direct naar inhoud van 4.6 Externe veiligheid
Plan: Ter Borch, Rietwijk Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1730.BPTerborch-0401

4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), welke 27 oktober 2004 van kracht is geworden. Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen(cRvgs), welke op 4 augustus 2004 in de Staatscourant is gepubliceerd.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externeveiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het besluit is gebaseerd op de Wet milieubeheer (artikelen 5.1 lid 1, 5.2 lid 1, 5.3 lid 1 en 2 en 9.2.2.1) en de Wet ruimtelijke ordening (artikelen 3.37 en 4.3 lid 1 en 2). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico en verantwoording van groepsrisico, ruimtelijke reservering voor belemmeringenstrook met aanlegvergunningenstelsel (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden). Aan deze wettelijke eisen wordt in dit bestemmingsplan voldaan.

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Binnen de 10-6 /jaarcontour (welke als wettelijke harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPTerborch-0401_0009.png"

Figuur 9: Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)

Op de risicokaart is de buisleiding zichtbaar die door het plangebied loopt. Deze gasleiding van 12'' en een ontwerpdruk van 40 bar. is bestemd. Er wordt een minimale bebouwingsafstand van 14 meter aan weerszijden van de leiding aangehouden. Met deze afstand is in de planvorming en de ontwerpen van de toekomstige woonwijk is rekening gehouden. Ter hoogte van de buisleiding zal voornamelijk groen worden gerealiseerd. Aan weerszijden van de leiding wordt een strook van 5 meter vrijgehouden van bebouwing en beschermd tegen bodemverstorende activiteiten. Binnen de 10-6 contour ontstaat dan ook geen probleem.

Naast de gasleiding ligt ook de Rijksweg A7 in de nabijheid van het plangebied. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. De risico's van deze weg zijn vanwege de afstand tot onderhavig plangebied klein zodat nader onderzoek hier naar niet nodig is. Dit bestemmingsplan leidt niet tot enige toename van het groepsrisico van een risicovol object of transportader. Het groepsrisico (t.o.v. fN-curve) voor de A7 en aardgastransportleiding ligt ruim de oriëntatiewaarde. Er is dus sprake van een acceptabele situatie qua groepsrisico. Ruim buiten het plangebied ligt 1 risicovolle inrichting namelijk het LPG-tankstation ACM Esso Center aan de Groningerweg 90 te Peize. Het invloedsgebied van het LPG-tankstation ligt op circa 285 meter van het plangebied. Dit risicovol object heeft dus geen invloed op de ruimtelijke planvorming.

Omdat er sprake is van concentraties van mensen in de herziene situatie evenals de bestaande situatie zal er aandacht geschonken moeten worden aan de zelfredzaamheid en hulpverlening. Aandachtspunt bij de verdere invulling van het plan is de weg (vluchtroute) die zodanig gesitueerd dient te worden, zodat bij een calamiteit de vluchtroute vanaf de aardgastransportleiding gaat plaatsvinden. Daarnaast moet worden gekeken naar de toegangswegen in geval van en calamiteit.

De vluchtroute(s) voor de aanwezigen in dit gebied dient logischerwijs niet dezelfde te zijn als de aanrijdroute voor hulpverleningsdiensten. Dit vereist ook overleg en afstemming met deze diensten en in dit geval vooral de brandweer en kan leiden tot extra maatregelen (voor hulpverlening en zelfredzaamheid). De kans op een calamiteit is dan wel zeer klein, maar als er een calamiteit gaat plaatsvinden met de aardgastransportleiding kan het dodenaantal binnen het 100% letaliteitsgebied (70 meter) wel oplopen tot maximaal 40 mensen.

Het landelijk externe veiligheidsbeleid is erop gericht om in principe geen nieuwe kwetsbare objecten zodanig dichtbij een risicovol object/transportmodaliteit te situeren. Omdat het groepsrisico gelijk blijft en ruim onder de oriënterende waarde van het GR blijft zijn gezien de toekomstige situatie noodzakelijkerwijs geen milieumaatregelen noodzakelijk.