
In de Omgevingsvisie Drenthe geeft de provincie aan dat wordt gestreefd naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisie of het woonplan. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus.
In de omgevingsvisie wordt de verder ambitie uitgesproken om de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken. Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de kernkwaliteiten die voor bepaalde gebieden vastgesteld zijn. Voor het plangebied zijn de kernkwaliteiten 'landschap' en 'cultuurhistorie' van toepassing. Doelstelling voor de kernkwaliteit 'landschap' is het behouden en versterken van de verschillende landschapstypen en de bijbehorende karakteristieke kenmerken. Het plangebied bevindt zich in het esdorpenlandschap. Aangezien het hier een binnenstedelijk herontwikkelingsproject betreft, wordt er geen afbreuk gedaan aan de landschappelijke waarden van het esdorpenlandschap. Wel wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van dit gebied. Het provinciale beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas. Hierin staan twee doelstellingen centraal: het herkenbaar houden van de cultuurhistorie en het versterken van de ruimtelijke identiteit. Op welke wijze aan deze doelstellingen is voldaan is beschreven in paragraaf 4.7.
Provinciale Omgevingsverordening Drenthe
Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening opgesteld. Naar aanleiding van de actualisatie van de omgevingsvisie is de verordening op 23 september 2015 opnieuw vastgesteld en op 17 oktober 2015 in werking getreden. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang.
Op grond van artikel 3.15 van de verordening geldt dat ruimtevragende ontwikkeling op het gebied van wonen, werken en infrastructuur alleen mogelijk zijn wanneer dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is. De onderhavige ontwikkeling betreft een binnenstedelijke herontwikkeling die als zodanig niet ruimtevragend is. Overigens is er in dergelijke gevallen per definitie sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
Op grond van artikel 3.24 mag een plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied alleen voorzien in nieuwe woningbouw indien deze woningbouw past binnen de afspraken die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en het gestelde in de regionale woonvisie en als in het desbetreffende ruimtelijk plan wordt onderbouwd dat deze regionale woonvisie voldoende actueel is. Aangezien het plan binnen het stedelijk gebied ligt, heeft dit artikel geen betrekking op het plan. Overigens passen de nieuwe woningen binnen de gemaakte afspraken.
Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met de regels van de Provinciale Verordening Drenthe.
Woningbouwafspraken Regio Groningen-Assen
In de regio Groningen-Assen wordt in beginsel uitgegaan van een jaarlijkse woningbouw-productie van max. 1000 woningen binnen de hele regio. Hierop is de woningproductie van iedere gemeente afzonderlijk afgestemd, in die zin dat zij een bepaald percentage van deze woningbouwproductie voor hun rekening mogen nemen. Voor een viertal gemeenten is een uitzondering gemaakt op het voornoemde 1000-scenario. Voor de gemeenten Groningen, Assen en de tussenliggende gemeenten Haren en Tynaarlo is namelijk bepaald dat zij hun jaarlijkse productie op het niveau van het 1500-scenario mogen houden. Het 1500-scenario is op Tynaarlo van toepassing voor zover het de plaatsen Eelderwolde (Ter Borch) en Eelde-Paterswolde betreft. Dit omdat Tynaarlo hier samen met de gemeente Haren voorziet in de vraag naar excellente groenstedelijke woonmilieus (in de directe nabijheid van de stad Groningen). Voor de gemeente Tynaarlo betekent dit een woningbouwproductie van gemiddeld 103,5 woningen per jaar. Wanneer je vervolgens de rekensom maakt (2012-2030 x 103,5 woningen) kom je op de totale gemeentelijke productie van 1966 woningen voor de gehele periode tot 2030. Dit getal komt overeen met de totale productie in Tynaarlo, zoals regionaal is overeengekomen.
In de structuurvisie wonen 2013 waren alle 1966 woningen belegd met plannen voor woningbouw in de gemeente Tynaarlo. Wel zat er een kleine PM-post (een restpost om het aantal te completeren tot het totaal waarmee een gemeente in kan spelen op kleine marktinitiatieven. Medio 2014 is de actieve planvorming van de locatie De Bronnen (met 350 woningen in het 1000-scenario) stilgelegd cq. beëindigd. Hiermee is een groot deel van de woningbouwprogrammering in Vries komen te vervallen.
Dit bestemmingsplan voorziet in de nieuwbouw van 10 grondgebonden woningen. Deze woningen maken onderdeel uit van de bestaande woningbouwafspraken in de Regio Groningen-Assen.
Structuurvisie Wonen 2013
Op 27 augustus 2013 heeft de gemeenteraad van Tynaarlo de Structuurvisie Wonen 2013 vastgesteld. Hierin wordt de visie geschetst op het wonen in de gemeente Tynaarlo tot 2020. De ambitie van de structuurvisie is om op basis van een goede marktanalyse de bestaande speerpunten van beleid te vertalen naar de huidige marktsituatie. Gestuurd wordt op het tot stand brengen van een evenwichtige toekomstbestendige woningvoorraad die tegemoet komt aan de woonbehoeften van de bevolking. Daarnaast moeten goede voorwaarden worden geschept voor het binden van jonge huishoudens voor een zo gemêleerd mogelijke bevolkingssamenstelling in dorpen en wijken. Tot slot moeten plannen bijdragen tot een goede (omgevings-) kwaliteit van woonwijken en dorpscentra met voorzieningen en een duurzame samenleving.
In de Structuurvisie Wonen uit 2013 is op basis van de verwachte demografische ontwikkelingen het woningbouwprogramma van Tynaarlo vastgesteld. Hierin wordt uitgegaan van maximaal 1966 woningen tot 2030. Deze aantallen zijn als volgt toebedeeld:
Voor de kern Vries wordt de woningbehoefte grotendeels bepaald door de groeiende groep 60-plussers. De kwalitatieve woningbehoefte is gevarieerd: vooral vrijstaand in de koopsector en grondgebonden (senior) huurwoningen.
Duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Op 1 juli 2017 is een wijziging van dit artikel in werking getreden. De nieuwe regeling houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Deze ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied, op een locatie waarop al een bouwvlak van ruim 1.200 m2 van toepassing is, ten behoeve van de bouw van een maatschappelijk gebouw. De ontwikkeling van tien woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, hoeft op basis van eerdere jurisprudentie niet als een stedelijke ontwikkeling in het kader van het Bro te worden gekwalificeerd. Desalniettemin moet de behoefte nog wel worden onderbouwd. Hiervoor wordt verwezen naar de woningbouwprogrammering en het behoefteonderzoek, dat hierna wordt behandeld.
Van de woningprogrammering in Vries zijn de bouwrechten van 42 woningen planologisch verankerd. Dit betreft de ontwikkellocaties aan de Reigerstraat en de Tynaarlosestraat. De locatie aan de Reigerstraat betreft een ontwikkeling van vrije kavels, waarvan nog de uitgifte van enkele kavels resteert. De locatie aan de Tynaarlosestraat is in eigendom van de corporatie Woonborg. De corporatie was eerder voornemens hier 39 koop- en sociale huurappartementen te realiseren. Inmiddels is door de corporatie besloten hiervan af te zien. De locatie zal naar verwachting in de toekomst nog worden herontwikkeld voor woningbouw. Gezien het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er op basis van behoefte en locatie hier sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling.
Woningbehoefteonderzoek 2015
Gezien de veranderde marktomstandigheden is medio 2015 door adviesbureau Companen een woningbehoefteonderzoek uitgevoerd voor de Regio Groningen-Assen. Vervolgens heeft de gemeente Tynaarlo hier op gemeentelijk niveau een verdiepingsslag op laten uitvoeren. Dit om op basis van de huidige situatie en omstandigheden inzicht te krijgen in de actuele prognoses voor de ontwikkeling van de woningmarkt. Hieruit komt het volgende naar voren.
Het aantal huishoudens in de gemeente Tynaarlo zal in vrijwel alle economische scenario's de komende jaren nog licht groeien. De bevolkingsomvang blijft de komende jaren redelijk stabiel en zal op termijn iets krimpen. Verwacht wordt dat de huishoudensgroei tot ca. 2030 zal doorzetten. Daarna zal ook in onze gemeente het aantal huishoudens gaan afnemen en krijgen we te maken met krimp. Tegelijkertijd heeft de gemeente Tynaarlo met vergrijzing en ontgroening. Er is sprake van een sterfteoverschot en jongeren in de leeftijdscategorie 18-30 jaren trekken veelal weg uit de gemeente Tynaarlo. De nieuwe vestigers bestaan hoofzakelijk uit jonge gezinnen en jonge ouderen (30 – 54 jaren en 55+). Hierdoor gaat de gemiddelde leeftijd van onze inwoners al jaren gestaag omhoog. Deze trend zal zich ook de komende jaren verder doorzetten. Een hoger sterftecijfer zal op termijn leiden tot een sterk stijgend aanbod in de bestaande woningmarkt.
De belangrijkste migratierelatie van onze gemeente is die met de stad Groningen. Er trekken veel jongeren weg richting de stad Groningen. Een beperkt deel van deze jongeren zal op latere leeftijd weer terugkeren. In absolute aantallen vertrekken er meer huishoudens richting de stad dan andersom. De nieuwe vestigers bestaan hoofzakelijk uit gezinnen en jonge ouderen (30 – 54 jaren en 55+) met name afkomstig uit de stad Groningen en in mindere mate de Regio Groningen-Assen. Kernen binnen fietsafstand van Groningen zijn hierin duidelijk in het voordeel en delen feitelijk mee in de aantrekkingskracht die de stad Groningen heeft op nieuwkomers. Ook vindt er in de prognoses geleidelijk een verhuisbeweging plaats vanuit de kleinere kernen naar de zogenaamde voorzieningenkernen.
In lijn met de trend van de afgelopen jaren neemt het aantal inwoners in de kern Vries de komende jaren nog licht af en stabiliseert vervolgens. Tot 2030 zal het aantal huishoudens toenemen. Dit is vooral een gevolg van de huishoudensverdunning en de trek van ouderen van de kleinere kernen in de gemeente naar grotere kernen, waaronder Vries. De toename in het aantal huishoudens kan oplopen tot +180 huishoudens in de periode 2015-2030. Daarnaast is er een verschuiving te zien in de opbouw van de huishoudens. Het aantal (en aandeel) huishoudens in de leeftijdscategorie 30 tot 54 jaar neemt af (van 670 in 2015 naar 540 tot 550 in 2030), terwijl dit bij huishoudens van 55 jaar en ouder juist toeneemt (van 1.000 in 2015 tot ca. 1.250-1.320 in 2030). De groep 75-plussers groeit van 330 huis-houdens in 2015 naar 440 tot 460 in 2030. De vergrijzing zet zich in ieder geval tot 2030 door.
De wijziging van de huishoudensamenstelling (vergrijzing en minder personen per huishouden) vraagt om een transformatie van de bestaande voorraad. Vanuit de transformatiegedachte is het verstandig de uitbreidingsopgave te gebruiken om woningtypes toe te voegen die voor meerdere doelgroepen geschikt zijn. Het gaat dan onder andere om levensloopbestendige woningen waarmee wordt ingespeeld op de specifieke woonwensen van de vergrijzende bevolking.
Vanuit de vraag ligt de belangrijkste opgave voor de komende jaren in de koopsector, vooral in de vraag naar vrijstaande woningen en in mindere mate naar twee-onder-één-kapwoningen.
Dorpsagenda Vries
In de dorpsagenda Vries valt te lezen dat de inwoners van Vries over het algemeen redelijk tevreden zijn over hun dorp. Het dorp is altijd behoorlijk in trek geweest. In de vorige eeuw is Vries fors gegroeid. De uitbreidingswijken hebben zich altijd vrij eenvoudig gevuld met bewoners uit het dorp en de regio. De laatste 20 jaar is Vries echter qua uitbreiding tot stilstand gekomen. Er zijn weinig nieuwe woningen gerealiseerd. Dit heeft zijn weerslag op de het dorp (o.a. vergrijzing en voorzieningen onder druk). Er is daarom de opgave om Vries als woondorp aantrekkelijk te houden. Dit kan ondermeer door een gerichte uitbreiding van de woningvoorraad. Doel hiervan is dat bestaande en nieuwe inwoners er prettig kunnen (blijven) wonen. Net zoals in de meeste andere dorpen in onze gemeente zetten wij hierbij in op een gemengde uitbreiding.
Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024
De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 vastgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in één centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen. Paragraaf 4.7 gaat hierop in.
Structuurvisie Archeologie
In de Structuurvisie Archeologie, welke vastgesteld is op 28 mei 2013, is vastgelegd op welke wijze de gemeente Tynaarlo wil omgaan met het archeologisch erfgoed. De Structuurvisie Archeologie inventariseert de bekende en verwachte archeologische waarden en geeft invulling aan het ruimtelijke beleid. Het belangrijkste instrument daarbij zijn de bestemmingsplannen. In deze bestemmingsplannen zullen te beschermen zones worden aangewezen en van op maat gesneden bestemmingsregels voorzien. Paragraaf 4.6 gaat hierop in.
Welstandsnota 2013
De welstandsnota bevat criteria waaraan een bouwplan qua uiterlijke verschijning wordt getoetst en waarborgt, samen met de regels van het bestemmingsplan de gewenste ruimtelijke kwaliteit. De welstandscriteria zijn per welstandsgebied onderverdeeld naar ligging, massa en vorm, gevelopbouw, detaillering en materiaal- en kleurgebruik. Het plangebied ligt in welstandsgebied 6, 'Vries buiten beschermd dorpsgezicht'. Hier geldt een 'normaal' welstandsniveau.
Omdat voor de onderhavige locatie een specifieke beeldkwaliteit wordt nagestreefd, zijn afzonderlijke welstandscriteria opgesteld. Deze worden als aanpassing van de welstandsnota vastgesteld door de gemeenteraad. De regels van dit bestemmingsplan waarborgen samen met de welstandscriteria dat de gewenst beeldkwaliteit wordt gerealiseerd.
In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit bestemmingsplan maakt slechts 10 woningen mogelijk en is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.
Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling.
Kenmerken van het project
Het plan omvat de bouw van 10 woningen binnen de bestaande stedelijke structuur van Vries. Daarmee samenhangend wordt een ontsluiting gerealiseerd. Het totale project beslaat een oppervlakte van circa 4.000 m2. In een plaats met circa 1.800 woningen en een oppervlakte van circa 350 hectare is de omvang van het project relatief klein. De kenmerken van het effect rechtvaardigen geen volledige mer.
Plaats van het project
Het plangebied ligt niet in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of een verbindingszone binnen het Nederlands Natuurnetwerk. De locatie ligt binnen de stedelijke structuur van Vries, op een locatie die in het recente verleden al in gebruik was en was bebouwd voor stedelijke functies. De plaats van het project rechtvaardigt geen volledige mer.
Kenmerken potentiële effecten
Een woningbouwlocatie heeft geen belangrijke uitstraling van milieueffecten naar de omgeving. Te verwachten effecten hangen samen met de verkeersaantrekkende werking en mogelijk veranderingen in de waterhuishouding (toename verharding). Gezien de voormalige inrichting van de locatie en de ligging hiervan aan de hoofdinfrastructuur van Vries, zijn er geen effecten aan de orde die een volledige mer rechtvaardigen. De navolgende paragrafen gaan nader in op de effecten van de ontwikkelingen op de omgeving.
Conclusie
Door de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de beoordeling van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
Voor het beoordelen van de mate van hinder die aanvaardbaar is ter plaatse van hindergevoelige functies wordt onderscheid gemaakt tussen een 'rustige woonomgeving' en een 'gemengd gebied'. Het komt erop neer dat als beoordelingskader voor een goede ruimtelijke ordening voor woningen in een gemengd gebied de normen uit het Activiteitenbesluit toereikend zijn. Voor woningen in een rustige woonomgeving geldt een strengere norm. Het plangebied en de directe omgeving kenmerken zich als een rustige woonomgeving. Het plangebied ligt in een uitloper van een gemengd woongebied met centrumvoorzieningen. Rondom het plangebied overheerst de woonfunctie. Alleen grenzend aan de noordzijde zijn centrumvoorzieningen aanwezig. De geldende beheersverordening maakt hier verschillende vormen van bedrijvigheid mogelijk, mits deze qua hinder toelaatbaar zijn naast woningen. Momenteel is hier een woning met een kleine winkel aanwezig. In een gemengd gebied gelden voor dergelijke functies geen aan te houden richtafstand.
Gelet op het gemengde karakter van de zijde van de Oude Asserstraat en de aard van de aanwezige en toegelaten centrumfuncties wordt geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied geen onaanvaardbare milieuhinder aan de orde zal zijn. Het plangebied ligt niet binnen de richtafstanden van bedrijven, zoals bedoeld in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Op basis hiervan wordt geconcludeerd er sprake is van een goede afstemming tussen bedrijven en de nieuwe woningen in het plangebied. Vanuit het aspect milieuzonering bestaan geen belemmeringen voor dit plan.
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. De voorkeurgrenswaarde bedraagt 48 dB. De maximaal te verlenen hogere waarde bedraagt 63 dB
Akoestische situatie
Voor dit bestemmingsplan is alleen geluidhinder als gevolg van wegverkeerslwaai relevant. De wegen direct aangrenzend aan het plangebied liggen in een 30 km/uur-zone en hebben daarmee geen geluidzone. Aangezien de Oude Asserstraat wel een belangrijke ontsluitende functie heeft, moet wel worden beoordeeld of langs deze weg een aanvaardbaar woonklimaat te garanderen is. Het plangebied ligt bovendien binnen de wettelijke geluidzone van de Asserstraat-Nieuwe Rijksweg. De geluidsituatie binnen het plangebied is in beeld gebracht door RUD Drenthe en vervat in een advies. Dit advies is opgenomen in Bijlage 2.
Beoordeling
Voor toetsing aan de Wet geluidhinder is een berekening gemaakt voor de wegen met een zone, in dit geval de route Asserstraat/Nieuwe Rijksweg. De berekende waarden zijn weergegeven in figuur 4.1. Hierop zijn de nieuwe bouwvlakken geprojecteerd. Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting maximaal 53 dB bedraagt. Hiervoor kan een hogere grenswaarde worden verleend.
Figuur 4.1 Geluidsbelasting Wet geluidhinder
Ook is in verband met een goede ruimtelijke ordening en het Bouwbesluit gekeken naar de totale geluidsbelasting, dus inclusief de wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze belasting is weergegeven in figuur 4.1. Hierin is de rood gearceerd zone (60 - 65 dB) geclassificeerd als een tamelijk slecht akoestisch klimaat. De oranje zone (55-60 dB) is een matig akoestisch klimaat en de gele zone (50-55 dB) is redelijk.
Figuur 4.2 Geluidsbelasting gecumuleerd
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de voorkeurgrenswaarde op een groot deel van het perceel wordt overschreden. Aan de maximale waarde van 63 dB kan worden voldaan. Binnen het grootste deel van het plangebied is sprake van een matig tot redelijk akoestisch klimaat. Gelet op de ligging van de woningen aansluitend op een gemengd centrumgebied acht de gemeente dit aanvaardbaar.
Conclusie
De Wet geluidhinder vormt geen beperking voor het plan. Voor meerdere woningen wordt een procedure hogere grenswaarden doorlopen. Bij de bouwaanvraag moet aangetoond worden dat er aan de binnenwaarde van het Bouwbesluit wordt voldaan. Daarmee is gewaarborgd dat in de woningen sprake is van een goed akoestisch klimaat.
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden. Het plangebied ligt in het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest.
Het plan is afgestemd met het waterschap. De invloed van het plan op de waterhuishouding is zodanig dat de normale procedure voor de watertoets wordt doorlopen. Reden hiervoor is de aanwezigheid van ondiepe storende lagen en een verhardingstoename van meer dan 750 m2 binnen bebouwd gebied. Hierover vindt, op basis van de onderstaande uitgangspunten, nadere afstemming met het waterschap plaats.
Waterbeleid
Het beleid van het waterschap ten aanzien van ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in de Beleidsnotitie Water en Ruimte. De notitie kan gebruikt worden als informatiebron voor advisering in het Watertoetsproces, waarmee het waterbelang wordt geborgd in ruimtelijke plannen. De beleidsnotitie is als leidraad bij deze watertoets gehanteerd.
Toename verhard oppervlak
Vanwege de toename van verharding moet er water gecompenseerd moet worden in de vorm van nieuw oppervlaktewater of andere vormen van waterberging. Als vuistregel voor kleinere plannen geldt dat 10% van de toename aan verharding te worden gecompenseerd. Het extra verhard oppervlak is circa 2.500 m2. De compensatie aan waterbergend vermogen moet 10% ofwel circa 250 m2 zijn. Het mag op de eigen kavel maar ook elders in het peilgebied worden gerealiseerd.
De mogelijkheden voor de uitvoering van de watercompensatie zijn besproken met de ontwikkelaar en het waterschap. Na bespreking van de diverse mogelijkheden is gezamenlijk besloten watercompensatie in de sloot langs de Eikenlaan als uitgangspunt te nemen. De ontwikkelaar komt hiervoor, voorafgaand aan de uitvoering van de plannen, met een concreet voorstel met betrekking tot de riolering, waarbij ook de beschikbare en noodzakelijke capaciteit van het bestaande vuilwaterriool in de Oude Asserstraat zal worden betrokken.
Riolering
Uitgangspunt is regenwater en rioolwater gescheiden af te voeren. In dit geval wordt het afvalwater op het bestaande rioleringssysteem (onder vrij verval) aangeleverd en afgevoerd. Hiertoe wordt in de nieuwe ontsluitingsweg een nieuw riool aangelegd. Deze is aangesloten op een bestaande riolering die over de noordelijke rand van het plangebied ligt.
Schoon hemelwater wordt binnen het plangebied afgekoppeld op een ondergronds RWA-riool (eveneens in de nieuwe ontsluitingsweg) en oppervlakkig aangeleverd aan de watergang langs het Koffiedik. Deze watergang heeft een ondergrondse aansluiting op het gebied ten oosten van de Asserstraat, waar aanvullende waterberging wordt gerealiseerd. De afwatering van het peilgebied loopt via de Eikenlaan richting Nieuwe Stukken.
Grondwater
In nieuw bebouwd gebied wordt een minimale drooglegging geadviseerd van 1,30 meter. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 meter. De drooglegging van het huidige maaiveld tot het waterpeil in de sloot langs het Koffiedik is 1,20 meter. Bij de uitvoering van de plannen wordt hiermee rekening gehouden.
Proces
Het waterschap heeft ingestemd met de wijze waarop met de wateraspecten wordt omgegaan. Bij de uitvoering van de plannen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten zoals beschreven in deze paragraaf. Hiermee is de watertoets afgerond.
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
Het plangebied is in het verleden gebruikt ten behoeve van een kerk. Het is niet aannemelijk dat als gevolg hiervan zodanige bodemverontreiniging is ontstaan, dat de bodem nu ongeschikt is voor het voorgenomen gebruik ten behoeve van wonen. Dit is bevestigd in een verkennend bodemonderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de bouwplannen voor een appartementengebouw op de locatie. Dit bodemonderzoek is inmiddels gedateerd en wordt geactualiseerd. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is niet in het geding. Voorafgaand aan de uitvoering van het plan is een verkennend bodemonderzoek nodig.
Wettelijk kader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Archeologisch beleidskader
De gemeente acht dit (op grond van wet- en regelgeving) wenselijk en noodzakelijk om de verschillende archeologische waarden te beschermen en te behouden. Voor een inzicht in de te verwachten waarden is de archeologische beleidskaart als onderdeel van de Structuurvisie Archeologie vastgesteld. Een fragment van deze kaart is weergegeven in figuur 4.1. Het plangebied is op basis van eerder onderzoek (Inventariserend archeologisch onderzoek, Steekproef rapport 2006-03/14) vrijgegeven voor wat betreft archeologie. Nader archeologisch onderzoek is niet nodig. De voorgenomen bodemingrepen kunnen zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd.
Figuur 4.1 Fragment archeologische beleidskaart
Conclusie
Nader archeologisch onderzoek is niet nodig. De voorgenomen bodemingrepen kunnen zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd. Indien bij bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen geldt ingevolge de Erfgoedwet een meldingsplicht.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
De cultuurhistorische waarden die de provincie heeft aangewezen zijn vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur. Voor het plangebied zijn twee waarden van belang, namelijk de ligging in het landschap ‘De Kop van Drenthe´ en tevens de ligging aan een uitloper van een historische kern. Dit laatste gaat om het lint aan de historische hoofdweg, de Oude Asserstraat. Voor het gebied geldt het niveau van voorwaarden verbinden. De cultuurhistorische samenhang geldt als randvoorwaarde. Vroegtijdig in het planproces moet inzichtelijk worden gemaakt op welke wijze de cultuurhistorische samenhang als een van de (ruimtelijke) onderleggers voor nieuwe plannen wordt benut. Voor De Kop van Drenthe staat het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap voorop. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met de daarbij behorende landschappelijke waarden. Daarnaast is de ruimtelijke opzet van het esdorp karakteristiek. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.
Op de cultuurhistorische beleidswaardenkaart, behorende bij de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 “Een juweel tussen twee provinciehoofdsteden” van de gemeente, is inzichtelijk gemaakt welke waarden waar aanwezig zijn. Uit deze kaart blijkt dat het centrum van Vries een zeer hoge cultuurhistorische waarde kent. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar behoud en/of inpassing en borging door middel van een dubbelbestemming. Het plangebied ligt aan de rand, maar wil binnen deze zone. De aangrenzende woongebieden hebben een lage waarde. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar een sterke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Deze lage waardering houdt overigens niet in dat er geen ruimtelijke kwaliteit aanwezig is. De cultuurhistorische waardenkaart heeft als uitgangspunt de landschappelijke gaafheid sinds 1850-1900. Bij de ontwikkelingen van de woongebieden zijn diverse landschappelijke kenmerken verloren gegaan. Feitelijke geldt voor het plangebied dezelfde waarde als voor de woongebieden, namelijk een lage waarde waarbij gestreefd wordt naar verbetering. Gelet hierop is voor het plangebied (in zowel de geldende beheersverordening als in dit bestemmingsplan) geen dubbelbestemming opgenomen.
Het plangebied ligt centraal in het dorp en heeft zodoende geen directe relatie met het omliggende landschap. Voor de inrichting van het nieuwe woongebied is de bestaande stedelijke structuur, waaronder de ruimtelijke opzet van het esdorp aan de zijde van de Oude Asserstraat, als uitgangspunt gehanteerd. De uitgangspunten die van belang zijn voor de inpassing in de ruimtelijke opzet van het esdorp zijn op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd. Het gaat met name om de transparante en informele opzet en lage goothoogte van de woningen aan de zijde van de Oude Asserstraat. Op deze manier wordt voldaan aan de ambities ten aanzien van cultuurhistorie.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Wet natuurbescherming regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Nationaal Natuurnetwerk (NNN) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is ook geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom en maakt geen deel uit van beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op 3,5 kilometer ten oosten van het plangebied. Het gaat om het Drentsche Aa-gebied. Ook gebieden die tot de NNN behoren liggen op ruime afstand (minimaal 2 kilometer). Het toevoegen van 10 woningen op deze stedelijke locatie heeft geen invloed op de natuurwaarden van de genoemde natuurgebieden.
Soortenbescherming
Voor een inzicht in de potentieel aanwezig beschermde soorten in het plangebied is een quickscan uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 3. Met deze quickscan vindt de toetsing aan het onderdeel soorten van de Wet natuurbescherming plaats. Op basis hiervan zijn met betrekking tot de aanwezigheid van beschermde flora en fauna de volgende conclusies te trekken:
Benodigde vervolgstappen
Nader onderzoek nesten eekhoorn
Naar aanleiding van een inspraakreactie is een nader onderzoek verricht naar het voorkomen van nesten van de eekhoorn. De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 4. Uit dit onderzoek is gebleken dat, hoewel in het plangebied (mogelijk) eekhoorns, steenmarters en vleermuizen voorkomen, er geen essentiële leefgebieden van deze soorten aanwezig zijn. Er is in de directe omgeving voldoende alternatief foerageergebied voorhanden. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd.
Conclusie
Vanuit de natuurwetgeving bestaan geen belemmeringen voor dit plan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Aanwezige risicobronnen
Uit de risicokaart blijkt dat er in de directe nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Wel ligt langs de oostzijde van de Asserstraat - Nieuwe Rijksweg een hogedruk aardgastransportleiding. Het betreft een relatief kleine leiding, zonder plaatsgebonden risicocontour. De leiding heeft met een werkdruk van 40 bar een een diameter van 6 inch een inventarisatieafstand van 70 meter, waarbinnen het groepsrisico onderzocht en verantwoord moet worden. Een deel van het plangebied ligt binnen deze zone.
Gemeentelijke visie op externe veiligheid
Met de Visie externe veiligheid geeft de gemeente Tynaarlo haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente ook het ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij beperkt kwetsbare objecten.
Voor nieuwe situaties is volgens de ambitie van de gemeente voor zowel kwetsbare als beperkt kwetsbare objecten geen overschrijding van de grenswaarde van het plaatsgebonden risico acceptabel. Ook een overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt niet acceptabel geacht. Een toename van het groepsrisico is onder voorwaarden acceptabel.
Voor het plan betekent dit dat een toename van het aantal mensen voor wonen wordt geaccepteerd zolang de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Verder zal een toename van het groepsrisico altijd goed worden gemotiveerd waarbij de gemaakte keuzes worden verantwoord en vastgelegd in het bijbehorende document, bijvoorbeeld het bestemmingsplan of een milieuvergunning.
Voorafgaand aan de ontwerpfase van dit bestemmingsplan wordt de externe veiligheidssituatie in beeld gebracht door de Veiligheidsregio en in deze toelichting verwerkt.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur “Nibm” vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten als deze niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleine woningbouwlocaties (tot 1.500 woningen) vallen hier ook onder. Dit bestemmingsplan maakt het ontwikkelen van 10 woningen mogelijk. De ontwikkeling draagt zodoende niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Bovendien ligt Vries in een omgeving waar de luchtkwaliteit relatief hoog is. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels, nutsleidingen en riolering in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels die voorzien moeten worden van een planologische regeling.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.
Waar nodig worden de afzonderlijke bestemmingen voorzien van een toelichting. De wijze van bestemmen is afgestemd op de bestemmingen zoals opgenomen in de beheersverordening Vries. Het stedenbouwkundig kader, zoals beschreven in paragraaf 2.3 is de onderlegger geweest voor de verbeelding.
Groen
De centraal gelegen binnenweg wordt begeleid door openbaar groen dat bijdraagt aan een zichtlijn door het plangebied. Deze is daarom onder de bestemming 'Groen' gebracht. Deze bestemming is bedoeld voor structuurbepalend groen. In ondergeschikte mate zijn inritten voor naar de woningen mogelijk. Gebouwen en andere obstakels zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.
Woongebied
Binnen de bestemming 'Woongebied' is een flexibele uitwisseling van uit te geven woonkavels en daarbij behorende functies, zoals verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen en dergelijke mogelijk. Naast het wonen wordt in beperkte mate ruimte geboden voor aan huis verbonden beroepen. Omdat het zowel voor de ontsluiting van het nieuwe woongebied als voor het waarborgen van een zichtlijn en het voorkomen van sluipverkeer van belang is om de ontsluiting op de voorgestelde wijze te realiseren, is deze als zodanig aangeduid op de verbeelding.
De woningen moeten binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd. Voor de twee-aaneen te bouwen woningen aan de westzijde is een maximum van 6 woningen opgenomen. Deze kunnen een maximale goot- en bouwhoogte van 6, respectievelijk 11 meter krijgen. Hiermee zijn twee bouwlagen met kap mogelijk. De invulling van dit bouwvlak wordt verder vrij gelaten.
Voor de vier woningen aan de Oude Asserstraat is ook één bouwvlak opgenomen. Hierbinnen moeten woningen vrijstaand worden gebouwd. Voor deze woningen geldt een maximum goot- en bouwhoogte van 3, respectievelijk 11 meter, waarmee een lage gootlijn is gewaarborgd. Het uitgangspunt is om de woningen asymmetrisch te bouwen, waarbij goot van de hoofdvorm aan één zijde een op de eerste bouwlaag ligt en aan de andere zijde op de tweede bouwlaag, maar de kap aan die zijde doorloopt tot over de garage. Hiervoor is bepaald dat 25% van de goot verhoogt mag worden tot ten hoogste 6 meter. De aan te houden afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelgrens waarborgt een transparante invulling. De voorgestelde vormopbouw van de vrijstaande woningen is geïllustreerd in figuur 5.1.
Figuur 5.1 Vormopbouw vrijstaande woningen
Voor bijgebouwen geldt dat binnen het achtererfgebied een beperkte oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mogelijk is. De bijgebouwenregeling is afgestemd op de mogelijkheden uit het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Ruimtelijke ordening is een belangenafweging. In deze toelichting zijn de verschillende belangen benoemd en afgewogen tegen het belang van woningbouw binnen het plangebied. Het bestemmingsplan doorloopt een procedure waarbij belanghebbenden zich kunnen uitspreken tegen de ontwikkeling en het plan. De resultaten uit de procedure geven inzicht in de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Inspraak en overleg
Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, is op basis van de Inspraakverordening de mogelijkheid tot inspraak verleend op het voorontwerpbestemmingsplan. Ook heeft het vooroverleg met de overlegpartners plaatsgevonden. Een verslag hiervan is opgenomen in de Reactienota inspraak en overleg, in Bijlage 5. Uit de inspraak- en overlegronde volgen geen belemmeringen voor het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 25 mei 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kon een ieder zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar maken. Er is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is samengevat en beantwoord in de reactienota zienswijze. De zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan inhoudelijk aan te passen. De indiener van de zienswijze wordt hiervan op de hoogte gesteld. Er zijn geen belemmeringen om de bestemmingsplanprocedure voort te zetten.
Vaststelling
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 30 oktober 2018 het ongewijzigd vastgesteld. Het vaststellingsbesluit en de reactienota zienswijze zijn als los onderdeel bij dit bestemmingsplan opgenomen. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.
Financiële haalbaarheid
Over de verdeling van de kosten, voor de herinrichting van het openbaar gebied, zijn afspraken gemaakt. De kosten hiervoor komen uit financiële middelen van de ontwikkelaar. De kosten voor de ontwikkeling van de woningen worden verhaald uit de verkoop. In de exploitatieovereenkomst tussen de ontwikkelaar en de gemeente zijn alle (financiële) afspraken vastgelegd. De plankosten zijn daarmee verzekerd. Daarmee is de financiële haalbaarheid geborgd.
Grondexploitatie
De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van woongebouwen. Dit zijn bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten.
In dit geval is het niet nodig om eisen te stellen ten aanzien van fasering van de ontwikkeling. Over de overdracht van boven- en ondergrondse infrastructuur zijn afspraken gemaakt en vastgelegd in een exploitatieovereenkomst. Van de verplichting tot het opstellen van een grondexploitatieplan kan daarom worden afgeweken.